• No results found

De invloed van grondbewerking en stikstofbemesting op de produktie en botanische samenstelling van heringezaaid blijvend kleigrasland [1961 t/m 1965]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van grondbewerking en stikstofbemesting op de produktie en botanische samenstelling van heringezaaid blijvend kleigrasland [1961 t/m 1965]"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TE WAGENINGEN

DE INVLOED VAN GRONDBEWERKING EN STIKSTOFBEMESTING OP DE PRODUKTIE EN BOTANISCHE SAMENSTELLING

VAN HERINGEZAAID BLIJVEND KLEIGRASLAND

Verslag PAW 667, 1961 t/m 1965

door J.J. Woldring

(2)

INHOUDSOPGAVE

N-opname en produktie Stikstofrendement

Blz.

I. Aanleg en ontwikkeling van het proefveld t/m 1962 5

Inleiding 5 Proefterrein 5 Proefplan 6 Proefschema 7 Plattegrond 8 Klaverproefje 8 Aanleg 8 Inzaai 10 Ontwikkeling van het gewas na inzaai 10

II. Resultaten (1963 t/m 1965) 12

Bemesting 12 Grondonderzoek 13

Uitvoering 13 Invloed van grondbewerking 16

Invloed van stikstofgiften 16

Botanisch onderzoek 17 Droge-stofopbrengsten 23

Stikstofeffect 25 Ruw-eiwitgehalten 25

Ruw-eiwitopbrengsten 2 8

N-bemesting, N-opname en produktie 28

N-bemesting en N-opname 2 8 31 31 Klaverproefje 3 3 Samenvatting 3 5 Literatuuropgave 3 7

(3)

I. AANLEG EN ONTWIKKELING VAN HET PROEFVELD t/m 1962 Inleiding

In het oude zeekleigebied van Nederland komen veel ongunstige kavel-vormen voor, terwijl bovendien het grasland in dit gebied vaak dicht be-greppeld is. Uit oogpunt van economische bedrijfsvoering en wel speciaal de machinale bewerking, is dit vaak een groot nadeel.

Binnen het raam van ruilverkaveling en andere cultuurtechnische ver-beteringen, worden dan ook meestal verschillende kavelsloten gedicht en greppels opgevuld en door een drainage vervangen. De voor het opvullen van deze sloten en greppels benodigde grond wordt meestal verkregen door het afschuiven met bulldozers en "graders" van de bovengrond van de aan-liggende percelen of akkers.

Dat dit afschuiven met een groot humusverlies gepaard gaat, hoeft geen betoog. Elders zijn aanwijzingen gevonden dat dit humusverlies bij graslandaanleg zich uit in een opbrengstdaling en dat deze daling min of meer gecompenseerd kan worden door het toedienen van meer stikstof (6). Exacte cijfers betreffende deze opbrengstdaling en de compenserende in-vloed van extra stikstof waren evenwel niet bekend.Daarom werd in 1962 een proef aangelegd op een zware zeekleigrond bij de heer P.J. Iwema te Aduard. Hier werden op een kunstmatige wijze profielen opgebouwd met meer of minder humusarme bovengrond. Tevens werd in deze proef een ob-ject opgenomen waarin de invloed van de grondbewerking, nl. frezen, bij herinzaai van blijvend grasland op de humusafbraak met de daarmee ver-bandhoudende produktie kon worden nagegaan.

Proefterrein

Het proefterrein bestond uit een perceel zeer oud grasland, door diepe greppels verdeeld in blokken van ongeveer W x tO m. In de lengte lagen in dit perceel tevens overblijfselen van een oude, bijna geheel verdwenen begreppaLing op onderlinge afstanden van 3,20 m.

De grasmat was goed gesloten en bestond voornamelijk uit Engels raaigras, timothee, fiorin, kamgras, veldgerst en rood zwenkgras en kon naar praktische maatstaven als een iets droogtegevoelige, zeer goede ou-de kleiweiou-de worou-den gewaarou-deerd.

De bemestingstoestand was goed zoals blijkt uit tabel 1, waarin de resultaten van een laagsgewijze grondbemonstering, voor de aanleg van de proef, zijn weergegeven.

(4)

Tabel 1. Resultaten van het grondonderzoek in 1961 Laag 0- 5 cm 5-10 cm 10-15 cm 15-20 cm pH-KC1 *»8 4,6 4,5 4,8 Humus % 18,6 8,0 4,6 3,8 Afslib-baar % 53 63 69 67 Grof zand % 1 1 1 1 Fijn zand % 28 28 25 28 P-Al-cij fers 46 27 15 13 K % x 1000 46 23 19 20 Het perceel was op het oog regelmatig zonder afwijkingen in botanische

samenstelling. Van de genoemde blokken van 40 x 40 m werden de twee achter-ste gekozen voor de aanleg van het proefveld.

Proefplan

In het proefplan werden twee factoren, nl. grondbewerking en stikstof-bemesting, opgenomen.

Ea£*2E_£E£D^bJ:wSElSi2S

an de factor grondbewerking werden de volgende varianten opgenomen: 1. Onbehandeld. Dit object diende als standaardobject voor de andere

va-rianten.

2. Grondbewerking door frezen met herinzaai. Bij deze bewerking werd de profielopbouw zo weinig mogelijk verstoord en alleen een zaaibed ge-vormd voor graszaad. In deze variant werd geen doelbewuste verlaging van het humus gehalte beoogd. V/el kan in deze variant de invloed van een oppervlakkige bewerking op het humusgehalte en de opbrengst worden nage-gaan. Uit vroeger onderzoek was gebleken dat een doorluchting van de zo-de van invloed is op zo-de opbrengst en vermoezo-delijk ook op zo-de humusafbraak (7), 3. Grondbewerking door 20 cm diep spitten gevolgd door frezen en herinzaai.

Bij deze bewerking werd het humusgehalte van de bovenste 5 cm doelbewust verlaagd van 18,6 % tot ca. 10 %. Het humusgehalte van de laag 5 - 10 cm werd hierdoor verhoogd tot ongeveer 10 %. Aangenomen mag worden dat het gras in de eerste jaren na aanleg nog wel van deze verhoogde humus-c.q. stikstofvoorraad kan profiteren, doch dat dit vrij spoedig door verdich-ting van de struktuur en daardoor verminderde aëratie een einde zal heb-ben als een nieuw evenwicht wordt bereikt (6).

4. Grondbewerking waarbij de bovenste 5 cm tot een diepte van 40 cm werd ondergebracht en waarbij de laag 5-20 cm naar een diepte van 20 - 35 cm werd ondergebracht en waarbij de laag 20-40 cm naar boven werd

(5)

van ca. 7 % werd naar boven gebracht waarbij aangenomen werd dat de zo-de laag op tO cm diepte geen of nagenoeg geen invloed zou hebben op zo-de groei van het op deze grond ingezaaide gras.

De factor stikstofhoeveelheden werd gevarieerd in vier trappen, nl. 0, 4, 8 en 12 kg N per ha per week gedurende de groeiperiode van het gras,

aan te wenden in giften voor twee respectievelijk drie weken, afhankelijk van de frequentie van de opbrengstbepaling.

Met deze regelmatige aanwending werd aen continu aanbod van minera-le stikstof beoogd. Of deze aanwending voldoende frequent is, is nog een vraag daar uit andere onderzoekingen gebleken is, dat minerale stikstof spoedig verdwijnt (1). En wel sneller naarmate minder stikstof aanwezig is (4).

Met de variatie in hoeveelheid werd getracht een indruk te krijgen van de hoeveelheid die nodig is om de nadelige invloed van een sterk ver-laagd humusgehalte op de opbrengst te compenseren.

Proefschema

In verband met de genoemde begreppeling en andere wel of niet beken-de oorzaken van vruchtbaarheidsverloop werd het split-plot latijns vier-kant als proefschema gekozen. De grondbewerking werd als eerste, de stik-stofbemesting als tweede factor in dit schema opgenomen. De aldus gevorm-de objecten kwamen daardoor in viervoud in gevorm-de proef te liggen.

Om een jaarlijkse opbrengstbepaling mogelijk te maken, werden twee proeftechnisch identieke maar afzonderlijk gelote proefvelden aangelegd. Deze kunnen jaarlijks afwisselend worden geoogst voor opbrengstbepaling, zodat een opvolgende reeks van te vergelijken en middelen opbrengsten kan worden verkregen.

In de jaren waarin geen opbrengstbepaling op het betreffende deel van het proefveld werd gedaan, werd dit geweid met schapen en kalveren en kon de grasmat zich herstellen van de schade die deze van het regelmatige maaien had geleden.

Uit praktische ervaring is nl. gebleken, dit in tegenstelling met ander onderzoek, dat regelmatig maaien zeer nadelig is voor de botanische sa-menstelling en voor de geslotenheid van de grasmat.

(6)

De afmetingen van de twee afzonderlijke proefvelden, blok I en blok II genoemd, zijn 32 x 32 m. De blokken zijn verdeeld in 64 veldjes van

4 x 4 m. In totaal zijn er dus 128 veldjes gevormd. In figuur 1 is de

plattegrond weergegeven. Binnen een groep van vier veldjes komen alle

grondbewerkingen voor, terwijl binnen een kolom, respectievelijk rij,vier van deze groepen liggen, waarin alle stikstofvarianten zijn vertegenwoor-digd.

Klaverproefje

Bij de opzet van de proef werd behoefte gevoeld een indruk te krijgen over de invloed van witte klaver in het grasbestand op de produktie van het gewas en de humusopbouw c.q. stikstofhuishouding van de grond. Voor dit doel werd een klein blokkenproefje met vier herhalingen en twee ob-jecten opgezet, nl. inzaai met twee grasmengsels waarvan de één wel en de ander geen witte klaver bevatte. In deze proef werd slechts één manier van grondbewerking toegepast, nl. 40 cm diep spitten. De stikstofbemesting is gelijk aan de tweede trap van de proef, nl. 4 kg N per ha per week.

De klaverproef moet als een aanhangsel van het geheel worden beschouwd en heeft dan ook geen apart registratienummer. Op de plattegrond wordt het als veldje 129 t/m 136 aangeduid.

Aanleg

In september 1961 werd door de Koninklijke Mederlandsche Heidemaatschap* pij het grondwerk uitgevoerd. De te spitten grond werd in open putten

verwerkt. Hiervoor werd een put van één meter lengte over de breedte van een veldje uitgegraven tot een diepte van 40, respectievelijk 20 cm af-hankelijk van het object. De uitgegraven grond werd in depot gehouden.

Bij het aanleggen van het 40 cm object werd de van de volgende put afgeplagde zode onderin geworpen, hierop werd de eerste steek en vervol-gens de tweede steek gebracht. De laatste, d.w.z. de vierde put van elk veldje, werd gevuld met de grond van de eerste put van het dichtstbij lig-gende veldje van hetzelfde object; deze grond werd getransporteerd met behulp van een kruiwagen. De laatste put werd gevuld met de in depot ge-houden grond.

Het 20 cm object werd op dezelfde manier 20 cm kerend gespit.

De veldjes van het object "frezen" vierden in september 1961 driemaal tot een diepte van ca. 5 cm gefreesd.

Het klaverproefje werd half januari 1962 op dezelfde wijze als het object "40 cm spitten" aangelegd.

(7)

- 9 o si

D

•di T) >sD i i n KN. ro rH rH •O r"\ H •o KN. r H rH r H T3 O t o rH •O ON rH

a

0} e s> o a •H •P c ß <D - P a O) ß •H X PH O <u s* •o s o CD •O ß •H si o If) t l > •H hC <D rH G ni <d •O ß et) O t -^o vo < P H T3 C O U M (U •P •P CS rH 3 M •H ft, C (1) - p o O) •rï .O O

(8)

Inzaai

Op 26 maart 1962 werd het proefveld bemest met superfosfaat overeen-komende met een hoeveelheid van 90 kg P2° K Pe r n a' D e Wantoestand van de

grond was zodanig dat geen kalibemesting nodig werd geacht.

Op 25 april werd het proefveld, uitgezonderd de onbehandelde veldjes, gefreesd. De grond was aan de oppervlakte droog, doch dieper nog vrij nat, vooral op blok II. De grond van de objecten 40 cm werd in grove blokken uiteengeslagen zodat hier niet een ideaal zaaibed werd verkregen. Dit in tegenstelling met het object 20 cm, waar wel een mooi rul zaaibed kon wor-den gemaakt. De veldjes van het object "frezen" die nogmaals gefreesd wer-den, lagen nog wat onregelmatig.

Hierna werd over alle 128 veldjes een graszaadmengsel ingezaaid van de volgende samenstelling: Engels raaigras Engels raaigras Beemdlangbloem Timothee Veldbeemdgras

Sceempter weidetype 16 kg/ha Barenza weidetype 16 kg/ha Mommersteeg's 8 kg/ha Sceempter 8 kg/ha C.B. 4 kg/ha Witte-weideklaver: C.B. 1 kg/ha

Op het klaverproefveldje en het overeenkomend grondbewerkingsobject van de blokken I en II, was een groot verschil in structuur. Op dit

proef-veld was door het latere tijdstip van grondbewerking de structuur minder bedorven door de regen gedurende de winterperiode wat resulteerde in een geschikter zaaibed voor het graszaad. Op het klaverproefje werd bovenge-noemd mengsel ingezaaid behalve op de veldjes 130, 131, 134 en 135. In de-ze veldjes werd dit mengsel zonder klaver ingezaaid. Na het zaaien werd het gehele proefveld met inbegrip van de onbehandelde veldjes gerold.

Ontwikkeling van het gewas na inzaai

Begin mei zag het proefveld er belangrijk beter uit; de grove klui-ten waren door de droogte en de daarop volgende regen uiteengevallen. Op dat moment kwam de klaver goed op, van het gras waren slechts enkele spruit-jes te zien. Eind mei stond het gras wel dicht maar de spruiten waren nog erg fijn. Het 20 cm-object was beter dan het 40 cm-object; op de gefrees-de objecten stond veel oud gras. Op 22 mei werd kalkammonsalpeter gegeven, overeenkomende met een hoeveelheid van HO kg N per ha.

In de eerste helft van juni werden de onbehandelde veldjes gemaaid waarna op 12 juni nogmaals kalkammonsalpeter werd gestrooid (40 kg H/ha).

(9)

Hierna werd het proefveld beweid met schapen.

Op de gefreesde veldjes stond meer gras van het oorspronkelijk bestand dan van het ingezaaide grasmengsel. Op het 20 cm diep bewerkte gedeelte groeide alleen Engels raaigras on witte klaver, terwijl op het 40 cm-object alleen Engels raaigras voorkwam.

Vanaf begin juli ontwikkelde het gras zich goed. Op het 40 cm-object kwamen nog open plekken voor. Eind juli werd nogmaals met

kalkammonsalpe-ter bemest (40 kg N/ha) waarna weer schapen werden ingeschaard.

Daar er nog steeds veel open plekken voorkwamen, werd op 27 augustus over het gehele proefveld Engels raaigras (Barenza weidetype) gezaaid naar een hoeveelheid van 40 kg per ha.

Begin oktober zag het gras van het object 40 cm er geel en armoedig uit en kwamen in deze grasmat veel afstervende planten voor. Deze planten stonden voornamelijk op natte drassige plaatsen. In de zode bleken veel springstaarten voor te komen die wel vaak in vochtige grond plegen op te treden (3). In blok I kwamen de slechtste veldjes voor. Opmerkelijk was dat de veldjes aan de zuidzijde (nrs. 4, 7, 10, 13 en 22) er goed uitza-gen. Aan het gras op de veldjes van de andere objecten was ook geen afwij-king te zien. De analyseresultaten van een uit de slechte veldjes genomen grondmonster toonden een zeer slechte fosfaattoestand aan, nl. een P-Al-cijfer van 9. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat deze lage fosfaattoe-stand de oorzaak van de slechte groei is geweest. In de volgende jaren is hiermee rekening gehouden bij do fosfaatbemesting en heeft dit verschijn-sel zich niet meer voorgedaan.

De onbehandelde, gefreesde en 20 cm gespitte objecten gaven in de na-zomer een goede grasgroei.

(10)

1 1• RESULTATEN (1963 t/m 1965)

In 1963 v/erden in het voorjaar de stikstoftrappen gerealiseerd. Ter verduidelijking zijn in onderstaand schema de proeffactoren, varianten en objecten met hun codering weergegeven. Deze codering zal in dit verslag regelmatig worden gebruikt.

Overzicht van de proeffactoren, varianten en objecten ^^^S^ikstof varianten Grondbewerkingsvarianteh - ^ Onbehandeld Gefreesd en ingezaaid 20 cm gespit en ingezaaid 40 cm gespit en ingezaaid Code A B C D 0 kg N per ha per week ON A OM B ON C ON D ON 4- kg N per ha per week 1N A IN B IN C IN D 1N 8 kg N per ha per week 2N A 2N B 2N C 2N D 211 12 kg N per ha per week 3N A 3N B 3N C 3N D 3N

In 1963 en 1965 werden op blok I en in 1964- op blok II opbrengsten

bepaald, zodat van drie jaren opbrengsten bekend zijn. Van het klaverproef-je werden alleen in 1964 opbrengsten bepaald. In alle jaren werden vijf maaisneden geoogst, waarvan het eerste jaar met intervallen van respec-tievelijk 4, 6, 6 en t weken en in de beide laatste jaren met intervallen van 4, 4, 6 en 6 weken. Deze verandering werd ingevoerd omdat in 1963 was gebleken dat de groeiperiode van de derde snede hier viel op een tijdstip waarin het gras snel groeit. Hierdoor wordt de opbrengst van deze snede in verhouding tot de andere sneden te groot. Tevens werd door de verandering de groeiperiode van de vijfde snede verlengd tot zes weken wat het voordeel bood dat een deel van deze periode nog in augustus viel, een maand waarin

de grasgroei nog wel van betekenis is, zodat ook de opbrengst van de vijf-de snevijf-de meer overeenkomt met vijf-de anvijf-dere snevijf-den.

Bemesting

In de jaren 1963 t/m 1965 werd ieder voorjaar superfosfaat gegeven naar een hoeveelheid van 180 kg P^O,. per ha.

De stikstof werd in tien giften verstrekt en wel afhankelijk van de groeiperioden voor twee, respectievelijk drie weken. De eerste gift werd afhankelijk van de weersgesteldheid omstreeks 1 april aangewend waarna de tweede gift veertien dagen later werd gegeven. De volgende giften werden direct na het maaien van het gras van de sneden of tussen twee sneden

(11)

aan-gewend, waarbij de grootte van de giften afhankelijk was van de duur van de groeiperiode van de volgende snede. Op het beweide gedeelte werden in principe dezelfde aanwendingsdata aangehouden. Er moest hier echter wel eens een gift een periode worden uitgesteld wanneer dit perceel was of moest worden ingeschaard.

Het klaverproefje werd steeds samen met blok Iï bemest en v/el naar hoeveelheden van 8 kg per veertien dagen of 12 kg per drie v/eken.

Na de laatste snede werd op beide blokken over alle objecten 40 kg N per ha gegeven als kalkammonsalpeter.

Grondonderzoek Uitvoering

In 1963 werd gepoogd een kwantitatieve bepaling van de bodemstikstof te doen door laagsgewijze grondmonsters te nemen voor stikstofbepaling met daarnaast identieke monsters voor volumegewichtsbepaling. Tot dit doel werden van één parallel van blok I de lagen 0-5, 5-10, 10-15 en

15-20 cm bemonsterd. Naast stikstof werd in deze monsters ook het hu-mus gehalte bepaald.

Uit de resultaten van de volumegewichtsbepaling bleek dat de stan-daardafwijking van deze bepaling varieerde van 1,2 tot 9,2 %. Gezien deze grote standaardafwijking is het zeer moeilijk, zelfs haast onmogelijk, betrouwbare kwantitatieve stikstofverschillen in de bodem vast te stel-len, bovendien zijn er nog meer foutenbronnen bekend, b.v. het krimpen en zwellen van de grond gedurende de tijd die verloopt tussen twee

be-monsteringen waardoor niet steeds dezelfde laag wordt bemonsterd; verder is een belangrijke verhoging van b.v. 100 kg N per ha een dermate kleine verhoging in het gehalte dat het binnen de bepalingsfout valt en daar-door niet te bemerken is. De resultaten van dit onderzoek zijn weerge-geven in tabel 2.

Na dit onderzoek is dan ook van deze methode afgestapt en werd al-leen de laag 0 - 5 cm bemonsterd voor kwalitatief onderzoek naar bodem-vruchtbaarheid. Hiervoor werden in 1964 de blokken I en II per blok en per object bemonsterd. Deze bemonstering kon, door de slechte structuur met als gevolg daarvan een taaie toestand van de grond, eerst in

vrij droge toestand gedaan worden. Dit was in 1964 eerst in de maand mei, op welk tijdstip alleen nog maar met een daarvoor speciaal geschikte boor kon v/orden bemonsterd. In 1965 werd alleen het blok waarop opbrengst werd bepaald, bemonsterd (blok I ) . In dit jaar was de grond eerst begin juli voldoende droog om te worden bemonsterd. In tabel 3 zijn de resulta-ten van de jaren 1964 en 1965 weergegeven.

(12)

o G a> S o c u <u • p •J} a o S3 c O) o CM 1 O c (U Fi o o rH 1 'M o • p in ü •rH +•> « f= (1) T ) O M a -H tu o tu r H H 0> 0> ai > T3 a) o •P Ä MD ON •a G <u M rH (1) ?-| rH 01 •H jQ SH P . - P CO -H KN !M C M cd cd a, xs o <u G T3 w fH 0) rH - P I W O G o a LTV s e ra o > i n X i o) o o N G S-l (1) Ol W) 1 3 Cd G rH O • d o> G "d o u -P bO -r) 3 • P 0> KN . G NO ON c (Tl i> G 0) 4-> rH Sn « ,o f= 0) <u c o (K rH 0) .O « o « < faO G •H ü In 0) S o> .o -o G O Sn CS . E a M S KN Si CM as r H g O . e o 60 » KN S3 CM S ! rH S3 O . s <D bO a KN a: CM S3 r H S3 O g <u bO a KN a CM S3 rH S5 O hO c • H - P W 0) a a .n <M O • P V) A! • H • P CO faO cd o A 0 0 O N A vo rH A 0 0 0 0 A c— CM A ON i n • « ON d -A ON t— A ON rH * ON C~ A ON 0 0 M c— rH co A m rH t— •* ON r H CM ON rH Si A MO rH KN • V ON H si « ON rH 0 0 « ON rH Si • • OO rH MO « ON rH UTN 1 O u 0> x> e 01 • -P P . 01 m oo rH 0 0 t MO KN • t MO Si A C— ON h MO m • t MO KN A O rH ON A ON Si A O rH rH n ON 0 0 A rH rH rH A m H KN A MO H ON A NO rH Si si H 0 0 A CM rH ISS A MO rH rH A MO H CM MO rH rH A t— rH si A NO rH O rH 1 O rH •r) !H O . cd KN CM CM A t— t— A MO 0 0 A c— t— A MO i n A C— rH A rH rH KN A CM rH si A O t - \ 0 0 A o H O A r~i ri tr\ A CM rH KN A CN r H CM CM rH KN A CM r H LTN A rH rH ON A CM H C— A CM rH rH A KN rH MO A CM rH CM A KN rH LTS rH 1 O U <u j a e <D - P P. 01 tn CO rH CM C~^ ON A MO ON A C— =t A C— UN A VO MO A o rH O A CM r H J -A O rH CM A ON t ~ A O rH KN A rH r-\ IfN A rH rH MO A O r-\ J -A CM rH CO A O r H CM A rH rH O A r H r-\ O A rH r H r^N A rH rH ^ A rH r H O CM 1 O r-\ •rH tn P. cd KN CM f snutnH ON rH A O UfN rH o " 0 0 r-H O * MO r H O * ITN CM O rH KN A O CM KN A O r-i KN A O ON CM A O CM KN A O O N MO A O rH MO O * ON C— A O UN c -A o CM NO A O KN C— A O r -t— A O C0 NO A o i n c -A O KN C— A O t n i o u <u Xi e o> • p 0, Ol m 0 0 rH $ KN rH A O o rH O MO r H O i t r H o " CM rH O i n KN A O i n KN A O i n KN A O oo CM o " KN si-A O MO i n A O KN N û A O MO MO A O r-i i n A O KN J -A O KN MO A O o MO A o o MO A o 0 0 MO A o CM MO A O o rH 1 O rH •ri U Q. cd KN CM i n rH A O r-\ O * CO rH o " r H O * i n H o " C 0 KN A O i n d -A O CM KN A O c -KN A O 0 \ KN A O MO s* O rH i n A O si-A O MO si A o CM si A O vo -=*• A o MO si A O MO si A O c— J * A O i n si A O i n H , O U eu r u E 0) - p p. o> Ui co r-t tBBq.03 i n rH A O KN rH O * OO r H o " i n r-\ o KN r H O i n KN A o o si A O MO KN A O CO CM O MO KN A O CO KN A O ON KN A O i n KN A O KN si A O i n KN A O CO KN A O NC KN A O oo KN A O ON KN A O ON KN A O o CM 1 O r-i •H

a

rd KN CM N o KN A r H CO CM H KN CM r H CM KN rH t— KN rH KN r-i rH CM CM rH ON O A r H O rH A rH O rH A rH 0 0 MO A O CM C— A O si NO A O MO MO A O ON MO A O J ± MO A O r -MO A O d-MO A O MO MO A O o MO A o i n t o fc 0) fi e 01 - p O , 01 w CO rH o CM A rH NO CM r H MO rH rH rH rH rH MO CM rH se o A rH t n ON A O ON 0 0 A o ON O N A O rH O A rH CM c— A O CM C— A O si i n A O KN 0 0 A O o 0 0 A o CM f -A O t n t— A O o c— A o o MO A o si CO A O o rH 1 O rH •H U O, ci KN CM OO CM A rH MO CM rH O KN rH si KN rH rH CM rH 0 0 O A r H C— O A r H si o A rH rH rH A rH ON O A rH 0 0 O A r H 0 0 O A rH si O A rH 0 0 o A rH rH rH A rH CM O A rH ON O A rH NO ON A O o o A rH si O A rH i n rH 1 O f-> CD XI e CD - P P. O) w CO rH KN ON A O CM O rH ON 0 0 O i n 0 0 o c— ON O KN 0 0 A O CM ON A O MO oo A O si 0 0 A o rH C— A O o 0 0 A o si O N O CM ON A O KN 0 0 A O CM ON A O NO O N A O o o A rH O ON A O i n ON A O MO ON A O o CM 1 O rH •H U P i cd KN CM ^tiOTrtsSeumtOA CM A H O A rH-rH A i-H rH A rH C— A rH C0 A rH O A CM C— A r H NO A rH 0 0 A rH KN A CM CM A CM i n A CM i n A CM r H A CM d" A CM MO A CM CM A CM i n A CM CM A CM i n i o £H Ol Xi e O) • p P, 0) u CO rH U T MO ON A A rH CM KN r— A A rH CM ON i n A A rH KN NO 0 0 A A r H CM tn c— A A rH CM si CM KN MO K N CM A A KN t— rH O A A KN i n CO CM A A CM MO KN si A A si MO ON ; ± A A KN r— t n KN A A si oo N O ON A A KN MO CM tn A A si t~ st O A A KN C— UN r H A A si c— m t n A A J - C— CM M3 A A J * NO r H rH A A •=!• t -CM O A A i n c— o tn rH rH 1 1 o o f< 0) XI s rH Ol • H 4J SU, P , P i 0) Cd W KN 0 0 CM rH BU/uoq. CO A CM t— A CM CM A KN MO A CM i n A CM O N A i n si A c~-CM A NO C— A d -r-H A i n 0 0 A NO KN A C~ si A NO r H A C— si A NO CM A t— CM C -CO A MO si A C— i n A t— O CM , O rH •ri SH P . cd KN CM jo + s o m s

(13)

Tabel 3. Analyseresultaten van het grondonderzoek van de laag 0-5 cm in monsters genomen in mei 1964- en juli 1965 pH-KCl Humus % P-Al-0 i j f e r K - g e h a l t e N t o t a a l A f s l i b -b a a r # Grof zand $ F i j n zarü % J a a r ON I I 196"+ I 1964 I 1965 I I 1964 I 1964 I 1965 I I 1964 I 1964 I 1965 I I 1964 I 1964 I 1965 I I 1964 I 1964 I 1965 I I 1964 I 1964 I I 1964 I 1964 I I 1964 I 1964 4 , 9 5 , 0 5.2 1 6 , 7 1 4 , 2 1 9 , 2 96 89 78 39 31 31 0 , 8 3 0 , 7 3 0 , 7 7 . 53 56 3 3 27 27 IN 5 . 0 4 , 8 4 , 9 1 8 , 0 1 5 , 6 2 0 , 6 86 68 82 4 i 30 31 0 , 8 8 . 0 , 7 7 0,79 51 60 3 2 28 22 A 2N 5 . 0 4 , 8 5 , 4 1 7 , 0 1 4 , 2 1 9 . 3 93 73 84 33 27 31 0 , 8 5 0 . 7 5 0,79 51 58 3 2 29 26 3N 5 , 0 4 , 8 5,2 1 6 , 9 1 4 , 9 2 0 , 2 89 71 84 32 26 31 0 , 8 6 0,79 0 , 8 5 52 60 3 2 28 23 B ON 4 , 9 4 , 7 4 , 9 1 6 , 2 1 4 , 2 1 8 , 7 92 79 88 36 35 32 0 , 8 0 0 , 7 5 0 , 7 7 53 57 2 2 29 27 IN 4 , 9 4 , 7 5 , 0 1 6 , 9 1 3 , 8 2 0 , 2 84 73 88 35 29 29 0 , 8 4 0,72 0 , 8 3 51 56 3 2 29 28 2N 5 , 0 4 , 8 4 , 9 1 7 , 0 1 3 . 5 2 0 , 0 94 76 75 35 26 28 0,82 0 , 7 3 0 , 8 l 51 56 3 1 29 30 3N 4 . 9 4 , 9 5 . 0 1 7 . 0 1 4 , 0 1 9 . 9 77 75 81 36 29 29 0 , 8 5 0 . 7 7 0,82 52 57 3 2 28 27

c

ON 4 , 7 4 , 6 4 , 7 5 . 0 4 , 8 1 0 , 6 53 44 53 36 24 28 0 , 3 1 O.32 0,39 68 67 2 1 25 27 IN 4 , 7 4 , 7 4 , 9 5 , 3 4 , 8 1 1 , 4 49 43 56 26 24 25 0 , 3 3 O.32 0,42 65 71 2 1 28 23 2N 4 , 8 4 , 8 5 , 1 5 , 8 4 , 4 1 0 , 9 51 37 55 24 23 24 0 , 3 4 0 , 3 1 0,39 62 66 3 2 29 28 3N 5 , 1 4 , 8 5 , 3 5 , 5 4 , 8 1 0 , 6 48 40 44 23 22 24 0 , 3 5 0 , 3 1 0 , 3 7 68 72 3 2 24 21 D ON 5 , 0 4 , 9 5 , 0 2 , 0 1,4 3 , 8 2 8 26 34 32 34 37 0,16 0 , 1 3 0,19 68 71 2 2 28 26 IN 5,2

5,o

5 , 1 2 , 3 1,2 4 , 0 29 23 36 34 34 34 0 , 1 7 0 , 1 4 0 , 2 1 70 76 2 1 26 22 2N 5 , 1 5 , 1 5,2 2 , 7 0,9 4 , 3 31 22 33 31 34 32 0 , 1 7 0 , 1 5 0 , 2 1 70 74 2 1 25 24 3N 5.2 5 . 1 5 . 3 2 , 2 2 , 5 4 , 2 29 2 5 32 31 35 32 0 , 1 7 0 , 1 5 0 , 2 0 71 73 2 2 2 5 23

(14)

In tabel 3 valt direct het verschil in humusgehalte op tussen de ana-lysen van 1964 en 1965. Dit verschil is voornamelijk te zoeken in een ver-schil van laag die bemonsterd is in beide jaren. In 1965 is blijkbaar min-der grond in de laag 0-5 cm aanwezig geweest met als gevolg dat het hu-musgehalte, dat zoals bekend naar boven toeneemt, gemiddeld belangrijk ho-ger uitvalt. Het humusgehalte is dan ook alleen per jaar tussen de diverse objecten onderling vergelijkbaar.

Van het bovenstaande uitgaande, blijkt verder dat het P-Al-cijfer en K-gehalte niet en het N-totaalgehalte slechts weinig door dit verschil in bemonstering worden beinvloed wat tot de conclusie leidt, dat deze compo-nenten regelmatiger door de grond verdeeld zijn.

Zoals uit de cijfers blijkt, is er een duidelijk verschil in humus-, N-totaalgehalte en P-Al-cijfer tussen het onbehandelde en het gefreesde object enerzijds en de beide gespitte objecten die onderling ook sterk

verschillen,anderzijds. Naarmate een diepere grondbewerking heeft plaats-gehad, zijn deze getallen lager.

Het kaligehalte is door de grondbewerking niet verlaagd, wat tot de conclusie leidt dat het gehele profiel in een goede kalitoestand verkeert. De fosfaattoestand is evenwel alleen goed in de bovenlaag van de niet gespitte objecten, in de diepere lagen neemt hij evenwel belangrijk af, zo-als reeds in het hoofdstuk "Ontwikkeling van het gewas na inzaai" is ver-meld, doch kan met een goede fosfaatbemesting (180 kg P2°c Pe r ^a^ °P e e n

redelijk peil worden gehouden. De zwaarte van de bovengrond is door het

spitten wel enigermate groter geworden. Het percentage afslibbaar op mine-rale delen bedroeg voor de objecten A t/m D gemiddeld respectievelijk 63, 62, 69 en 71.

Invloed van stikstofgiften

De invloed van de verschillende stikstofgiften is duidelijk in de pH van de grond te bemerken. De hoeveelheid kalk die met de kalkammonsalpeter-bemesting wordt gegeven, kan hier een belangrijke rol spelen.

In het humusgehalte,P-Al-cijfer en het kaligehalte zijn nog geen in-vloeden van de stikstofgiften waar te nemen, al is het wel aannemelijk dat er bij hoge stikstofgiften meer P en K wordt onttrokken dan bij lage stik-stofgiften. De invloed van stikstof is in het N-totaalgehalte alleen in het object D op te merken.

(15)

Botanisch onderzoek

In de drie proefjaren (1963 t/n 1965) werden telkens van de tweede snede per object monsters genomen voor gewichtsanalistisch botanisch onderzoek. In tabel 4 t/m 6 zijn de analyseresultaten van de afzonder-lijke jaren en in tabel 7 de gemiddelden over de drie jaren weergege-ven.

Hoedanigheidsgraad

De botanische kwaliteit, die vooral tot uiting komt in de hoeda-nigheidsgraad, blijkt in de volgorde van de objecten A, B, C en D toe te nemen, terwijl binnen deze varianten de kwaliteit met opklimmende stikstofgiften toeneemt. Deze toename is binnen de gespitte objecten (C en D) kleiner dan in de niet gespitte objecten (A en B ) .

De botanische kwaliteit, die voornamelijk wordt bepaald door de verhouding goede grassen enerzijds en matige en minderwaardige gras-sen anderzijds, blijkt bij de diverse grondbewerkingsobjecten grote verschillen te vertonen. Bij de niet gespitte objecten komen nog be-langrijke percentages matige en minderwaardige grassen voor, terwijl bij de gespitte objecten deze percentages vrij klein zijn en de daar

aanwezige grassen grotendeels tot de goede soorten behoren.

De stikstofhoeveelheden hebben een duidelijk positieve invloed op het percentage goede grassen en derhalve een negatieve invloed op de matige en minderwaardige grassen. Deze invloed is sterker binnen de varianten A en B dan binnen de varianten C en D. Bij deze laatstgenoem-de varianten zijn laatstgenoem-de percentages goelaatstgenoem-de grassen bij laatstgenoem-de ON varianten reeds hoog en de percentages matige en minderwaardige grassen derhalve laag.

Het percentage vlinderbloemigen, hier alleen bestaande uit witte klaver, wordt door de N-giften negatief beinvloed. Er is ook wel een duidelijk verschil tussen de niet gespitte objecten (A en B) en de gespitte objecten (C en D ) , bij deze laatste is het percentage vrij-wel steeds hoger.

(16)

m MD o \ .H •ri c 3 •»-3 CM rH Q, O M Ü O rH pq S 0) > a) G •rH rH rH S) •P CQ C eu g ca CO a) ,C o co •H C ni - P

S

J -rH <U ,Q to EH O O m s CL bO S5 KN s H 3 o , S a) bO ss KN a CM a rH » O s CD ho 2 : KN S5 CM 2 ; r H R o . B Cl) bO 55 K N INJ ss rH a O MO n O N C ^ ON f -ON MO X OS ^t-» ON CM ON ITN K O N CM •» CA CM ON ON » ao KN A 0 0 d -n 0 0 CM 0 0 * CM •> 0 0 CM » 0 0 d -* C— i r \ * c~ ITv C— m « c— 0 0 n NO •a m cd u M to •c •H eu .c bo •H C ctj T3 eu o « rH O N MO ON IfN ON rH ON O 0 0 rH ON LTS ON CM ON r H ON MO OO NO C— CM 0 0 LTN C— c— t— rH t— ^J" LTN C— l/N OO i r \ KN v o ON KN C eu co 10 cd u ho CD •Ö eu O O O N KN LTN ON o CM KN rH rH KN VO + 1 + + + rH rH rH rH rH C CD bO •H e eu o rH fit u CU •a c •H r-H > 1 , + , 1 rH r H CM rH + 0 0 r-i d -rH 0 0 rH MO rH KN CM O t O rH KN O KN rH CM C— KN C eu to co CS u hO eu bO •H •P CI) S + + + + + CM (M KN + CM :* d d -:* LTN CM rH ON NO O rH O CM C eu w to cc! U bO eu bO •H •O fH ni cd S tn eu •Ö G •H S + <-{ , 1 + d -rH CM m MO CM + KN KN r-\ J * CM m LTN KN C CD • a •H 3 ,-M « en c— 0 0 c— o oo A c -ON NO O t— C~ c— CM c— o c— CM MO CM K \ 1XN CM KN KN NO KN i r \ KN NO r H O CM LTN rH LTN rH J -rH 10 cd S* bO •iH cd cd u to <-i eu DO C w l/N i-{ KN 0 0 C— i r \ ON rH ITN ^1" NO ITN CM C— ON Zt-rH ON t— t-i CM CM NO e eu o r-H fi M a cd r-t •a B eu eu pq o rH r-rH O rH ON d " KN rH C— UTN rH rH r-\ t -rH C -CM ON KN C -CM KN CM C— r H 0 0 r H rH CM ON r-i CO <~l d -<-t eu eu Ä • p o a • H EH + + rH + 1 CM r-H CM CM rH r-i r-i CM rH + CM CM CM CM rH to efl ( H bu -d E eu eu JO •O r-H eu > + + r-{ + 1 CM r-i CM KN CM rH rH CM rH r-\ rH O rH O rH ITN m ITN NO d " to Cu U 'où -d g eu eu , a 3 S S CT\ KN ITN ON O CM KN r-l rH KN NO T 1 + + _^ rH H rH rH H k eu > cd r-\ X eu •P •P • H S I 1 1 I i t i I I i H/ rH H/ CM O N NO i n d d -o rH - p to u eu bO •a rH eu > 1 1 1 1 1 1 1 1 1 r-i CM rH + CM C— ITN d " i t " rH rH to cd U bO e cd M i i + , i r H rH r H rH + rH rH OO rH rH KN rH rH r H J -r H MO rH t— rH rH rH rH rH C • H S-, o •H f i . 1 1 , 1 1 + 1 rH 1 + + + + rH + rH rH CM rH rH X eu eu 3 W t i i , t i i i i i rH + CM + rH KN H/ KN rH 3r rH O O •P •H 3 I , I I i I 1 I I 1 i 1 I t l CM rH rH CM KN to cd U bO to • H 3 U - P W c o o s eu ca t 1 , 1 1 t 1 1 1 1 + + 1 + + KN d -CM KN CM 10 cd u bO M 3 <u K i i , , + + i + CM CM CM r H CM LA KN r H d -O r H to cd u bO A! C sa s N •O O O ce + + + + 1 CM rH K \ + CM KN CM CM KN KN CM rH CM rH ITN •P U a es • p 10 eu to to o > . C a eu e>

(17)

o o m < . g CD to » K N CM S 1-4 S o , B 01 «0 S m P J 5 5 r H SB O , S 0 ) «> SB K N CM 55 H S O . a m bO S K N P J a r H S

I °

vo •s C O c-•» 0 0 V O C O * C O •1 C O M « 0 0 V O « c— P J co" o 0 0 o ». p -K \ •* t— C O A o -l f \ ft C O o co" C O •> p -o •> t -K \ •• co p co K N 0 0 r H •» C O P J «» co •o cd cd u bO m •o • H CD JG bO • H c Cd • O CU O « V O oo rH O S C O 0 0 O o-\ K N P -O N V O rH C O 0 0 P -O N LTN P -U N O P -P J C O P J p -K N p -rH i n P J p -i r \ co p -f— d -V O P J V O G ai co 10 cd U bO cu • Ö cu O C 3 i n P J K N K N O r H P -P J P J d-0 d-0 r H P J + + r H i n r H + + + zt c CU bO • H e <u o r H O U ai •o c •rH r H > + + rH + + m K N I A o\ P J m r H r H r H P -rH O rH K N P J P J P J P J r H V D rH rH K N C O P J C 0 VI in cd f-hO dl no • r l - P cd £ C— p -C— K N rH rH P -r H d" H K N r H K N P J V O rH P J r H i n o r H i n r H O N rH i n K N V O i n V O e 0 ) U I t o cd f* bo o hO • H •a s* ( 0 cd » t, eu • ö ß T H £ K N + r H •=(-V O J -+ P J m p -rH P J r-\ r-\ P J + + rH + + c Cl) t * • H 3

â

vo dd d -K N -=(-O i n i n -d-r-H r n p -K N P J K \ p -P J p -P J 0 0 P J m ^ p j f n vo PJ o P J 0 0 P J C O P J o m d -p j o\ P J 10 cd U ba • r ) n) o) U IA rH 0 )

S

M m p j m K \ m PJ m p j CVI P J p - > t n K \ K N dr O N P J rH 0 0 V O O H S Ol O rH P bO ß cd r H •a S a) <D fp ^o rH O N rH ^D rH 0 0 rH m rH O P J i n PJ m p j p -rH m rH O t n m m 0 0 PJ i n m PJ PJ co P J 0 0 r-"\ O N PJ i n PJ O N rH 01 CD Xi • P O e • r ) É H P J P J P J rH rH P J m J -r-i rH rH + rH rH + rH rH rH P J r H 10 rd ( H bO • O e eu eu r Q tJ rH O > O N r H d" P J d -P J 0 0 l-H r H r H ^h r H K N r H P -rH P J rH P J rH co K N rH co 0 0 m V O ^o O N P -K N co co t a e CU CU a s

ë

i n PJ K N m o rH t~ P J P J 3r 0 0 rH P J rH + rH i n rH + + + * U eu > cd H X eu - p +> • H S , 1 1 1 1 + , + + + * K N V O K N Zt K N rH i n O i-H O P J P -rH • P U t , 01 bO • O r H CD > 1 1 1 + 1 + 1 rH + + rH rH rH + P J K N P J + d - ^J-W cd tH g S « + + r H + + i n K N d -O N P J O r H c-o r H P P -r H i n d -i n vo N O a • H u O • H fe 1 1 1 1 1 1 1 + + 1 1 1 1 + + + + 1 + + ici 0 ) eu S W , i , i , i i i i , + + + + + rH rH H r H rH rH O , Q 4 J • H S 1 1 1 1 1 1 1 1 1 , + 1 1 + rH + rH 1 1 rH W ce r . bO 10 • H 3 f-, - p u c o o S eu O , i I 1 ! 1 1 1 , 1 + + + + + + + 1 + + to cd U bo a 3 eu te , + i + i i , i i i t + + i l rH + rH rH + 10 cd U

S

G eu Se N •a 0 O K p t t -K N rH rH ^O rH d -r H K N r H rH P J V O rH P J rH i n o r H d -r H 0 0 rH •* P J m d -i n j j ?.. cd cd • p 10 eu 10 10 o > ,

S

eu C 3

(18)

I T S O o rH •r^ G p LT H D O H J^ O r -PQ C co t> t i C • H r H H tu . l > t o C (1) e ca co 1 ) Ä o CO • H c + 3 o PQ so r H CU ra En o o m << o bO E5 K S ( M S p H S . E (LI t o a K S S5 CM ss rH S . e eu M « K S S3 CM S S r H » O . g CU M S K S 5 3 CM l a r H S3 O O S d O N KS ON I T S * a s K S CT\ O • » O S O O N K S O S r H * O S c— oo CM C O * L f \ •> C O o C O K S • i C O o C O o " C O d •* C O rH C O K S ~ C O r H « c— • Ö cd t d U bo to •a •rH 01 £ 60 • H fi cd •o cu O K trs as CO OS t — O N CM O S r H O N CM O S a s as CM o s I T S 00 d t~-K S C O sne -ers t— I T S S O c— S O o C O CM f -r H t— S O d C cu to t o cd U bo cu •O cu O CS + + rH K S rH 1 + + CM r H 1 , + CM r H 1 1 r H K S c <u bo • H e cu O rH . Q u cu •a G • H rH > r H r-i r H 1 d " d -d trs LTS C-r H oo CS1 H O CS] S O CM r H CM K S r H C O r H CM CM CM K S C a> t o t o cd fn bO cu bO •rH -p ni S CM r-t r H H H K S + r H r H 00 O S CS1 r-t I T S I T S O S C— O rH S O d r-t c V 10 to CO u hO cu bO - 4 •a SH CO a) 3 rH CU •a c • H S CM + r H d K S r H r H CM t— r H + CS1 + CM CM r H r-\ + I T S G CU • Ö • r l 3 U M O S O O ITS so S O rH t— K S I T S J * d -S O I T S d " LTS C-trs d K S c-K S C— CM d K S O S K S O K S CM K S C O CM CM K S C O CM CO cd U bO - H cd M U to r H CU bO c w r H CM r H CM CM K S CM r H K S CM CM + d rH I T S CM rH O rH S O S cu O rH £> bO C ai rH •O g cu cu m trs r H t— CM C O rH d rH t~ r H S O r H O S rH S O r H C— r H dr K S t— K S rH d K S K S d CVi J -CM CM K S K S K S K S CM a s CU cu a - p o e • H & H d rH d rH 1-H r H ^ i -S O r H m CM I T S r H O S r H î ^ -K S d trs K S r H V O r H rH t— I T S CM to n! U bO xi e eu eu . o •a rH eu > trs trs r H r H K S d K S CM H r H K S rH rH + CM K S K S r H r H W cd u t o •d e 0) 0 ) & s 3. ùz + + rH K S r H 1 + + CM r H , 1 + CM r H 1 1 rH K S U <a > cd rH X eu • P - P • H » 1 1 1 1 + 1 rH 1 1 H + H rH + rH | 1 K S 1 • P CO U eu bO •d rH CU > 1 1 , , + + r H 1 + rH + + r H CM K S 1 CM t— d to cd U bO e

â

rH rH rH + K S CM CM d " d rH rH d os K S rH O S rH rH r H S O rH rH c~ O S rH a i H U O •rH ü . 1 + 1 , r H CM 1 r H rH rH CM r H rH rH K S d K S 1 S O X eu eu S w + 1 , + + 1 1 + K S rH rH d d K S K S CM trs K S r H o f i • p • r i S 1 1 1 1 1 1 t 1 , 1 1 + 1 1 + 1 1 rH 1 to cd u bO ta •H 3 S-, • P t o C O o S eu O i i i , , i i i + + i rH + 1 + + + + H to cd u bO

3

eu « i i + l + + + rH 1 C— O S o rH trs trs 0 0 S O 0 0 trs CM r H ta cd U bO X a eu ^ N •a o o « r H rH + rH rH rH + + rH + + rH + + + + + + + • P U cd cd + j t o eu to to o >

S

eu o

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het blijft echter steeds een heel- kundige ingreep waarbij risico’s nooit volledig uit te sluiten zijn.. Duidelijke en definitieve vermindering van het zicht is zeldzaam

De wetgever achtte het bij de regeling van de tegemoetkoming in de Flora- en faunawet noodzakelijk dat belangen, die worden getroffen door schade veroorzaakt door be-

AC: AdenoCarcinoma; cCR: Clinically Complete Response; CRE: Clinical Response Evaluation; CROSS: ChemoRadiotherapy for Oesophageal cancer followed by Surgery Study [3]; DUCA:

Het rapport ‘Gebouw van de volkshuisvesting; renovatie gewenst!’ geeft antwoord op de vraag hoe het staat met klassieke prestaties op het terrein van volkshuisvesting: betaalbaarheid,

Ie + 2e, ca. 4 x zo lang als aan het einde dik; 4e lid iets meer dan 4 x zo lang als aan het einde dik. Ocellen in recht- tot scherphoekige driehoek; POL duidelijk groter dan

Hij associeert de informatie uit de verschillende bronnen met de wensen van de leidinggevende en creëert zo ideeën voor zijn ontwerp en hij voert een trendprognose uit en kijkt

Hoewel ook de oplossing van dit probleem in de eerste plaats moet worden gezocht in het verkrijgen van resistente vormen, zal, zolang nog geen immune variëteit ia gevonden,

140 melkkoeien op twee locaties wordt de enterische methaanemissie gemeten met de GreenFeed-methode, bij voorkeur meer dan 20 metingen per dier. Dit levert een dataset op met