• No results found

Verschillen in kostenstructuur van land- en tuinbouwbedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschillen in kostenstructuur van land- en tuinbouwbedrijven"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verschillen in kostenstructuur van land en tuinbouwbedrijven

Kees de Bont en Hennie van der Veen

Binnen de land en tuinbouw zijn er in economisch en technisch opzicht grote verschillen

tussen bedrijven. De economische verschillen kunnen op uiteenlopende manieren worden

weergegeven. Een mogelijke invalshoek is om te kijken naar de opbouw van de kosten van

bedrijven. Zo blijken er tussen de diverse typen bedrijven grote verschillen in de

kostenstructuur te bestaan.

Berekende en betaalde kosten

Grondgebonden land en tuinbouwbedrijven hebben een hoger aandeel berekende kosten

(figuur 1). Dit geldt vooral voor melkvee en akkerbouwbedrijven en in mindere mate voor

bedrijven in de opengrondstuinbouw: bloembollen, boom, fruit en groenteteeltbedrijven. De

berekende kosten hebben betrekking op de inzet van eigen arbeid en vermogen. Bij arbeid

gaat het om de inbreng van de ondernemers en van andere onbetaalde arbeidskrachten, in

de regel gezinsleden van de ondernemers. Het hogere aandeel berekende kosten voor de

(meer) grondgebonden bedrijfstypen is te verklaren door het hogere aandeel eigen

vermogen (de solvabiliteit is hoger) en eigen arbeid. Bij een hoger aandeel berekende

kosten kan bij een relatief lager aandeel opbrengsten in de totale kosten (ofwel de

rentabiliteit) alsnog in een redelijk inkomen voor de ondernemer en de overige onbetaalde

arbeidskrachten worden voorzien. Uit figuur 1 blijkt dat de rentabiliteit (in de jaren 2007

2009) met name in de melkveehouderij lager was dan in de andere sectoren. In de

intensieve veehouderij en de glastuinbouw resteert er echter (nagenoeg) geen marge tussen

opbrengsten en betaalde kosten plus afschrijvingen, ondanks de hogere rentabiliteit dan bij

de melkveehouderij. Dit houdt in dat de ondernemers in deze sectoren mogelijk de

afschrijvingen moeten benutten, afhankelijk van de inkomsten van buiten het bedrijf, om te

voorzien in (een deel van) de kosten van levensonderhoud. Er kan dan geen geld voor

toekomstige investeringen worden gereserveerd.

Betaalde arbeid

Zowel in de opengrond als onder glas hebben tuinbouwbedrijven veel betaalde arbeid in

vergelijking met landbouwbedrijven. Bij dit laatste type bedrijven hebben intensieve

veehouderijbedrijven nog de hoogste uitgaven aan arbeid. Op akkerbouw en

melkveebedrijven worden weinig werknemers ingeschakeld; deze bedrijven maken meer

gebruik van agrarische loonwerkbedrijven. De kosten hiervan zijn afzonderlijk vermeld onder

werk door derden (wdd). Betaalde arbeid is voor tuinbouwbedrijven in de opengrond met

ongeveer 13% relatief gezien een grotere kostenpost dan voor glastuinbouwbedrijven (ruim

10%) (tabel 1).

Financieringskosten

De financieringskosten van 'grondgebonden landbouwbedrijven' zijn relatief hoog. Voor

akkerbouw en melkveebedrijven maken deze kosten een groter deel uit van de (betaalde)

kosten dan voor de andere bedrijfstypen. Dit heeft onder meer te maken met de aanzienlijke

balanswaarde van deze bedrijven. De belangrijkste verklarende factor hiervoor is de waarde

van de cultuurgrond die akkerbouw en melkveebedrijven gebruiken.

(2)

Vrij opmerkelijk is dat opengrondstuinbouwbedrijven gemiddeld relatief meer aan pacht

betalen dan akkerbouwbedrijven. Dit wordt met name veroorzaakt door het feit dat een

groot deel van de grond voor de opengrondstuinbouw niet onder een klassiek pachtcontract

valt, maar onder een geliberaliseerde pachtvorm, namelijk teeltpacht, tegen een hoger

pachtbedrag per ha.

Bedrijfsspecifieke kosten

Tussen de bedrijfstypen zijn er (uiteraard) grote verschillen in kostenstructuur als het gaat

om kosten die verband houden met de aard van het bedrijf. Zo hebben veehouderijbedrijven,

vooral intensieve veehouderijbedrijven, aanzienlijke veevoerkosten en mestafzetkosten,

terwijl voor bedrijven in de plantaardige sectoren de kosten wat betreft zaaizaad en

gewasbescherming e.d. belangrijk zijn. Glastuinbouwbedrijven hebben grote uitgaven voor

energie. Opmerkelijk is dat bedrijven in de tuinbouw, zowel in de opengrond als onder glas,

ook vrij hoge kosten kennen voor aflevering, bewerking, transport en materialen. Deze

kostenposten spelen voor veehouderij en akkerbouwbedrijven nauwelijks een rol.

Figuur 1 Opbrengsten en kosten naar bedrijfstype in de land- en tuinbouw 2007-2009

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Melkvee Akkerbouw Intensieve veehouderij

Opengronds-tuinbouw

Gl astuinbouw euro

Betaalde kosten Afschrijvingen Berekende kosten Opbrengsten

(3)

November 2010

Tabel 1 Kostenstructuur in procenten van bedrijven in land en tuinbouw in de jaren 2007,

2008 en 2009 Melk vee Akker bouw Intensieve veehouderij Opengronds tuinbouw Glastuin bouw

Betaalde kosten (* 1.000 euro) 196,5 163,3 492,0 340,0 849,1

A betaalde arbeid 2,1 4,6 3,3 25,7 20,4

B toegerekende kosten 45,4 37,5 76,7 37,6 59,6

w.v. veevoer 26,9 0,8 64,7 0,3 0,0

zaaizaad, plant en pootgoed 1,3 10,8 0,2 14,5 16,7

gewasbeschermings middelen 1,0 12,7 0,2 5,5 1,5 mestafzetkosten 0,7 0,0 5,6 0,0 0,0 meststoffen 3,6 7,2 0,1 2,1 1,5 energie glastuinbouw 0,0 0,0 0,0 0,0 26,9 diergezondheid 3,8 0,1 3,1 0,0 0,0 aflevering, bewerking en transport 0,8 4,1 0,3 9,5 6,2 materialen 1,1 0,5 0,3 4,3 6,0 overige toegerekende kosten 6,1 1,3 2,2 1,5 0,8 C financieringskosten 15,9 13,1 6,3 7,2 6,2 D betaalde pacht 4,1 10,1 0,3 4,9 0,3

E werk door derden 7,6 6,9 0,7 5,1 2,2

F overige kosten 24,9 27,8 12,7 19,5 11,2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze dealer kan naar verwachting meer nieuwe auto’s verkopen aan klanten uit de regio Hoorn als de concurrentie van FIAT De Beer verdwijnt.. Als service naar deze klanten wil hij

Alhoewel voor beursgenoteerde bedrijven een meer neutrale fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen mogelijk verstandig is, lijkt een belastinghervorming

Bepaalt men het eigen vermogen van de over­ genomen onderneming en daarmee de good­ will volgens methode 2 of 3, dan wijkt de waardering van activa en passiva

vermogensaanwas tot de winst wordt gerekend. De wijze waarop die vermogensaanwas wordt bepaald, op basis van historische kosten of vervangingswaarde, is hiervoor

Aan de andere kant is over eigen vermogen een verschil zichtbaar tussen enerzijds de menin­ gen in de VS en van het IASC (die eigen ver­ mogen zien als de ‘residual

In het eerste geval zijn de emittent en de stor- ter van de middelen onvoorwaardelijk overeen­ gekomen dat de emittent aandelen zal plaat­ sen zodra zulks statutair

Tabel A.6 laat de gemiddelde jaarlijkse lage eigen bijdra- gen zien voor de ZMV-kosten onder de regels van 2009 en 2015, alsmede de omvang en de kosten van de zorg in 2009 voor

Onder de vlottende schulden behoren de posten te worden opgenomen die bin­ nen één jaar betaalbaar zijn of aan het eind van de produktie-cyclus, welke