• No results found

Ervaringen met de plantmachine van de Deense Heidemaatschappij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ervaringen met de plantmachine van de Deense Heidemaatschappij"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ERVARINGEN MET DE PLANTMACHINE VAN DE DEENSE HEIDEMAATSCHAPPIJ

N.A. Leek

RIJKSINSTITUUT VOOR ONDERZOEK IN DE BOS- EN LANDSCHAPSBOUW "DE DORSCHKAMP"

WAGENINGEN Rappoi

/

f

It

nr. 232 I98O

(2)

ERVARINGEN MET DE PLANTMACHINE VAN DE DEENSE HEIDEMAATSCHAPPIJ

N.A. Leek

RIJKSINSTITUUT VOOR ONDERZOEK IN DE BOS- EN LANDSCHAPSBOUW "DE DORSCHKAMP"

WAGENINGEN

Rapport nr. 232

I98O

NITRALE LANDBOUWCATALOGUS

(3)

3 -INHOUD 1. Inleiding 2. Technische beschrijving Proefterreinen 4. Resultaten 4.1. Plantkwaliteit 4.2. Aanslag 4.3. Ergonomie 4.4. Produktie en kosten 5. Conclusies Literatuur Bijlagen blz. 5 6 9 11 11 14 16 19 23 24

(4)

5

-1. INLEIDING

Uit recente bosaanlegproeven is gebleken dat op kapvlakten van groveden de beste resultaten worden verkregen met de bosploeg-plantmachine (3)• Dit geldt vooral op terreinen waar het kapaf-val op rillen is geschoven. De laatste jaren is deze wijze van terreinvoorbereiding in sterke mate vervangen door het verbrij­ zelen van het kapafval. Na het verbrijzelen verloopt het planten met de bosploegplantmachine moeilijker dan op geschoven terreinen.

Het beplanten van kapvlakten van douglas en fijnspar met de bosploegplantmachine bleek zelfs zeer moeilijk tot onmogelijk. Alleen op geschoven terreinen zijn hier beperkte mogelijkheden.

De afgelopen jaren is vooral in Zweden en Noord-Amerika erg veel onderzoek verricht naar de ontwikkeling van al of niet auto­ matisch, pleksgewijs plantende machines. De bestaande plantmachi-nes werken meestal volgens het continue plantprincipe d.w.z. zij maken een ploegvoor waarin wordt geplant. Dit principe is ook toe­ gepast bij de recent door de Deense Heidemaatschappij ontwikkelde plantmachine. Deze machine is echter in staat niet bewerkte ter­ reinen te beplanten. Dit is mogelijk gemaakt door de bewerkingen verbrijzelen en planten in één machine te combineren.

Voor het plantelement is een klepelmaaier gemonteerd, die in een smalle strook het kapafval verkleind, waarna de ploeg verdere ve­ getatie en kapafval opzij schuift. Uit onderzoek in Denemarken en West-Duitsland (1,2) bleken de resultaten dermate gunstig dat in samenwerking met Heidemij Nederland B.V. werd besloten deze plant* machine in ons land te beproeven.

(5)

6

-2. TECHNISCHE BESCHRIJVING

De plantmachine is ontwikkeld uit de Tolne plantmachine en be­ staat uit twee delen. Het voorste deel omvat de klepelmaaier, ploeg en diepwoeler. Dit gedeelte kan ook zelfstandig gebruikt worden om plantstroken te maken. Het achterste gedeelte vormt de plantunit. Het geheel wordt aangebouwd aan de driepuntsophanging van een landbouw­ trekker.

De plantmachine staat afgebeeld op tekening 1. Per onderdeel kan verder het volgende worden opgemerkt;

- de klepelmaaier slaat over een breedte van ca. 15 cm het kapafval en aan de oppervlakte liggende wortels door. Aandrijving vindt plaats via de aftakas. (toerental 2000 omw. / min.) De klepelunit bestaat uit drie ronde schijven, waarin vier klepels zijn opgehang­ en. De klepels zijn simpel van constructie, goedkoop en gaan twee tot drie dagen mee.

- De ploeg schuift het kapafval en de bodembegroeiing over een breedte van ca. 30 cm. naar buiten. Het voorste gedeelte van de ploeg is geconstrueerd als een steven van een schip en loopt daar­ om gemakkelijk over stobben heen.

- De pneumatisch bediende diepwoeler maakt de grond tot ca. 25 cm los. Het voordeel van deze extra bewerking is dat weinig druk no­ dig is voor het maken van de plantvoor, waardoor de aandrukwielen optimaal functioneren.

- De plantkabine is met uitzondering van de achterzijde geheel geslo­ ten en bevat de zitplaats, laadruimte voor het plantsoen, de voren­ trekker en twee aandrukwielen. De kabine is verwarmd en heeft • spreekverbinding met de chauffeur. De plantkabine kan alleen ge­ heven worden.

- De vorentrekker en de diepwoeler werken pneumatisch, door middel van een op de plantmachine geplaatste compressor. Beide gaan automatisch omhoog

als zij een opstakel tegenkomen.

Ce totale lengte van de plantmachine is 290 cm en het gewicht be­ draagt 166O kg. Trekker en plantmachine kunnen worden uitgevoerd met extra verlichting zodat ook in het donker kan worden geplant.

(6)

7

(7)

8

-Eisen aan de landbouwtrekker

Het hogs gewicht van de plantmachine, het ver naar achter liggende zwaartepunt en de noodzakelijke trekkracht en aftakas-verraogen stellen de volgende eisen aan de trekker:

- aftakasvermogen van 60-70 kW (80-95 P*0 - vierwielaandrijving

- kruipversnelling

- grote bodemvrijheid (40 cm) - afscherming aan de onderkant - frontgewichten

- de driepuntsbevestiging moet de plantmachine minstens 4o tot 50 cm van de grond kunnen heffen en sterk zijn uitgevoerd.

De problemen die zich in West-Duitsland en Denemarken voor­ deden met de MB Trac 65/90» konden met de nu gebruikte Internati­ onal Harvester 955 geheel worden voorkomen.

(8)

3. PROEFTERREINEN

De plantmachine is met Deense bemanning ingezet op vier Objek­ ten. Daarbij is voorzover mogelijk gezocht naar verschillende ter­ reinomstandigheden. In tabel 1 worden de meest karakteristieke ter-reinfaktoren vermeld. Het terrein in Arnhem is in zijn geheel voor het planten bewerkt dat wil zeggen zware toppen zijn doorgezaagd en lang, dik hout is zoveel mogelijk in de plantrichting gelegd. Op de andere drie terreinen zijn gedeelten op deze wijze behandeld. Deze voorbereiding is uitgevoerd omdat het niet zeker was of de plant­ machine zonder enige voorbereiding in staat was de gekozen objecten te beplanten.

Tabel 1. Terreinbeschrijving van de proefterreinen Tussen haakjes wordt de spreiding aangegeven.

Arnhem Moshui Sleenerzand gevelde houtsoort

douglas en groveden fijnspar abies

leeftijd kapafval, jaren 0 l/2 O en 2 en 3 dbh gevelde houts., cm 28(18-42) 26(16-38) 17( 9-2l) hoogte kapafval, cm

% v d bodem bedekt met kapafval

dikte tophout, cm aantal stobben per ha hoogte stobben, cm voorkomende vegetatie 34(10-65) 30(10-90) 30(10-60) 70 40 8(6-12) 9(7-16) l) 500(+900) 26O(+50) 15(9-23) 13(9-19) 80 7(6-9) 2800 l6(12-20) wat gras zware gras- gras en en kruiden mat met veel wil-bosbes geroosje op de ou­ dere ge­ deelten Grollo sitkaspar 3 24(16-32) 30(15-65) 80 9(8-12) I8OO 16(7-28) wat gras en bramen l) extra loofhoutstobben

(9)

10

Verdere bijzonderheden:

Moshui: dit grovedennevak was door de storm in voorgaande jaren sterk gedund. Vandaar dat hier relatief weinig kapafval lag. Sleenerzand: dit terrein bestond in feite uit drie gedeelten.

1. geveld in 1976 en 1977 en geklepeld in 1977* 2. geveld in

1977-3. geveld in 1979»

Dit vak was nauwelijks gedund, vandaar het zeer hoge stamtal» Grollo: om de 12-15 m. lag een greppel dwars op de plantrichting.

In tabel 2 staan de gegevens vermeld van het plantsoen. Tabel 2. Plantsoengegevens

Arnhem Moshui inl. eik groveden leeftijd,jaren 2 3 gem.lengte,cm. 75(^0-100) 35(20-50) Sleenerzand Weymouth den 3 Grollo sitkaspar 4

wortelstelsel normaal goed plantverband 1.0x1,Om l,7xl,7m 20(11-27) goed 4,5x1,4m 65(40-90) goed 2,5xl,5m

(10)

11

-4. RESULTATEN

4.1. Plantkwaliteit

De kwalitiet van het plantwerk wordt bepaald door de terreinom­ standigheden, de planter en natuurlijk de plantmachine zelf. Dat de terreinomstandigheden sterk varieerden blijkt uit tabel 1. Waren de omstandigheden op het object Moshui betrekkelijk gunstig, de overige terreinen moeten als moeilijk tot zeer moeilijk worden aangemerkt.

In tabel 3 worden het percentage slecht en niet-geplante planten en de afwijkingen van het gewenste plantverband weergegeven.

Tabel 3« Percentage slecht en niet-geplante planten en de afwijkingen van het plantverband.

Arnhem Moshui Sleenerzand Grollo *)

% slecht + niet ge- ABC

plant 16,2% 8,0% 10,1% 12,0% 28,4% 7,2% Afwijkingen plantverband - gepland 1,0 x l,0m 1,7 x 1,7m x l',4m 2,5 x 1,5 m -gerealiseerd 1,3 x l,0m 1,8 x l,8m 4,5 x l,4m 2,5 x l,65m 3t) , A: geveld 197° en 1977 geklepeld B: geveld 1977 C: geveld 1979

Weinig problemen gaven de objecten Moshui, Grollo en de in 1976/ 77 gevelde gedeelten in Sleenerzand. Het percentage slecht en niet ge­ plante planten bedroeg op deze terreinen 7 tot 12 %. In Grollo kon uitstekend tussen de stobbenrijen worden geplant. Er lagen hier welis­ waar grote concentraties kapafval, maar omdat het kapafval van sitkaspar na 3 jaar erg bros is, gaf dit geen moeilijkheden. Alleen in de buiten­ ste plantrijen bevonden zich veel stobben, hier liep het aandeel ge­ miste planten op tot 16 %.

Dit percentage bedroeg in Sleenerzand voor de reeds eerder gevel­ de en gedeeltelijk ook met de klepelmaaier behandelde gedeelten resp. 10 en 12 %. Dat dit hoger ligt dan in Moshui en Grollo moet worden ge­ weten aan het feit dat in Sleenerzand bijna loodrecht op de oude stob-berijen moest worden geplant. Dit was nodig in verband met de toekom­ stige aanleg van douglas tussen de rijen Weymouthden.

(11)

12

-Gebleken is hier dat oudere stobben minder problemen geven. De ploeg glijdt er gemakkelijk overheen en komt achter de stob weer snel in de grond. Veel moeilijker verliep het plantwerk op het vers gevelde gedeelte in Sleenerzand. De omstandigheden waren hier bijzonder on­ gunstig; 28OO verse stobben per hectare met zeer veel kapafval en dan loodrecht op de stobbenrijen planten. De moeilijkheden ontstaan in feite door de stobben: de ploeg loopt eruit en door de dichte laag kapafval komt de klepelmaaier er niet snel genoeg doorheen, waardoor de ploeg enige meters op het kapafval blijft lopen. Op die manier worden enige plantplaatsen gemist. Op zich is het nog verwonderlijk dat onder deze bijzonder ongunstige omstandigheden het percentage ge­ miste planten niet meer dan 28 % bedroeg.

In Arnhem lag dit aandeel op l6 %, Dit was te wijten aan de grote hoeveelheid kapafval en het grote aantal loofhoutstobben (900 per ha.)

Bij beproevingen in West-Duitsland werden eveneens zeer goede re­ sultaten behaald. Het aandeel gemiste planten liep van 5 tot 12%. Uit eigen onderzoek is gebleken dat deze percentages voor de bosploeg-plantmachine en de Quickwood onder moeilijke terreinomstandigheden op­ lopen tot 30 à 45 %. Uit een recent gehouden inventarisatie bleek dit percentage voor de bosploegplantmachine op grovedennekapvlakten neer te komen op gemiddeld 20 % met een spreiding van 7 tot 47 %•

Met het realiseren van het gewenste plantverband waren er alleen problemen in Arnhem. De plantmachine is excentrisch naar rechts achter de trekker geplaatst. Bij heen en terug planten is het dan niet moge­ lijk korte afstanden tussen de rijen aan te houden. De trekker moet namelijk voldoende afstand houden van de vorige plantrij. De indeling van het perceel in Arnhem dwong de machine om steeds vanaf één zijde te beginnen. De minimale gemiddelde afstand tussen de rijen bedroeg nu 1.30m.

De goede resultaten met de Deense plantmachine zijn vooral te dan­ ken aan de goede doorsnijdende werking van de klepelmaaier (kapafval en wortels tot ca. 10 cm. doorsnede) en aan de goede aanpassingsmoge­ lijkheden aan terrein en bodem door de beide onafhankelijk werkende delen van de plantmachine. Het aandeel gemiste planten hangt natuurlijk in de eerste plaats af van de mogelijkheden om tussen de stobbenrijen door te planten. Dit geldt vooral bij een hoog stobbenaantal, waar de rijen nog duidelijk zichtbaar zijn, Is het aantal stobben per ha laag, dan is ook meestal de oorspronkelijke rijrichting niet meer duidelijk aanwezig. Dit geldt vooral bij groveden.

(12)

13

-Daarnaast is van invloed het aantal en de hoogte van de stobben e de hoeveelheid en ouderdom van het kapafval. Stobben met maximale meting van 10-15 cm diameter worden door de ploeg opzij geschoven.

(13)

14

-4.2 AANSLAG

Midden juni is de aanslag bepaald. De percentages kwijnende en dode planten staan vermeld in tabel 4. In Arnhem, Grollo en het in 1976/77 gevelde gedeelte in Sleenerzand is het percentage dode plan­ ten laag en is nauwelijks verschil te constateren tussen de Deense plantmachine en de praktijkmethoden. In Moshui en het in 1979 gevel­ de gedeelte in Sleenerzand is meer uitval. In Moshui zijn bijna l4 % van de planten dood die met de bosploegplantmachine zijn geplant en 18% kwijnend. Voor de Deense plantmachine zijn deze percentages resp. 6 % en 5 %• De planten in het met de bosploegplantmachine aangelegde gedeel­ ten zijn over het algemeen slecht ontwikkeld, wat mede te wijten is aan konijnenvraat.

Opvallend was het verschil in aanslag tussen het in 1979 en het in 1976/77 gevelde gedeelte in Sleenerzand. Hiervoor zijn twee oorzaken:

1. Vreterij door Hylobius. Dit komt alleen voor op het vers ge­ velde gedeelte. In dezelfde week als de opname zijn de planten bespoten met Gardona. Op plaatsen waar de plantmachine duidelijk voren heeft getrokken is de aantasting geringer. De meeste

dode planten bij het machinaal planten komen voor op de plaat­ sen waar met de hand is bijgeplant. Beide laatste punten lijken een bevestiging van de Zweedse ervaring dat Hylobius aantas­ ting geringer is als de plantplaats vrij is gemaakt van orga­ nisch materiaal.

2o Slechtere plantomstandigheden. Dit geldt zowel voor planten met de hand als met de machine. Vooral na het klepelen ontstaat een dikke mat takmateriaal, waarin het planten moeilijk is.

De verschillen tussen de Deense plantmachine en de praktijkmetho­ den zijn ook in Sleenerzand gering. Alleen handplandten na klepelen geeft een hoger percentage uitval(l4%).

(14)

u cd ft N en ON IN IA <d •0 en a +> S o o IA cd IA 0 -H A rH M rH (M m rH O • 5 •» 00 S-l 'D i"H OJ rH [N-O •# ft (M •a rH rH vo ß •» •» CO cd 00 CO A ON l> rj 00 in "O •O •» -JP NO rH S en rH (M a> <s > A a> 05 S 00 r- en rH 9* ON .«—s ft en 00 en O CO S ON 4) rH >0 "0 fi •H <0 • fi N S 3 U P, rH •o d) d) rH [N-c &s r- T> #» #» co en « \ ß (M O (M rH d) • NO «S •H *n [v. A ß W en a) 'S rH (M a) rH > a) E NO 00 m 0) 0) r-l ** r> r-s M ft O O »V ß ft 0 S f-1 ß ft O s en co 00 •p 0) • *» .- m ß "O rH 00 en tN-(S (U ft rH rH rH > 0} ft o 0 u A a> rH CD •o 3 o o £ • T-i rH "O M •<•) S rH O rH m NO rH ß S ft 0) CU rH •a G •a rH rH -4« a s •» »• rH G «s en -tf •r> •H A •H S (o

>

<0 S A • * G •<-> s 00 h- 00 a) U rH •» -d< D) < cq ft en ON «j +> ß V o h a) ft •p a) s 15 -H ft • cd O +> /—\ r-! TJ ß ß Cd •H O c CD a) cd O A G S rH cd •D •o rH (1) II H •H o cd -P £ o cd G a> X 73 +> cd. s 0 i—i cd p ft ß 0) fi •ri A ü cd S -P G cd ta c <D (1) Q O) fi •H TJ •H d) U 4> A (H 0 O u > ® G •H •H cd <a es u S u rH 0) CI) -p ft a) u <0 rH (1) G X •o •H fi A cd 0 O fi N cd e G fi +>

«

© s +> -p cd fi c rH cd cd ft r-i rH D) /l\ ft ft u/ o -P •p rH A A ft U u IQ cd cd 0 in u CQ

£

4

fi w fi S cd cd rH A A p. • rH ci H ft 13 •o ta G S o c# <d m A A

(15)

16

-4.3 ERGONOMIE

Er zijn geen specifieke ergonomische metingen uitgevoerd. Bij de beproevingen in West-Duitsland zijn door dr. Lunzman van het In­ stituut für Arbeitswissenschaften in Reinbek trillings- en geluids­ metingen verricht. De resultaten worden hier onder vermeld.

Op geruimde terreinen lag de versnelling van de trillingen ge-. 2 meten op de zitting in alle frequentiebereiken onder 0,1 m/sec . Hiermee worden de toelaatbare grenzen voor het welbevinden van de planter tijdens een 8-urige werkdag niet overschreden. Op niet ge­ ruimde kaalslagen werden in vertikale richting hogere versnellingen gemeten nl 0.84 m/sec bij 31,5 Herz. Hierbij zal het welbevinden van de planter na 3 uur veranderen. De prestatie werd echter niet wezenlijk beinvloed. De trillingen in de plantmachine werden voor­ namelijk Veroorzaakt door de draaiende klepelmaaier bij het verbrij­ zelen van kapafval. In zijn totaliteit hebben de trillingen geen we­ zenlijke invloed op het welbevinden van de planter (grafiek l) .

Wat betreft het geluid werden in de kabine van de trekker (MB-Trac 65/70) maximale dB(A) waarden gemeten van 92-94. Voor de plan­

ter bedroegen deze in het frequentiebereik 31~63 Hz, 102 tot 104 dB(A). Bescherming is dus voor beide nodig. De spreekverbinding tus­ sen chauffeur en planter geldt tevens als gehoorbescherming.

De zitting (40 cm breed en 35 cm diep) is voorzien van een goe­ de rugleuning. De zitting kan niet aan de planter worden aangepast, dit kan wel met de voetsteunen.

Bij zeer klein plantsoen moet de planter zich diep bukken en werkt in een ongunstige werkhouding. De nadelige effekten hiervan kunnen worden verminderd door planter en chauffeur te verwisselen. Vanaf 40 cm plantsoenlengte is de werkhouding volgens de planter

goed.

De klepelmaaier is aan de achterzijde niet zoals aan de zijkant beschermd met een kettinggordijn. Dit is gedaan om gemakkelijker on­ derhoud te plegen. Tijdens de inzet in Duitsland en Nederland hebben zich geen problemen met de veiligheid voorgedaan.

De chauffeur moet zich gedurende het plantproces nogal veel om­ draaien. Dit betekent dat het bovenlichaam, het hoofd en de nek in een ergonomisch ongunstige positie komen. Dit kan alleen worden ver­ holpen door de planter en chauffeur om de twee uur te laten wisselen.

(16)

17

-Grafiek 1. Versnelling op de zitting bij het planten in vertikale (az) en hori­ zontale richting (ay) in vergelijking met de ISO grens*kurven (I voor az en II voor ay) voor een 8-urige werkdag, (naar DENNINGER 1978)

(17)

18

-Technische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld spiegels bieden hier geen uitkomst. De Deense plantploeg wisselde niet.

Wordt de Deense plantmachine vergeleken met vergelijkbare plant-machines, dan is deze machine ergonomisch een verbetering»

(18)

19

-4.4. PRODUCTIE EN KOSTEN

Ter vergelijking zijn naast de Deense plantmachine op de reste­ rende gedeelten van de vier objecten de gebruikelijke herbebossings­ methoden toegepast. De resultaten van de tijdstudies van de Deense plantmachine en de praktijkmethoden zijn vermeld in bijlage 1.

De invloed van de extra maatregelen vóór het planten op de pro-duktie van de plantmachine was minimaal. Met dit onderscheid is ver­ der geen rekening gehouden. Het aantal planten per produktief

machine-\ ) *

uur (PMU) varieerde van 285 tot 475 (zie tabel 5)• De produktie wordt in sterke mate bepaald door de terreinomstandigheden op de kap-vlakte (aantal en zwaarte van de stobben en hoeveelheid kapafval), het plantverband en de grootte en soort plantsoen. Zo is de produktie in Sleenerzand en Grollo aan de lage kant, doordat in Sleenerzand

dwars op de stobberijen is geplant en in Grollo groot vierjarige sitka spar is gebruikt. Onder Nederlandse omstandigheden kan voor sparren worden gerekend op 300-350 en voor dennen op 400-500 planten per PMU. De richtgetallen uit West-Duitsland zijn voor fijnspar dezelfde en voor groveden 500-600 planten per PMU. Bij groveden werden meer planten per hectare geplant. Na een half jaar draaien bij de Deense Heidemaatschap­ pij werd een produktie vastgesteld van 400 sparren per PMU.

Een produktief machine-uur is gedefineerd als de tijd waarin de machine werkt. Hierin opgenomen zijn onderbrekingen die korter duren dan 15 minuten.

(19)

20

-Tabel 5* Produktie per produktief machineuur (PMU) van de Deense Plantraachine

plantverband

aantal stobben per ha (+loofh.st.)

Arnhem 2j. eik

1,3x1,Om

500(+900)

Moshui Sleenerzand Grollo 3j. groveden 3j.Wey.m.den 4 j . S itka 2960 1,8x1,8m

260(+50)

5190 4,5xl,4m 2800 A*) B C 1100 990 220 349 372 332 spar 2,5x1,65m 1800 292O 286

totaal aantal geplant (incl. slecht- en niet

geplant)

aantal planten per PMU 439 476 *) A geveld '76 en '77 en geklepeld

B geveld '77 C geveld '79

Voor de berekening van de uurkosten van de Deense plantmachine wordt uitgegaan van een aanschafprijs van 100.000 DKr. (ƒ 36.500)« De reparatie en servicekosten zijn gebaseerd op gegevens van de Deense Heidemaatschappij (bijlage 2). Voor de eerste helft van 1979 kwamen deze op ca. ƒ15,-- per uur (kosten van onderdelen en loonkosten in werkplaats en in bos). Gedurende de 42 uren waarmee met de plant­ machine is gewerkt, heeft zich één grotere storing voorgedaan (100 minuten). Het betrof een uitgelopen lager van één van de aandrukwielen.

De uurkosten zijn berekend bij 200, 300 en 400 PMU per jaar. Er zijn geen overheadkosten opgenomen.

Uitgangspunten voor de kostenberekening:

Aanschafprijs ƒ

36.500,--Afschrijvingsperiode 6 jaar

Aantal PMU per jaar 200, 300 en 400

Rente 10 %

Restwaarde geen

De kosten per PMU zijn dan als volgt samengesteld:

Aantal PMU/jaar 200 300 400 Plantmachine Afschrijving 30,40 20,30 15,20 Rente 9jl0 6,10 4,60 Reparatie + onderhoud 15,-- 15»— 15 j — Totaal plantmachine 54,50 4l,40 34,80

(20)

21 -Trekker, 60-70 kW met vierwielaandrijving Loonkosten cauffeur en planter Totale kosten 24,— 50,--ƒ 128,50 24,. 50,' 24,' 50, • ƒ 115,40 ƒ 108,80

In tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de aanlegkosten per hectare voor de Deense plantmachine en de door het beheer toegepaste methoden. Daarbij is uitgegaan van de volgende uurkosten (incl. bedie­ ning, excl. overhead):

Loonkosten (incl. sociale lasten) ƒ 25,--Klepelmaaier Willibald UFM l80 + trekker 90 kW ƒ 86,--Klepelmaaier Nicolas D105 + trekker 60-70 kW ƒ 70,--Bosploegplantmachine + trekker 45 kW ƒ 80,--Deense plantmachine + trekker 60-70 kW ƒ 115,— Tabel 6. Aanlegkosten per hectare voor de Deense plantmachine en de praktijkmethoden Arnhem plantsoen: 2-j. eik aantal planten per ha 7700 DEENSE PLANTMACHINE planten nawerk Totaal ƒ 2017 » 223 ƒ 2230 Moshui 3-j.groveden 31OO ƒ 749 » 108 ƒ 857 Sleenerzand 3-j.Weym.den I6OO * ) A B C

f

527 495 554 " 83 83 I80 ƒ 610 578 734 Grollo 4-j.sitkaspar 2400 ƒ 965 » 100 ƒ1065 PRAKTIJKMETHODEN klepelmaaier / 465 handplanten 2833 bospl.plantm. nawerk Totaal / 3298 ƒ 327 512 153 ƒ 992 ƒ 620 ƒ 378 " 828 832 ƒ1500 ƒ 620 ƒ 1206 832 ƒ1500 A: geveld '76 en '77 en geklepeld B: geveld '77 C: geveld '79

(21)

22

-Op de kaalslag van groveden in Moshui is het verschil in kosten tussen de Deense en de Nederlandse plantmachine gering. Dit wordt veroorzaakt door de lage kosten voor het verbrijzelen. Op dit terrein lag namelijk betrekkelijk weinig kapafval.

De bosploegplantmachine kon op de overige objecten niet worden ingezet vanwege de grote hoeveelheid kapafval. Op de kort voor het planten gevelde objecten Sleenerzand en Arnhem was de Deense plant­ machine ƒ 500 resp. ƒ 1000 per hectare goedkoper dan hand planten na klepelen. Planten zonder klepelen bleek in Sleenerzand ƒ 100 duurder te zijn dan de Deense plantmachine. Vooral bij grotere aantallen plan­ ten per hectare wordt de inzet van de plantmachine aantrekkelijker. Op de kaalslagen, die twee tot drie jaar over hebben gelegen, was er of geen verschil in kosten (Sleenerzand) of werkte de Deense plantma­ chine ruim ƒ 400 per hectare goedkoper (Grollo). In Sleenerzand zijn bij het handplanten geen kosten meegerekend voor het indertijd uitge­ voerde klepelwerk.

Bij de kostenvergelijking in tabel 6 is uitgegaan van ƒ 115 per uur voor de Deense plantmachine bij 300 PMU per jaar. Uit de tijdre­ gistratie van een week (zie bijlage 3) bleek de tijd voor transport en onderbrekingen langer dan 15 minuten neer te komen op 25 % van de produktieve machinetijd. 300 PMU1s komen dan bij een achturige werk­ dag neer op 9 à 10 werkweken. Bij een produktie van 0,1-0,15 ha per PMU betekent dit dat in één plantseizoen 30 tot 45 hectare moet wor­

(22)

23

-5. CONCLySXES

De resultaten met de plantmachine van de Deense Heidemaatschap­ pij waren boven verwachting goed. De gedeeltelijk uitgevoerde terrein-voorbereidende maatregelen bleken grotendeels overbodig te zijn.

Het sterke punt van deze plantmachine is dat voor het planten geen terreinvoorbereiding nodig is. Dit geldt niet alleen op kapvlak-ten van groveden en lariks maar ook voor de moeilijkere terreinomstan­ digheden op kapvlakten van fijnspar en douglas.

De goede plantresultaten zijn vooral te danken aan de goede door­ snijdende werking van de klepelmaaier (kapafval en wortels tot ca 10 cm doorsnede) en aan de grote aanpassingsmogelijkheden aan terrein en bodem. Dit laatste wordt bereikt door de beide onafhankelijk werkende delen van de plantmachine.

De produktie bedraagt voor sparren 300-500 planten en voor dennen 400-500 planten per produktief machineuur. Op kapvlakten van kort voor de aanleg gevelde fijnspar en Abies bleken de aanlegkosten met de Deense plantmachine ongeveer ƒ 500 tot ƒ 1000 per hectare lager dan de door het beheer uitgevoerde aanleg. Op kapvlakten van groveden was het verschil in aanlegkosten met de bosploegmachine gering. Bij deze kos-tenvergelijking is voor de Deense plantmachine ƒ 115 per produktief

(23)

24

-LITERATUUR

1. Denniger, W. 1978. Einsatzerfahrungen mit der Forstpflanzmaschine der Dänischen Heidegesellschaft. Stencil KWF

2. Honoré, S. 1975* Experiments on planting systems. Skovteknisk Institut Denemarken.

3. Leek, N.A. 1979« Techniques of stand establishment in the Netherlands^ Optional paper for the Symposium in Stand Establishment Techniques and Technology, Moscow.

(24)

rl (M 00 O IM VD Os 00 CM <fl »XI en 1A OS CO m en o rl O w •» o «• »• 03 (M - rH •• OS TH IA rl rl rl IA rl O H H rl o 03 vo OS IN •Ö rH (1) IM OS IA cn-41 oo oo C^- ca > y? CO 03 ri H 03 N o en LA ca (M a #» »» «» F> FT IN R *« ' en r-03 Os ca rl H ri rl O 00 t"--<p IA en (M en os en 03 «• os en en r-o O *£> rl a) ï> 0) O) l> Os IA en-41 CO CO 03 00 03 ri rl (M r>- rl LA IA en • *» f« r> «v •» r •* . en os r- «• r» (M rl rl rl •H O 16 •h en + [> •a o os rH • t*- 00 Q>—1 c» 00 03 CUCD a&> 1 IA cn-41 00 00 w n oi IN r r r »» r rl H H rl O [> OS oo rl -# o [s- en Os •* »» en IA Os " vD -d< C^- rl en ca rl O V0 O O TH CO 03 rl VO o ON en vo -4* ^ 00 en VO . f- O M3 en 00 rl • * » * » • • *» r <JI IA " en V£> ri rl rl O O O 03 03 -4< en N CO n m (M vo r- M r*- en o VO Os VD co (M O O en n v.D • en o 03 OS -4< IA W+ « * * » * * • * r* ^1 en r* r» SD 03 03 rl rl O rl rl m (M rl 00 IA rl rl rH fi • rH ft ft 0) fi O +> CD O o — fi •p o rl cd fi ri

\ D rH cd \ •o cd S3 T3 S cd ft s—. rH \ •o Ä •H •n G. A 03 ft <u -—V •n 63 g fi fi •H G. O H fi H •H ^ 2 •H «H •P u K O '"N < O •H < •P eu m S S X • <u d) n e •• o H A C-- W H ft 53 u A ft ft\ < Z

&

rl < O SD 3 <5 O fi IA IA <u 0 •o

«

ca C - cd oa rH -SR S3 < a) rl rl ft

>

cd fi fi "n IA O /-N + IA S + O IA a) s -a w w o S V d) -h en O rl w •n en -P •—' X en •P H cd 0 fi -p +> -P + s ^ cd •H + fi cd o + s3 2: • • rH (U d) fi fi «2 w H d) A fi •p ' cd A • -—-ni < SI SU <H 0) > cd cd 3 cd •H \ d) U1 cd rH \ S3 <d >—l h-3 S3 ^ o <d S3 (U rH H rl ,fl

§

cd fi •p 5S A ft fi •H A ft A 4) eu +> •H •rt ft ft O \ S a eu fi rH \ a> d) \ S ft A fi S3 0 >• to fi -p -P !>> fi *-> S Si cd 0 fi <u k S3 r-1 ftl 0 d) CO eu .fi X r—t X rH 0 O M rH 3 rH d) 0 3 X d> ni W •P •H •p • • o 3 cd U Cd SH P-l 0 • ft O SH rH • SH SH •P 2 fi ni fi m A 1 -H TS •p eu •P • 3 ft fi •0 • 3 ft A <U 3 fi w (d ni <d k o fi H O fi

>

fi fi fi <5 d) o fi fi fi m O

> fi

cd u rH U rH d> cd fd fi U cd cd cd -H cd

«

rH Cd cd •H cd 0 cd cd cd «S Q ft T3 ft p. a cd *H ft cd 2 cd S 6 ft XFS A S S A B fi S

(25)

In Arnhem en Moshui: Willibald UFM l80

In Sleenerzand : Nicolas D105 (alleen plantstroken)

Om een zo goed mogelijke vergelijking te kunnen maken tussen de prak­ tijkmethoden en de Deense plantmachine is voor de klepelmaaier en de bosploegplantmachine het percentage Algemene Tijden gebruikt, dat bij de Deense plantmachine werd waargenomen, nl. 26 %. Hierin is geen transport opgenomen.

(26)

Os ON rH <M • rH O H O) * Cd CA r-i (M •1-5 •H m CM f-l OM r-t I I <H I 01 I <H I H I <d I XI I -PI IQ I Ui •H I I 0) I pfi I •PI I Si •H I I ÎH I •H I cd I ftl (1) I 05« I <H I 01 I -PI W I Ol Ol I 'O I Cl cd I I 0) I 0 I fi I cd I Si M 01 <h i U\ <D I 0,1 I <H I O I I •P I fi I O I Si a) I •p I cd I •p I ÜD I 0) G •H A O cd S 0) fi a cd Q) P r-i (d > <D O) cd b 0 > < w -p s cd • a g <H O O Xi m iH H li O -ri 3 Sh O X "O £ <H -d o s ni t 8 9 <u -p 3 »û Ö o S cd ä P H -P S Aw w <H rH O «H •H S M *0 cd -p O -p fi W •H ci O ÎH *H a) -P •fi ft •p 3 o u u •rl cd ft <D Ä O) s •H > O X <H O IQ T3 S •H © £ +> O ai s »ri •P S cd r-H a. Ö) a •H O) S 0 rH Oh rH cd ON •P CA 0 •P fi H CA W CO ON P 0 a) fi cd rH rH d) O CO -4* •H •H S O) fi •H VO rH •P fi -P rH (d *rt H fi 0« P u •H cd O O VD o 'O w CO rH a> o W »H W H 0) ? b cd ft U S *0 0 >, O Ä w •H ON (M m rH in rH cd S Ä 0 O 0 •H CA rH rH «H S «H rH A 0 0 cd eu 1 s M cd es +> a «H ^ -p •P CD <H co r- ö ï cd LA iH (d ft w 0 Ä ft a) A to -p Ui •w» fi •H h ÎH •H cd cd 0 ft C9 G) C9 CQ -P O U f-H CA 03 O 0 ON (M -P -P A •H 0 W 0 1 Pi > O - U A a) CO co D) A CM CA P A CA 0 P tH $-i ft OS » 00 -4» rH rH <D > rH •ri fi m u P o S3 <D O) cd •p fi 0) O h <d Cu O <M r-ca rH O O ON o o co O m o m <N O m v£> (M O LA O m *sO O VD (M O O O cd •p o • -P u * * . H Q O CA CA t CO O O ON LA in m 0) > 0 iH 1 ON l> ON (1) S •H A G <d S •O 0 > O h ft B <H O -P m o a •o à) -p o <D ft H W ON m v>0 U p O fc ,fi 0 O) ft fi ÜJ •H fi • -P «H (h £ £ X cd O • H Cd Ci ft B CO tH O eg in tH m CM in o m CA o h a> o ft fi <u •H Ö • -P 'H fi A U X « O p • h cd o Q ft S X

(27)

Bijlage 3

Tijdregistratie met behulp van tachograaf (in minuten):

datum planten (incl. aan-en onderbre- transport middagschaft afloop en onderbrekingen kingen

•<"15 min) >15 min. 26-11 235 33 60 27-11 429 25 49 42 28-11 386 122 92 15 29-11 383 81 65 31 30-11 581 17 27 20 Totaal 2014 245 266 168

Transport en onderbrekingen ^15 min. bedragen 25 % van de produk-tieve machinetijd. (2014 minuten ).

(28)
(29)
(30)

Foto 3- De gehele unit in transportstand. Let op de bouw van de ploeg met vlak daarachter de diepwoeler. Onder plantkabine de vorentrekker.

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De opname aan droge stof kan echter sneller worden verhoogd, door in de rantsoenen voeders op te nemen met een hoge voederwaar- de per kg voer (= krachtvoer).. Bij een zekere

De servicemonteur elektrotechniek test en controleert de werking van gemonteerde componenten van elektrotechnische machines, apparatuur en installaties volgens beproefde methoden,

La Chambre Chiropractie rend pour avis à la Commission Paritaire et conformément à la loi du 29 avril 1999 en ce qui concerne les mesures transitoires :

Secondly, there is no data on publication outputs or conference presentations from research completed for health sciences higher degrees, either at Masters or doctoral level..

The model SR spectrum from electron – positron pairs produced in cascades near but on field lines inside of the return current layer, and resonantly absorbing radio photons, very

Burdened by high unemployment, poverty and inequality levels together with a high percentage of the labour force situated in vulnerable working conditions,

Based on the principles of interdisciplinarity, systems thinking and organisational integration, the purpose of this article was to combine the principles of organisation,

Apart from three pages of introducing and contextualising the study (which will be responded to in the discussion) the History MTT in this section largely covers content