• No results found

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent (gem. Bekkevoort, prov. Brabant)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent (gem. Bekkevoort, prov. Brabant)"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen II - 1992, 11-20

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent

(gem. Bekkevoort, prov. Brabant)

Mare D e B i e ' , Dirk H u y g e

2

& Pierre M . Vermeerseh

1 Inleiding

In september 1989 werd op de L u i e n berg te AssentBekkevoort door het L a b o -ratorium voor Prehistorie van de K.U. Leuven een kleinschalige opgraving (80 m2) o n d e r n o m e n 3. H e t onderzoek spitste

zich toe op een sector waar sinds 1982 door de heer S. Panis van het Oudheidkundig Genootschap TESTA (Tessenderlo) s t e e n -tijdmateriaal werd ingezameld. H e t betrof een lithisch ensemble dat ten dele jong- of laat-paleolithische kenmerken vertoonde. In totaal werden 541 artefacten opgegraven. Reeds in de jaren '60 werd de site van de Luienberg door de heren W. en H . Claes geprospecteerd 4. H u n verzameling bevat

hoofdzakelijk neolithische elementen die

1 Instituut voor h e t Archeologisch Patrimonium.

2 Laboratorium v o o r Prehistorie ( K . U . L e u v e n ) , Redingenstraat 16 bis, B - 3 0 0 0 Leuven.

3 Wij wensen h e t g e m e e n t e b e s t u u r van Bekkevoort te danken, zowel voor de terbeschikkingstelling van twee arbeiders als voor het machinaal egaliseren van het terrein na d e opgraving.

4 Zie Vermeerseh 1 9 7 6 , 7 1 . Assent-Luienberg w e r d i n dit w e r k ( p . 2 3 6 ) reeds als een mogelijk epi-paleolithisch site omschreven. Verkeerdelijk g e b e u r d e dit echter d o o r te verwijzen naar een kling met afgestompte b o o r d (Vermeerseh 1 9 7 6 , fig. 2 2 , 9) uit een ensemble dat d o o r de heren Claes in Assent-Meerbeek werd ingezameld. Deze vindplaats bevindt zich een 500-tal meter ten z u i d - w e s t e n van de Luienberg. 5 Dit is nauwkeurig aangegeven o p de terreinschetsen die samen met de verzameling Claes o p h e t Laboratorium voor Prehistorie bewaard w o r d e n . Wij danken de heer S. Panis voor het tijdelijk in bruikleen geven van zijn verzameling.

6 D e B i e & H u y g e 1 9 8 9 .

7 M o n d e l i n g e m e d e d e l i n g d o o r de heer S. Panis.

8 Perceel Sectie D n r 1 0 1 ; geografische coördinaten: 5 0 ' 5 7,2 6 " N , 5 ° 0 0 ' 2 0 " E.

verder noord-oostwaarts op de Luienberg gevonden werden. T o c h bleek een gedeelte van de collectie ook van de hier besproken sector afkomstig 5. Na de redactie van het

voorlopig rapport 6 werden n o g enkele a r t e

-facten samengepast die het gedeeltelijk samenhoren van de collecties Panis en Claes en het opgravingsmateriaal ondersteunen. H e t beperkt aantal gerealiseerde re/ïö s u g -gereert evenwel dat lang niet al het materiaal gerecupereerd werd. Nochtans zijn sinds het terreinonderzoek in de directe o m g e -ving van de onderzochte concentratie geen artefacten meer aangetroffen 7.

2 Terreingegevens

D e Luienberg (fig. 1) maakt deel uit van een reeks Diestiaanheuvels op de linkeroever van de Begijnebeek. Vanop de site 8, die

zich op de zuidelijke helling van de heuvel situeert, kijkt m e n uit over de vallei van de Begijnebeek op de Hermansheuvel. Gezien de grote absolute h o o g t e (ca. 6 3 m) biedt de lokatie ook in noordwestelijke richting een uitgestrekt panorama over de omgeving.

H e t terreinwerk bestond hoofdzakelijk uit het systematisch uitzeven (mazen van 5 X 5 m m ) van de bouwvoor binnen het areaal waar bij prospectie een afgetekende concentratie lithische artefacten was a a n -getroffen. H e t archeologische materiaal was volledig in de bouwvoor o p g e n o m e n . Deze bouwvoor rust op een tertiair substraat van

(2)

1 Algemene

situatie-kaart

Location map

groene, grove, glauconietrijke zanden van Diest, die aan de t o p zijn verweerd tot ijzer— zandsteenhoudende, roodachtige zanden. Hoewel het lithisch materiaal zich dus niet meer strikt archeologisch in situ b e -vond, en het in aantal eerder beperkt was, kon uit de horizontale spreiding (zie fig. 2) het bestaan van een duidelijke concentratie worden afgelezen. Deze concentratie is ruimtelijk gescheiden en t y p o t e c h n o -logisch b e d u i d e n d verschillend van het lithisch materiaal dat meer ten noorden en ten oosten o p de helling van de Luienberg werd aangetroffen, en dat in hoofdzaak neolithisch van aard is.

3 H e t archeologisch materiaal Bij de studie van het ensemble werden zowel het lithisch materiaal uit de opgraving als de gekarteerde artefacten (meestal w e r k -tuigen) uit de oppervlakte-collectie Panis betrokken. Daarnaast bevinden zich zowel in de collectie Claes als in de collectie Panis verscheidene artefacten die zeer waarschijn-lijk ook t o t de concentratie behoorden. Deze laatste observatie steunt in eerste i n -stantie op de zuiver materiële kwaliteiten

van het aangetroffen silex: karakteristiek is een zeer glad, blauw-grijs vuursteen met lichtbruine onzuiverheden, fijne bruinrode cortex en vaak zeer uitgesproken blauw-witte patina. H e t verschilt merkelijk van het vuursteen dat elders op de Luienberg aangetroffen wordt.

H e t verband tussen de collecties kon bovendien worden onderbouwd door e n k e -le artefacten aan elkaar te passen. Niettegen-staande deze re/ïf-controle beperkt bleef, konden zowel artefacten van de collectie Panis (4 elementen, waaronder de basis van de Tjongerspits, fig. 6:1) als van de collectie Claes (de kern, fig. 4: 1) aan artefacten uit de opgraving worden verbonden. Daarnaast werden uit de opgraving zelf twee corticale klingen (fig. 4: 2) en een 7-tal fragmenten aan elkaar gepast. O p de fragmenten van een steker na (fig. 5: 7 ) , werden deze s t u k ken telkens in hetzelfde kwadraat g e r e c u -pereerd. Dit wijst nogmaals op een geringe post-depositionele verspreiding van het materiaal. H e t feit dat slechts weinig fragmenten konden worden gerefit, laat a n d e r zijds vermoeden dat een deel van het e n -semble (misschien bij oppervlakte-inzame-ling buiten ons weten) verloren is gegaan of elders wordt bewaard.

(3)

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent

D e hogervermelde criteria stellen ons in staat met vrij grote zekerheid uit de o p p e r -vlaktecollecties de artefacten te selecteren die oorspronkelijk tot de hier besproken concentratie behoorden. Dit belet echter niet dat de totalen in de inventaris (tabel 1 en 2) m e t enige omzichtigheid moeten benaderd worden.

D e grondstof van de opgegraven a r t e -facten bestaat voor het overgrote deel (98,6 %) uit het hierboven beschreven silex. Slechts een kleine minderheid werd v e r -vaardigd o p wommersomkwartsiet (N=4), ftaniet ( N = 3 ) en glimmerzandsteen ( N = 3 ) . O p een schrabber in wommersomkwartsiet (fig. 5: 6) en een ftanieten kernrandkling

(fig. 4: 8) na, gaat het daarbij uitsluitend o m kleine afslagen en schilfers.

D e twee kernen uit de opgraving (fig. 4: 3-4) zijn zowel morfologisch als wat de grondstof betreft, verwant met een kern uit de verzameling Claes (fig. 4: l )9. Deze

klingkernen met twee snijdende slagvlakken zijn aan de voorzijde bidirectioneel g e r e -duceerd. Aan de achterzijde bleef steeds een deel van de schors bewaard. Zowel uit de debitage-refit van een afslag, die vanuit een vroeger slagvlak werd afgehaakt (fig. 4: 1), als uit de teruggevonden kerntabletten blijkt dat de slagvlakken van deze kernen herhaaldelijk werden vernieuwd.

2 Horizontale spreiding

van de artefacten in de bouwvoor per m2.

Surface d i s t r i b u t i o n of artifacts within the arable layer per m2. 18 C) 16 15 14 13 12 11 10 • • • •

1-5

• 6-10

• 11-15

16-20

>20

9 Zie ook Vermeersch 1 9 7 6 ^ . 2 2 , 1 0 .

3 M

(4)

Tabel 1.

Algemene inventaris van de lithische industrie.

General inventory of t h e lithic assemblage.

K e r n e n + k e r n f r a g m e n t e n (cores and core fragments) K e r n v e r v e r s i n g s p r o d u k t e n (core rejuvenation products) C o r t i c a l e afslagen (cortical flakes)

F r a g m . corticale afslagen (cortical flake fragments) Afslagen (flakes)

G e b r o k e n afslagen (flake fragments) C o r t i c a l e k l i n g e n (cortical blades)

C o r t i c a l e k l i n g f r a g m e n t e n (cortical blade fragments) K l i n g e n (blades) K l i n g f r a g m e n t e n (blade fragments) Schilfers (chips) B r o k s t u k k e n (debris) W e r k t u i g e n (tools) Kerfresten (microburins) T o t a a l (total) O p g r a v i n g 2 1 0 12 3 1 3 3 5 6 2 1 0 2 7 7 8 2 4 5 1 3 2 2 5 4 1 P r o s p e c t i e A 1 B 3 2 8 1 3 2 1 18 6 2 6 2 3 3 8 1 1 5 5 2 5 8 2 1 8 8 T o t . 4 1 1 3 0 3 7 5 9 7 9 5 2 1 3 8 1 3 5 2 7 0 13 3 8 2 7 4 2 Tabel 2 .

Typologische inventaris van het werktuigenbestand.

Typological inventory of t h e tools.

K l i n g s c h r a b b e r (endscraper on a blade)

G e r e t o u c h . k l i n g s c h r a b b e r (retouched endscraper on a blade) A f s l a g s c h r a b b e r (endscraper on a flake)

D u i m n a g e l s c h r a b b e r (thumbnailscraper) R u i m e r ("atésoir")

T w e e s l a g s t e k e r (dihedral burin)

M i d d e n s t e k e r o p b r e u k (median burin on broken end) M i d d e n s t e k e r o p a f k n o t t i n g (median burin on truncation) H o e k s t e k e r o p a f k n o t t i n g (angle burin on truncation) T j o n g e r s p i t S (Tjonger point) S e g m e n t (segment) A a n g e s p i t S t e k l i n g (pointed blade) K l i n g m e t a f g e s t o m p t e b o o r d (backed blade) M i c r o k l i n g m e t a f g e s t o m p t e b o o r d (backed bladelet) A f g e k n o t w e r k t u i g (truncated tool)

G e k e r f d e a f g e k n o t t e k l i n g (notched truncated blade) Afslag g e b r o k e n b o v e n k e r f (flake broken above a notch) N i e t i d e n t i f i c e e r b a a r f r a g m e n t (unidentifiable tool fragment) T o t a a l (total) O p g r a v i n g 1 1 1 1 1 2 2 2 1 6 1 3 2 2 P r o s p e c t i e A 2 1 1 1 1 2 8 B 1 1 1 2 1 1 1 8 T o t . 3 1 3 2 1 2 2 3 3 7 1 1 4 3 8

(5)

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent

3 hengte/breedtevei—

houding van de volledige klingen en afslagen. Gra-fiek links - uit de opgra-vingvan de K. U.—Leuven 1989; grafiek rechts -prospectiemateriaal.

Length/width distribution of complete blanks. Left graph =• K.U.Leuven excavation 1989; right graph -surface collection.

Naast enkele opmerkelijk grote klingen (oppervlaktevondsten, fig. 4 : 5-7) leverde de debitage hoofdzakelijk korte klingen, microklingen en langwerpige afslagen op (fig. 3).

Deze debitageprodukten zijn vaak in diverse fragmenten gebroken. H e t gaat daarbij meestal o m oude breuken (48 % van de breukvlakken vertoont een patina die identiek is aan die van de debitagevlakken), hoewel een behoorlijk deel (35 %) duidelijk recentere beschadigingen heeft opgelopen. Bij 17 % van de breukvlakken is dit o n d e r -scheid niet te maken. Zesendertig artefacten

< Legende: Opgraving = Opgraving 1989(excavation 1989)

Prospectie A = Materiaal uit de verzameling Panis dat met zekerheid tot de concentratie behoort (artifacts from the Panis collection which

definitely belong to the concentration).

Prospectie B =- Materiaal uit de verzamelingen Panis en Claes dat waarschijnlijk tot de concentratie behoort, cfr. tekst {sstcizets from the

collections Panis and Claes which probably belong to the concentration).

(4,8 %) zijn verbrand, wat misschien op de aanwezigheid van een vuurhaard wijst. Elke andere aanduiding daarvoor o n t b r e e k t evenwel.

Binnen het totaal van 38 werktuigen (5,1 % van het totaal aantal vondsten; tabel 1) domineren de eindschrabbers (fig. 5:' 1-6). D e weinig gestandaardiseerde schrab— hoofden werden op zeer diverse dragers (waaronder een kernrandkling: fig. 5: 2 ) aangebracht. D e afslagschrabber in worn— mersomkwartsiet (fig. 5: 6) is slechts het restant van een schrabhoofd op een volledig door vuur versplinterde afslag.

Stekers zijn in diverse types aanwezig (fig. 5: 7-11). O p de tweeslagschuinsteker na (fig. 5 : 7 ) , waarvan de fragmenten bij de opgraving verspreid werden aangetroffen, betreft het hier oppervlaktevondsten uit de verzameling Panis. Er werd geen stekerafval teruggevonden.

Van de recent gebroken Tjongerspits (fig. 6: 1) was het basisfragment ook al bij prospectie gevonden, terwijl het spitsfrag—

(6)
(7)

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent

4 Lithisch materiaal.

1: reductie-refit van een corticate afslag afkomstig uit de opgraving op een kern uit de verzameling Claes;

2: reductie-refit van twee corticate klingen;

3-4: kernen met twee slagvtakken; 5-7: corticate klingen; 8: kernrandktinguitfta-niet; 9-10: klingen. Lithic finds.

1: excavated cortical flake refitted onto a core from the Claes collection;

2: reduction refit of two cortical blades;

3-4: double platform cores; 5-7: corneal blades; 8: phtanite crested blade; 9-10: blades. 5 Lithisch materiaal. 1 -4: ktingschrabbers; 5-6: afslagschrabbers; 7: tweestagsteker; 8: middensteker op breuk; 9-11: stekers op afknot— ting; 12-13: aangespitste klin-gen. Lithic finds. 1-4: endscrapersonablade; 5-6: endscrapers on a flake; 7: dihedral burin;

8: median burin on broken end;

9-11: burins on truncation;

(8)

6 Lithisch materiaal.

1: Tjongerspits; 2-3: segmenten; 4: microkling met af-gestompte boord; 5: k erf rest; 6: gekerfde afgeknotte kling; 7-12: afgeknotte werk-tuigen;

13: kwartsietkei met bi-faciale afhakingen (klop-per ?). Lithic finds. 1: Tjonger point; 2-3: segments; backed bladelet; microburin;

notched truncated blade; 12: truncated tools; 13: bifacially flaked quart-zite pebble (hammerstone ?).

m e n t bij d e o p g r a v i n g aan h e t l i c h t k w a m . D e t w e e s e g m e n t e n (fig. 6: 2 - 3 ) w e r d e n vlak bij elkaar a a n g e t r o f f e n . D e o v e r i g e e l e m e n t e n m e t a f g e s t o m p t e b o o r d zijn m e e s t a l f r a g m e n t a i r e n o p k l e i n e k l i n g e n o f m i c r o k l i n g e n v e r v a a r d i g d (fig. 5 : 1 2 - 1 3 ; fig. 6 : 4 ) . E e n m a a l w e r d d e a f g e s t o m p t e b o o r d a a n g e b r a c h t o p e e n k e r n r a n d k l i n g , m e t d e k e n n e l i j k e b e d o e l i n g d e z e aan t e s p i t s e n (fig. 5 : 1 3 ) . O p v a l l e n d is t e n s l o t t e h e t relatief g r o o t a a n t a l a f g e k n o t t e w e r k t u i g e n (fig. 6 : 6-1 2 ) , m e t z o w e l r e c h t e , s c h u i n e e n c o n c a v e a f k n o t t i n g e n . Z e w e r d e n m e e s t a l distaal o p k l i n g v e r v a a r d i g d , w a a r b i j é é n k l i n g b o v e n -d i e n g e k e r f -d w e r -d (fig. 6 : 6 ) . E e n t w e e t a l k e r f r e s t e n u i t d e o p p e r v l a k t e v e r z a m e l i n g (fig. 6: 5 ) t o n e n h e t g e b r u i k v a n d e k e r f -h a l v e r i n g s t e c -h n i e k a a n . T e n s l o t t e is bij d e o p g r a v i n g n o g e e n p l a t , o v a a l v o r m i g v o o r w e r p in k w a r t s i e t g e v o n d e n d a t o p d e t w e e k o r t e z i j d e n b i f a ciale a f h a k i n g e n v e r t o o n t (fig. 6: 1 3 ) . W e l -licht k a n d i t artefact als e e n k l o p p e r w o r d e n g e ï n t e r p r e t e e r d .

4 B e s l u i t

O p basis v a n d e g e r i n g e h o r i z o n t a l e s p r e i d i n g , d e s a m e n p a s s i n g e n e n d e m a t e -riële e i g e n s c h a p p e n van h e t silex k a n h e t

(9)

Laat-Paleolithicum op de Luienberg te Assent

10 Vermeersch 1984. 11 Van Noten 1967. 12 Vermeersch & Carolus 1975.

13 Vermeersch 1974. 14 Vermeersch 1979. 15 Met dank aan de heer M. Van Meenen (I.A.P.) en mevrouw V. Vandekerck-hove voor hun bijdrage aan de tekeningen.

hier besproken lithisch ensemble van de L u i e n b e r g als h o m o g e e n w o r d e n b e -schouwd. H e t werktuigenbestand en de kenmerken van de debitage vertonen e v e n -wel uiteenlopende reminiscenties.

Enerzijds verwijzen een aantal grotere klingen, de stekers en de klingen m e t afgestompte boord (waaronder een o n m i s k e n -bare Tjongerspits) naar een laat-paleoli-thische c o n t e x t . Anderzijds h o r e n de segmenten, de microlithische afknottingen, het gebruik van wommersomkwartsiet en de kerfhalveringstechniek eerder thuis in een iets jongere (mesolithische) traditie. H e t is helaas niet uit te maken of de v e r -klaring voor deze diversiteit gezocht m o e t worden in een twee- (of meer-)voudige occupatie, in een enkelvoudig 'overgangs'-ensemble, of in het niet voldoen van het huidig conceptueel kader voor deze i n d u s -trieën. Deze vraagstelling maakt deel uit van een veel ruimere discussie omtrent de waarde van de meeste laat-paleolithische en mesolithische vindplaatsen in N o o r d -België 10 en h u n betekenis in het raakvlak

van deze tradities. Als vergelijkbare e n s e m -bles kunnen Mol u, Zolder-Terlamen

1-3 12, Helchteren-Sonnisse Heide sector a

en x 13 en Achel-De-Waag 14 vermeld w o r

den. Deze bevatten telkens enkele h o n d e r den artefacten die geconcentreerd zijn t e -ruggevonden over een oppervlakte met een diameter van vier t o t vijf meter. Binnen het debitagemateriaal vallen enkele 'grotere klingen' op, terwijl in het werktuigbestand schrabbers en elementen met afgestompte boord de weinige stekers - gewoonlijk een vijftal domineren. Daarnaast worden s p o -radisch kerfresten en microlieten vermeld. Wommersomkwartsiet is in minieme mate aanwezig. Helaas ontbreken ook voor deze sites absolute dateringen.

Omwille van de minder gunstige vondst-omstandigheden staat de homogeniteit van het vondstenmateriaal nergens o n o m s t o t e -lijk vast. Toch moet een verklaring bestaan voor het voortdurend weerkeren van deze ensembles, die door h u n geringe omvang meermaals aan aandacht (en publikatie) ontsnappen. Misschien betreft het hier wel degelijk kleine verblijfplaatsen die een o v e r -gang (tijdens de Jonge Dryas ?) van Laat-Paleolithicum naar Mesolithicum vertegen-woordigen 15.

SUMMARY

T h e Late Palaeolithic o n the 'Luienberg' at Assent ( M u n . o f Bekkevoort, Prov. o f Brabant)

In September 1989, a small Late Palaeo-lithic flint scatter was collected on t h e Diestian hill Luienberg at Assent-Bekke-voort. As all of the lithics were integrated within the arable layer, they were collected by sieving per square meter ( 5 X 5 m m mesh). A remarkable artifact concentration appeared t o be preserved, confirming s u r -face observations d o n e by former surveyors of the site. Both uniformity in raw material and several refittings suggest a h o m o g e n e -ous assemblage. However, typological and technological inventories (see tables) point at diverse lithic traditions. A few larger blades, burins and backed elements (includ-ing a typical Tjonger point) indicate a late palaeolithic context, while t w o segments, severalmicrolithic truncations, two m i c r o -burins and the (restricted) presence of Wommersom quartzite may be related t o early mesolithic industries. D u e t o insuffic-ient preservation conditions and lack of dating possibilities, o n e cannot determine at this m o m e n t whether this dichotomy should be explained in terms of a multiple occupation (mixed industries), a 'transition-al' assemblage, o r merely an incompatible conceptual framework. Indeed, n o n e of the comparable sites of the Flemish l o w -land's region investigated until n o w could be proven t o be strictly h o m o g e n e o u s . T h e value of these sites and their signification at the interface of palaeolithic and mesolithic traditions remains problematic.

BIBLIOGRAFIE

D E BIK M . & H U Y G E D . 1 9 8 9 : Laat-Paleolithicum op d e L u i e n b e r g te Assent-Bekkevoort (Prov. B r a b a n t ) , Notae

Prae-historicae 9 , 1 1 - 2 1 .

VAN N O T E N F . 1967: Le Tjongérien en Belgi-q u e , Bulletin de la Société royale beige d'Anthro—

pologie et de Préhistoire 7 8 , 1 9 7 - 2 3 6 .

V E R M E E R S C H P . M . 1974: Epipaholithicum

en Mesolithicum te Helchteren, Sonnisse Heide,

(10)

VERMEERSCH P . M . 1976: Steentijdmateriaal

uit het noordelijk Homeland, Oudheidkundige

Repertoria B XI, Brussel.

VERMEERSCH P . M . 1979: Epipaleolithicum te Achcl, De Waag, L t > w è « ^ 5 8 , 1 1 7 - 1 2 9 .

VERMEERSCH P . M . 1984: Du Paléolithiquc final au Mésolithique dans Ie nord de la Belgique. In:

CAHEN D . & HAESAERTS P . (Ed.), Peuples

chasseurs de la Belgiquepréhistorique dans leur cadre naturel,Brussc\, 1 8 1 - 1 9 3 .

VERMEERSCH P . M . & CAROLUS J. 1 9 7 5 : L'épipaléolithiquc de Z o l d e r , T e r l a m e n ,

Bulletin de la Société royale helge d'Anthro-pologie et de Préhistoire 86, 163-175

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Risicojongeren in het nieuws... Waar hebben we

‘Hij heeft genoeg afgezien, dokter, kan je hem niet laten gaan’, vroeg zijn zusje van veertien. Een arts die het leven van

De Latijnse scholen bereidden voor op de universiteit en concentreerden zich op de klassieke talen; de leraren waren universitair opgeleid, maar niet pedagogisch-di-

Vzw Kanak is een organisatie Voor dit project vroeg vzw Kanak subsidie uit Wemmel die met haar aan voor de kosten van de vormingen, activiteiten wil inzetten op voor de

Hoewel professionals vinden dat voor veel jongeren en situaties gedwongen afzonderen een te ingrijpende maatregel is en voorkomen kan worden, is afzondering volgens professionals

Noch mijn zijn, noch de dood Elke hoogte, diepte groot Niets kan ons ooit scheiden Niets kan ons ooit scheiden Noch verdriet, noch het kwaad Zeker als de dageraad. Niets

omgewing en word in alle kleure en groottes veral op die suidelike hange waar proteas groei, en naby waterstroompies en -poele aangetref, waar hulle ’n wye

3 e en 4e keer te laat De medewerker spreekt de ouder aan, laat de ouder weten dat er bij de manager een vergoeding betaald dient te worden en geeft dit door aan de manager..