• No results found

Inleiding. Verdringing - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding. Verdringing - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leo Faase*

Inleiding

Verdringing

Voor degenen die de doelstelling van volledige werkgelegenheid een warm hart toedragen, zijn het sombere tijden. Het CPB voorspelt voor dit jaar een relatief geringe groei van de werkge­ legenheid en voor de komende jaren zijn de vooruitzichten evenmin rooskleurig. De werk­ loosheid zal weer stijgen. Het lijkt erop dat alleen een forse herverdeling van arbeid door middel van deeltijdwerk of arbeidsduurverkor­ ting het beeld wat kan bijkleuren. De CPB- prognoses geven weinig voedsel aan de gedachte dat een forse economische groei voor de nodige banen zal zorgen. En van een substantiële werkgelegenheidscreatie in de collectieve sector kan geen sprake zijn. Dit alles zet een domper op de participatie-euforie.

De laatste jaren is een forse werkgelegenheids­ groei gerealiseerd, 1990 vormt het voorlopig hoogtepunt met 160.000 banen extra. Tegelij­ kertijd is sinds het midden van de jaren ’80 sprake van toenemende discrepanties en groei­ ende tekorten op deelmarkten. Er is weer meer werk te doen en dat opent perspectieven voor de talloze werkzoekenden. Maar ook degenen die nog geen werk zoeken, worden uitdrukkelijk uitgenodigd zich op de arbeidsmarkt te melden. Zo is geleidelijk aan de aandacht verschoven van de vraag- naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt.

Bij dit alles wordt niet helemaal duidelijk waar de banen moeten worden gevonden voor de 515.000 ‘werkzoekenden’ zonder baan (CPB- definitie) en voor al diegenen die door een participatiebevorderend beleid worden geacti­ veerd.

* Leo Faase is lid van de redactie van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.

Het werkend perspectief van de WRR gaat impliciet uit van de opmerkelijke veronderstel­ ling dat de banengroei het aanbodgerichte beleid zal volgen, wellicht zelfs het resultaat ervan zal zijn. Belangrijk is daarbij het advies om het wettelijk minimumloon te individualise­ ren, eufemisme voor een drastische verlaging. De betekenis van een reductie van het mini­ mumloon voor de werkgelegenheid is daarmee weer (even) in de politieke discussie gekomen. Nog afgezien van de inkomenspolitieke be­ tekenis zijn de effecten voor de arbeidsmarkt omstreden. Wie zullen straks de werkgevers zijn die de nieuwe laaglonende en laagproduktieve banen zullen creëren, en om wat voor soort banen zal het gaan? Leiden lage lonen niet tot een vorm van gemakzucht waarbij we vergeten dat onze toekomst juist ligt in hoog produktieve arbeid met een hoge toegevoegde waarde die ons onverminderd zou moeten uitnodigen om het opleidingsniveau van de beroepsbevolking zo hoog mogelijk te doen zijn? Het IMF heeft ons onlangs al gewaarschuwd.

Ook in de discussie rond verdringing spelen dit soort vragen. Is het relatief hoge(?) minimum- loonniveau er debet aan dat laaggeschoolden niet meer produktief zijn in te zetten en dus werkloos blijven, of worden door het hoge aanbod juist de laaggeschoolden van de arbeids­ markt verdrongen? Voor beide stellingen is wel wat te zeggen, maar de verdringingshypothese lijkt het meest aannemelijk.1

Verdringing kan op twee manieren tot stand komen. In de eerste plaats kunnen werkgevers op grond van arbeidsmarktomstandigheden of bedrijfsorganisatorische redenen er de voorkeur aan geven om bij de werving hogere eisen te stellen dan voor de functie strikt noodzakelijk is. In de tweede plaats worden werkgevers bij de werving geconfronteerd met sollicitanten die

(2)

Redactioneel

een hoger dan het gevraagde scholingsniveau hebben. Bij de selectie van kandidaten kunnen de selectiecriteria dan worden aangescherpt. Over de aard van de laatste vorm van verdrin­ ging is een aantal gegevens beschikbaar. Al enkele jaren laat Arbeidsvoorziening onderzoek uitvoeren naar het wervingsgedrag van werkge­ vers.2 Zo ontstaat een uiterst nuttig inzicht in de marktpositie van de arbeidsbureau’s, maar ook van de bewegingen op de arbeidsmarkt. Het onderzoek laat zien dat tussen het gevraag­ de en gerealiseerde opleidingsniveau aanzienlij­ ke verschillen kunnen bestaan.

Tabel: Geëist en gerealiseerd opleidingsniveau van aangenomen kandidaat (percentages)

gevraagd:

gerealiseerd:

lager gevraagd hoger niveau niveau niveau

absoluut totaal lo 26 74 ( 559) lbo 2 72 26 (1061) mavo 11 59 30 (310) mbo 5 81 14 ( 470) havo/vwo 12 79 9 ( 206) hbo 4 86 10 (121) WO 25 75 * ( 44) n = (2771)

Verdringing doet zich als verwacht vooral voor in de onderste regionen van de arbeidsmarkt. Uit de meest recente metingen, gedaan in de periode september 1989 t/m augustus 1990, blijkt dat van alle functies waarvoor lager onderwijs voldoende was, slechts 26% ook vervuld werd door iemand met alleen een lo- opleiding. Dit percentage is over verschillende jaren bezien opmerkelijk constant. De tabel geeft enig inzicht in de mate waarin verdringing op andere niveaus een rol speelt. Aardig is het gegeven dat verdringing in dezelfde mate gecon­ stateerd kan worden bij kandidaten die via het arbeidsbureau worden aangenomen. Het ar­ beidsbureau corrigeert wat dit betreft de markt dus niet. Uit de metingen blijkt overigens dat verdringing door selectie ook een rol speelt via werkervaring en sterker nog via leeftijd (jonge­ ren verdringen ouderen).

De arbeidsmarktpositie van ongeschoolde werkzoekenden is dus bijzonder zwak. Hoopge­ vend is wel dat de vraag naar ongeschoolden de laatste jaren sterk is toegenomen. Die vraag was in 1987 nog verwaarloosbaar klein, namelijk 6%. Bij de laatste metingen gaat het om zo’n 20% van de vacatures, een hoger percentage dan het aandeel in de beroepsbevolking (± 13%) en hoger ook dan de jaarlijkse ongediplomeerde uitstroom uit het onderwijs (± 12%). Van de vrijkomende vacatures blijkt overigens slechts 20% door werklozen en 20% door schoolverla­ ters te worden bezet. In 60% van de gevallen gaat het dus om mobiliteit van werkenden. Wan­ neer we uit mogen gaan van een zekere evenre­ digheid, komt per jaar dus slechts een klein gedeelte van de functies (± 1%) beschikbaar voor de (langdurig) werklozen die over niet meer dan lager onderwijs beschikken. Voor Nederland gaat het dan om ongeveer 9.000 vacatures tegenover 250.000 (langdurig) werklo­ zen uit het bemiddelingsbestand zonder baan. Uit het bovenstaande kan met een zekere vrijmoedigheid een tweetal conclusies worden getrokken.

Het tekort aan banen blijft het grootste euvel op de arbeidsmarkt. Creatie van laaggeschoolde functies heeft echter niet zoveel zin. Op langere termijn bezien is het niet het soort arbeid waar Nederland het in de Europese markt van moet hebben. Op korte termijn is de kans groot dat vooral de wat hoger geschoolden er mee gehol­ pen zijn. Verdere herverdeling van werk heeft zin, maar alleen als er een beleid wordt ontwik­ keld dat de verticale doorstroming bevorderd en kwalitatieve discrepanties tegengaat. Er moet ruimte komen aan de onderkant van de markt. In de tweede plaats lijkt niet zozeer de ongedi­ plomeerde uitstroom (de ‘drop-out’ problema­ tiek) tot maatschappelijke verspilling te leiden, maar juist de discrepanties op de wat hogere niveaus in de markt. Onvervulde vacatures zijn een weelde die we ons niet kunnen veroorloven. Dit legt beperkingen op aan de relatief vrije studie-en beroepskeuzen.

Noten

1 W. Salverda, ‘Verdringing op de Nederlandse arbeids­ markt’, in: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, nr. 2, 1990.

2 Arbeidsvoorziening, Hoe werven bedrijven?, AOV- werkdocument 91-01, Rijswijk, 1990.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Staff at Michigan State University believe that ―…outside of Residence halls…most students learn about restorative justice from a staff member‖ and at Colorado

collaborators, who discussed responses to oppression/events through connections to community and their own sense of dignity or measuring trust in those connections. At the same time

requirement protects the competing interests of insurers and insureds. It ensures that an insured does not withhold from the insurer information crucial to the proposed risk, while

Although there are differences in the structure of the 5S rRNAs from the three kingdoms, reconstitution experiments, in which the 5S rRNA from Halobacterium

I will now turn to analyzing the different understandings that have developed regarding the concept of Indigenous self-determination. As earlier observed,

These are, namely: the literary dildo’s relationship to early modern and modern penetrative medical devices and the history of medicine; the Restoration dildo trope’s

Objects coloured red (turbine and 2 generators) have failed by reaching risk score 1.0. The control panels are at significant risk but likely still operational, they are

Victoria's marine environment has several unique mitigating factors: strong and cold tidal currents rapidly dilute the sewage while slowing respiration, highly oxygenated N-Haro