DE RINGPOLDER
ONTWIKKELING VAN HET BE3R U P S TYPE
L i
VERSLikGEN NO. 49 November 1963 3 " ONTVANGEN £ Us, \ BIBLIOTHEEK ,V
INHOUD
WOORD VOORAF
HOOFDSTUK I DOEL EN OPZET VAN HET ONDERZOEK
§ 1. Doel van het onderzoek
§ 2. Uitgangspunten
§ 3. Opzet van het onderzoek
HOOFDSTUK II DE GRONDGEBRUIKERS EN DE BEDRIJFSTYPEN
§ 1. Indeling van de grondgebruikers naar
beroepsgroep
§ 2. Ontwikkeling van het bedrij fstype
§.' 3» Ontwikkeling van het aantal
bedrijfs-typen in de onderscheiden deelgebieden
a„ De opengrondstuinbouwbedrijven
b. De bollenteeltbedrijven
c. De veehouderijbedrijven
§ 4. Wijziging van het areaal bollen per
bedrijf
§ 5« Bedrijfstype naar periode van
vesti-ging en leeftijd van het bedrijfshoofd
HOOFDSTUK III DE ONTWIKKELING VAN HET AANTAL BEDRIJVEN
§ 1. Mutaties in het aantal bedrijven
§ 2. Oorzaken van de mutaties in het aantal
bedrijven
HOOFDSTUK IV DE TE VERWACHTEN ONTWIKKELING TOT 1972 VAN HET
AANTAL TUINDERS
§ 1. Afvloeiing en toetreding
a. De natuurlijke afvloeiing
b. Toetreding "van tuinderszoons uit
het gebied
Co Bijzondere afvloeiing
d. Bijzondere t o e t r e d i n g
§ 2. Prognose van het aantal tuinders in 1972
CONCLUSIES
BIJLAGEN
I
II
III
Bedrij fstypen
Ontwikkeling naar bedrijfstype en grootteklasse
Ontwikkeling van het bedrijfstype gedurende een
periode
IV Ontwikkeling van de bollenteelt op de bedrijven
(A- en B-groep)
V Ontwikkeling van de teelt van hoofdsoorten bollen op
de bedrijven (A- en B-groep)
VT Ontwikkeling van het areaal bollen en van hoofdsoorten
bollen
VII Periode van vestiging en type van de bedrijven
VIII Leeftijd van de bedrij fshoofden en type van de
bedrijven
IX Ontwikkeling naar deelgebied, beroepsgroep en
grootteklasse
X Neven- en hoofdberoepen van B- en C-grondgebruikers
blz.
7
7
7
8
9
9
10
12
14
16
17
18
20
22
22
23
27
27
27
28
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
614
HOOFDSTUK I
DOEL EN OPZET VAN HET ONDERZOEK
§ 1 , D o e l v a n h e t o n d e r z o e k
De Ringpolder en de Waarland- en Slootgaardpolder liggen in de ge-meenten Sint-Maarten en Harenkarspel in Noordholland (zie kaart). In het najaar van 1956 kwam de ruilverkaveling "Waarland- en Slootgaard-polder" gereed en in i960 de ruilverkaveling "RingSlootgaard-polder". De verwach-ting was dat door de ruilverkaveling voor de gevestigde tu inbouwt e dr ij-r ven meer mogelijkheden zouden ontstaan en meer rendabele teelten in het teeltplan zouden worden opgenomen.
De indruk bestaat dat dit laatste slechts in geringe mate is ge-beurd. Hoewel de ruilverkaveling in de Ringpolder nog slechts enkele ja-ren gereed is, leek het toch gewenst, mede in verband met de gebieden
waar nog een ruilverkaveling moet plaatshebben (het Geestmerambacht en het Grootslag) na te gaan:
a„ in welke mate men tot nieuwe teelten is overgegaan, en
b. indien dit inderdaad slechts in geringe mate het geval is, de achter-gronden hiervan te onderzoeken.
Uiteraard kan deel b eerst uitgevoerd worden nadat deel a is vol-tooid. Pas na het gereedkomen van het eerste deel zal worden beslist of en hoe eventueel het tweede deel zal worden uitgevoerd. Dit verslag heeft betrekking op het onder a genoemde.
§ 2 . U i t g a n g s p u n t e n
De Ringpolder was vóór de ruilverkaveling een vaarpolder, dat wil zeggen een polder waarin de percelen vrijwel uitsluitend per boot te be-reiken waren. In een dergelijke polder zijn de percelen meestal klein en de kavels, die bij één bedrijf horen, liggen vaak zeer verspreid. Het gebied kenmerkt zich door de veeteelt en de teelt van opengronds-groenten, waarbij de teelt van bewaarkool een belangrijke plaats innam. Een groot deel van de bedrijven werd geëxploiteerd als
groenteteeltbe-drijf, een ander deel als veehouderijbedrijf. Er waren echter ook vrij veel gemengde bedrijven.
De grove groenteteelt kenmerkte zich de afgelopen decennia door
een ongunstige rentabiliteit in vergelijking met andere tuinbouwteelten,, zoals groenteteelt onder glas, bloementeelt onder glas, de bloembollen-teelt, de moderne fruitteelt en de boomkwekerij.
Van deze beter renderende tuinbouwteelten komt voor dit gebied wel-licht in de eerste plaats de bloembollenteelt in aanmerking; deze teelt komt in het gebied en de omliggende gebieden reeds voor. Verder valt te denken aan de teelt onder verwarmd glas van groenten en van bloemen. Voor de teelt van fruit en boomkwekerijprodukten is het gebied minder geschikt.
Er is zeker reden een overgang naar de teelt van groenten en "bloe-men onder glas in verband te brengen met de ruilverkaveling. Voor deze teelten heeft men namelijk een perceel van voldoende omvang nodig dat bij huis ligt, goed ontsloten is en waar een gunstige waterhuishouding mogelijk is. Aan deze voorwaarden wordt in een vaarpolder meestal niet voldaan. De teelt van bloembollen is in een vaarpolder zeker mogelijk als de waterhuishouding geen gebreken vertoont. Daar deze voor grote delen van de polder door de ruilverkaveling is verbeterd, zou de teelt van bloembollen hierdoor gestimuleerd kunnen zijn.
In dit verslag wordt een beschrijving gegeven van de veranderingen welke de afgelopen jaren in het bedrijfstype zijn aangebracht. Bij het tot 'ontwikkeling komen van intensieve vormen van tuinbouw wordt weleens gesteld dat dit vooral gebeurt op bedrijven waarop veel gezinsarbeids-, krachten aanwezig zijn. Hoewel dit niet de enige factor is welke de
ontwikkeling bepaalt, is het toch van belang na te gaan hoe de opvol-gingssituatie in het gebied is en hoe het aantal bedrijven zich in de toekomst zal ontwikkelen. Bij het onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal bedrijven is niet alleen nagegaan hoe de beroepskeuze van de zoons is verlopen, maar ook of het aantal bedrijven in dit gebied wel-licht daalt als gevolg van beroepsverandering van agrarische bedrijfsr» hoofden.
§ 3 . O p z e t v a n h e t o n d e , r z o e k
Bij het onderzoek werd uitgegaan van de gegevens uit de landbouwtel-lingen 1952, 1957 en 1962 van het Centraal Bureau voor de Statistiek be-treffende de gemeenten Sint-Maarten en Harenkarspel. Buiten beschouwing zijn gelaten de geregistreerde grondgebruikers die niet in deze gemeen-ten woonden 1 ) . Aanvulling van de gegevens werd verkregen uit het bevol-kingsregister van de gemeenten en door onderzoek ter plaatse. Hierdoor zijn van elke geregistreerde het hoofd- en nevenberoep in 1952, 1957 en
1962 bekend en in welk deelgebied de geregistreerde woonde. Het gehele gebied, omvattende de twee gemeenten, is nl„ in een drietal deelgebieden verdeeld: de Ringpolder, de Waarland- en Slootgaardpolder en het overige gebied. De ruilverkaveling "Waarland- en Slootgaardpolder" is in het na-jaar van 1956 gereedgekomen; de situatie in 1952 kan dus worden beschouwd als die vóór en de situatie in 1957 en 1962 als die na de verkaveling.De ruilverkaveling "Ringpolder" is in i960 gereedgekomen; de situatie in
1952 en 1957 kan worden beschouwd als die vóór en de situatie in 1962 als die na de verkaveling. Het overige gebied in de twee gemeenten, dat niet in de genoemde polders valt, wordt als derde deelgebied beschouwd;; in dit gebied zijn ook enkele polders zeer recent verkaveld.
Behalve de typering van de grondgebruikers naar beroep, konden aan de hand van het teeltplan ook de bedrijven worden getypeerd (bedrij f s-typen). Daar hierbij voor de verschillende jaren dezelfde normen zijn aangehouden is het mogelijk geworden de ontwikkeling van het bedrijfs-type te volgen. Voor zover deze bedrijfsbedrijfs-typering te é^of was, werd het teeltplan nader omschreven. In bijlage I wordt een toelichting op de ge-bruikte bedrijfstypenindeling gegeven»
1) Uit andere onderzoekingen van het L.E.I. bleek dat het percentage grond in het gebied dat hierdoor buiten beschouwing wordt gelaten op 4 tot 6%
HOOFDSTUK I I DE GRONDGEBRUIKERS EN DE BEDKEJFSTTPEN I n d e l i n g v a n d e " b e r o e p s g r o e p g r o n d g e b r u i k e r s n a a r Het f e i t d a t n i e t a l l e g r o n d g e b r u i k e r s hun h o o f d b e r o e p i n de e x p l o i t i e v a n • de g r o n d v i n d e n , m a a k t h e t gewenst de g e r e g i s t r e e r d e g r o n d g e b r u i -k e r s i n g r o e p e n i n t e d e l e n . De b i j h e t L . E . , 1 . g e b r u i -k e l i j -k e i n d e l i n g , d i e de v o l g e n d e b e r o e p s g r o e p e n o n d e r s c h e i d t , i s h i e r b i j a a n g e h o u d e n . A - g r o n d g e b r u i k e r s : h e t b e d r i j f s h o o f d b e s t e e d t z i j n a r b e i d s t i j d g e h e e l . a a n h e t e i g e n b e d r i j f : ?
B - g r o n d g e b r u i k e r s : meer dan de h e l f t van de a r b e i d s t i j d w o r d t aan h e t e i g e n b e d r i j f b e s t e e d , d a a r n a a s t h e e f t h e t b e d r i j f s -hoofd nog een n e v e n b e r o e p ^
C - g r o n d g e b r u i k e r s : m i n d e r dan de h e l f t van de a r b e i d s t i j d wordt d o o r de g r o n d g e b r u i k e r a a n h e t e i g e n b e d r i j f ( j e ) b e s t e e d ; D - g r o n d g e b r u i k e r s : r u s t e n d e a g r a r i ë r s of g e p e n s i o n e e r d e n i e t - a g r a r i ë r s en p e r s o n e n z o n d e r b e r o e p v o o r z o v e r z i j e n i g g r o n d -g e b r u i k h e b b e n . Een i n d e l i n g van h e t a a n t a l g r o n d g e b r u i k e r s i n h e t g e b i e d v o l g e n s d e z e b e r o e p s g r o e p e n g e e f t h e t v o l g e n d e b e e l d ( t a b e l 1 ) . T a b e l 1
GRONDGEBRUIKERS NAAR BEROEPSGROEP Grootte-klasse in ha < 1 1 - 2 2 - 3 3 - 5 5 - 7 7 - 1 0 ^ 10 Alle klassen Aant al to-taal 109 60 109 138 67 53 72 608
m
A
1
27 87 119 62 49 64 409 grondgebruike de beroB
2
6
10-7
3
1
6
35 epsgroc i
83 199
122
3
2
130 rs epD
238
3
_• -34Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L.E.I.
In het gehele gebied waren er in 1962 444 grondgebruikers die zelf-standig agrariër zijn (groep A en B) en 130 grondgebruikers die een niet-agrarisch hoofdberoep hadden of die land- en tuinarbeider waren (groep C ) , van wie een grote meerderheid slechts grondgebruik heeft van minder dan
§ 2 . O n t w i k k e l i n g v a n h e t b e d r i j f s t y p e Aan de hand van h e t t e e l t p l a n kunnen de b e d r i j v e n worden o n d e r s c h e i den n a a r b e d r i j f s t y p e . B i j deze i n d e l i n g i s h e t c r i t e r i u m geweest de i n t e n s i t e i t v a n h e t t e e l t p l a n , welke wordt b e p a a l d door de b r u t o g e l d o p b r e n g s t van de v e r s c h i l l e n d e p r o d u k t i e r i c h t i n g e n . H i e r b i j i s h e t g e m i d -d e l -d e genomen o v e r 10 j a a r ; ; w e l i s w a a r z i j n -de b r u t o g e l -d o p b r e n g s t e n p e r ha s i n d s 1952 v e r a n d e r d , doch e r mag worden aangenomen d a t de o n d e r l i n g e v e r h o u d i n g e n o n g e v e e r g e l i j k z i j n g e b l e v e n . Gebruik i s gemaakt van d e -z e l f d e normen a l s i n h e t r a p p o r t "Het G e e s t m e r a m b a c h t " 1) van 1955»
I n v e r r e w e g de m e e s t e g e v a l l e n z i j n op één b e d r i j f v e r s c h i l l e n d e p r o d u k t i e r i c h t i n g e n a a n w e z i g . Aan de hand. v a n de normen - z i e v o o r e e n n a d e r e t o e l i c h t i n g b i j l a g e I z i j n de b e d r i j v e n g e t y p e e r d n a a r de p r o -d u k t i e r i c h t i n g -d i e g e l -d e l i j k h e t m e e s t e o p b r a c h t . B i j e e n b e -d r i j f met g r a s l a n d , akkerbouw, o p e n g r o n d s t u i n b o u w en b o l l e n t e e l t moest dan e e r s t worden u i t g e m a a k t of d i t b e d r i j f e e n l a n d b o u w b e d r i j f ( v e e h o u d e r i j - of a k k e r b o u w b e d r i j f ) of e e n t u i n b o u w b e d r i j f i s ; i n h e t l a a t s t e g e v a l moest dan nog worden v a s t g e s t e l d o f h e t e e n o p e n g r o n d s t u i n b o u w b e d r i j f o f e e n b o l l e n b e d r i j f i s . B i j de g e b r u i k t e normen werd e e n b e d r i j f met g r a s l a n d en o p e n g r o n d s t u i n b o u w a l s o p e n g r o n d s t u i n b o u w b e d r i j f g e t y p e e r d a l s m i n -s t e n -s o n g e v e e r een k w a r t v a n de t o t a l e c u l t u u r g r o n d met t u i n b o u w g e w a -s -s e n werd b e t e e l d . E v e n e e n s werd e e n b e d r i j f met o p e n g r o n d s t u i n b o u w en b o l l e n t e e l t a l s b o l l e n b e d r i j f g e t y p e e r d a l s m i n s t e n s e e n k w a r t van de t u i n b o u w -c u l t u u r g r o n d d o o r b o l l e n t e e l t werd i n g e n o m e n . De t y p e r i n g v a n de b e d r i j v e n n a a r b e r o e p s g r o e p van de g r o n d g e b r u i k e r s i n 1962 wordt i n t a b e l 2 w e e r g e g e v e n , t e r w i j l b i j l a g e I I de h i s t o -r i s c h e o n t w i k k e l i n g h i e -r v a n l a a t z i e n . T a b e l 2 INDELING NAAR BEDRIJFSTYPEN
G r o o t t e -k l a s s e n i n h a A a n t a l b e d r i j v e n van opengronds-jbollen-tuinders I kwekers v e e j a k k e r j g l a s -h o u d e r s jbouwers j t u i n d e r s I k w e k e r s ! -h o u d e r s f r u i t j p l u i m v e e -en B - g r o e p < 1 1 2 3 5 -7 - 1 0 ^ 10 2 3 5 7 28 77 87 36 13 7 248' 2 5 16 14 7 6 6 56' 2 22 19 26 .. 5.0 119 2 2 2 5
1.
A l l e k l a s s e n C-groep < 1 1 - 2 2 - 3 3 - 5 - 5 34 12 5 5 2 22 38 3 1 1 1 "44' 6 4 2 4 3 "19 1 2 1 '5 A l l e k l a s s e n D-gföëp A l l e k l a s s e n7
Glastuinbouw van enige betekenis kwam in het gebied niet voor,,
geen
enkele•" A- en grondgebruiker bleek glastuinder te zijn. Tot de A- en
B-groep behoorden slechts twee fruitkwekers en één pluimveehouder in 1962.
In het vervolg zullen deze kleine groepen gemakshalve als "overige"
wor-den aangemerkt.
Het ligt voor de hand dat de veehouderij- en de akkerbouwbedrijven
groter waren dan de opengrondstuinbouw- en de bollenbedrijven. De
gemid-delde grootte van de bedrijven in de A- en B-groep was als volg-t;
opengrondstuinbouwbedrijven
bollenbedrijven
veehouderijbedrijven
akkerbouwbedrijven
4,29 ha
5,83 ha
11,68 ha
13,51 lia
Tabel 3 geeft een indruk v a n de o n t w i k k e l i n g v a n het aantal g r o n d
-gebruikers i n de o n d e r s c h e i d e n b e d r i j f s t y p e n , terwijl bijlage I I h i e r b i j
ook de grootteklassen v a n de b e d r i j v e n b e t r e k t .
O N T W I K K E L I N G M A R BE DRIJF STYPE
T a b e l 3 A a n t a l g r o n d g e b r u i k e r s A- en B-gjroep_ 1952 .1957 J9,62__ p - g r o e p-125i_i_125L
...1£62.O p e n g r o n d s t u i
B o l l e n k w e k e r s
V e e h o u d e r s
A k k e r b o u w e r s
Overigen
Alle grondgeb
nders
ruikers
334
22
131
12
4
503
303
31
130
10
5
479
248
56
119
18
3
444
36
8
17
16
8
85
41
38
18
7
4
108
58
44
19
5
4
130
Bronnen: landbouwtellingen en L . E . L
Voor de A- en B-groep v a l t de s t e r k e afneming van het a a n t a l
open-g r o n d s t u i n d e r s met n i e t minder dan 26^ d i r e c t op. Het a a n t a l
bollenkwe-k e r s daarentegen i s s i n d s 1952 meer dan v e r d u b b e l d . De ontwibollenkwe-kbollenkwe-keling van
het a a n t a l veehouders en akkerbouwers v e r t o o n t s l e c h t s geringe v e r a n d e
-r i n g e n . De afneming van het t o t a l e a a n t a l A- en B-g-rondgeb-ruike-rs i s i n
overwegende mate veroorzaakt door de vermindering van het a a n t a l
groen-tekwekers. Opmerkelijk i s dat de g r o o t s t e veranderingen i n de p e r i o d e
1957 — 1962 o p t r a d e n .
De n i e t o n a a n z i e n l i j k e toeneming van het a a n t a l C-grondgebruikers
b l i j k t een gevolg t e z i j n van de s t i j g i n g van het a a n t a l bollenkwekers
en o p e n g r o n d s t u i n d e r s , waarbij de s t e r k e toeneming van het a a n t a l b o l
-lenkwekers i n de p e r i o d e 1952 - 1957 o p v a l t . Het b e t r e f t h i e r i n
hoofdzaak zoons van t u i n d e r s , die g e r e g i s t r e e r d z i j n voor de t e e l t van b o l
-l e n , maar nog t h u i s op het b e d r i j f meewerken. Wanneer de
Cgrondgebruik e r s , die nog i n hoofdzaaCgrondgebruik t h u i s op het b e d r i j f meewerCgrondgebruiken, b u i t e n b e
-schouwing worden g e l a t e n , i s de a a n t a l s o n t w i k k e l i n g van de C-groep
van-af 1952: 66 - 66 - 100.
O n t w i k k e t y p e n i n l i n g v a n h e t d e o n d e r s c h e a a n t a l ftedrijfs-i d e n d e e l g e b ftedrijfs-i e d e n
Zoals in § 3 van hoofdstuk I reeds is vermeld, geeft wat de Ring-polder "betreft de situatie in 1962 de toestand na de ruilverkaveling weeren voor de Waarland- en Slootgaardpolder kon in 1957 al van een verkavelde.polder worden gesproken. Van het "overige gebied" zijn ook
enkele polders zeer recent verkaveld.
Een indeling van het aantal grondgebruikers naar de deelgebieden wordt 'in tabel 4 gegeven voor de jaren 19529 1957 en 1962. Het blijkt . dat er geen grote verschillen bestaan tussen de ontwikkeling in de ge-bieden onderling.
Tabel 4
ONTWIKKELING NAAR DEELGEBIEDEN
R i n g p o l d e r O p e n g r o n d s t u i n d e r s B o l l e n k w e k e r s V e e h o u d e r s A l l e b e d r i j f s t y p e n W a a r l a n d en S l o o t -g a a r d p o l d e r O p e n g r o n d s t u i n d e r s B o l l e n k w e k e r s V e e h o u d e r s A l l e b e d r i j f s t y p e n O v e r i g g e b i e d O p e n g r o n d s t u i n d e r s B o l l e n k w e k e r s V e e h o u d e r s A l l e b e d r i j f s t y p e n A-1951 114 5 52 184 122 13 11 147 98 . 4 68 172 A a n t a l g r o n d g e b r u i k en B-groep i 1957 98 10 . ... 5.6 171 116 16 11 145 89 5 63 163 | 1962 76 27 ... . 5 1 163 106 17 7 132 66 12 61 149 e r s C-groep 1952 13 — 6 28 9 7 3 25 14 1 8 32 I 1957 ! 18 18 4 45 9 13 . _.5..„ 28 14 7 9 35 1962 24 12 6 45 19 18 . 2 40 16 13 11 45 Bronnen-, l a n d b o u w t e l l i n g e n en L . E . I . Opmerk de A- en B-de aantalso in de C-gro bij vergeli deelgebiede bedrijven, hoofd, tot
elijk is de sterke toeneming van het aantal bollenkwekers in groep in de Ringpolder, vooral in de.periode 1957 - 1962 en ntwikkeling in de voorafgaande periode van de bollenkwekers ep. Voor het overige zijn er geen belangrijke verschillen jking van de deelgebieden onderling. Tabel 5 e n - voor de n - bijlage III geven een beeld van de ontwikkeling van de die gedurende een bepaalde periode door hetzelfde bedrijfs-de A- en B-groep behorend, werbedrijfs-den geëxploiteerd.
T a b e l 5 WIJZIGINGEN IN EET BEDRIJFSTYPE IN DE PERIODEN 1952-1957 EN 1957-1962 B e d r i j f s t y p e i n h e t b e g i n v a n de p e r i o d e A a n t a l g e r e g i s t r e e r d e n i n de A- en B - g r o e p zowel i n 1,952 a l s i n 1957 Opengrondstuinders Bollenkwekers Veehouders Totaal 261 17 „5.6. 374
Bedrijfstype aan het einde van de periode opengronds-jbollen-Ivee-tuinder s [kwekersjhouders 232 0 4 244 11 19 18 1
..32..
111 Aantal gerégistreerden in de A- en B-groepzowel in 1957 als in 1962 Opengrondstuinders 208 Bollenkwekers 23 Veehouders 96 Totaal 327" 180 8 3 19Î 23 15 39 .9.2. 97
Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I.
Veranderingen van bedrijfstype zijn in enkele gevallen het gevolg van grote veranderingen in het teeltplan, in de meeste gevallen echter heeft' slechts een kleine verschuiving in het teeltplan wijziging van het bedrijfstype tot gevolg.
Het blijkt nu dat op de overgrote meerderheid van de bedrijven niet dusdanige wijzigingen in het teeltplan zijn aangebracht dat daardoor het type werd gewijzigd» Op veehouderijbedrijven kwam wijziging van type slechts bij uitzondering voor« Op de opengrondstuinbouwbedrijven kwam wijziging van type ten gunste van de bollen in de periode 1952-1957 min-der voor dan in de latere periode, In de Ringpolmin-der kwam veranmin-dering van bedrijfstype vaker voor dan in de andere deelgebieden (zie bijlage lil). Ook dient te worden vermeld dat op de voormalige opengrondstuinbouwbe-drijven verandering van bedrijfstype ten gunste van de veehouderij niet tot de uitzonderingen behoorde «
Opmerkelijk is dat in de periode 1952-1957 van de 17 voormalige bol-lenbedrijven er 8 en in de periode 1957-1962 van de 23 er eveneens 8
zich later in de richting van opengrondstuinbouw ontwikkelden, In een drietal van deze 16 gevallen verdween de bollenteelt geheel uit het teelt-plan;, in 8 gevallen bleef het bedrijf praktisch even groot, maar werd het areaal bollen ingekrompen en in 5 gevallen werd het bedrijf belangrijk vergroot en bleef het areaal bollen praktisch gelijk»
Geconcludeerd kan worden dat de veehouderijbedrijven vrijwel niet van type veranderen in tegenstelling tot de opengrondstuinbouw- en de bol-lenbedrijven waar dit, zij het in geringe mate, wel plaatshad»
a. De opengrondstuinbouwbedrijven
Het totaalaantal opengrondstuinbouwbedrijven is in het laatste de-cennium sterk afgenomen, vooral in de periode 1957-1962., In de Waarland-en Slootgaardpolder is de teruggang nog het kleinst geweest.
De opengrondstuinbouwbedrijven zijn slechts in geringe mate gespe-cialiseerd. Op vele van deze bedrijven is ook de bollenteelt en - in min-dere mate - de veehouderij van betekenis (tabel 6 ) .
Tabel 6 BOLLENTEELT EN GRASLAND OP OPENGRONDSTUINBOUWBEDfiUVEN
D e e l g e b i e d t o -t a a l R i n g p o l d e r 76 W a a r l o - en S l o o t g . p o l d e r 106 O v e r i g g e b i e d 66 Gehele g e b i e d 248 A a n t a l o p e n g r o n d s t u i . n l ; met °/o | 0 1-9 | 36 16 2 8 23 31 13 95 52 b o l l e n 1) 10-19 | - 2 0 21 3 39 16 18 4 78 23 . ouwbe met... 0 55 87 49 191 d r i j v e n fo g r a s •i Î - 3 9 13 10 7 .30 l a n d 1) ^40 8 9 10 27
1) Van de totale oppervlakte cultuurgrond. Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L.EoI.
In de Waarland- en Slootgaardpolder werden op slechts 28 van de 106 opengrondstuinbouwbedrijven geen bollen geteeld; in de Eingpolder en in het niet verkavelde gebied ongeveer op de helft van de bedrijven. Het is te verwachten dat als bollenteelt op de opengrondstuinbouwbe-drijven wordt ingevoerd en deze teelt goed voldoet, het areaal geleide-lijk wordt uitgebreid en deze bedrijven,, getypeerd als opengrondstuin-bouwbedrijven met bollenteelt, geleidelijk bollenbedrijven met open-grondstuinbouw worden.
Ondanks de vermindering van 1952 af van het aantal opengrondstuin-bouwbedrijven (A- en B-groep), is het aantal opengrondstuinopengrondstuin-bouwbedrijven met ook bollenteelt toegenomen. Ook het areaal bollenteelt op deze
Tabel 7 BOLLENTEELT OP OPENGRONDSTUINBOUWBEDKIJVEN
Deelgebieden
Opengrondstuinbouwbedrijven (A- en B-groep) met bollenteelt
oppervlakte "bollen in ha totaal ! hoofd-
Igïa-! soorten Idiolen bi jgoed
Eingpolder 1952 1957 1962 18 44 40 16 45 53 6,61 14,92 17254 3,51 4,78 6,28 1,85 8,38 9?41 1,25 1,76 1285 Waarland- en Slootgaardp, 1952 1957 1962 48 75 78 39 65 74 15,23 27,45 32?31 3,27 13,94 18,11
1,91 10,05
7,38
J.0,J.2. 6,13 3,68 Overig gebied Gehele gebied 1952 1957 1962 15 30 35 15 34 53 3,08 10,24 13,22 1,57 3,95 5.1.6?.. 0,47 5,27 6,82 1,04 1,02 0,711952
1957
1962
81149
153
24
49
62
24
52
63
92
61
07
8
22
30
.35
,-67,08
4
19
19
23
78
91
12
10
13
34
16
08
1) In procenten van het totaalaantal opengrondstuinbouwbedrijven (Â- en B-gro ep ).
Bronnen: landbouwtellingen en L.E.Io
In 1952 werden op 24^> van het aantal opengrondstuinbouwbedrijven in het gehele gebied ook bollen geteeld, in 1957 reeds op 49% e n in 19^2 zelfs op 62/^o Dezelfde ontwikkeling kan voor de deelgebieden afzonder-lijk worden geconstateerd, waarbij opvalt dat de Waarland- en Sloot-gaardpolder de Eingpolder in ontwikkeling als het ware een fase vóór is, In de periode 1952-1957 was er in de Ringpolder slechts een belangrijke vergroting van het areaal gladiolen op deze bedrijven en nog niet van de hoofdsoorten^ in de Waarland- en Slootgaardpolder echter valt in dezelf-de periodezelf-de al een belangrijke uitbreiding van het areaal aan hoofdsoor-ten op o
De belangrijke toeneming van het aantal opengrondstuinbouwbedrijvën met bollenteelt en de niet minder grote uitbreiding van het areaal
bol-len op deze bedrijven heeft in de periode 1952-1957 plaatsgehad. In de latere periode blijft het aantal genoemde bedrijven ongeveer gelijk, maar werd het areaal nog belangrijk uitgebreid, voornamelijk ten gunste van de hoofdsoorten.
In 1962 was het totale areaal bollen zowel als dat aan hoofdsoor-ten aanwezig op de opengrondstuinbouwbedrijven bijna even groot als op de bollenbedrijven (zie tabel 8 ) . De uitbreiding van het areaal aan hoofdsoorten sinds 1952 was op eerstgenoemde bedrijven zelfs groter«
T a b e l 11 DEELT VAN GROETEN EN BOLLEN OP VEEHOUDERIJBEDRIJVEN
D e e 1 g e t i o d V e e h o u d e r i j b e d r i j v e n (A- en B - g r o e p ) aan-t a l me 0 t „..^_ g r o e n t e n 'TJ 1-9 |10-19 -20 met.. % b o l l e n 1 0 1-9 j MO R i n g p o l d e r W.- en S . p o l d e r Overig gebied 51 33 7 3 61 48 10 2 5 6 1 7
2
45 6 1 7 1 57 4 Gehele gebied 119 84 17 14 4 109 101) Van de totale oppervlakte cultuurgrond. Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L.E.I.
Uit het voorgaande bleek dat wijziging van type slechts dering op de veehouderijbedrijven voorkwam. Het ligt voor de een wijziging in het teeltplan ten gunste van de bollenteelt gemeen ten koste gaat van de opengrondsgroenteteelt en omgek dering van bedrijfstype is in enkele gevallen het gevolg van anderingen in het teeltplan, in de meeste gevallen echter he een kleine verschuiving in het teeltplan wijziging van het b tot gevolg. Het bleek dat op de overgrote meerderheid van de niet dusdanige wijzigingen in het teeltplan zijn aangebracht door het type werd gewijzigd.
bij uitzon-hand dat in het al-eerdo Veran-grote ver-eft slechts edrijfstype. bedrijven dat
daar-§ 4. W i
3 z ï g ï n g b e d r i j f v a n h e t a r e a a l b o l l e n p e rIn de vorige paragraaf is gebleken dat de bloembollenteelt in de afgelopen jaren is uitgebreid en wel vooral op de groenteteeltbedrijven. Dit zou kunnen leiden tot de gedachte dat de bloembollenteelt op alle bedrijven met bloembollen is uitgebreid en dat een aantal groentetelers ermee begonnen is. Deze voorstelling is echter te eenvo dig. De teelt is namelijk uitgebreid doordat deze op een deel van de bedrijven is inge-krompen en op een ander deel is uitgebreid^ terwijl bij de meerderheid van de bedrijven - voor de periode 1952-1957 56^ en voor de periode
Tabel 12 WIJZIGINGEN IN HET ABEAAL BOLLEN PEfi BEDRIJF
Periode
1952-1957
1957-1962
Aantal A- en B-bedrijfshoofden
Totaal
393 1)
350 2)
die hun b o l l e n a r e a a l v e r k l e i n d e n of v e r g r o o t t e n
met de volgende o p p e r v l a k t e n (aren)
r I 49 i 29 | 19 | 9
50 J/30 j/20 j/10 j / 1
! + + + ! +i 1 5 101 15
0 . j / 4 / 9 / 1 4 j/19
+ ! + ! + ; +20 I 30 ! 50 ! ^
/29 i/49 j/99 |100
8 7 8 6 8 238 8 10 13 6 23 25 26 7
14 8 10 8 10 182 6 16 11 8 21 25 23 8
1) Waarvan in 1952 306 zonder bollenteelt. 2) Waarvan in 1957 213 zonder bollenteelt. Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I,
De grootte van het bollenareaal is uiteindelijk afhankelijk van het volgende (tabel 12 en bijlage IV) :
1 o de mate waarin bedrij f shoo f den, die reeds bollen kweken,, het bollenare-aal inkrimpen of uitbreiden,
2. dé mate waarin bedrij fshoo fden, die nog geen bollen kweken, hiermee be-ginnen 5
3« in welke omvang het areaal vermindert als gevolg van stopzetting van de bollenteelt door die bedrijfshoofden die bollenteelt in hun teelt-plan hadden;
4. in welke omvang zich vestigende bedrijfshoofden met bollenteelt be-ginnen.
Aangezien de teelt van gladiolen en ander bijgoed vrij is en ex-pansie in die richting hierdoor dus niet wordt belemmerd, zou de ontwik-keling van het areaal hoofdsoorten bollen een ander beeld kunnen tonen. Uit bijlage V en tabel 13 blijkt hoe deze ontwikkeling is verlopen.
Tabel 13
A/IJZIGINGEN IN HST AREAAL HOOFDSOORTEN BOLLEN PER BEDRIJF
Periode
Aantal A- en B-bedrij fshoo fden
totaal
die hun areaal hoofdsoorten verkleinden of vergrootten met de volgende oppervlakten (aren}
20
19 /10 q ! 4/5i/l
0
1
/4
5
h
+10
/14
15
/19
20
/29
30
/39
40
/49 50
1952-1957
1957-1962
393 1
350 2
10 1 5 2 301 15 9 6
10 5 3 5 236 7 14 12
11
13
23
10
10
5 8
4 10
1) Waarvan in 1952 338 zonder hoofdsoorten bollen. 2) Waarvan in 1957 264 zonder hoofdsoorten bollen. Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I.
Het blijkt dat het aantal bedrijven dat zijn bollenareaal heeft uitgebreid, groter is dan het aantal bedrijven dat tot verkleining van
dit areaal overging. Ook het totale bollenareaal is belangrijk groter geworden. Dit geldt zowel voor het gebied in zijn geheel als voor de deelgebieden afzonderlijk (bijlage VI en tabel 1 4 ) .
Tabel 14
ONTWIKKELING VAN HET AREAAL BOLLEN EN DAT VAN DE HOOFDSOORTEN BOLLEN
A- en B-grondge-bruikers Ringpolder W.- en Overig Gehele S.polder gebied gebied Alle grondgebruikers Ringpolder Wo- en Overig Gehele S.polder gebied gebied Oppervlakte boll in : (in
13
29
15
5ö
13
36
16
66
1952 ha),60
,03
46
,09
,88
,35
,04
,27
en
index (1952=100) 1957 |222
151
174
173
256
136
176
171
1962409
195
228
254
440
185
251
254
Oppervlakte hoofd in ('in6
7
9
24
6
10
10
27
I952 ha)05
,96
99
00
33
57
49
,39
index (1 1957146
233
114
161
176
202
116
163
soorten 952=100) | 1962336
384
160
279
348
339
17.6279
Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I.
Van de bollenteelt in zijn geheel sinds 1952 had de grootste u i t -breiding in de Ringpolder plaats'5 de teelt van alleen de hoofdsoorten nam het sterkst toe in de Waarland- en Slootgaardpolàer. In het overige gebied is de uitbreiding veel minder sterk geweest.
§ 5 « B Q d r i j f s t y p e g i n g e n l e e f t n a a r p e i j d v a n r i o d e v a n h e t b e d r i
v e s t i
-j f s h o o f d
Voor de t e verwachten ontwikkeling i s het ook van b e l a n g t e weten
welke r i c h t i n g de jongeren en/of r e c e n t gevestigden voor hun b e d r i j f h e b
-ben gekozen. Enig i n z i c h t d a a r i n geeft t a b e l 15 voor het gehele gebied en
de b i j l a g e n VII en VIII voor de d e e l g e b i e d e n .
Tabel 15 PERIODE VAN VESTIGING EN LEEFTIJD VAN HET BEDRIJFSHOOFD
Huidige bedrijfshoofden
Huidig bedrijfstype A- en B-groep
open- J bol- j vee-gronds- j len- jhou-tuinbouw j teelt ! derij
C-groep open- gronds-tuinbouw bol- len-teelt vee- hou-derij G e v e s t i g d : v ó ó r 1952 1952-1957 1957-1962 T o t a a l 167 39 42 "248" 28 19
9
92 11 16 38 7 14 6 9 28 "43" 12 25
19
56 11959
L e e f t i j d :
<30 j a a r
30-39 j a a r
40-49 j a a r
50-59 j a a r
60-64 j a a r
-65 j a a r
15 60 63 63 30 17 6 21 15 9 2 3 6 13 28 37 18 17 5 14 21 14 4 1 23 13 5 2 2 4 2 7 3 1 Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L.E.I,Het blijkt dat de leeftijd van de bedrij f snoofden van de bollenbedrij-ven in verhouding veel lager en van de veehouders hoger is dan de gemid-delde leeftijd. Bij vergelijking van de deelgebieden onderling blijken er geen grote verschillen te bestaan.
Opmerkelijk is de situatie wat betreft de bollenkwekers uit de C-groep, van hen is meer dan de helft jonger dan 30 jaar en heeft zich in een meer
recente periode gevestigd. Hierbij kan worden aangetekend dat, wat betreft de bollenkwekers uit de C-groep die jonger dan 30 jaar zijn,, het hier zon-der uitzonzon-dering zoons van tuinzon-ders betreft die nog thuis op het bedrijf meewerken en geregistreerd zijn voor de teelt van bollen. In feite vormt deze teelt een geheel met het ouderlijke bedrijf. Wanneer de zoon eenmaal geheel zelfstandig wordt, gaat de bollenteelt vaak slechts een produktie-onderdeel in een gemengd opengrondstuinbouwbedrijf vormen dat later in sommige gevallen een ontwikkeling doormaakt ten gunste van de bollenteelt en weer "bollenbedrijf" wordt.
HOOFDSTUK I I I
DE ONTWIKKELING VAN HET AANTAL BEDRIJVEN
1. 'M u t a t i e s i n h e t a a n t a l b e d r j v e n
De landbouwtellingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek geven een inzicht in de .ontwikkeling van het aantal bedrijven. In de-ze tellingen zijn echter ook begrepen geregistreerden zonder grondge-bruik of met een grondgegrondge-bruik van enkele aren, vooral na de laatste Wereldoorlog was dit aantal vrij groot. Geregistreerden zonder grond-gebruik zijn hier buiten beschouwing gelaten. Tabel 16 geeft een in-zicht in de ontwikkeling voor. de twee gemeenten die tezamen het-gehele betrokken gebied vormen.
Tabel 16 ONTWIKKELING VAN HET AANTAL BEDRIJVEN SINDS 1910
Aantal bedrijven: Harenkarspel St.-Maarten Gehele gebied Waarvan bedrijven -1 Harenkarspel St.-Maarten Gehele gebied ha: Aant al bedrijven in 1910 375 181 556 284 133 417 Indices 1920 j 112 101 108 119 120 119 (1910= 1930 124 120 123 131 144 135 = 100) aantal b( | I95O i 125 98 116 139 124 135 1955 118 87 108 135 115 128 sdrijven | "1959 123 87 . 111 131 109 124 Bronnen: landbouwtellingen.
Het aantal bedrijven neemt toe tot 1930. Daarna treedt een, zij het niet belangrijke, daling op. Een duidelijker inzicht in de ontwikkeling geeft een indeling van de grondgebruikers in beroepsgroepen. Dan blijkt dat, hoewel het totaalareaal grondgebruikers sinds 1952 slechts weinig is veranderd, het aantal van hen met een hoofdberoep in de land- en tuin-bouw niet. onbelangrijk is afgenomen (tabel 17 voor het gehele gebied en bijlage IX voor de deelgebieden). Per grootteklasse bezien ligt de
situ-atie anders. Het aantal grondgebruikers op bedrijven kleiner dan 5 ha is in het algemeen teruggelopen; op bedrijven groter dan 5 ha daarentegen nog iets toegenomen. Ook bij vergelijking van de deelgebieden blijken er wel enige verschillen te bestaan. Voor alle drie deelgebieden geldt een afneming van het aantal bedrijven kleiner dan 5 ha sinds 19575 de Ring-polder valt in het oog door een toeneming van het aantal bedrijven in
a l l e g r o o t t e k l a s s e n van 5 h a en meer i n de p e r i o d e 1957" 1962. I n de W a a r l a n d - en S l o o t g a a r d p o l d e r i s a l l e e n v o o r de g r o o t t e k l a s s e 5~7 ha nog een ( k l e i n e ) t o e n e m i n g v a n h e t a a n t a l b e d r i j v e n t e c o n s t a t e r e n ; i n a l l e a n d e r e g r o o t t e k l a s s e n d a a l d e h e t a a n t a l b e d r i j v e n . I n h e t o v e -r i g e g e b i e d nam h e t a a n t a l b e d -r i j v e n s i n d s 1957 i n a l l e g -r o o t t e k l a s s e n a f . T a b e l 17 ONTWIKKELING NAAR BEROEPSGROEP EN GROOTTEKLASSE
Grootte van de ven in < 1 1 - 3 3 - 5 5 - 7 7 - 1 0 ^ 10 Alle kl klasse bedrij-ha assen 1952 o C
170
153
64
45
69
503
Aantal A en B 1 1957 '4
155
137
61
55
67
479
grondgebruik 19623
130
126
65
50
70
444
r I |1952 |47
33
1
1
1
2
85
ers inC
1957 I73
24
6
1
3
1 '108
de b 196283
28
12
2
3
2
130
aroeps groepD
195225
9
1
-35
! 195717
5
-22
| 196223
11
-34
Bronnen: landbouwtellingen en L . E . I .
Het a a n t a l C-grondgebruikers i s b e l a n g r i j k toegenomen,, hoofdzakelijk
door de toeneming i n de g r o o t t e k l a s s e : < 1 ha. Voor de Ringpolder h e e f t
deze toeneming p l a a t s g e h a d in de p e r i o d e 1952-1957? voor de Waarland- en
SLootgaardpolder en het overige gebied h o o f d z a k e l i j k i n de p e r i o d e
1957-1962.
Uit het o v e r z i c h t over de p e r i o d e 1952-1962 van de neven- en
hoofdberoepen van de B en Cgrondgebruikers ( b i j l a g e X) b l i j k t dat het a a n
t a l l a n d en t u i n a r b e i d e r s met grondgebruik s t e r k i s afgenomen. Het a a n
t a l t h u i s meewerkenden met eigen grondgebruik v e r t o o n t een g r i l l i g v e r
-l o o p . Vaak vormt d i t grondgebruik, dat a f z o n d e r -l i j k g e r e g i s t r e e r d s t a a t ,
i n f e i t e één geheel net het o u d e r l i j k e b e d r i j f en i s s l e c h t s bedoeld a l s
een aanloop voor het toekomstige b e d r i j f .
§ 2 „ 0 o r z a k e n v a n d e
t a l b e d r i j v e n
m u t a t i e s i n h e t a a n
-Uit het bovenstaande b l i j k t e c h t e r n i e t waardoor veranderingen i n
het a a n t a l grondgebruikers t o t stand z i j n gekomen. Om h i e r i n een i n
-z i c h t t e k r i j g e n -z i j n a l l e m u t a t i e s van het a a n t a l g e r e g i s t r e e r d e
grond-g e b r u i k e r s nagrond-gegrond-gaan, voor zover deze b e t r e k k i n grond-g hebben op de A- en
B-groep ( t a b e l 1 8 ) .
Tabel 18 OORZAKEN VAN DE MUTATIES IK HET AANTAL A- EN B-GRONDGEBRUIKERS
Aantal A- en B-grondgebruiker s Ring- j W.- en S.- j overig ] gehele polder j polder ! gebied | gebied Geregistreerd in 1952
Afgevoerd sinds 1952 door: overlijden
ziekte of rentenieren
vertrek (agrariër gebleven) beroepsverandering
totaal afgevoerd
Toegetreden sinds 1952 door: beroepsverandering 1) vestiging uit het gebied 2) vestiging van buitenaf totaal toegetreden Geregistreerd in 1962 184 147 172 503
17
34
2
33
- 866
54
5
+ 65163
9
30
11
25
- 751
.-••54 5 + 60132
12
33
9
24
- 783
42
10
+ 55149
38
97
22
82
-23910
150
20
+ I80444
1) Voorheen G-grondgebruiker; exclusief zoons die thuis meewerkten en C-grondgebruiker waren, deze gevallen zijn als vestigingen vanuit het gebied geteld.
2) Het gehele gebied.
Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I.
Het aantal uit de registratie afgevoerden door overlijden,, ziekte en door rentenieren (135) wordt geheel gecompenseerd door het aantal nieuwe vestigingen uit het gebied zelf (150). Ook het aantal afgevoer-den door vertrek uit het gebied om elders agrariër te worafgevoer-den (22) is
ongeveer gelijk aan het aantal nieuwe vestigingen van buiten het gebied (20), De reeds eerder vermelde afneming van het aantal A- en B-grondge-bruikers in de periode 1952-1962 (een afneming sinds 1952 van ruim 10$) wordt dan ook vooral veroorzaakt door een afvloeiing van agrariërs naar andere beroepen (82). Deze afvloeiing is aanzienlijk groter dan de toe-vloeiing uit andere beroepen (10).
Bij vergelijking van de deelgebieden blijkt dat in de Ringpolder het vertrek van agrariërs naar elders het minst en het agrariër worden vanuit een ander beroep het meest voorkwam. De Waarland- en Slootgaard-polder onderscheidde zich door een relatief groot aantal nieuwe
vesti-gingen van grondgebruikers uit het gebied zelf.
De mutaties in de beroepsgroepen van de grondgebruikers, die ge-durende een periode geregistreerd bleven, komen in tabel 19 tot uitdruk-king.
Tat e l 19 VERANDERING VAN BEROEPSGROEP
B e r o e p s -g r o e p A a n t a l g r o n d g e b r u i k e r s i n "beide j a r e n g e r e g i s t r e e r d 1952-1957 situ-atie 1952 naar beroepsgroep situatie 1957 A+B D
s i t u
-a t i e
1957
1957-1962
n a a r b e r o e p s g r o e p s i t u a t i e 1962 A+B D A + B C 419 62 393 10 13 51 13 1 398 350 74 20 31 51 17 3 B r o n n e n : l a n d b o u w t e l l i n g e n en L . E . I , Het u i t de r e g i s t r a t i e v e r d w i j n e n i s d e e l s liet g e v o l g v a n o v e r l i j d e n , z i e k t e of ouderdom, d e e l s v a n v e r t r e k u i t h e t g e b i e d e n / o f b e r o e p s -v e r a n d e r i n g . U i t t a b e l 20 b l i j k e n de o o r z a k e n -v a n h e t u i t de r e g i s t r a t i e v e r d w i j n e n i n de twee b e t r o k k e n g e m e e n t e n , g e d u r e n d e de p e r i o d e 1 9 5 2 - 1 9 6 2 , T a b e l 20 OORZAKEN VAN AFVOERING UIT DE REGISTRATIE1 9 5 2 - 1 9 6 2
Afgevoerd uit de registratie wegens
overlijden emigratie
vertrek, agrariër gebleven vertrek, beroepsverandering rentenieren ziekte beroepsverandering 2) Aant al afge-voerden 1)
38
7
15
9
62
9
25
Lee
ftij voering < 30 —1
1
-—-1
130 ! 391
~S
2
-—3
1 ten tijdeuit
40 ! 49 |1
3
3
4
—2
10
de
50 5911
2
5
2
2
—5
van
af-registratie 60 644
•-1
2
5
6
! 696
1
1
—31
2
-I 70
15
-—27
-1 ) A~ en B - g r o n d g e b r u i k e r s o2) En in het gebied blijven wonen.
Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I,
Bij vergelijking van de perioden 1952-1957 en 1957-1962 blijken er slechts kleine verschillen te bestaan voor wat betreft de oorzaken van afvoering uit de registratie. Gaan rentenieren op een leeftijd jonger dan 65 jaar komt slechts bij vrouwelijke bedrijfshoofden (weduwen) voor. Opmerkelijk is dat niet alleen jongere bedrij fshoofden van beroep ver-anderen maar ook oudere, zelfs bedrij fshoofden ouder dan 60 jaar.
De g e c o n s t a t e e r d e afneming van het a a n t a l "bedrijven na 1950
g e l d t zowel voor de landbouwbedrijven ( À - en B-groep) a l s voor de
tuinbouwbedrijven ( t a b e l 2 1 ) . Het a a n t a l landbouwbedrijven (waarin
de v e e h o u d e r i j b e d r i j v e n s t e r k overwegen) i s e c h t e r minder t e r u g
-gelopen- dan h e t a a n t a l tuinbouwbedrijven (waarin de
operigronds-tuinboufrbedrijven i n s t e r k e mate vertegenwoordigd z i j n ) .
Tabel 21
ONTWIKKELING VAN HEJ AANTAL BEDRIJVEN UIT DE A- EN B-GROEP, NAAR HOOFDTYPE
Aant al bedrijven in 1952 Indices (1952=100) aantal bedrijven 1957 1962 Tuinbouwbedrijven 36o
Landb ouvb e dri j ve n 143
94
8596 Bronnen: landbouwtellingen en L.E.I,
HOOFDSTUK IV
DE TE VERWACHTEN ONTWIKKELING :TOT 1972 VAN HET AANTAL TUINDERS
§ 1 . A f v l o e i i n g e n t o e t r e d i n g
De omvang v a n de b e r o e p s g r o e p t u i n d e r s i n 1972 z a l b e ï n v l o e d w o r -den d o o r de v o l g e n d e f a c t o r e n :
a< n a t u u r l i j k e a f v l o e i i n g d o o r s t e r f t e , ouderdom? i n v a l i d i t e i t en a b d i -c a t i e ;
b . t o e t r e d i n g van t u i n d e r s z o o n s u i t het gebied^ c . b i j z o n d e r e a f v l o e i i n g ;
d„ b i j z o n d e r e t o e t r e d i n g ,
Ad a, De n a t u u r l i j k e a f v l o e i i n g
De n a t u u r l i j k e a f v l o e i i n g van z e l f s t a n d i g e t u i n d e r s i n de p e r i o d e 1963-1972 kan aan de hand van de door het B e d r i j f s p e n s i o e n f o n d s voor de
Landbouw gehanteerde a c t i v i t e i t s k a n s e n a l s v o l g t worden berekend ( t a b e l 22)
Tabel 22
NATUURLIJKE AFVLOEIING VOOR HET 65E JAAR
Leeftijd 20 25 30 35 40 45 50 -Alle 24 29 34 39 44 49 54 lee: klassen in fti; 1962 ds-Aantal (A- en in tuinders B- groep) 1962 4 .17 29 52 38 42 39 221 Activiteitskans gedurende 10 j aar 0,9771 0,9711 0,9637 0,9619 0,9347 0,9033 0,8496 • • Natuurlijke afvloeiing 1963-1972 • — -1 2 3 4 6 16 Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L*S„I.
De tuinders die nu al 55 jaar of ouder zijn zullen in 1972 65 jaar of ouder zijn. Het is een bekend feit dat voor een deel van de bedrij fs-hoofden het overschrijden van deze leeftijd niet betekent, dat zij dan het bedrijf "aan kant" doen. Gesteld kan dan ook worden dat de groep van tuinders van 65 jaar of ouder zichzelf aanvult zoals in het verleden
plaatsbad; de uitvoering van een ruilverkaveling en de verbeterde ouder-domsvoorzieningen heeft hierop geen aanwijsbare invloed gehad.
30
-T a b e l 26 PROGNOSE VAN HET AANTAL ZOONS DAT ZELFSTANDIG WORDT IN DE PERIODE 1962-1972
L e e f t i j d i n 1972 A a n t a l i n de t u i n b o u w wer-kende zoons i n 1972 A a n t a l zoons r e e d s z e l f s t a n d i g i n 1962 z e l f s t a n d i g in 1972 dat zelfstandig wordt in de periode 1962 - 1972 12-14 jr. 15-19 jr. 20-24 jr. 25-29 jr. 30-34 jr. 35-39 jr. -40 jr. 0 0 0 44 39 44 92 12 68 12 23 35 76 12 23 23 Alle klassen 80 146 66
Bronnen: Landbouwtelling 1962 en L.E.I,
Voor de schatting van het aantal in de tuinbouw werkende zoons dat in 1972 zelfstandig tuinder zal zijn (146) is dezelfde verhouding aangehouden als welke er in 19&2 tussen de aantallen in de tuinbouw werkende en reeds zelfstandige zoons per leeftijdsklasse bestond.
Voor de komende periode van 10 jaar kan derhalve de aanvulling van het aantal tuinders in het gehele gebied uit de nog niet
zelfstan-dig in de tuinbouw werkende zoons op 66 worden geraamd; deze toe-treding van tuinderszoons uit het gebied is niet voldoende om de af-neming van het aantal tuinders door natuurlijke afvloeiiing (81) ge-heel te compenseren.
Ad c. Bijzondere afvloeiing
In tegenstelling tot de natuurlijke afvloeiing, betreft de bijzon-dere afvloeiing die tuinders die actief aan het arbeidsproces blijven deelnemen. In hoeverre de vermindering van het aantal tuinders door bijzondere afvloeiing in de periode 1952—19^2 het gevolg is geweest van de verkaveling is niet vast te stellen.
Pactoren die de bijzondere afvloeiing bepalen zijn: 1. het vertrek van tuinders uit het gebied;
2. beroepsverandering van tuinders in het gebied met afstoting van het grondgebruik;
3. wijziging van het bedrijf in een veehouderij- of akkerbouwbedrijf; 4* wijziging van het hoofdberoep en overgang van de A- en B-groep naar
de C-groep.
De b i j z o n d e r e a f v l o e i i n g van t u i n d e r s i n de p e r i o d e 1952-1962 i s a l s v o l g t geweest.
Aantal t u i n d e r s jonger dan 55 j a a r u i t de .-,- en B-groep i n 1952 254 V/aarvan i n de p e r i o d e 1952—1962:
v e r t r o k k e n u i t het gebied 24 van beroep veranderd met a f s t o t i n g van het grondgebruik 13
LG totale bijzondere afvloeiing in genoemde periode is dus
onge-veer 3èfó van het aantal in 1952 aanwezige tuinders jonger dan 55 jaar
geweeste In 1962 waren er 221 tuinders in de A- en B-groep die jonger dan 55 jaar waren en dus in 1972 nog geen 65 jaar zullen zijn. Te
stellen is dat dit aantal in de komende 10 jaar eveneens met 36^ of een aantal van 80 zal afnemen als gevolg van bijzondere afvloeiing. Ad d. Bijzondere toetreding
De toeneming van het aantal tuinders in de A- en B-groep in de ko-mende 10 jaar door bijzondere toetreding kan het gevolg zijn van:
1. vestiging van tuinders afkomstig uit andere gebieden; 2. wijziging van het bedrijf in een tuindersbedrij f;
3>. overgang van de C-groep naar de A- en B-groep als gevolg van wijzi-ging in het hoofdberoep.
Andere oorzaken zouden kunnen zijn het toetreden van zoons van veehouders, van zoons van niet-agrariërs en van tuinarbeiders tot de tuindersstand. Dit laatste is echter geheel te verwaarlozen,daar in gevallen dat een tuinarbeider tuinder werd, deze al C-grondgebruiker was en daardoor in bovenstaande is begrepen. Het toetreden van zoons van niet-agrariërs is, althans in dit gebied, geen factor van enige be-tekenis gebleken. Wat het eerstgenoemde betreft, is het praktisch on-denkbaar dat een zoon van een veehouder, zonder eerst een leertijd door te maken, tuinder wordt. Wel komt het voor, dat een zoon op een
veehouderijbedrijf met tuinbouwteelten het ouderlijke bedrijf als een tuinbouwbedrijf voortzet (zie onder 2 ) . De mogelijkheid, dat een zoon op een veehouderijbedrijf met tuinbouwteelten een tuinbouwbedrijf van het ouderlijke bedrijf "afsplitst", kan, gezien de afneming van het aantal bedrijven, niet groot worden geacht.
De bijzondere toetreding van tuinders in de periode 1952-1962 is als volgt geweest.
Aantal tuinders jonger dan 55 jaar uit de A- en B-groep in 1952 254 Bijzondere toevloeiing in de periode 1952-1962:
door vestiging van tuinders van elders 11 door wijziging van het bedrijf in een tuindersbedrijf 6
door wijziging van het hoofdberoep; uit C-groep afkomstige
zoons van niet-tuinders 1) 3 De totale bijzondere toetreding in genoemde periode is dus
onge-veer &/o van het aantal in 1952 aanwezige tuinders jonger dan 55 jaar
geweest. Van de nu aanwezige tuinders zullen er in 1972 221 jonger dan 65 jaar zijn en kan de bijzondere toevloeiing tot deze groep wor-den gesteld op eveneens 8% of een eantal van 18.
1) Toetreding tot de tuindersgroep van uit de C-groep afkomstige tuin-derszoons valt onder b van deze paragraaf,,
§ 2 . P r o g n o s e v a n h e t a a n t a l t u i n d e r s
i n 1 9 7 2
De omvang van de beroepsgroep tuinders zou over 10 jaar door de
invloed van de eerdergenoemde factoren als volgt kunnen zijn.
Aantal tuinders in 1962 307
Natuurlijke afvloeiing 1962-1972 81
Bijzondere afvloeiing 1962-1972 _8_0
Totale afvloeiing 1962-1972 16I
"i'46
Toetreding van tuinderszoons uit het gebied in 1962-1972
66
Bijzondere toetreding 1962-1972 18
Totale toetreding 84
Aantal tuinders in 1972 230
Deze prognose ten aanzien van de wijzigingen in het aantal
tuin-ders in de komende tien jaar is dus opgebouwd op grond van de
ontwikke-ling in het gebied in de afgelopen tien jaar.
CONCLUSIES
1. In het onderzochte gebied is het aantal grondgebruikers dat een hoofd-bestaan in de land- en tuinbouw vindt in de periode 1952—19^2 belangrijk afgenomen.
2. Dat het totaalaantal geregistreerden in genoemde periode nagenoeg con-stant is gebleven? is een gevolg van de toeneming van het aantal grond-gebruikers dat een nevenbestaan in de land- en tuinbouw vindt o
3. De afneming van het aantal bedrijven onder 1 genoemd is de resultante van: a. een sterke afneming van de grootste groep bedrijven: de
opengrondstuin-bouwbedrijvenj
b. een vrijwel constant blijven van het aantal veehouderijbedrijven^ c. een verdubbeling van het aantal bollenteeltbedrijven.
4. Andere dan eerdergenoemde tuinbouwrichtingen, zoals glastuinbouw en fruit-teelt, komen tot J\ç)62 praktisch niet voor in dit gebied. Na 19^2 is men
inmiddels op enkele bedrijven' met glastuinbouw (ook verwarmde) begonnen. 5. Ondanks de verdubbeling van het aantal bollenteeltbedrijven maakt het
aantal van deze bedrijven nog slechts ongeveer 13^ van het totaalaantal bedrijven uit.
6. Toch is de betekenis van de bollenteelt groter dan hieruit zou kunnen
worden afgeleid, daar het aantal opengrondstuinbouwbedrijven met bollen-teelt sterk toeneemt. Reeds meer dan de helft van deze bedrijven heeft
bollenteelt. Het areaal bollenteelt is sinds 1952 meer dan verdubbeld. 7. Wat de gemiddelde leeftijd van de grondgebruikers betreft, deze is van de
bollenkwekers het laagst en van de veehouders het hoogst.
8. Bij vergelijking van de ontwikkeling in de deelgebieden Ringpolder - waar de ruilverkaveling recent is gereedgekomen•-, de Waarland- en Slootgaard-polder - waar de ruilverkaveling in 1957 praktisch gereed was - en het
overige gebied, waarvan zeer recent delen werden verkaveld, blijken er tussen deze drie deelgebieden slechts kleine verschillen te bestaan. Wel valt op dat de Waarland- en Slootgaardpolder de Ringpolder in'ontwikkeling een fase voor is.
9. Dat de verkaveling van invloed zou zijn geweest op de ontwikkeling van het bedrijfstype, daarvan is tot dusver vrijwel niets gebleken,
10. De afneming van het aantal bedrijven zal mogelijkheden bieden tot vergro-ting van de bedrijven. Dit zal de overgang naar meer intensieve teelten niet stimuleren.
11. Van de beter renderende tuinbouwteelten, de bloembollenteelt en teelten onder (verwarmd) glas van groenten en bloemen, die - zie § 2 van hoofd-stuk I - voor dit gebied bij voorkeur in aanmerking lijken te komen, blijkt alleen voor de bloembollenteelt algemene belangstelling te bestaan. 12. De vraag, of de ontwikkeling in de Ringpolder traag verloopt, kan als volgt
worden beantwoord. Voor zover deze ontwikkeling teelten onder glas betreft is er van enige ontwikkeling van betekenis nog geen sprake. De ontwikkeling in de richting bloembollen is in de Ringpolder vooral na 1957 op gang ge-komen in een tempo dat hoger ligt dan dat in de Waarland- en Slootgaardpolder• 13. Voor de komende periode van 10 jaar kan, op grond van eerdergenoemde
ver-BEDRIJFSTYPEN
De 'bedrijven zijn ingedeeld naar de volgende typen: opengrondsgroenteteelt
bollenteelt . ' veehouderij akkerbouw
overige (glastuinbouw, fruitteelt, bloemisterij, pluimveeteelt) Onder de-"overige" vallen maar enkele bedrijven. Voor glastuin-bouw is als norm een bruto-opbrengst van f. 35»000,- en voor fruitteelt van f. 5»250,- aangehouden; in gevallen van bloemisterij en
pluimvee-teelt was een norm'voor indeling onnodig.
De verhoudingen voor de voornaamste produktieriçhtingen blijken uit het. volgende overzicht.
Produktierichting Norm (bruto-opbrengst in gld. per ha in 1946)
Index (norm opengronds-groenteteelt = 100) Opengrondsgroenteteelt Bollenteelt Veehouderij(grasland) Akkerbouw 29OO 8125 945 1200 100 280 33 41
De verschillende bedrijfstypen kunnen als volgt worden gekarakteri-seerd»
1. Tuinbouwbedrijven
Van de totale bruto-opbrengst wordt ^Cfo of meer ingenomen door tuin-bouwteelten (groenteteelt en bollenteelt),
a» Opengrondsgroenteteelt
Van de bruto-opbrengst aan tuinbouwteelten wordt het hoogste percentage ingenomen door opengrondsgroenteteelt.
b. Bollenteelt
Van de bruto-opbrengst aan tuinbouwteelten wordt het hoogste percentage ingenomen door bollenteelt.
2 . Landbouwbedrijven
Van de t o t a l e b r u t o - o p b r e n g s t wordt ^Ofo of meer ingenomen door de v e e h o u d e r i j e n / o f akkerbouw«
a. Veehouderij
Van de b r u t o - o p b r e n g s t aan v e e h o u d e r i j en akkerbouw wordt meer dan de h e l f t ingenomen door de v e e h o u d e r i j .
b . Akkerbouw
Van de b r u t o - o p b r e n g s t aan v e e h o u d e r i j en akkerbouw wordt meer dan de h e l f t ingenomen door de akkerbouw,
3 . Overige
Van de t o t a l e b r u t o o p b r e n g s t wordt ^Qffo of meer ingenomen door a n d e -r e p -r o d u k t i e -r i ç h t i n g e n dan de e e -r d e -r genoemde (glastuinbouw, f -r u i t t e e l t , b l o e m i s t e r i j en p l u i m v e e t e e l t ) .
H CD QD CÔ H • H pq m EH O O PH O & EH Ui fin 1-2 H
n
o M H O f ! cd > CD f> •m • H fH •Xi CD r û r H ce +=> S cd <*i Ö CD ElO • H fH CD i> o H fH CD H . i » 3 o r Q fH CD MS
so fH CD nd PS O CD 0} > m fH eu M CD £ y Ö CD i-H r H O r Q ra fH 0) CD > M Cû H-3 Ö CD O fH t*D s CD W m CÖ H M CD • p += o o CM MO ON • * — -.... c— LfN ON ^— CM i n ON v— C\J MO ON T — f— I A o\ \~ C\J LfN ON • * — (M MO o\ v ~ r— LCN O N ^ CM LCN ON *î CM MO ON ^— — r— L A ON T— CM LfN O N • Î — CM MO ON •s— f -LTN ON 1 OU U~\ ON CÖ Xi 1 I T - T - I 1 m l I T - | | I v - | CM | I I CM CM CM LfN [— I I 1 T - CM CM LfN I | m CM T - i - LfN I I CM CM ON MO O CM T - CM LfN m ^ j " CM T - ON v -CM -CM -CM LfN 0 0 m ^ t " CM CM CM CM CM LfN CM LfN MO - s t r—MO MO T - m O N c— MO CM m | CM LfNCO -r- rn I^I ! oo r— r— MO m CM r—co m i— c— CM O N ^t- r— •>- CM co " ^ - c o o m CM I CM CO O MO O N O N MO co CM m T -0) o & c CD CM m LfN r— o o V i l I I 1 /H m LfN co CM ON m MO LfN m co CM • * i i i i ^ i i i i CO I I I I I - r - CM L f N - r - v - | | O L T N T - | | MO "^- CM ^ t m tr~ LfN m T - CM LfN r— m I CM c o m m ^ - m | | m MO I I •<-•3- CM LfN LfN CM m ' r-m c o r-m LfN CM CM c o CM ^ t " T - T -CD o • r - CM m LfN LfN V I I I /Il c o LfN MO ON 00 c— CO m c o co LfN MO m I l I l CM I I I LfN I I I 1 I I I I I CM | \ I m v - rO I T - CM |- I CM "sj" t i -^ -r- I 1 m i l l I 1 I M O M O I O CM t - | L f N ^ t - I I P H CD o i - CM m m S ) V | I /Il ;CM iLTN : CM m CO LfN m CM CM m ON Ö m m CÖ r H M CD rH Ö CD CD tû C •H r-i <n -H O TH Ö cd t-H d CD S S oH . H 0 «3 rH • n •ri m a
B
i r i CO 1-3 H o H O p 0 o ri Elf I m £ a> i • < a 0 • d «H O O , 0 - CQ <H • n •ri ri <d 0 n r H cd - P ö oï <i ri eu 0 ri - p co •H isO a> ri 1) 00 CM MD ON •* a •ri CQ ( H cd C— U N ON T — n •H r r i CD ^ O N • d ri 0) CD ri - P CQ •r< tlO eu ri CD f— UN ON ^ Ö • H CQ r H CÖ CM UN ON T— Ö •rH rH Ci) S O Kl CD TJ Ö •ri CD - P a) , ö CD Ö t J 'cö O td -ri H 0 CD ft ft !>J - P CD ra ' d <+H •r> f! • r i Ct ri > ••d CD rQ ri cd cö Ö CQ ri CD • d d o . ö CD o , , 1 CQ G ri CD CD r H M r H 0) O £ rQ JïJ 1 CQ • d Ö CQ O ri ri 0 M - H Ö Ö CD -H ft d O - P r H : 1 cd o cd - p - P CD ' d Ö •ri CD - P CD . 0 ri CD cd T H cd 0 •ri 0 ri PH CD h» PH - P CQ CD <HH - d • o 'ri § - d i> 0 , 0 ri cd cd Ö CQ ri CD - d d o , 3 0) CD t> 1 CQ Ö ri 0 CD r H Ü r H CD O > r û , M 1 1 1 CQ - d Ö CQ O ri ri 0 tûni a ö 0 -ri PH d O - P r H 1 cö o cd ; •p -p i | i -P - d 1 0) O i -a .H H a 0 •ri ft 0 0)g*
- P Ö co ni t u f> •1-3 • r i Ö ri 0 • d CM I O •sl-C\I UN | C\J r O UN MD CO i -MD "*}• rO I CM •>f rn | ON r O CQ ri CD TH Ö • r i CQ d ri •P CD CQ M r d CD a >s ^
" ri CD - d r H O • ft co ö . -cu I ^ c— c— I CO UN • f * . MD CM MD CO i— I I O UNrO | r O 0 0 CO CO CO CQ ri CD • d Ö •ri d - p CQ • d ö O S ) CD O CM | f -"** r o O I T -UN MD r O CTs UN -si-UN T - O UN CM CM | 1 CM- I CM ON r o CM C— UN T) CD •ri CD t«0' •H ri CQ ri CD •d Ö • r i CQ d ri - P CD CQ Jx! CQ -d CD ri ö > 00 CD -CD nd d o o ril ö 0 ö 0 ö 0 -p d o ö 0 öH CU SD CO • H P H O I i 1-3 H K n w m
n
eu o E H PS I-H" O P H d CD t J t H O O r H r^H m < H •r-j • H -d CD 1 m a O) 1 « i r H CÔ • P <*i i "a o cô HJ -p d CD rH r-i O & CD fH CÔ - p 0) a /1! O O CM O CA m ON T — * S — O ON CM -vt" v— t— O ON O v-'
r"-\
O ON O N O N O O N 0 0 O0 " \ . O O N r— [— O ON NO NO ^ » O ON LfN LfN ^ \ O ON •=H- -vt-^^, O ON r O r O \ O ON CM CM ^— L f N O N "S 'S o -xt-V - T— L f N O N V ' H -o r o O LfN r O CM LfN LfN r O CO CM CO NO r o ON r O CM LfN ON - P CÔ d O • s — T -r O ON r O r O ON r O NO CU CM L f N fH CD rQ CD TH. LfN I m LfN r O I CM C— •^H- LfN CM CM r O NO CM I "=t ro I C O ^ r •*J-CM «vj-I c— f i CD T * 0 fH - P C— O LfN SO ON ^ ' PH ! 0 CM O LTN fH ON bÛT-03 PH CD CD T3 O O LfN ON I CM L f N O N CD <d O LfN CO r O CM LfN • < -CO 1 ON r O N Oo
ro O T — •vT O N CM Ö CD P H O r-\ h o o rÖ <U -d d cri > T ) G d 0 > •<-} •H fH 0 rQ - P 0 0 N <d PH O . P H 0 •H 0 - p <d cô o CM CO CM rO I rO d 0 - d •0 fH - P C— 0 LfN MON 0 T -o I H 0 - P CM LfN P H O N 0 T -O fH 0 ÈUD Td M O P H - H 0 fH O 0 fH 0 & PH NO CO CO CM NO ON CM t— O LfN r O O LfN r O CM ^ t " LfN r O LfN C\J CM ^O | r— r O LfN r O ^ ) -d 0 •d 0 fH - P 0 P H 0 O fH CO P H 0 O fH 0 r û 0 • d r O LfN ON r O r O CO CO r O CM r O NO r O O N r o CM CM N O O NT
d 0 P H O r H fH O o • d LfN CM ON VO T - ON 0 - d o . •rH fH 0 P H 0 I r— LfN ON 0 - d o O CM ON CM CM NO LfN NO rO ON O Kl 0 • d d cô > Ti a •ri 0 - P Cl) M P H O 0 •ri - P cti •l~3 •ri fH • d 0 r O CD N f!> • d P H O CI) -d O "vt-ON CM 1 1 LfN r o CM ^f-vo 1 — . *~ r O T -o v~ CM r O T — 1 ^_ r O+
Ö 0 •d 0 fH - P CM 0 NO M O N 0 ^ ~ O 1 - p r— LfN P H O N 0 T -o fH 0 to-d m o PH - H 0 fH O 0 fH P H 0 & 0 • 3 " •vl- ^1-ON LfN CM CM ^— CO ^ • Î — CM 't— ON 1— N O: CNI O r O r— CM CM r O CO C30 t— r— ^ f CNJ CM CM NO ON v— G •rH 0 • H - P CÔ H o w 1-3 0 Ö 0 d •H 0 -P d o rO d cô H d 0 d> Cl) tio tri H •1-5 • H PH P H W O fï=i O w w •al |2i M M n pq w H 03 HH • H fH CD rV pq Ö 0) PM O o PQ Pn O o m O o 1 cd O cd • P - P O CA CA CA O CA fcO CO O CA >MD MD /Il O O O CA O CA LCNLTN LTN C A o >s* •sf Kf-LfN CA r O r O O -sj-rO r o LfN O N CM CM o ^t-C\J C M O ^ LfN O N v ' s t -ro O LfN rO CM CM CM r O MD LfN O N ^ O v " MD •;— r o r o r o ' s t -CM LTN C A - P CÖ O rO T - CA T - r o I CM I I v - CM r O ' 3 -I CM ^ MD ^st" CM 1 - CM LTN c o CA r o r o Ö <D - Ö OJ u -p ir— O LfN t l O C A P I CD CM LfN C A o W ft O O TJ o o • H fn CD P CD S CU O , O r H fH O O LfN O N ^— I CM LIA C A CD nd O r O CA r O CM " s t I CM t— CM LfN MD I LTN c o MD C A CM O r o O CD m c c o cd |> t> - o • H nd fH C -Ö • H CD 0 ^ - P CD CD N Jd CD p O P O CD •H CD - P nci cd o vo co 1 1 1 1 --1 1 ^— CM 1 <3" r O CM ' 3 -r O CM 1 • * MD + Ö 0) r d CD fH - P L— CD LfN fcOCA CD 1 -O 1 - P CM LfN P< CA ] CD 1— ' 0 : U <D ' bûnd : CD O i P - H ; CD fn ; 0 CD ' fn ft! CD : r u CD : : C A 't1— i^1" ! 1 1 1 ;CM CM -st-ir— CO M 3 ! LfN "^ ; r O ! 't— ! CM ; CM ! \— , C A : T— j t— J "^ : MD 1 M O ; '-O ! c— ' L f N ! CA; • Ï — ] ö : • H ; CD i • H ; - i -2 : cd i CA CM v -0 LfN r o O . LTN r O . ^ CA " 3 -1 ^ l " ^ CA CM CM CM LfN r O LTN C M LOi r n r o CM UTA CO ro CM VO r O MD r O CO r O O CM CA CA CO MD MD O N C-— MD CM O \—' 1 " s * MD CM LOv r o OJ O -si-+ t f N [~-CM f l <D nd CD fH - P CM <ü MD bOO\ ^— P . I <D r— O LOv fH ON f ü r -CQ P CD CD Td 0 0 fH - r l O) fn ,£3 CD P 0) t i CD U CO p 0 r H fH O 0 nd CM MD ON T — 1 r— LfN ON T — CD nd O CD N CD nd ö cd !> t l ö • H 0) H^ CD jd p 0 CD • H - P cd Ö CD > •1-3 • H fH -Ö CD r û CD N CD -Ö P 0 0) -tf 0 fl a> nd CD fH • P CM <D MD t>0CA CD 1 — O 1 - p r— LCN P C A CD T -0 f H CD 'oûnd m 0 P - H 0) fn O CD fH P CD p CD CM MD ON T — ä • H 0) • H - P cd ON CM CO MO LTN CO ON MO LfN MD M o O Ö 0) Ö CD 6(0 Ö • H CD H ^ Pi O