66
J.
Gremmenen
M.de Kam
/
Enkele aspecten van onderzoek over de watermerkziekte van
de
schietwilg
BosbouwproeÍstation, WageningenInleiding
De
verspreidingvan
plantenziektenwordt door
een complexvan
factoren bepaald. Eenhiervan
is
de
sterke vermeerdering van de waardplant, een factordie
vooral grote betekeniskrijgt
indien
er sprake is vancultuur
oP grote schaal van één soort ofkloon. Hierdoor
kan
een ziekteverwekkerzich
zeersterk
uit-breiden
en
vaak grote
schade aanrichten.De
explosieve ver-spreiding van de watermerkziektein
Nederlandis
hiervan eenduidelijk
voorbeeld.Deze ziekte
wordt
veroorzaaktdoor
een bacterie,Erwinia
salicis(Day)
Chester genaamd (Gremmen&
De Kam,
1970).Het is
een vaatparasiet,die
een verkleuring van het hout teweegbrengt, verwelking van de bladeren veroor-zaakr, gevolgddoor
afstervingvan
takken,die
binnen
enkele jaren kan leidentot
de dood van de gehele boom.In
Nederlandis
dezeziekte
van
grote
betekenisvoor de
schietwilg
(Salixalba);
in
Engelandvoor de
zgn. cricket-batwillow
(Salix alba 'Calva').De
watermerkziekte van tle schietwilg
Salix alba en
zijn
vele variëteitentreffen
wein
Nederland aan als boomwilgen en knotwilgen. Boomwilgen werden en worden geplant voor het hout, dat vroeger werd gebruikt voor de fabri-cage van klompen.Het
overgrote deel van de beplantingen van boomwilgen, diein
de achter ons liggende jaren werden aangelegd, bestonduit
de cv. Liempde, daarnaast werdin
mindere mate ook 'Drakenburg' gebruikt. Beidecultivars
zijn
zeer gevoelig voor de watermerk-ziekte. 'STorden ze echter als knotwilgen geteeld dankomt deze
ziekte veel minder voor, daar gebleken is dat takkendie
jongerdan
vier
tot
vijf
jaar zijn
als
regel geen ziekteverschijnselen vertonen. Mede door schaarste aan arbeidskrachten ophet
landwordt
het knotten van schietwilgen nagelaten.Het
gevolg is dat menop
vele plaatsen doorgeschotenknotwilgen
aantreftdie in
ernstige matedoor
de watermerkziektezijn
aangetast endaar-door
eenpotentieel
gevaarvormen
voor
jonge
beplantingen, respectievelijk bestaandenog
gezonde beplantingenvan
deze boomsoort.Uit
de vele waarnemingen die gedurende het onderzoek over de watermerkziektewerden
gedaan,kon
worden
vastgesteld dat deze ziektezich
overhet
gehele land verspreid heeft en grotesterfte
onderboom-
en
knotwilgen
aanricht.Het
overwegendgebruik van
de vatbarekloon
'Liempde'
zal daartoe zeker hetzijne
hebben bijgedragen.Áls
gevoig hiervanis
deanimo
om Salix alba aan te planten zeer afgenomen en ziet men een to3-nemende verschuiving naarhet gebruik
vanpopulier,
zelfs op groeiplaatsendie
voor
wilgen
geschikterzijn
dan voor
popu-lieren.Als
gevolgvan
dezeontwikkeling werd
omstreeks 1968 doorhet
Bosbouwproefstation,,De
Dorschkamp"een
aanvang ge-maakt met een onderzoek naar deze belangrijke wilgenziekte. Deverspreiding van
deziekte
een open vraagVan
Salix
albaworden vele
cultivarsdoor
stekof
poten
ver-meerderd. Stekwordt gebruikt
als eenjarig stek, afkomstig van moerstoven;poten
zijn
meerjarigetakken
die van
bestaande bomen, vaakknotwilgen
worden genomen.Aan
de gezondheid van de moerstoven waarvan het stekwordt
gesneden en van debomen
waarvanmen poten
wil
snijden,
moet
daarom onzegrootste
aandachtworden
gegeven.Volgens opgaven
in
de Engelse fytopathologischeliteratuur
werdenin
enkele gevallen mosÍstoven aangetroffen die door de watermerkziekte bleken tezijn
aangetast (Peace,1962).
Het betreft hier de
cricket-batwillow,
Salix alba 'Calva',die
in
sommige gebiedenvan
Enge-land
(Essex,Hertfordshire,
Suffolk en
Cambridgshire) wordr geteeld en erg vatbaar is voor deze ziekte.In
Engeland heeft de vermeerdering vooral plaats door de zgn. ,,Sets".Dit
zifu
dtie-jarige
langstekkendie
met
onze,,pot€n"
vergeleken kunnen worden.Oriënterend onderzoek
in
Nederland heefttot
nu toe geenaan-wijzing
opgeleverd,dat
Erwinia
salicisdoor middel van
een-jarige stekken, afkomstig van moerstoven kan worden verspreid.Zelfs
wanneer een moerstoofdoor
deze ziekteis
aangetast, ishet
bewijsniet
geleverddat
de ziektemet
eenjarig stek wordr overgebracht.Uit
proevenmet duideliik
verkleurd,ziek
mate-riaal is
namelijk
geblekendat
zich
uit
zulk
materiaal geheel normale nieuwe scheuten ontwikkelen,waaruit Erwinia
salicis zelfs na twee jaarniet kon
worden geÏsoleerd. Daar depraktijk
vooral gebruik
maaktvan
dezevorm van
vermeerdering,liikr
de kans op verspreiding vanErwinia
salicis langs deze weg niet groot. Teneinde echterelk
risico te vermijden is het naar onzemening toch van groot
belangdat
ook
voor
dewinning
van eenjarig stekuitsluitend volledig
gezonde moerstoven worden gebruikt. 'Síaar men gebruik maakt van poten, isduidelijk
aan-getoond, dat hierwèl
een reëel gevaar voor verspreiding van de ziekte aanwezig is, omdat het meerjarig hout van poten de ziek-tein
zich kan bergen. Bomen, groeienduit
zulke potenzijn
dan van de aanvangaÍ
ziek.Men
dient er daarom oP toe te zien dar de poten van volkomen gezonde bomen worden genomen. Tii-dens het snijden moet men er voorts op letten, dat het hout nietSterk aangeta$e kroon uan'Liempd.se' uilg. Let op àe ddàelijke pater-lottorming (zie Pijl).
67
Ziektebaard.
in
een beplanting aan'Liempdse'wilg;
1 -
de bet eent aailgetatte boon, ook de bomen 2 en 3 reeds adngetdst,aantastingen steeds weer zichtbaar worden als de schietwilg een
leeftijd bereikt van
achtà tien
jaar.In dit
verbandzullen
weook
derol van knotwilgen
niet
uit
het
oog moeten verliezen, maat danin
die zin,
dat ziekeknotwilgen
andere boomwilgen infecterenvia het
wortelsysteem.Misschien
ziin
zelfs anderewilde
Salix sooÍten, zoals Salix caprea waardDlanten van de bac-terie.Ter motivering van
deze theoriezij hiet
opgemerkt, dat reeds doorDay
(I)24)
vermeld werd, dat deontwikkeling
van het watermerkin
dewortel
een soortgelijk verloop heeft alsin
de kroon.
Tijdens
het lopende onderzoekin Ilageningen
werdErwinia
salicis ookuit
wortels van aangetaste wilgen geisoleerd.Als
onderdeelvan dit
onderzoek,dat
nogin
de beginfase ver-keert,werd
een aantalwilgen
in
bakken geplant,met het
doel één exemplaarmet Erwinia te
inoculeren.Op
eenlater tijdstip
zal dan
worden
nagegan of
de bacteriein
staat isvia
deze ver-groeiingende
overige, niet-geïnoculeerdeplanten ziek te
ma-ken.Een
punt
waaraan nog geen onderzoek werd gewijd, is demo-gelijke
aanwezigheidvan de
ziekteverwekkerin
de resten van gevelde,door
watermerkziekte, afgestorven boom- resp. knot-wilgen.-
Volgensní.
C.I7ong
(Leeds) zou deze bacterie nog jaren navelling
van de aangetaste boomin
de stobbenvan
de cricket-batwillow
verblijven en mede oorzaak zijr. vanherinfec-tie
van de
geplante ,,sets".-
De
vraagkomt onmiddellijk
op.àf
de ziekteverwekkerin
de stobzelf
leeft, danwel in
de wor-telsvan
de betreffende stob.Daarbii is het van
belangom
te wetenof
de stob nog leeft en opslag gevormd heeft,èf
dat deze geheei afgestorven is. Over de aanwezigheid vanErwinia
salicisin
zulke srobb€n verkeren we echter nog geheelin
het onzekere. Daar deze bacterie een zeer gespecialiseerd organisme is, dat in de vatenvan
dewilg
leeft,lijkt
het
in
eerste instantieweinig
aannemelijk
dat
dezein
dode stobben zou voorkomen, waarin reeds vele andere soorten bacteriën leven.Als
verder alternatiefvan
verspreidingvan
de bacteriewordt
mede gedachc aan snoeiwonden. rJ7ordt het opsnoeien met za g
of
schaar uitgevoerd,welke
in
aanrakingis
geweestmet
een aangeiaste tak dan is overbrenging vanEtwinia in
principemo-gelijk. Met
het microscoopkon
worden vastgesteld dat zich tal-loze bacteriën opdit
gereedschap bevinden. Raar evenweltot
nu toe geen enkele zekerheid bestaat,dat
wonden doordit
patho-geen kunnen worden geïnfecteerd,yerden
enkele snoeiproeven opgezet, diehierin
hopelijk meer klaarheid zullen brengen.Nog
eenenkel woord over de
bestaande veronderstelling dat insekten als vectoren van deze ziekteverwekker kunnen dienen.Met
namede
elzensnuittor, Cryptorrhynchuslapathi wordt in
dit
speciale verband genoemd.Lindeijer
(1932) wijdde enig on-derzoek aandit
thema, maar leverde geen overtuigend bewijs van deze steliing'In
het voorjaat van 1972 werd met onderzoekin
dezerichting
aangevangen. Helaas war€n er dat jaarweinig
kevers beschikbaar, zodat geen
definitieve
conclusies getrokken konden worden.In
enkele gevallen werdwel
geconstateerd dat de kever tijdens de rijpingsvraat voldoende diepin
de scheuten boort, zodat overbrenging vanErwinia
salicisin
de vatenmog'e-lijk
moet
worden geacht.Het
onderzoekzal
in
voorjaar 1974worden
gecontinueerd,daar
slechts eenmaalin
de twee
jaar kevers van de elzensnuittor aanwezig zijn (Doom, 1966). Naast al het onderzoek over de verspreiding van de wacermerk-ziekte en de levensgeschiedenisvan
de bacterieErwinia
salicis, alof niet in
samenhang met een vector, bestaat er grotebehoef-te
aan meer gefundeerdekennis over de
vatbaarheidvan
het bestaande sortiment schierwilgenin
Nederland.Dit
dringt
des te meer omdat het voor depraktijk
van het allergrootste belang zouzijn om
te wetenof er klonen
bestaandie minder
vatbaarof
onvatbaar zoudenzijn voor
deze ziekte. Daaromis
deafde-ling
Pathologieen
Resistentieonderzoekin
samenwerking met de afdeling Veredeling van loofbomen sedert najaar 1972 bezig de voorErwinia
typische verkleuring vertoont.Ien
volgendpunt hierbij is
de mogelijkheidvan
verspreidingvan
de bacterievia
het
wortelsysteem,waarbij met
name ge-dachtwordt
aafi
zogenaamde wortelvergroeiingen.In
de
loop van het onderzoek werd meermalen geconstateerd, dat wanneerde
watermerkziektein
een bestaande wegbeplanting aanvangt, deze zichin korte tijd
zo sneluitbreidt,
dat de betreffendebe-plandng in luttele
jaren afsterft. Dergelijke gevallenzijn
onder andere bekend gewordenvan
derijksweg
Culemborg-Gelder-malsenin
de gemeente Harmelen.In
hec laatste geval werd deuitbreiding van
de ziekte gedurende enkele jaren door ons totin
detail vervolgd enin
kaart gebracht.Deze snelle
uitbreiding
wordt door Jansen (1969) toegeschreven aan eeninfectie
die
uitgaatvan
aangetaste knorwilgen,die in
de omgeving voorkomen.
Hij
denkt daarbij vooral aanversprei-ding
vanuit een bepaalde haardin
derichting
van de heersendewind
en spreekthet
vermoedenuit,
dathierbij kleine
insekten eenrol
spelen. Onze gedachten gaan momenteeluit
naar korte-afstands-overbrenging van de bacterievia
de wortels, waardoor de ziekte zichin
een rijenbeplanting snel van boom naar boomkan
verspreiden, zodra wortelvergroeiingentot
stand komen.Hierbij
spelen deleeftijd
van de boom èn de plantafstand een belangrijkerol
en het
is
waarschijnlijk
geentoeval' dat
vele68
met het toetsen van enkele speciaal hiervoor
in
aanmerking ko-mende schietwilgklonen.Hierbij
moet wel worden
opgemerkrdat de
technischeuitvoering van
deze toetsingnog lang
geen uitgemaakte zaak is.Concluderend mogen
we
wel
stellendat
zonder een berer ge-fundeerde kennisvan
de verspreidingvan
de watermerkziekteen
een goede methodeom de
vatbaarheidvan klonen
vasr te stellen, men steeds weerhet
gevaarloopt, dat
de geschiedenis met de Liempdsewilg
zich vroegof
laat herhaalt.\7e
zouden tenslottewillen
eindigen mer het doen van enkele aanbevelingendie ten doel
hebben de verdereuitbreiding
van deze ernstige wilgenziekte tegenre
gaan. Deze aanbevelingenzijn
de volgende:1
Uiterste
beperkingvan
de
aanplantvan Salix alba;
afzien van het gebruik van 'Liempde','Calva' en 'Drakenburg'.2
Het
gebruik van poren van absoluut gezonde bomen.3
Het
opruimen van de aangetaste, respectieveliik dode boom-en knotwilgen, inclusief de stobben.4
liet
op
regelmatigetijden knotten van
besraande knotwil-gen.Literatuar
Day,
rV.
R. The watermark diseaseof
the Cricket-batwillow
(Salix caerulea). Oxford For. Mem. nr. 3, 1924.Doom, D. The biology, damage and control of the poplar and willow borer, Cryptorrhynchus lapathi. Meded. Inst. Toegep. B:ol. Onderz. Na-tuur, Árnhem, nr. 14, 1966.
Gremmen, J., en M. de Kam. Erwinia salicis as the cause of dieback in Salix alba
in
the Netherlands and its identity with Pseudomonas salici-perda. Neth. Journ. Pl. Path. 76, 1910 (249-252); Meded. Bosbouw-proefstation, Vageningen, nr. 108.Jansen,
E. C. De
I7atermerkziekte, een ernstige bedreiging van deschietwilg (Salix alba). Ned. Bosb. Tijdschr. 41, 1969 (118-126); IlÍe-ded. Bosbouwproefstation, níageningen, nr. 100.
Lindeijer, E. J. De bacterieziekte van den wilg veroorzaakt door
Pseu-domonas saliciperda n.sp. Proefschrift Ámsterdam, 1912.
Peace, T. R. Pathology of trees and shrubs. OxÍord, 1962.
Kees
Hana
/
Vreemd blad van de populieren
t)Toegegeven dat het pas
in
deloop
van de volgende maand de warerijd
wordt
voor populieren om hun alsdantot
het zachrste citroengeel verkleurde blad te laten vallen. Vooral op die zachte,druilerige
herfstdagenkan
het
dan zoprachtig
ttag
naaÍ om-laag slierenen
tenslotte staar iedere stammiddenin
zijn
eigen goudgele tapijt.Maar
terwijl
hetgelukkig
nog langniet
zover is,komt
er rochin
deze dagen ook al heel war peppelblad naar beneden. Illegaal zouik
bijna
willen
zeggen; wanrhet is
nog groen en eenmaalop
de grond begint het snel reverdoren,
in
elkaarkrullend en
meteen vaalbruin worden. Geen spoortje van dar kostelijke geel te zien-
is
hetu
ookal
opgevallen?Misschien hebt
u
er nogniet
zozeerbij
stilgestaan. Begrijpelijk, maar dan zouik
u
tochwillen
aanradendit
eensin
letterlijkezin wèl
te doen wanr war er nu van die pooulierenvalr
is daar buitenissig genoegvooÍ. Ler
maar evenop
de steeltjesvan
al dat blad enu
ziet het meteen:die zijn niet
normaal. Ze hebben zonder uitzondering ergensbij
het midden eenflinke
zwelling,ze zijn
misvormd, ziek, en vandaar,,naruurliik" dat
vroeg val-lende blad.Jawei, maar
wat is hier nu
aan de hand? En hoe zou het zittenmet
de twee
duidelijk
verschillende steelmisvormingendie
je meestal door elkaarvindt? De
eneis
een soort zakjeof
blaasje van,pak
weg, één à anderhalve cenrimerer en de andereis een
duidelijke en zeer gezwollen spiraal van dergelijk formaat; maarhij
heeft buitendien het voordeel darhij
zo los is gevonden datje
op sommige plaarsen naar binnenkunt
kijken.Bolle tlingetjes
Met
het
ongewapende oogis
danal
te
ziendat er
daarbinnen €en massa groenigwitte
bolle dingetjes zit. Jonge ogen kunnen zelfswel
zien dat er soms één van deze bolletjes een beerie be-weegt, maarvoor
nader onderzoek zullenook
zij
tochwel
een loepnodig
hebben.En
dankomr
het ineens!Mer
een doodge-woondrie
of
zes maal vergrotend glaasje zie je een heleluizen-familie
zitten.
Sommige hebben vleugels, maar de meeste niet-
en allemaal zijn ze nakomelingen van één moeder, de luis diein
de
voorzomer aande
bladsteelis
begonnente
zuigen. De boom heeft hierop gereageerd door de vorming van dewonder-lijke
,,gal".Eigenaardig dat deze gallen van verschillend
uiterlijk
zijn? Zeg maaf gerust hoogstverwonderlijk!\lant
al gaar her nu om tweeluizesoorten, twee leden
van het
geslacht Pemphigus (Grieks:pemphis
is
blaas),niemand
kan
verklaren waaromde
boom voor de ene een blaasachtig zakje maakt en voor de andere een spiraal.Verschillend.
Maar