• No results found

Discussie. De onjuistheden van Teulings. Een aantal opmerkingen bij de teloorgang van pluralistisch radicalisme in vakbeweging (1) (1985, nr. 3) - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Discussie. De onjuistheden van Teulings. Een aantal opmerkingen bij de teloorgang van pluralistisch radicalisme in vakbeweging (1) (1985, nr. 3) - Downloaden Download PDF"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Discussie

De onjuistheden van Teulings

Een aantal opmerkingen bij de teloorgang van pluralistisch radicalisme in vakbeweging (1) (1985, nr. 3)

R.L. Vreeman

In zijn kritiek op het proefschrift van Akkermam in nr. 3/1985 van dit tijdschrift, onderscheidt Teu­ lings drie ‘haarden van radicalisme’ binnen de Industriebond-NVV. Hij noemt de ‘bedrijfskernen’ van de CPN, de maatschappijkritische vakbondsbestuurders (MKV) en trawanten uit de sociologische fa ­ culteiten en later ‘een jongere generatie die uit klein links en de vernieuwingsbeweging binnen de CPN voortkwam en zich in het scholings- en vormingswerk van de vakorganisatie nestelde’ fblz. 32). Omdat voorkomen moet worden dat deze typering de geschiedenis ingaat als de juiste, een kort com­ mentaar. Voor de duidelijkheid ondergetekende is vanaf eind 1977 tot midden 1984 hoofd geweest van de afdeling die bij de Industriebond-NVV/FNV verantwoordelijk was voor het scholings- en bege- leidingswerk van de vakbondskaderleden.

Onjuistheid 1

‘De derde stroming, die zijn basis heeft in het vormingswerk van de vakbeweging en zijn inhoud vooral krijgt door een instroom van jonge, aan de universiteiten en sociale academies opgeleide “klein-linksers” , gaf de aanzet tot een (. . .) veel sterkere ideologiserende beweging’ (blz. 33). — Het scholingswerk bij de Industriebond-NVV

(en ook FNV) wordt uitgevoerd door de be­ zoldigde bestuurders. Deze worden onder­ steund door de afdeling ‘Scholing en vorming en bondswerk in de bedrijven’. Op deze afde­ ling werkten ex-kaderleden en ex-vakbondsbe- stuurders. Zoals de meeste bezoldigde bestuur­ ders bij de bond volgden deze ex-kaderleden een part-time opleiding aan de sociale acade­ mie.

Na het vertrek van S. Poppe, die eerst op de afdeling Scholing en daarna op de afdeling ‘Onderzoek en Voorbereiding’ werkzaam was, kwam in 1977 pas de eerste jonge academicus op de afdeling. Tot aan de federatie met de 1B-NKV zijn dit er nooit meer dan twee ge­ weest.

- Tot de federatie met de Industriebond-NKV (1978), is er op de afdeling geen ‘klein-linkser’

geweest. Na de federatie één (PPR).

— De ‘ideologiserende beweging’ ontstond er rondom de programma’s ‘Fijn is anders’ (1975) en ‘Breien met een rooie draad’ (1977). Hiervoor is al aangegeven dat er geen sprake was van een ‘instroom’, maar ook in de tijd kwamen de academici hu deze periode. Deze programma’s werden vanuit de staf van de bond sterk beïnvloed door medewerkers van de afdeling ‘Onderzoek en voorbereiding’ en door de journalisten van de bondskrant WIK. Namen die hierbij genoemd kunnen worden zijn: S. Poppe, D. Wallenburg, D. v.d. Laan, J. Zorgdrager, J. Kroes en J. Terlingen. Onjuistheid 2

‘Het milieu, de derde wereld, de vrede en veilig­ heid, de buitenlanders, de vrouwenonderdruk­ king, de werkloze jongeren werden als thema en criterium van vakbondsradicaliteit ingevoerd’ (blz. 34).

— Geen van deze thema’s heeft in het radicale deel van de Industriebond-NVV ooit een be­ langrijke rol gespeeld. Zo is er altijd weinig of geen contact met de vrouwen- of jongerenbe­ weging.

(2)

Het beleid op het gebied van milieu en energie werd getrokken door de oudere bondsbestuur- der, A. Schravemade. Net als bij andere FNV- bonden kwam de discussie over vrede en vei­ ligheid pas in de jaren tachtig.

Onjuistheid 3

‘De derde conceptie van een brede vakbeweging hield in dat een veelheid van single issues van actiegroepen aan de vakbondsprogramma’s werd toegevoegd’ (blz. 34).

- Nog los van deze karikatuur van het begrip ‘brede vakbeweging’: single issues van actie­ groepen zijn in de programma’s van de Indu- striebond-NVV en ook in de federatieperiode niet te vinden.

Onjuistheid 4

‘De scholingsmedewerkers, toch al gemarginali­ seerd, vormden het eerste object van noozakelij- ke bezuinigingen’ (blz. 35).

— Op het scholingswerk van de Industriebond- N W en ook -FNV is nooit speciaal bezuinigd. Het eindbedrag van de scholingsbegroting wordt bepaald door een bepaald percentage van de contributie. Zoals in elke begroting en financieel jaarverslag is na te gaan, is dit per­ centage gedurende de lndustriebond-FNV-pe- riode gelijk gebleven.

Ook op de personeelsformatie van de staf is niet bezuinigd. In vergelijking tot andere be­ leidsafdelingen is de afdeling scholing ook nu, ondanks de grote ledenverliezen, niet ver­ zwakt. Alle vacatures die de afgelopen jaren ontstonden zijn opgevuld.

Daarnaast heeft de bond belangrijke investe­ ringen gedaan in de scholingsaccommodatie. Onjuistheid 5

De hele passage over ‘de politiek-programma- tische radicaliteit’ van de vormingswerkers en het kabinet-Lubbers is gezien het voorgaande voor de Industriebond-FNV niet aan de orde (blz. 34). Conclusies

Alvorens conclusies te trekken, moet de vraag be­ antwoord worden wat dan wel de zwaartepunten waren in het werk van de afdeling scholing en bondswerk in het bedrijf. Dit is niet moeilijk na te gaan. Scholings- en begeleidingsprogramma’s geven het volgende inzicht:

In de aanloop van het programma ‘Fijn is an­ ders’ is er een sterke doordringing van ideolo­ gische vraagstukken in het scholingswerk. De periode van de ‘bewustwording’ zo typeren

Smid e.a. deze tijd.1

- Vanaf 1977 komen onderdelen van het onder­ nemingsbeleid meer centraal te staan zoals: • het sociaal beleid van de onderneming

(1977);

• veiligheid en gezondheid (1977), later ver­ breed naar kwaliteit van de arbeid;

• reorganisatie van de produktie;

• werkgelegenheid en werknemersplannen (rond 1980);

• nieuwe technologieën (vanaf 1982); • ATV en herbezetting.

- Gedurende deze gehele periode stond de dis­ cussie over de medezeggenschap centraal. Na de discussie over arbeiderszelfbestuur is actief gewerkt aan de beihvloeding van de Wet-OR en de Arbo-wet. Handleidingen zijn er ge­ maakt voor het bedrijfskader.

- De democratisering van de bond was een the­ ma dat belangrijke plaats in het werk innam. Bij het totstandkomen van het arbeidsvoor­ waardenbeleid 1979-1980 is experimenteel een nieuwe procedure ontwikkeld om de be­ trokkenheid en invloed van kaderleden op dit beleid te vergroten.

Teulings noemt de MKV (Maatschappij Kritische Vakbeweging)-issues: zeggenschap op de werk­ plek, recht op werk, de verzelfstandiging van de OR, de APO en ADV-strategie, de delegitimering van het PBO-stelsel (inclusief de SER). Hij ver­ geet daarbij het thema vakbondsdemocratie ( ‘Baas in eigen bond’).

Vergelijken we deze thema’s met het werk in de afdeling scholing en bondswerk in het bedrijf dan wordt zichtbaar dat deze afdeling zich heeft bezig­ gehouden met het concretiseren van MKV-the- ma’s.

Binnen de lndustriebond-NW/FNV zijn dus nooit drie ‘haarden van radicaliteit’ geweest maar mogelijk twee. In het scholings- en begeleidings- werk, ook in de jaren tachtig leefde de traditie van de MKV voort. Dit bleek ook tijdens de ver­ kiezingsstrijd tussen de gematigde vleugel (Visser) en de MKV-vleugel (Stekelenburg). Deze laatste had steun in genoemde afdeling en met name ook bij bestuurders uit de MKV-traditie (vaak ex-be- drijvenmedewerkers).

Na de overwinning van de gematigde vleugel, heeft deze zich actief ingezet om de MKV-tradi­ tie uit het stafapparaat te verwijderen. Dit is in belangrijke mate gelukt, de meeste betrokkenen hebben de Industriebond verlaten. Zij werken nu buiten de vakbeweging of bij andere FNV-bon- den (Voeding en Vervoer).

(3)

Discussie Omdat Teulings geen bronnenonderzoek heeft

verricht, is zijn analyse er een van speculatie. Zoveel onjuistheden op drie bladzijden is curieus in een artikel waarin een wetenschappelijk onder­ zoeker scherp gekritiseerd wordt op de conclusies die uit het empirische materiaal getrokken zijn. Een aanpak die door de controleerbaarheid te verkiezen is boven speculaties die zelfs niet geba­ seerd zijn op een korte bronnenoriëntatie. □

1. G. Smid e.a., Vakbondswerk moet je leren, Amster­ dam 1979, blz. 454 e.v.

Pluralisme of dualisme? Reactie op commentaar Vreeman

A.W.M. Teulings

Met het eerste deel van mijn betoog over de te­ loorgang van het pluralistisch radicalisme van de vakbeweging beoog ik een aanzet te geven voor een wijze van analyse van organisatieveranderin­ gen, die ik in de studie van Akkermans miste. Het gaat mij erom de vruchtbaarheid aan te tonen van de hantering van een ‘partijenmodel’, waarbij aan naar sociale positie, herkomst, generatie e.a. structuurkenmerken onderscheiden deelgroepen binnen een organisatie verschillende belangen en doelvoorstellingen (opvattingen over de richting die de organisatie dient uit te gaan) worden toe­ geschreven. Zo kunnen programmatische veran­ deringen in het beleid van een vakorganisatie mede worden begrepen als de uitkomst van een botsing van intenties (strategieën) tussen interne machtsgroepen (al dan niet in coalitie met exter­ ne belanghebbenden). Daarmee wordt de invloed van bredere maatschappelijke ontwikkelingen op beleidsveranderingen niet ontkend, maar deze krijgen zo gestalte in het handelen van concrete sociale actoren. Ook maakt zo’n benadering be­ grijpelijk dat collectieve uitkomsten van organi- satiehandelen kunnen ontstaan die door geen van de betrokken partijen als erg wenselijk worden beschouwd. Ik heb dit perspectief ooit eens wat verder uitgewerkt en als een vruchtbare aanpak aanbevolen ( ‘Groei en ontwikkeling van organi­ saties’, Mens en Maatschappij, 44, 1969, 3, blz. 215-232).

Ik heb die overtuiging nog steeds, en heb de er­ varing dat zij vaak ‘onthullend’ en ‘demystifice­

rend’ werkt, vooral als het gaat om zaken die door de betrokkenen met een zekere geur van heiligheid worden omgeven. Op scherpe reacties, zoals nu van Vreeman, had ik dan ook wel gere­ kend. Soms zijn die reacties dan ook op de per­ soon van de ‘slecht nieuws’-brenger gericht. Zo zoekt Vreeman kracht in een bezwerende herha­ ling van ‘de onjuistheden van Teulings’. Het valt hem moeilijk een onderscheid te maken tussen analyse en analysant. Los van de gelegenheid is deze stijl van kritiek herkenbaar als de karakte­ ristieke strijdcultuur van een van de drie door mij beschreven partijen.

Maar los van de vorm, wat behelst de inhoud van Vreemans kritiek? Ik onderken twee aspecten: conclusies en empirische basis. Wat de empirische basis betreft is er sprake van een - wellicht door mijzelf in de hand gewerkt - misverstand. Wat ik beschrijf is eigenlijk de ontwikkeling binnen ‘de’ vakbeweging, niet alleen de Industriebond-NVV, en voor de jaren zeventig, een heel decennium, en niet alleen de periode 1970-1975. Ik laat dat in de tekst wel enkele malen blijken bijvoorbeeld als ik zeg dat ‘de ontwikkelingen binnen de Indu­ striebond FNV . . . deze omm ekeer. . . illustreer­ den’ (blz. 35), maar ik kan me, teruglezend, voor­ stellen dat Vreeman, die zich in die tijd in de In­ dustriebond zelf bewoog, zich daarmee sterk identificeert, en uitsluitend ‘zijn’ bond meent beschreven te zien. Mijn oproep tot enige distan­ tie, die ik in de inleiding van mijn verhaal tot Ak­ kermans richtte (gemis van distantie door afwe­ zigheid van een vergelijking met de Industrie- bond-NKV) blijft dus nog even van kracht. Het tweede aspect betreft een centrale conclusie: er zou geen sprake zijn van drie verschillende ra- dicalismen, maar slechts van twee. Vreeman komt daartoe door aan de derde (door mij als eerste genoemd) geen woord vuil te maken, namelijk de CPN-stroming. Dat is uitermate vreemd. Akkermans laat over de presentie van die stroming, voor wie dat nog niet mocht weten, in zijn proefschrift voor de periode 1970-1975 geen twijfel bestaan. Maar ook daarna, tot 1980, is die groepering nog volop aanwezig. Interessant is dat deze aanwezigheid - naar ik mij heb laten be­ vestigen — wél door representanten van de twee andere radicalismen wordt onderkend (en door hun ‘trawanten’ aan de Sociale Faculteiten), maar dat de betrokkenen zelf niet op hun eigen identiteit, maar slechts in coalitieverband wensen te worden aangesproken. Ik haal de partijen toch liever uit elkaar en belicht liever het pluralisme

(4)

dan een meer toedekkende dualiteit van ‘behou­ denden’ versus ‘progressieven’ in de vakbond, die Vreeman klaarblijkelijk als verklaringsgrond pre­

fereert. □

De onjuistheden van Teulings (2) R.L. Vreeman

De reactie van Teulings leidt voor wat mij betreft tot de volgende afsluitende conclusies.

1. Mijn kritiek betreft niet het pluralistisch mo­ del, maar een aantal feitelijke onjuistheden. 2. Mijn kritiek betreft evenmin de persoon Teu­

lings, maar een aantal van zijn beweringen. 3. Ik constateer dat Teulings niet op mijn feite­

lijke kritiek ingaat en de door mij aangegeven onjuistheden laat voortbestaan.

4. Sterker nog: hij verklaart ze nu van toepassing op de hele vakbeweging. Ik ben benieuwd naar de bewijsvoering.

5. Nogmaals, mijn stelling is dat er ‘mogelijk twee’ haarden van radicalisme in de Industrie- bond-NVV/FNV zijn geweest. En wel de door Teulings en Akkermans genoemde ‘bedrijfs- kernen’ van de CPN en de maatschappijkri­ tische vakbondsbestuurders. De derde ‘haard’ (‘de jongere generatie die uit klein links en de vernieuwingsbeweging binnen de CPN voort­ kwam en zich in het scholings- en vormings­ werk van de vakorganisatie nestelde’), heeft, zoals ik heb gedocumenteerd, als te onder­ scheiden stroming nooit bestaan.

6. Dit betekent dat er wel degelijk sprake was van pluralisme in het radicalisme, alleen niet het pluralisme zoals Teulings dat, door het ontbreken van een empirische basis, veronder­ stelt.

Bewust is door mij gesproken van ‘mogelijk’ twee haarden, omdat onderzoek wel eens zou kunnen aantonen dat er meer ‘haarden van ra­

dicalisme’ te onderscheiden zijn. □

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Here we apply the eigenfunction expansion method to 2-D steady-state flow past electrodes in a channel, for the case where axial diffusion (along the chan- nel) is neglected.. We

This policy flow chart could serve as a tool for policymakers and key stake- holders (e.g., public health managers, commu- nity organizations, etc.) to link barriers in

In this dissertation, colloidal sodium lanthanide fluoride (NaLnF 4 ) nanocrystals are described with an overall emphasis on i) size control, ii) surface chemistry

Conventional smoothing filters always tend to blur the images, so for noise re- rnova.I tasks, the filter should have the ability to preserve features in an

Here we describe community-engaged work at the intersection of applied evolutionary ecology and Indigenous Local Ecological Knowledge (LEK) to support conservation planning of

The regression models predicted concentrations of woodsmoke based on predictor variables available from census data, typically used in health research, and spatial property

instructional resource is detailed and provides many practical resources to be used for a unit focused on contemporary social and environmental issues, my intention was to design

By examining the properties of such a function, one can reverse the process: a function ξ with these properties defined on a subset E of the set of sequences of real numbers can be