Bedreigde
enkwetsbare
vaatplanten
in Nederland.
Basisrapport
metvoorstel
voorde Rode
Lijst
Ruud
vander
Meijden
!*,
Baudewijn
Odé
,'**Kees+(C.)+L.G.
Groen
I-}• •!'Flip+(J.-P.)+M.
Witte
»***&
Dick Bal
****Inhoud
Voorwoord 87
Samenvatting
88Endangered
and vulnerable vascularplants
in the Netherlands. Basicreport
withpro-posal
for the Red List 881.
Inleiding
892. Methode 90
2.1 Herkomst vande gegevens 90
2.2Keuze vandesoorten 91
2.2.1
Standaardlijst-soorten
encorrecties 912.2.2 Correcties op
grond
vanRode-Lijstrichtlijnen
922.3Keuze vande
perioden
942.4
Berekeningsmethode
encorrecties 94 2.4.1 CorrectieFLORIVON-basisgegevens
94 2.4.2 CorrectieFLORBASE-basisgegevens
96 2.4.3Rekenkundige
correctie 96 2.5 Zeldzaamheids-en trendcriterium 100 2.6Bepaling Rode-lijstcategorieën
101 3. RodeLijst
2000 102 3.1Inleiding
102 3.2 DeLijst
102 3.3Ecologische
groepen 114la Planten van
voedselrijke
akkers 116lb Planten van
kalkrijke
akkers 116lc Plantenvankalkarme akkers 118
ld
Tredplanten
119le Planten van
voedselrijke ruigten
119lf Planten van
kalkrijke ruigten
120lg
Planten vanhumeuzeruigten
1202a Planten van
storingsmilieus
1212b
Pionierplanten
vanstikstofrijke,
nattegrond
121 *Nationaal Herbarium
Nederland,
Postbus
9514,
2300 RA Leiden
e-mail:
meijden@nhn.leidenuniv.nl
**
Stichting
FLORON,
Postbus
9514,
2300 RA Leiden
e-mail:
ode@Floron.leidenuniv.nl,
kgroen@Floron.leidenuniv.nl
***
Wageningen
Universiteit,
Waterhuishouding,
Nieuwe
Kanaal
11,
6709
PA
Wageningen
e-mail:
nip.witte@users.wag-ur.nl
****
Expertcentrum
LNV,
afd.
Natuurbeheer,
Postbus
30,
6700
AA
Wage-ningen
2c
Pionierplanten
vanmatig
voedselarme,
vochtige
grond
1223a
Zeeduinplanten
1233b Plantenvan
lage
kwelders 1243c Plantenvan
hoge
kwelders 1244a Plantenvan
voedselrijke
wateren 1254b Plantenvan voedselarmewateren 126
4c Plantenvan
voedselrijke
oevers 1274d Plantenvan natte
ruigten
1285a Plantenvan
vochtige,
bemestegraslanden
1295b Plantenvannatte, bemeste
graslanden
1306a
Muurplanten
1306b Plantenvan
droge,
neutralegraslanden
1316c Plantenvan
kalkgraslanden
1326d Plantenvan
droge,
zuregraslanden
1347a
Laagveenplanten
1357b Plantenvankalkmoerassen 135
7c Plantenvan
blauwgraslanden
1367d Plantenvannatteheiden 137
7e Plantenvan
droge
heiden 1388a Plantenvan
kapvlakten
1408b Plantenvan
voedselrijke
zomen 1408c Plantenvan
kalkrijke
zomen 1418d
Struweelplanten
1429a Plantenvannattebossen 142
9b Plantenvan
droge,
voedselrijke
bossen 1439c
Stinsenplanten
1449d Plantenvan
kalkrijke
bossen 1449e Plantenvanbossen op
droge,
zuregrond
1453.4 Rode
Lijst
naarstandplaatsfactoren
1464. De Nederlandse
vaatplanten
in internationaal verband 1504.1 Internationaal beschermde soorten 150
4.2 Doelsoorten ende internationale betekenis vande Nederlandse
vaatplanten
1504.3
Vergelijking
metbuitenlandse RodeLijsten
1525. Discussie 153
5.1
Toepassing
vande nieuwe IUCN-criteria 1535.2 Kilometerhok-versus
kwartierhok-gegevens
1545.3 Over de nieuwe
Rode-Lijstcriteria
1545.4 Betrouwbaarheid vande Rode
Lijst
1555.5
Knelpunten
enmaatregelen
155 Referenties 157Bijlagen
160Legenda
161 1. Totalesoortenlijst
162 2. Nieuwe RL-soorten 185 3. Oude RL-soorten 1874.
Lijst
van'extra'doelsoorten 1895. Niet-beschouwde soorten 190
6.
Lijst
Burck(1905)
1937.
Lijst
Sloff(1927)
1948. Nationaal beschermde soorten 198
9.
Vergelijking
met buitenlandseRodeLijsten
20010.
Gridcelgrootte,
zeldzaamheid entrend 203Voorwoord
Als
uitwerking
vanhet
Natuurbeleidsplan
vanhet
Ministerie
vanLandbouw,
Na-tuurbeheer
enVisserij
worden
Rode
Lijsten opgesteld.
Een
Rode
Lijst
voorvaat-planten
is
eenvande laatste die op
stapel
stonden. Voor
eendergelijke uitwerking
wordt de PGO
(Particuliere Gegevensverzamelende
Organisatie)
die het
landelijke
bestand
metverspreidingsgegevens
beheert
ende
vrijwilligers
coördineert,
ge-vraagd
om eenBasisrapport
op
testellen
voorde desbetreffende flora- of
fauna-groep,
enmeetewerken
aan eenToelichting
op
de in het Staatsblad
tepubliceren
officiële
Rode
Lijst.
Het
Ministerie
vanLNV
heeft FLORON
in
augustus
1999
opdracht
gegeven
omsamen metRuud
vander
Meijden
vanhet Nationaal
Herba-rium Nederland
(NHN-L)
enFlip
Witte
vande sectie
Waterhuishouding
vanWage-ningen
Universiteit,
het
Basisrapport
ende
Toelichting
voorde
eersteofficiële
Rode
Lijst
op
testellen.
In verband
metde in
voorbereiding zijnde herziening
vanhet Handboek
Natuur-doeltypen
is
tevensgevraagd
om vanalle
soorten vande wilde flora
aantegeven
wathun
statusis
metbetrekking
totde criteria internationale betekenis
(i),
zeld-zaamheid
(z)
enverandering
in aantal
(t
=trend)
tussen1935
en1999.
Daarbij
heeft
het
ministerie het
voornemen omde
Rode
Lijst
ende
Doelsoortenlijst
zoveel
mogelijk
op
elkaar af
te stemmen.De
kontakten
metde
begeleidingscommissie
(Dick
Bal,
Renée
Bekker,
Jan
Holtland,
Piet
Bremer,
Bart
vanTooren,
Eddy
Weeda)
warengoed
enhebben
geleid
tot
verbetering
vande
concepten;
eenspeciaal
woord
vandank
aanDick
Bal
die
namensde
opdrachtgever
het
voorzitterschap
vande b.c.
op
uitstekende
wijze
vervulde. Dank ook
aande
overige
personen
die
commentaarop
de
concepten
hebben
geleverd:
Piet
Bakker,
Louis-Jan
vanden
Berg,
Ruud
Beringen,
Leni
Duis-termaat, Benno
teLinde,
Jaap
vander
Linden,
René
vanMoorsel,
Wout
vander
Slikke,
Bart
Vreeken,
Wim
vanWijngaarden.
Maar vooral heel veel dank
aanalle
mensendie de gegevens
overde
versprei-ding
vande Nederlandse flora in de
afgelopen
eeuwbijeen
hebben
gebracht,
in het
bijzonder
de
vrijwillige
floristen. Van de
recentegegevens vanaf 1975 brachten
zij
de helft
bijeen.
De
oprichting
vanFLORON
in
1989 heeft hier sterk
toebijgedra-gen. Wat ook
voorde
meesteandere
soortengroepen
geldt:
het Nederlandse
natuur-beleid
steunt voorde flora in
belangrijke
mateop
de
waarnemingen
vangoede,
gemotiveerde vrijwilligers!
Samenvatting
In deze
publicatie
wordtdezeldzaamheid enbedreiging
vande taxavandevolgende vijf
taxono-mische klassen
planten
behandeld: wolfsklauwen enbiesvarens,
paardenstaarten,
varens,naaktza-digen
enbloemplanten.
Het voorstelvoorde RodeLijst
vande Nederlandsevaatplanten
is opge-steldopgrond
vande internationaalgeaccepteerde
IUCN-criteria.¹Volgens
deze criteria worden de soorten opgrond
vaneencombinatie van zeldzaamheid enachteruitgang ingedeeld
in 8²categorieën:
“thans nietbedreigd”, “gevoelig”,
“kwetsbaar”,
“bedreigd”, “ernstig bedreigd”,
“ver-dwenen”³.
De laatste 5vandezecategorieën
vormen samende RodeLijst.
Het aantalvoordit doel inogenschouw
genomenplantensoorten
in Nederlandbedraagt
1490. De RodeLijst
2000 telt 499soorten
(38%
vanalle inaanmerking
komendesoorten).
Deverdeling
vande soorten overdeRode-Lijstcategorieën
is alsvolgt:
GE(“gevoelig”):
114(23%),
KW(“kwetsbaar”):
136(27%),
BE(“bedreigd”):
102(20%),
EB(“ernstig bedreigd”):
97(19%),
VN(“verdwenen”):
50(10%).
Het voorstel voorde RodeLijst
istotstandgekomen
doorbewerkingen
vandelandelijke
flora-databanken FLORIVONenFLORBASE. Hetgeeft
daarmeeeenbeeldvanhetachteruitgaande
en zeldzamedeel vande flora vanNederland tussenca.1935en ca.1999. Degepresenteerde cijfers
zijn gebaseerd
ophetzeerkleinschalige topografische
rastervan1x1km,
dat internationaalgezien
in depraktijk overeenkomstig
ismet degrootte
vaneenenkelepopulatie.
De RodeLijst
kon daardoor inbelangrijke
matevia betrouwbareberekeningen
totstand komen. Hethuidige
voorstelvervangt
de “FLORON-RodeLijst
1990”.Ondanksde
veranderingen
in decriteria,
hetgegeven dat dehuidige lijst
opkm-hok-gegevens
i.p.v.
opuurhokgegevens
isgebaseerd,
endat erin deafgelopen
10jaar
toch ookduidelijke
veranderingen
in het Nederlandselandschap
hebbenplaatsgevonden,
is het totaleaantalRode-Lijstsoorten
vandezelfde ordevangrootte
als in de FLORON-RodeLijst
1990: 499nutegenover
541toen.Tochzijn
191soortenvanstatusveranderd. Nietminder dan 74soortenzijn
nieuw voor de RodeLijst. Daarentegen zijn
er 117 soortendie niet opdeLijst terugkeren. Corrigeert
men echtervoordeveranderingen
inde criteria dan telt dehuidige Lijst
10% meersoortendanzijn
voorganger.
Wegens
hetgrote
aantalplantensoorten
opde RodeLijst,
is het nietwenselijk
omallesoortenindividueel te
bespreken.
Debesprekingen
wordenbiotoopsgewijs
gegeven,volgens
deindeling
in 27ecologische
groepen. De meestbedreigde habitattypen zijn
(percentage
soorten tussenhaakjes):
alle habitatsvankalkrijke
bodem[akkers
(91%),
moerassen(89%),
grasland
(74%),
zomen(69%),
bossen(51%)],
heides[nat (80%),
droog
(76%)],
blauwgraslanden
(88%),
voedsel-armewateren
(70%)
enkwelders(52%).
Endangered
and vulnerable vascularplants
inthe Netherlands. Basicreport
withproposal
for the Red ListIn this
publication
five classesaretreated:Lycopsida, Equisetopsida, Pteropsida, Pinopsida
andMagnoliopsida.
Thepresent
proposal replaces
the “FLORON-RodeLijst
1990”(Gorteria
16, 1990, 2-26).
Itmeetstherequirements
of the IUCN criteria.Species
areclassifiedaccording
to acombination ofrarenessand decrease intoeight categories:
‘NotEvaluated’(NB),
‘Data Deficient’(OG),
‘Actually
Not Threatened’(TNB;
IUCN: ‘Low Risk/LeastConcern’),
‘Near Threatened’(GE),
‘Vulnerable’(KW),
‘Endangered’
(BE),
‘Critically
Endangered’
(EB),
and‘Disappeared’
(VN;
IUCN:‘Regionally
Exctinct’),
the latter fiveforming together
the Red List(RL2000).
For thispurpose 1490species
havebeenconsidered. ThenewList(Rode
Lijst
2000)
counts499
species
(38%
of all relevantspecies):
GE: 114(23%),
KW:136(27%),
BE: 102(20%),
EB: 90(19%),
VN: 50(10%).
RL2000 is the result of treatments of the two national flora databasesFLORIVON andFLORBASE,
giving
apicture
of thedecreasing
andrarepartof the Dutchflorabetween ca. 1935and ca. 1999. The numbers of recordspresented
arebased onthe 1x1kilometergrid
of thetopographical
map,whichinternationally
iscomparable
withasingle-population
size. RL2000 couldlargely
be based onsound calculations. Incomparison
withthe former List(RL90)
191species changed
in status: 74 arenew, 117species
do not return on RL2000. After correction for differencesincriteria,
RL2000 is 10%longer
thanitspredecessor.
InacommentonRL2000 thespecies
aretreatedaccording
tohabitattype.
Themost threatened habitattypes
are(number
ofspecies
betweenbrackets):
all habitats oncalcareous soil[arable
fields(91%),
wetlands(89%),
grasslands
(74%),
forestedges
(69%),
woodlands(51%)],
fen meadows(88%),
heathland[wet (80%), dry (76%)],
nutrient-poor
waters(70%)
and salt marshes(52%).
1.
Inleiding
De zorgen
overde
achteruitgang
vande wilde flora dateren niet pas
vande laatste
jaren.
De
eerste aanzet totde
vorming
van eenlijst
vanbedreigde plantensoorten
dateert al uit
1905;
zie
Bijlage
6.
4Hierin werden 50
soortengenoemd,
waarvan erinmiddels 6
zijn
verdwenen.
De Nederlandse Botanische
Vereniging
besloot
overigens
pas
in
1927
totde
oprichting
vande Commissie
voorde
bescherming
vande wilde flora. Deze
Com-missie
stelde in
1927
5 eenlijst
op
van230
'zeldzame inlandse
hoogere planten'
(waarin
de
meestewaterplanten
werden
uitgesloten),
[uit]
"...ontevredenheid
overden voortdurenden
achteruitgang
vanden
plantenrijkdom
in
onsland"(zie Bijlage
7).
Tweederde
vandie
soortenis ook
thans op de Rode
Lijst
opgenomen; 18
ervanzijn
inmiddels verdwenen. Tot
eenuitwerking
vandie
lijst
is het niet
gekomen.
De
verarming
vande
wilde flora werd
opnieuw
aande orde
gesteld
in
het
gedenkboek
vande
toen50-jarige "Vereniging
Natuurmonumenten".
6Pas in
1970
werd in de beroemde serie 'Wilde Planten'
opnieuw
eenlijst gemaakt
vanbedreig-de of reeds
verdwenen
soorten.In die
publicatie
7wordt
gesteld
dat "...momenteel
meer
dan de helft
[van
de flora
vanNederland]
ernstig bedreigd
[wordt]".
Pas in
1973 verscheen de
eersteofficiële
publicatie
8overde
bescherming
vanplanten-soorten
in het kader
vande
Natuurbeschermingswet:
het "Besluit beschermde
in-heemse
plantesoorten".
51
plantensoorten
werden onder
wettelijke bescherming
geplaatst. Vervolgens
stelde de
Natuurbeschermingsraad
in
1984
eenlijst
op die
een
sterke
uitbreiding
vanhet aantal
tebeschermen
soortenbeoogde.
Die
lijst
werd
als
bijlage toegevoegd
aande
ontwerp-Flora-
enfaunawet.
9Die
bijlage
bevatte 359
soortenplanten; zij
is niet aangenomen. Wel werd de
lijst
vanwettelijk
beschermde
planten uitgebreid
met eencategorie
muurplanten.
10Na de
voltooiing
vande Atlas
vande Nederlandse Flora in 1989
111213werd op
initiatief
vande Commissie
vooronderzoek
aande wilde flora
vande
(inmiddels
Koninklijke)
Nederlandse Botanische
Vereniging
eenad-hoc commissie
ingesteld
om een
concept-Rode Lijst
op
testellen.
14"Het is de
wensvande samenstellers dat
deze
Lijst
in discussie
komt,
zodat eind
1990 of
begin
1991
tothet maken
van eentweede versie
vande Rode
Lijst
kan
worden
overgegaan."
Die discussie is echter
nauwelijks
op gang
gekomen,
omdat de FLORON-Rode
Lijst,
zoals de
conceptlijst
werd
genoemd,
direct
ingang
vond in de officiële
enonofficiële circuits. Teneinde
verwarring
tevoorkomen zal in het
vervolg
worden
gesproken
overde RL90 als
wordt
gerefereerd
aande FLORON-Rode
Lijst
uit 1990,
enoverde RL2000 als
de
nieuwe Rode
Lijst
wordt bedoeld.
Pas
metde introductie
vande
lijst
metDoelsoorten
15ontstond
erenige
verwar-ring,
omdat
er nu tweelijsten
vansoorten waren waaraande botanische waarden
vanterreinen konden worden
afgemeten.
RL90
ende
Doelsoortenlijst
overlappen
in
belangrijke
mate,
maar erzijn
ook
verschillen. Het
ligt
in
de
bedoeling
metRL2000
aandie
verwarring
eeneind
temaken.
2. Methode
2.1 Herkomst
vande gegevens
Bij
het
opstellen
vanRode
Lijsten
hebben PGO's
tot nutoegebruik gemaakt
vantwee
typen informatie,
namelijk
de
verandering
in de
verspreiding
vanafzonderlijke
soorten
op atlasblok- of uurhokniveau
(5x5 km)
en-als zulke gegevens beschikbaar
waren-
veranderingen
in de
grootte
vande
landelijke populatie
van soorten.FLO-RON
enNationaal Herbarium Nederland
(NHN-L,
voorheen
Rijksherbarium
Lei-den)
be-heren
landelijke
floradatabanken
methistorische
enactuele
verspreidingsge-gevens die
ruimtelijk aanmerkelijk
gedetailleerder zijn
dan uurhokken. De
histori-sche
floradatabank FLORIVON
bevat gegevens per kwartierhok
(1,25x1,04 km),
FLORBASE bevat
recentegegevens per kilometerhok
(lxl
km).
Deze databanken
bevatten echter geen informatie waaruit kan worden
afgeleid
uit hoeveel
exemplaren
de
landelijke populatie
op
enig
momentbestaat. De
analyse
vande
veranderingen
op
kilometerhokniveau
vormenhet
uitgangspunt
voorhet
opstellen
vande Rode
Lijst.
De hier
gepresenteerde Lijst
is
dus in
belangrijke
mategebaseerd
op de gegevens
van
de
tweenationalefloradatabanken FLORIVON
enFLORBASE.
Daarnaast is op
kleine
schaal
gebruik gemaakt
vandeels
(nog)
niet
gepubliceerde
informatie
overenkele,
merendeels zeldzame
soorten.Het
digitaal
beschikbare bestand
vande Atlas
van
de Nederlandse Flora
11 12 13dat op
uurhok-gegevens
(5x5 km)
is
gebaseerd,
is
niet
meergebruikt
voorde thans
gepresenteerde becijferingen.
Wèl is
enblijft
het
natuurlijk
eenbron
vaninspiratie
en eenuiterst
belangrijke
referentie.
De
kwartierhok-gegevens
vanFLORIVON hebben uitsluitend
betrekking
op de
ca.
1,7
miljoen waarnemingen
in de
periode
1902-1950. Deze
zijn eertijds
door
J.G. Sloff
overgebracht
op
speciale
formulieren die
eenkaartblad
vande
Topogra-fische Kaart
bestrijken:
voorelke
soortper kaartblad één formulier. Dit leverde de
'IVON-albums' op,
metzo'n 44.000
metde hand
ingevulde
kaartblad-formulieren.
Die albums
zijn
op
eenspeciale
manier
gedigitaliseerd.
16Het
zoontstanebestand
'FLORIVON-O'
bevatte
nog
fouten. Het bestand is
opgewerkt
tot'FLORIVON-1'
,
waarin
de
gegevens
van soorten van natte envochtige
standplaatsen
zijn
verbeterd. Voor de
soorten vandroge standplaatsen
heeft zo'n correctieronde niet
plaatsgehad.
De gegevens
vanFLORBASE hebben
betrekking
op
de
periode
1975-heden.
FLORBASE is
de
landelijke
floradatabank waarin gegevens per kilometerhok
zijn
opgenomen die
zijn
verzameld door
floristen,
provincies,
terreinbeherende
organi-saties
enonderzoeksinstituten.
Bijlage
11 bevat
eenoverzicht
vande
bij
FLOR-BASE betrokken
bronhouders,
waarmeede beheerders
eensamenwerkingsover-eenkomst hebben
afgesloten.
Versie 2E
vande databank is in het
najaar
van1999
gereed gekomen
18enbevat
7,4
miljoen waarnemingen
van soorten vande
wilde
flora
meteennauwkeurigheid
vanlxl
km;
elke
waarneming
is
voorzien
van eenjaartal
ende bron waaruit
hij afkomstig
is. FLORBASE-2E bevat
waarnemingen
tot enmet1998;
vanenkele bronnen
zijn
nog niet alle gegevens
tot1998 opgenomen;
dat
geldt
onder
meer voor eendeel
vande
waarnemingen
die
tengrondslag liggen
aan
de Atlas
vanDrenthe
19en eendeel
vande
waarnemingen
die
bij
eeninventari-satie
vande Achterhoek
door drie floristen
zijn
verzameld. Het
bestand is
bijna
foutloos.
2.2 Keuze
vande
soortenIn
eersteinstantie is
bij
de selectie
vande
soortenuitgegaan
vandie
vande
Stan-daardlijst
1996.
20 21 2222Taxonomie
ennaamgeving zijn
volgens
de
gecorrigeer-de
bijdruk
vanHeukels'
Flora
vanNederland.
24In
totaal
zijn
1490
soortenin
beschouwing
genomen. Hiervan
zijn
er162 die niet in
aanmerking
komen
bij
de
beoordeling (categorie
NB):
69
zeldzame,
waarvan19
soortenbij
nadere
beschou-wing
niet voldoen
aande criteria
voorde
Standaardlijst
(zie § 2.2.1)
en50
soortenniet voldoen
aande
Rode-Lijstrichtlijnen (zie
§ 2.2.2),
en93
algemenere
soortendie
volgens
diezelfde
richtlijnen uitgesloten
worden omdat
zij
pas in de 20ste
eeuwzijn ingeburgerd.
In totaal komen dus
1328
soortenin
aanmerking.
Met
uitzonde-ring
vanViola tricolor
(zie
hierna)
waren vanalle
soortenvoldoende
gegevens
aanwezig;
de
categorie
'Onvoldoende
Gegevens'
is daarom niet
toegepast.
2.2.1
Standaardlijst-soorten
encorrecties
Soorten
vande
Standaardlijst zijn gekozen
op
grond
vande
volgende
criteria:
1.
De
soort(of ondersoort)
is
goed
herkenbaar. Dat betekent in de
praktijk
dat de
diagnostische
kenmerken
ervanobjectief
waarneembaar
zijn,
eventueel
metbe-hulp
van eenca.lOx
vergrotende loep.
Daaruit
volgt
dat ook de
verspreiding
vande
soortvoldoende
nauwkeurig
bekend
is,
evenals de habitat
vande
soort.Om-gekeerd:
als de
verspreiding
van een soortof ondersoort onvoldoende
nauwkeu-rig
bekend
is,
is
erbijna altijd sprake
vanidentificatieproblemen;
deze gaan vaak
terug
op
problemen
in
de taxonomie
vande
soort.Als
voorbeeld kan
hier de
situatie
vanDriekleurig viooltje
(
Viola
tricolor)
dienen. Zowel
voorals
(in
min-dere
mate)
na1950 wordt deze
soortveel opgegeven
voorhet hele
duingebied,
en
nog
vrij
vaak
vooroverig westelijk
ennoordelijk
Nederland.
Wij
verklaren dit
door
aantenemendat de verschillen
tussenViola tricolor
enDuinviooltje (
Viola
curtisii)
niet voldoende bekend
zijn,
dat verwilderde
exemplaren
vanTuinviool
(de
'Hortensis'-vorm)
als
'wilde'
Viola tricolor
worden
aangestreept,
terwijl
waarschijnlijk
ook
exemplaren
vande
hybride
V. arvensis
xV. tricolor
abusieve-lijk zijn
opgenomen. Hoewel
wij
menendat het
mogelijk
is
omde 'echte' wilde
Viola tricolor
goed
vande andere
taxa teonderscheiden,
kunnen
wij
niet
goed
aangeven in welke
matede
soortis
achteruitgegaan,
enin welke aantallen
zij
nog
voorkomt. Deze
soortbehoort
eigenlijk
(als
enige)
in de
categorie
'Onvoldoende
Gegevens'
geplaatst
teworden.
Wij
menendus,
dat deze
soortniet op RL2000
thuishoort,
enmisschien
eigenlijk
ook
niet op de
standaardlijst.
2. De
soortkomt in het wild
voor.Om
praktische
redenen is
ervoorgekozen
omalle
in het wild levende
soortendie omstreeks
1825
voorNederland bekend
warenals
'inheems'
tebeschouwen. Voor
soortendie
na1825
zijn
verschenen wordt
eenverschil
gemaakt
tussensoortendie zich
vestigen
als
gevolg
van eennatuurlijke
areaaluitbreiding,
endie welke
optreden
als
gevolg
vanmenselijke
activiteiten.
Voor de laatste groep
(stinsenplanten, cultuurgewassen
enadventieven)
geldt
dat
zij
alleen worden opgenomen indien
zij
a)
volledig ingeburgerd
zijn,
enb)
op
minstens 3
niet-aangrenzende
vindplaatsen
voorkomen. Onder
volledige
het Nederlandse klimaat levensvatbaar is. Als
richtlijn
hiervoor
geldt
dat de
soortzich
tenminste
gedurende
3
opeenvolgende
generaties
spontaan
in
dezelfde
omgeving
moetkunnen handhaven.
Bij
het
werk
aanRL2000
hebben
wij
geconstateerd
dat
voorsommige
standaardlijstsoorten
niet strikt op deze
punten
is
gelet. Wij
hebben daarom 18
Stan-daardlij
st-taxauitgesloten
die
omverschillende redenen niet voldoen
aande hiervoor
genoemde
criteria. Voor 4
soorten(Medicago polymorpha,
Myrica
caroliniensis,
Ro-sa
majalis,
Rosa
rugosa)
is niet
aangetoond
dat deze
3
opeenvolgende
generaties
hebben
gehad.
Voor
2
soorten(Anthemis tinctoria,
Salvinia
natans)
bestaat
grote
twijfel
aande
indigeniteit.
Van 12
soortenis het niet
aangetoond
dat
zij
op drie
plaat-sen
volledig ingeburgerd
waren(
Beta
vulgaris
s.s.,Hippocrepis
comosa, Micropy-rumtenellum,
Phytolacca
americana,
Phytolacca
esculenta,
Plantago
arenaria,
Ru-bia tinctorum, Sedum cepaea,
Symphoricarpos
albus,
Tanacetum
parthenium,
Vallis-neria
spiralis);
zoals hiervoor vermeld bleek het niet
mogelijk
om eengoede
schat-ting
tegeven
vande vroegere
enhuidige verspreiding
vanViola tricolor.
Daarentegen zijn
3
soorten aande
basislijst toegevoegd
(
Iberis
amara,Nigella
arvensis,
Stachys
annua);
omdat
zijn
alle
voor1900
zijn
verdwenen,
komen
zij
echter niet op RL2000.
Ook is
toegevoegd
Odontites
vernussubsp.
vernus.Naar
onzemening
is dit
taxonuitstekend
herkenbaar,
envoldoet het ook
aande andere eisen die
aan Standaardlijst-soortengesteld
worden. Deze ondersoort komt daarom thans wel
op RL2000.
De
opstellers
hebben
voor2 Oenanthe-
soorten naarbevinden
gehandeld.
Het
te-rugvinden
vanOenanthe
silaifolia
in 2 hokken in
1999,
terwijl
de voorlaatste vondst
uit 1899
dateerde,
heeft de
indigeniteit
vande
soortbevestigd,
waarmeeplaatsing
op
de Rode
Lijst gewettigd
is. De
eveneens zeerrecenteontdekking
vanOenanthe
pim-pinelloides gaf
onsaanleiding
omdeze
soortop RL2000
tezetten, alhoewel de
soortnog niet op de
Standaardlijst
voorkomt; de
soortmoetechter al eerder als inheemse
soortin Nederland hebben
gegroeid,
ende
huidige vindplaats
is
zeker
meerdan
10
jaar
oud.
25De gegevens
overde
eveneenszeerrecentgevonden
Marsilea
quadrifolia
zijn
nog niet
eenduidig
genoeg
omzo'n
stap
terechtvaardigen.
262.2.2 Correcties op
grond
vanRode-Lijstrichtlijnen
De ministeriële
richtlijnen
voorde Rode
Lijsten
sluiten enkele
categorieën planten
uit,
namelijk:
"Soorten die vóór 1900
zijn verdwenen,
soortendie pas
na1900
zijn
ingeburgerd
en soortendie zich minder dan
10
aaneengesloten jaren
in Nederland
hebben
voortgeplant,
komen dus niet in
aanmerking".
27Het betreft de
volgende
50
soorten
die anders op RL2000 zouden komen:
a)
2
taxaonder het niveau
vansubspecies
(
Lotus
corniculatus
var.sativus,
Saxi-fraga granulata
cv.'Plena');
b)
6
hybriden
(Equisetum
xtrachyodon,
Glyceria
xpedicellata,
Potamogeton
xdecipiens, Potamogeton x fluitans, Potamogeton
xsparganifolium, Rorippa x
ar-moraciodes)
-hierbij
wordt
opgemerkt
dat de
opstellers
eenuitzondering
maken
voor twee taxavan
hybridogene
oorsprong,
namelijk
Circaea
xintermedia
enPotamogeton
xzizii,
welke
onzesinziens
wel op RL2000
geplaatst
dienen
teworden,
omdat
zij
in hun
gedrag
niet
van soortenverschillen;
28c)
11
soortendie vóór
1900
zijn
verdwenen uit Nederland
(Adonis
vernalis,
Aspe-rula
cynanchica, Botrychium matricariifolium, Diphasiastrum complanatum
s.s.,Elatine
triandra,
Iberis
amara,Nigella
arvensis,
Saxifraga
hirculus,
Sedum
for-sterianum,
Stachys
annua,Subularia
aquatica);
d)
22
volledig
ingeburgerde
soortendie echter
oorspronkelijk
door de
menszijn
aangevoerd
enpas
na1900
zijn ingeburgerd
op 3 of
meerplaatsen
(
Ajuga
pyra-midalis,
Allium
carinatum,
Allium
paradoxum,
Anchusa
ochroleuca,
Bunias
orientalis,
Carex
vulpinoidea,
Clematis
viticella,
Clinopodium
calamintha,
Cus-cuta
gronovii,
Erica
scoparia,
Geranium
lucidum,
Juncus
canadensis,
Juncus
ensifolius,
Lactuca
virosa,
Melilotus
indicus,
Poa
chaixii,
Pseudofumaria
alba,
Scutellaria
columnae,
Smyrnium
olusatrum,
Vincetoxicum
nigrum, Vulpia
ambi-gua
subsp.
ciliata,
Vulpia fasciculata).
e)
7
soortendie nog geen 10
jaar zijn ingeburgerd
(Geranium
purpureum,
Hernia-ria
hirsuta,
Impatiens capensis, Lathyrus
hirsutus,
Ornithopus
compressus,
Po-lycarpon tetraphyllum,
Vulpia
membranacea);
f)
3
soorten(Bupleurum falcatum,
Callitriche
brutia,
Marsilea
quadrifolia)
die
minder dan 10
jaar
achtereen
zijn
waargenomen.
Indien geen
diagnostische
verschillen aantoonbaar
zijn
tussenoorspronkelijk
wilde
enuitgezaaide
of
aangeplante
populaties,
tellen de laatste
volgens
de
minis-teriële
richtlijnen
mee.Dit heeft als
gevolg
dat RL2000 evenals dat het
geval
wasop
RL90
slechts
enkele bomen
enstruiken
(Juniperus
communis,
Cornus
mas,Myrica gale)
telt. De
aanplant
van'inheems
groen'
heeft zulke
vormenaangeno-men
dat
weop geen enkele manier kunnen vaststellen of
enhoeveel
oorspronkelij-ke
populaties aanwezig zijn.
De boomsoorten Ulmus
glabra,
Ulmus
laevis,
Taxus
baccata,
Tilia cordata
enTilia
platyphyllos
ende heesters Lonicera
xylosteum
enMespilus germanica
zouden
mogelijk
op
de
Rode
Lijst
komen
indien alleen de
wilde
populaties
zouden worden
meegeteld.
Voor Malus
sylvestris, Populus nigra,
Pyrus
communis
enSalix
fragilis
is het daarnaast ook nog
omtaxonomische
rede-nen
onmogelijk
om eengefundeerde
uitspraak
tedoen
overhet
voorkomen
in
Nederland
van'wilde'
exemplaren.
Ook
voor eenaantal
kruidachtige
soortendie
waarschijnlijk
op
de Rode
Lijst
zouden
staanindien alleen de wilde
populaties
zouden worden
beschouwd,
bleek
het niet
mogelijk
omde
oorspronkelijke
populaties
metvoldoende zekerheid
tescheiden
vande
ingezaaide/verwilderde.
Het betreft in elk
geval Aquilegia
vulga-ris,
Allium
schoenoprasum,
Campanula persicifolia,
Campanula
trachelium,
Eu-phorbia cyparissias,
Malva
alcea,
Onopordum
acanthium,
Pulmonaria
officinalis,
Tragopogon
porrifolius
enVeronica
longifolia.
Alleen
bij Agrostemma githago,
Narcissus
pseudonarcissus
subsp. pseudonarcissus
enPrimula
vulgaris
menenwij
dat het nog wel
mogelijk
is
om eenbetrouwbare
schatting
vande
oorspronkelijke
populaties
temaken. Van deze
soortenis het
tevensmogelijk
omin het veld
waartenemen
of het
omoorspronkelijke
planten
of
juist
omcultivars
gaat.
292.3 Keuze
vande
perioden
De
FLORIVON-gegevens
bestrijken
de hele
periode
1902-1950,
enin het bestand
zijn
geen
vondstdatums
opgeslagen.
30
De inventarisatieactiviteiten
warengeduren-de geduren-deze
periode
niet steeds
evengroot
maarvooral
geconcentreerd
in de
periode
1902-1907
en1929-1939.-31
Het is
bij
eensteekproef
uit het IVON-archief
geble-ken
dat het
redelijk lijkt
omde thans
gehanteerde
FLORIVON-getallen
naarhet
jaar
1935
toe terekenen. Dit
moetniet al
testrak
worden
doorgevoerd.
Het
blijkt
immers dat
soortenals
Andromeda
polifolia
enNarthecium
ossifragum
reeds
in
1927 als
'zeldzaam' werden beschouwd
5,
zodat het
waarschijnlijk
is
dat de in de
huidige lijst opgevoerde
aantallen in 1935 al
tehoog
waren.Wel is
voorsoortendie
pas
vanaf ongeveer 1940
ingeburgerd zijn,
het
getal
0
gehanteerd:
(nog)
niet
aan-wezig.
We kunnen daarom stellen dat het
mogelijk
is
om eenvergelijking
temaken
van
de
(achteruitgaande
enzeldzame)
flora
tussen1935
en1999. Voor de
verdwe-nensoortentelt echter ook de
periode
1900-1935
mee.2.4
Berekeningsmethode
encorrecties
Het aantal hokken in de databestanden FLORIVON
enFLORBASE
is niet direct
geschikt
omde
huidige
zeldzaamheid
ende
achteruitgang
tussen1935
en1999
teberekenen. Zeldzaamheids-
entrendgegevens
zijn
eenvereiste
om soorten toe tedelen
aanRode-Lijstcategorieën
(zie § 2.5).
Tijdens
onsproject
is in
eenaantal
stappen,
grotendeels
aande hand
vanhet
aantal bekende
vindplaatsen
in FLORIVON
enFLORBASE,
gezocht
naarde beste
inschatting
vanhet
aantal bestaande
vindplaatsen
op
beide
tijdstippen. Daarbij
moetallereerst
rekening
worden
gehouden
metde
verschillen
tussenbeide
data-banken. Zie Tabel 1
(berekend
voorFLORBASE-2D).
32
Bij
de
vergelijking
doet zich de
moeilijkheid
voor,dat FLORIVON beslist
onvolledi-ger is
dan
FLORBASE,
maardat zich ook 'echte'
veranderingen
in de flora hebben
voltrokken die
totuitdrukking
komen in
de
getallen.
Het ontrafelen
vandie
tweefactoren is
waarschijnlijk
slechts
gedeeltelijk gelukt
in het
onderhavige project.
2.4.1 Correctie
FLORIVON-basisgegevens
Eerst is
gekeken
naarmogelijke digitaliseringsfouten
enandere
onjuistheden
in de
FLORIVON-getallen.
*Oppervlak geschat
aande hand vanresp.detopografische
militaire kaart uit de19eeeuw en eenrecentetopografische
kaart.Tabel 1. Enkele statistische gegevens
overFLORIVON-1
enFLORBASE-2E
FLORIVON-1 FLORBASE-2E
Gridcelgrootte
(km
2) 1.30 1.00Waarnemingsperiode (jaar)
1902-1949 1975-1998Landoppervlak*
(km
2)
31848 34995Totaalaantal vondsten
(xlOOO)
1700 4290Gemiddeldeaantal vondsten perkm2 53 122
*
Oppervlak geschat
aande hand vanresp.detopografische
militaire kaart uit de19eeeuwDigitaliseringsfouten
in FLORIVON
-Door het feit dat de
FLORIVON-gegevens
per
geheel
kaartblad
(zie
§
2.1) zijn gedigitaliseerd,
konden
vrij
grote
fouten
ont-staan.33Deze
zijn opgespoord
enverholpen
voorde
soorten vanvochtige
ennattestandplaatsen,
maarniet
voordie
vandroge standplaatsen. Wij hopen
erin
geslaagd
te
zijn
op basis
vandeskundigenoordeel,
maarook door
vergelijking
methet aantal
op basis
vande
Atlas-gegevens
teverwachten
kwartierhokken,
deze
digitaliserings-fout
(voor
de
Rode-Lijstsoorten)
tehebben kunnen
corrigeren.
Veranderingen
in taxonomie
-Taxonomische
opvattingen
zoals die
totuitdrukking
komen in flora's hebben uiteraard
aanzienlijke
invloed op de
wijze
waarop
waarne-mingen
worden
verwerkt.
Bijvoorbeeld:
toenhet genus
Aphanes
één
soorttelde,
werden ook
alle
waarnemingen
vanhet
taxondat
weheden
tendage Aphanes
inexpectata
noemen,onder de
naamAphanes
arvensis
opgeslagen.
Daardoor heeft
FLORIVON
teveel
waarnemingen
voorAphanes
arvensis.
Bij
zeker 50
soorten enondersoorten is
iets
dergelijks
het
geval,
enis
het derhalve
noodzakelijk
geweest
omhet
FLORIVON-getal
tewijzigen.
Verbetering
vande kennis
vande
waarnemers-Naast
veranderingen
in de
taxono-mie
zelf,
is de
diagnostiek
vande
soortentoegenomen,
vooral door de
bewerkingen
van
moeilijke
groepen
(Cyperaceae,
Poaceae,
Potamogetonaceae)
in Flora
Neer-landica
34,
die vanaf 1950
gepubliceerd zijn.
-
Tijdens
het werk
aande Atlas
vande
Neder-landse Flora werden
natuurlijk
de
nodige foutjes
ontdekt
enverbeterd. In het
FLOR-IVON-bestand is
dat echter niet
uitputtend gebeurd,
maarwij
menendat dat niet
veel invloed heeft
op
de orde
vangrootte
vande
getallen.
In enkele
gevallen
echter,
bijvoorbeeld
bij Myosotis
ramosissima
enMyosotis
stricta,
moestende
FLOR-IVON-getallen
aangepast
worden.
Ontdekking
van'nieuwe'
soorten en'nieuwe'
vindplaatsen
-Een andere oorzaak
voor
aanpassing
vande
FLORIVON-getallen
vormtde
ontdekking
vannieuwe
soor-ten.
Het
meestspectaculaire
voorbeeld is misschien de
'ontdekking'
vanCarex
aqua-tilis.
FLORBASE-2E telt 425 kilometerhokken. Onze
uiteindelijke beoordeling
is,
dat
erin de
FLORIVON-periode
ca.600 hokken
metdeze
soortwaren(in
plaats
vande 0 uit het bestand
zelf).
Voor de
volgende Rode-Lijstsoorten
zijn
de
FLORIVON-getallen
omdeze reden
opgehoogd:
Bromopsis
ramosasubsp.
benekenii,
Calepina
irregularis,
Carex
buxbaumii,
Carex
cespitosa,
Carex
laevigata,
Filago
lutescens.
Gentianella
ciliata,
Listera
cordata,
Petroselinum
segetum,
Polystichum
setiferum.
Veranderingen
in
status-Een aantal
soortenwerd
vroeger
vrij regelmatig
aange-voerd,
zonder dat dat
terplekke
leidde
totinburgering.
Het is echter in veel
gevallen
onmogelijk
omachteraf
vast testellen of
eenbepaalde melding betrekking
had op
een
adventieve vondst of niet. Voor
eenbetrouwbare
inschatting
vande
mate van voor-of
achteruitgang
is het
echter
vanbelang
om teproberen,
waarnodig,
de
adventieve vondsten buiten
beschouwing
telaten. Zo is
voorSalvia verticillata het
aantal
gecorrigeerd
van49
naar4.
Veranderingen
in
zoekstrategie
-In de
FLORIVON-periode zijn bepaalde biotopen
systematisch
slechter onderzocht dan andere. Dat kwam vooral
naar vorenbij
de
Eén
vande
plausibele verklaringen
daarvoor is het gegeven dat
goedkope
rubber
laarzen pas
na1950 op de markt verschenen.
36
Ook is
aantoonbaar,
dat de
veenwei-degebieden
ende
kleigebieden
aanzienlijk
minder intensief
zijn
bezocht dan in de
FLORBASE-periode.
Bomen
enstruiken
-Voor bomen
enstruiken valt op dat de
FLORIVON-getallen
systematisch
lager zijn
dan de
FLORBASE-getallen.
Behalve door de sterk
toege-nomen
aanplant
(zie
§ 2.2.2),
wordt
dit ook
veroorzaakt door verschillen in
de
inventarisatiemethodiek
tusseneenaantal
recente(groepen van)
waarnemers.Aan-geplante
bomen
enstruiken
(o.a.
alle in
rijen geplaatste bomen)
werden
enworden
door
(vrijwillige)
floristen niet op de
waarnemingsformulieren
genoteerd. Bij
ver-schillende
professionele
inventarisaties is dat wèl
gebeurd, bijvoorbeeld
omdat hun
voorkomen
belangrijk
wordt
geacht
voorhet
bepalen
vanhet
natuurtype
'bos'.
Bij
de
samenvoeging
vande vele verschillende bronhoudersbestanden in de
landelijke
databank FLORBASE bleek het
onmogelijk
omhiervoor
tecorrigeren.
2.4.2 Correctie
FLORBASE-basisgegevens
Anders dan
voorFLORIVON
geldt,
is
er voorFLORBASE
eenuitgebreid
engoed
werkend
foutencontrolesysteem.
Daardoor
zijn
erslechts
weinig handmatige
ver-anderingen
in de
getallen aangebracht:
bij
11 uiterst zeldzame
soortenis één enkele
(meestal
zeerrecente) vindplaats
toegevoegd,
bij
6
eveneensuiterst zeldzame
(of
verdwenen)
soortenis één
vindplaats
geschrapt.
Alleen
voorHypericum
macula-tum s.s.
zijn
in FLORBASE-2E geen data
aanwezig;
het
geschatte
aantal vondsten
is ontleend
aande literatuur.
36 372.4.3
Rekenkundige
correctie
De als boven beschreven
aangepaste
getallen
werden in
eersteinstantie
onderwor-pen
aaneendeskundigenoordeel
(o.a.
door de
auteurs vanRL90).
In het
overgrote
deel
vande
voorgestelde
correcties
zouhet
FLORIVON-getal (veel)
telaag zijn,
terwijl
vaak het
FLORBASE-getal
als
tehoog
werd
ingeschat.
De
voornaamsteredenen
voorhet
opwaarderen
vanhet
FLORIVON-getal zijn:
1)
de onder
§
2.4.1
genoemde
redenen;
2)
intensivering
vande inventarisaties. De
FLORIVON-gegevens
werden
uitslui-tend door
vrijwilligers bijeengebracht,
methet
oogmerk
eenflora-atlas
tema-ken
die op uurhok-niveau
zouworden
gepresenteerd.
In
de
FLORBASE-perio-de hebben veel
provincies
flora-inventarisaties
uitgevoerd,
enis het aantal
vrij-willigers bij
de in
1988
opgerichte Stichting
FLORON
meerdan verdubbeld.
Ook
het
opzetten
vande nationale floradatabank FLORBASE stimuleerde
ter-reinbeherende instanties hun gegevens
toegankelijk
temaken. Daarnaast
wer-den
monitoringprojecten
gestart.
Het
moge
duidelijk zijn
dat
hiervoor
moetworden
gecorrigeerd
om eengoede vergelijking
tussenvroeger
en nutemaken.
Overigens
is ook binnen de
FLORBASE-periode
nog
sprake
van eenverbete-ring
vande kennis
vande
waarnemers,vooral op het
gebied
vande
vegetatieve
herkenning
(o.a.
bij grasachtigen).
De
voorfouten
endergelijke gecorrigeerde
databestanden
zijn
nog niet
geschikt
voor
rekenkundige
beoordeling
vanzeldzaamheid
entrend. Het
FLORIVON-be-stand behoeft correctie in verband
metonvolledigheid
vangegevens. FLORBASE
beslaat
eigenlijk
eentegrote
periode
om eeninschatting
tekunnen maken
vande
zeldzaamheid
anno1999.
Aangezien
FLORBASE het
meestvolledige
beeld
vande
verspreiding
vanplantensoorten
geeft,
is
dit bestand
gebruikt
als referentie
voorzowel correctie
vanFLORIVON als
vooractualisatie
vanFLORBASE
zelf.
Het
aantal kwartierhokken
in FLORIVON
is
gecorrigeerd
door de
trends
tebepalen
binnen
eensteekproef
vanhokken die zowel in de FLORIVON- als
FLOR-BASE-periode
'goed'
onderzocht
zijn,
endie
eengetrouw
beeld
geven
vande
werkelijke veranderingen
in de flora. Goed onderzochte hokken hebben
wedaarbij
gerelateerd
aanhet aantal
soortenper hok.
Uitgaande
vande
wetenschap
dat
ver-mesting,
verdroging
enversnippering belangrijke
factoren
zijn
geweest
bij
de
ver-andering
vande
flora,
is het
- voor eenRode
Lijst
-acceptabel
omde
soortengroe-pen
vanvochtige
endroge
(zeer)
voedselrijke standplaatsen
tijdelijk
uit
tesluiten
bij
het maken
van eenselectie
vangoed
onderzochte hokken. Flet kan
immers heel
wel
waarzijn
dat
eengoed
onderzocht hok in vroeger
tijden
tientallen
soortenmiste
van
genoemde voedselrijke standplaatsen.
Voor de
berekening
vande
achteruitgang
werden hokken
geselecteerd,
metin beide
perioden
50 of
meersoorten, exclusief
die
vanvochtige
endroge voedselrijke standplaatsen.
Uiteraard werden deze laatste
na
uitvoering
vande selectie
weergewoon
toegevoegd
aande
soortenlijst
vanhet
hok. Voor deze
analyse
werd ieder
(goed
onderzocht)
kwartierhok
gerelateerd
aandat
(goed
onderzochte) km-hok,
waarmeehet qua
oppervlak
de
grootste
overlap
vertoont.In totaal werden aldus 7374 paren
vanhokken
geselecteerd
(ca.
eenkwart
van
het
totaal). Fig.
1
toontde selectie.
Op
basis
vande trend binnen deze
steek-proef
enhet aantal km-hokken binnen FLORBASE werd per
soorteennieuw aantal
hokken
voorFLORIVON
berekend,
in het
vervolg
aangegeven
als' 1935'
het
medi-ane
jaartal
voorde
FLORIVON-periode,
zie
§ 2.3).
Hoewel
erhet
nodige
valt op
temerken
overde
gevolgde selectieprocedure
washet
opvallend
dat
bijna
alle
soorten vanRL90 ruim
vertegenwoordigd
warenin de
selectie,
maarbovendien dat
vrijwel
alle verdwenen of sterk
achteruitgegane
soor-ten
in de
steekproef
warenvertegenwoordigd.
Bij vergelijking
van'1935'
meteen van tevorengegeven
deskundigenoordeel
viel
eenfrappante overeenstemming
waartenemen.Wij
hebben dit
opgevat
als
eenteken dat
'1935'
in
zijn algemeenheid redelijk
betrouwbaar
is,
metuitzondering
van
de uiterst zeldzame
soorten.De statistische
significantie
vande
gesignaleerde
veranderingen
is
overigens
niet
bepaald.
Eén
categorie
soorten wasaanvankelijk
slecht
vertegenwoordigd
in de
steekproef: planten
vanzeeduinen,
zoute wateren enkwelders
(ecologische
groepen
3a, 3b, 3c).
38Vegetaties
metdeze
soortenzijn
vannature
vrij
soortenarm,
engrenzen in Nederland
zeervaak
aandijken
enpolders
meteen
voedselrijke begroeiing;
daardoor halen vele toch vaak
goed
onderzochte
hokken de eerder
genoemde 50-soortengrens
niet. '1935' is
voordeze
soortenbij-gesteld
aande
hand
van eenvergelijking
vanverspreidingskaartjes
vanFLOR-IVON
enFLORBASE.
Ten behoeve
van eenrekenkundige
actualisatie
vanFLORBASE
is
binnen
FLORBASE
eenvergelijking gemaakt
tussenhet
eerste(1975-1988)
enhet tweede
deel
(1989-1998)
vandie
periode, waarbij
het aantal
waarnemingen
in beide
perio-den ongeveer
gelijk
is.
Daartoe is
wederom de trend
vanindividuele
soortengoed
zijn
onderzocht.
Een
km-hok
is
als
goed
onderzocht
beschouwd,
als
erin
beide
perioden
tenminste 100
Standaardlijstsoorten zijn aangetroffen.
5684 hokken
voldoen
aandat criterium
(Fig.
2).
Voor de
meeste soortenis de
verspreiding
vande
hokken
representatief,
maarin
bepaalde gevallen zijn
erhandmatig
correcties
aan-gebracht.
Het totaal aantal hokken
van eensoortin FLORBASE is
gecorrigeerd
als
er
sprake
is
van eensignificante verandering (p<0.05)
in het aantal
vindplaatsen
in
de
steekproef
voor en na1989. Het
geactualiseerde
aantal km-hokken
binnen
FLORBASE wordt hierna aangegeven als
'1999'. Ook
'1999'
sloot
goed
aanbij
eentevoren
geschat deskundigenoordeel.
Fig. 1. Ligging
van7374hokken,
die zowelin FLORIVON als in FLORBASEgoed geïnventari
seerdzijn.
Aangezien
het
agrarisch
cultuurland in
het
eerstedeel
vande
FLORBASE-periode goed
bezocht is
(in
de
provinciale inventarisatieprogramma's),
maarin het
tweede deel
veel
minder,
omdat de amateurfloristen daar minder graag
zoeken,
terwijl
de
provinciale
activiteiten
verminderden,
is hier
eenvertekening
in de
bere-keningen mogelijk.
Voor Stellaria
palustris
enSium
latifolium
leidde dit effect
toteen