Uitwerkingen Examen 1951 Meetkunde voor Mulo-A
Opgave 1
a) ABCD is een ruit zodat diagonaal AC de hoek bij A halveert. AB = BC ABC is gelijkbenig
C
2
30
0 0 0 2,3 3 0 190
60
60
C
C
B
A
BEC is gelijkzijdig d.w.z.EC BC
AD
Omdat AB // CD (ruit), is vierhoek AECD een gelijkbenig trapezium.
b) Met
AB BE
6
is de hoogte van de gelijkzijdige driehoekBEC
gelijk aan 3 3. Dan volgt 1 (12 6) 3 3 27 3 2 AECD Opp Opgave 2
a) Volgens de machtsstelling geldt
PA PB PC PD
ofwel7
PB
9 21
waaruit volgtPB
27
. UitPA
7
volgt danAB
20
en dus geldtAM
10
.b) Omdat driehoek CMD gelijkbenig is en
ME
CD
, isCE ED
6
Volgens de stelling van Pythagoras in driehoek PME is PM2 PE2EM2 ofwel 172 152EM2 zodat EM2 64 en dus
EM
8.
c) Omdat
MF
10
enME
8
, is EF2.Pythagoras in driehoek
CEF
geeft nu CF2 6222 40en dus CF 40 2 10 DF.
d) De oppervlakte van vierhoek MCFD is de optelsom van de oppervlakten van de congruente driehoeken MCF en MDF en derhalve 2 (1 ) 10 6 60
2 MF CE
Opgave 3
De constructie van een hoek van
0 0 ' 1
52 30 52 2
is mogelijk door op te merken dat deze hoek gelijk is aan 0 1 0
30 45
2
.
De gevraagde constructie van het trapezium zou dan als vogt kunnen worden uitgevoerd. 1) Construeer een hoek A van 52 300 '
2) Richt op het ene been een loodlijnstuk van 3 cm op en construeer door eindpunt hiervan een lijn evenwijdig aan dat been. Het snijpunt met het andere been van A is E.
3) Teken AE en verleng dit lijnstuk met ED = AE (E is immers het midden van AD). 4) Construeer door D een lijn evenwijdig aan AB.
5) Teken een cirkelboog met straal 6 cm met middelpunt D en snijdt deze cirkelboog met laatstgenoemde lijn. 6) Noem het hierbij ontstane snijpunt C.
7) Construeer de middelloodlijn van CD en spiegel AD hierin. Het beeldlijnstuk is BC. 8) Voltooi het trapezium.