• No results found

Leer mij de secretaris kennen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leer mij de secretaris kennen"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leer mij de secretaris kennen

Citation for published version (APA):

Krens, P. J. (1986). Leer mij de secretaris kennen. Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 29/01/1986

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

Leer mij de secretaris kennen

(3)

Leer mij de secretaris kennen

Afscheidsrede uitgesproken op woensdag, 29 januari 1986 in verband met pensionnering per 1 februari 1986 als secretaris van de Technische Hogeschool Eindhoven.

(4)

Onder de (denkbeeldige) titel 'Leer mij de secretaris kennen' wil ik graag iets zeggen over de plaats van de secretaris in het universitaire bestel. lk denk dat het voor velen onder U, die daar geen duidelijk beeld van hebben, iets kan verhelderen. lk zal het nauwelijks op mezelf betrekken, want dat lijkt mij niet bijster interessant.

Al vele jaren geleden ben ik in de ban geraakt van een door mr. Gath ge'importeerde kernachtige uitspraak van een Engelse vice-chancellor, omstreeks 1930 gedaan:

'No one ought to meddle with the universities,

'who does not know them well and love them well'. 1)

Hierin zitten de drie zo wezenlijke elementen voor de secretarisfunctie, dat ik daarop ook mijn verhaal heb gebouwd.

1. 'De hogeschool goed te moeten kennen .... .'

levert een aanknopingspunt voor een beschouwing over functie en taak. 2. '.Je bemoeien met.. .. .'

maakt het nodig iets over de positie van de secretaris te zeggen. Van de positie, waarin de universiteit hem plaatst, hangt af in hoeverre de secretaris zich met de zaken mag- en moet bemoeien.

3. '.Je verbonden voelen met.. .. .'

Hoewel ik dit het allerbelangrijkste vind, zal ik daar niet over uitwijden. Dit gevoel is helemaal voor mezelf en Uw aanwezigheid hier in zo groten getale maakt het nog dieper en warmer. Heerlijk dat ik dat mag bUjven koesteren.

Drie paragraafjes dus: functie - taak - positie van de secretaris. Een 25-tal verwijzingen is in een lijst verwerkt, zodat ik meen mij te kunnen ver-oorloven - om der wille van de tijd - in mijn toespraak niet voortdurend bronnen te hoeven vermelden.

(5)

Par. 1 De wettelijke regeling van de secretarisfunctie

(is verwerkt) is een stuk van de wetgeving op het wetenschappelijk onderwijs. lk loop de parlementaire geschiedenis met U door en rnarkeer dit met enkele jaartallen.

- V66r 1956 kende de wetgever in de Hoger Onderwijswet van 1876 de 'Secretaris van curatoren'.

Van hem wordt gezegd, dat' ... hij in de loop der jaren een ::>leutelpositie is gaan innemen, zo ver gaande, dat hij in feite zelfs degene was, die het dagelijks bestuur voerde, daar waar een gedelegeerd curator met vol-ledige dagtaak ontbrak .... .' .2)

- In 1956 voert de wetgever voor de TH's Delft.en Eindhoven de be-narning 'Secretaris van de hogeschool' in, 3).

- In 1960, vier jaar later gevolgd door de bepaling, dat hij bij de universi-teiten 'Secretaris van de universiteit' zal heten.

Hoewel er dan nog rneer dan tien jaar colleges van curatoren zullen zijn, wil de wetgever deze naarnswijziging, omdat de ruirnere benaming van de functie meer recht doet aan de feitelijke taakvervulling. Tegelijkertijd werd in de wet ook een aantal bevoegdheden vastgelegd, waaronder een adviserende stern in het college van curatoren en in het college van overleg over de dagelijkse zaken, zoals dat toen heette. 4)

De functiebenaming, zoals wij die vandaag de dag kennen, is dus precies 30 jaar oud en de TH's hadden er de prirneur van. Neemt U dat wel goed in U op, want prirneurs zijn voor het technisch

wetenschappelijk onderwijs in ons land buitengewoon zeldzarne dingen. - In 1970 kregen wij de WUB, die onveranderd vasthield aan de wette-lijke verankering van een sterke secretarisfunctie. De Minister achtte die zo zwaar, dat hij de handreiking deed een 'directorium' te formeren (secretaris, bijgestaan door gespecialiseerde topfunctionarissen). 5) Directies in deze zin zijn overigens nergens tot stand gekomen,wel de team-constructie secretaris-adjunct-secretaris, de weg die Eindhoven

nu ook opgaat.

- Uit de jaren 1970 - 19'18 kunnen uitspraken van bewindslieden en gezaghebbende instanties worden opgetekend, die met de jaren zelfs naar een nog verdere versterking van de secretarisfunctie tendeerden. 6-7-8)

- In 1981 verscheen een inderdaad nog sterkere secretarisfiguur op het wetgevend toneel, zij het nog rnaar in een voorontwerp van wet, WWO '81. 9)

(6)

Het motief voor die versterking was de in de 11 jaar WUB-ervaring opgetreden taakverzwaring van de colleges van bestuur.

Niet het terugbrengen van de colleges van 5 naar 3 leden, want toen nog werd - zelfs met grote nadruk- verklaard dat in de samenstelling geen wijziging zou worden gebracht.

Aanstonds zal blijken, waarom ik meen hier even halt te moeten maken en voor de duidelijkheid de toen - nauwelijks vijf jaar geleden - voor-gestane wettelijke regeling te recapituleren.

De 'Secretaris van de universiteit' in 5 punten: 1. Benoeming door de f<roon.

2. Leidinggevende taak over het bureau van de universiteit.

3. Coordinerende taak inzake de beleidsvoorbereiding en -uitvoering. 4. Bevoegd richtlijnen te geven aan hoofden van centrale diensten buiten het bureau. ' 5. Adviserende stem in universiteitsraad en college van bestuur. - In 1983 nauwelijks twee jaar later buigt de Minister - in antwoord op Kamervragen - de drie decennia lang door de wetgever standvastig gevolgde lijn volledig om met uitspraken als:

• de secretarisfunctie is te vergelijken met die van secretaris-generaal van een departement. En laat ik nou vandaag nog denken, dat mijn functie iets heeft van een combinatie van die van secretaris-generaal en van directeur-generaal (zonder overigens happig te zijn op die term 'generaal')

• het is een 'ambtelijk functionaris', niet met een coordinerende-, maar met een 'ambtelijk-cordinerende' taak

• de positie van dergelijke functionarissen hoort niet bij wet geregeld te worden en daarom

• dient ook de Kroonbenoeming te vervallen. 10)

Nog in hetzelfde jaar blijkt dat een in meer dan een halve eeuw

gegroeide en erkende functie plotsklaps kan worden afgebroken, want er wordt een wetsontwerp ingediend in de geest van de gedane uit-spraken. 11)

- In maart 1985 deed de Tweede Kamer een poging het getij te keren. Het amendement, dat beoogde de sterke secretarisfunctie in de wet te handhaven werd onder tafel gewerkt ' ... Het zou niet van wijsheid getuigen de secretaris via de wet een eigen positie te verschaffen, omdat zulks eerder spanningen zou oproepen dan goede verstand-houdingen zou verzekeren .... .'. 12)

Het Kamerargument v66r de handhaving van deze sterke secretaris-functie in de wet' ... daar is te

meer

reden voor, nu de colleges van bestuur terug moeten naar drie leden .... .' hielp niet. Mijn argument' ... er

(7)

is te minder reden voor het laten verdwijnen van die functie uit de wet, omdat een lange wetsgeschiedenis en praktijk geen enkele grond geven aan vrees voor spanningen ... ' zet ook geen zoden aan de dijk.

- Op I september a.s. treedt een nieuwe wet in werking, die van de vandaag nog wettelijk bestaande secretarisfunctie nauwelijks iets overlaat. 13)

- Op I september a.s. treedt ook de lnvoeringswet in werking. Die maakt het nog bonter en de breuk met het verleden onherroepelijk. Aan het hoofd van het bureau van de universiteit staat nog wel 'een secretaris' (let op het onbepaald lidwoord), maar dat deze nog als 'secretaris van de universiteit' rnag worden aangeduid rnoet men afleiden uit slechts een ander wetsartikel en dat gaat - lacht U niet - over het ondertekenen van stukken. Zelfs de zittende Kroonbenoemde secretarissen (ook mijn opvolger dus) moeten opnieuw door de colleges van bestuur worden benoemd. Dit rechtspositionele monstrurn is niet bepaald een kroon op dit stuk wetgevende arbeid. 14)

Overigens: voor de bijzondere universiteiten ligt dit forrneel iets, maar ik denk de facto niet zoveel anders.

De nieuwe wet wordt gezegd in het teken te staan van decentralisatie/ deregulering. Het afstand doen door de Kroon van zijn benoemingsrecht van de secretaris wordt expliciet genoemd als een voorbeeld,dat blijk-baar spectaculair rnoet aandoen. Het is natuurlijk helemaal niet spec-taculair. Er is heel gewoon geen enkele reden meer voor de benoeming door de Kroon van een tot 'binnenskarners-figuur' gereduceerde secretaris. 15)

Komt die reuze-ornmezwaai van de wetgever zomaar plotseling uit de luchtvallen? Achteraf gezien is het antwoord nee op grond van drie signalen:

1. Tot ornstreeks 1975/1976 was er periodiek overleg tussen de direc-teur-generaal en zijn staf met de secretarissen der universiteiten. Nog in 1978 verklaarde dr: Piekaar daar groot belang aan te hechten. (zie 1, t.a.p.) baarna vindt het incidenteel plaats.

2 .In 1975 werd in de bijzondere wet op de Rijksuniversiteit

Limburg de figuur van een 'Secretaris van het college van bestuur' met een beperkte taak geintroduceerd. 16)

Dit stond zo haaks op de toen algemeen-geldende wettelijke regeling en de heersende opvattingen, dat wij het in die tijd als een ontsporing van de wetgever zagen. Zes jaar later leken we daarin bevestigd, want de ontwerpers van WWO '81 herinnerden zich kennelijk niets van die bijzondere Limburgse regeling.

(8)

Nu gaan we de toekomst in met iets, dat er verdacht veel oplijkt. 3. In de laatste vier/vijf jaar is de Minister meer en meer rechtstreeks met de colleges van bestuur gaan communiceren. Eerst wat ad-hoc-kerig in de zogenaamde landelijke circuits, nu gelukkig structureler in VSNU-verband en de WO-overlegkamer.

lk acht dit een uitermate goede ontwikkeling, maar - en hiermee sluit ik dit deel van mijn betoog af - .

De afbraak van de secretarisfunctie kan ik niet zien als de ijzeren consequentie van dit bestuurlijk landelijk overleg-model.

(9)

Par. 2. De taak van de secretaris

verschilt - binnen een uniforme wettelijke regeling van de secretaris-FUNCTIE ·· van universiteit tot universiteit. Oat hangt uiteraard samen met de grootte van de universiteit, maar ook met de organisatiestructuur en de bestuurscultuur. Dit kan - met een zekere vrijheid voor de univer-siteiten - tot uitdrukking warden gebracht in het Bestuurs- en Beheers-reglement.

Voor wat de secretaris betreft gaat het orn twee taak-elementen: de lei-dinggevende- en de beheerstaak.

1. Een lichtere of zwaardere leidinggevende taak hangt samen met een engere of ruimere omvang van het Bureau van de universiteit; dat rnoet geregeld warden in het Bestuursreglernent.

In Eindhoven omvat het alle centrale diensten en bureaus, groat en klein, op drie na. 17)

Het begrip 'Bureau van de universiteit' starnt overigens uit Leiden 18) en werd in 1960 door de wetgever overgenomen.

De universiteit van Amsterdam maakte van haar vrijheid wel een uiterst ruim gebruik door in 1960 per verordening (lees

Bestuursreglernent) aan de 'Kanselier-Direkteur' (lees secretaris) een taak op te dragen, in niet minder bestaande dan ' ... de zorg voor de adrninistratieve-, bedrijfsorganisatorische-, financieel-economische- en personeelsaan-gelegenheden' ... 19)

2. De omvang van de beheerstaak van de secretaris hangt samen met de engere of ruimere mandatering - delegeren kan niet - door het college van bestuur van de aan het CvB wettelijk opgedragen beheers-taak: personeel, financieel, materieel, huisvesting, etc. (In dit omvangrijke eigen takenpakket, naast de functie van 'dagelijks bestuur', ligt het grate verschil met het college van burgerneester en wethouders en het college van gedeputeerde staten).

In Eindhoven is de taak van de secretaris als beheerder van het bureau van de hogeschool een omvangrijke, omdat het bureau omvangrijk is. Het Bestuursreglement belast hem bovendien met een cordinerende beheerstaak in het nog ruimere gebied van de hele centrale dienstver-lening. 20)

Leiden gaat overigens nog verder. Daar is al in 1978 in het Bestuurs-reglement opgenomen, dat de secretaris met een coordinerende be-heerstaak is belast, die tot in de faculteiten reikt. Zulks' ... ter sanctione-ring van de (aldaar) sinds jaar en dag bestaande praktijk' ... 21) Conclusie tot nu toe. Uniforme wettelijke regeling van de FUNCTIE.

Verschillen - soms aanzienlijke - in de TAAK

(10)

Par. 3. De positie van de secretaris

In dit laatste deel wil ik het over de positie van de secretaris binnen de universiteit hebben. Niet als afgeleide van functie- of taakbeschou-wingen, maar - naar de toekomst toe, dus per I september a.s. - precies omgekeerd. lk ben van mening dat de universiteiten de zaak nu in eigen hand moeten nemen. Zij doen er goed aan, als het mogelijk zou zijn in onderlinge afstemming, eerst de positie van de secretaris te bepalen en daarop zijn functie-omschrijving en taakaanduiding te enten.

U moet dit deel van mijn betoog zien als voortgekomen uit puur verzet tegen een bokkesprongen makende wetgever onder mijn motto 'ledere tijd kent zijn eigen uitdaging'. Een dag of veertien geleden werd ii< daarin nog eens bevestigd door een hooggeleerde uitspraak' ... In ongewisse tijden wordt de creativiteit van mensen gestimuleerd. 22) lk zeg het maar meteen: II< bepleit een sterke positie van de secretaris in het belang van de universiteit.

lk geef U de volgende argumenten voor mijn stellingname

1. Samenwerking tussen de universiteiten, goed gestroomlijnd landelijl< overleg, ook met de Minister: dat is prima.

Maar dan is externe bestuurskracht een vereiste.

2. Van externe bestuurskracht zal geen sprake zijn, als de universiteiten niet ook in eigen huis bestuurlijk sterk zijn.

3. Het college van bestuur draagt de zwaarste last en van het externe en van het interne besturen. Het college van bestuur zal meer en meer als motor in het totale universitaire bestuursgebeuren moeten gaan func-tioneren.

4. Tegelijk met de steeds zwaarder wordende bestuurlijke opdracht, blijft het college belast met een steeds omvangrijker en moeilijl<er wordende beheerstaak.

5. De wetgever, die ook nadrukkelijk en vergroting van bestuurskracht en versterking van het management als doelstellingen in de nieuwe wet legt, verkleint tegelijkertijd de colleges van bestuur tot drie leden. 6. Logische consequentie is een nog zwaarder accent op de onder-steuning in deze omvangrijke CvB-taken en het is onbegrijpelijk dat de wetgever daar met het laten verdwijnen van de secretarisfunctie de top uitkapt, juist nu.

7. lmmers, zonder een krachtig coardinatie"· en culminatiepunt in de gehele universitaire organisatie zullen bestuur en beheer nooit har-monisch in elkaar overvloeien en zal die organisatie onmogelijk de weg kunnen vinden in het spanningsveld tussen flexibiliteit en continuiteit.

(11)

Terneer geldt dit bij voortschrijdende deceritralisatie, waarvan ik een groot voorstander ben.

lk acht uit deze mijns inziens nuchtere analyse geen andere conclusie rnogelijk dan dat de universiteiten er goed aan doen de positie van de secretaris te bepalen:

a. Zo dicht mogelijk bij het brandpunt van het totale bestuursproces (en in dit verband bepleit ik een adviserende stem in het college van bestuur).

b. Zo hoog mogelijk in de beheershierarchie.

Over dit laatste kan ik kort zijn. Het Eindhovense college sprak reeds uit in de mandatering van zijn beheerstaken zover te willen gaan, dat op CvB-niveau nog slechts sprake zal zijn van 'Management by exception'. In de taak van de secretaris ligt in deze conceptie niet rneer of minder dan de zorg voor de eenheid van beheer.

De positie van de secretaris moet voorts worden bepaald binnen de universiteit, bestuurlijk gezien.

Veelal ziet men de secretaris als direkt-gekoppeld aan het topbestuur. lk zie dit ruimer en wel een direkte relatie tot het gehele universitaire be-stuur. lk heb daar 2 argurnenten voor:

1. Als de secretaris zich niet inleeft in de hoofdprocessen onderwijs en onderzoek - heel globaal gezegd - kan hij onmogelijk de richting be-palen voor de ondersteuning van die processen. Daar toch ligt zijn hoofdtaak.

2. De organisatie dient een zuiver gevoel te hebben voor de interne en externe druk en de diepgaande veranderingen, waar de universiteiten in wetenschappelijk Nederland voor staan. Aan de secretaris - uiteraard bijgestaan door diensthoofden, beheerders en staf- het goede even-wicht te vinden in het spanningsveld tussen flexibiliteit en continu'iteit. Hoe ziet dat universitaire bestuursproces er uit?

lk keer rnij af van de pessimistische definitie 'Georganiseerde chaos' of 'Georganiseerde anarchie' in een rapport, dat een paar rnaanden ge-leden is verschenen. In die visie is de universiteit 'Een bedrijf zonder duidelijke doelen, met een zwakke doel/middel-rationaliteiten, een ge-fragrnenteerde machtsstructuur, gebaseerd op de aanwezigheid van belangenroepen en belangentegenstellingen'. Het rapport getuigt ook nog van fatalisme - en dat ligt mij helemaal niet - in een toevoeging ' ... dat de universiteiten zich vermoedelijk wel niet anders zullen kunnen manifesteren .. .'

(12)

lk stel er een 'Strategisch bestuursmodel' tegenover. lk zal het zo kort mogelijk toelichten.

1. Het is een variant op het 'Bestuurlijk marktmodel', dat voor de ge-meente 's Hertogenbosch is ontwikkeld. 24)

2. Veel aanknopingspunten voor mijn model vond ik in het kostelijke boekje van prof. de Leeuw 'De wet van de bestuurlijke drukte'. 25)

(13)

Strategisch bestuursmodel

Toekomstige studenten Afgestudeerden Bedrijfsleven De orngeving Samenleving TWO-WO-HBO Minister/departement/de polltiek Wetenschap nationaal/mondiaal Wisselwerking De 'bestuurlijke driehoek'

De I staat voor 'lntegraal bestuur', integratie van het bestuur op Top-, Midden- en Basisniveau. Eenheid in verscheidenheid (ontleend aan een recent afscheidscollege) van bestuur tussen HR - 8 faculteiten - 65 vakgroepen. (De I staat overigens ook wel een beetje voor

Im 'proviseren', voor mij een heel wezenlijk aspect van besturen.). De S staat voor 'Strategisch bestuur', 'Bestuur in hoofdlijnen', al een paar jaar het devies van de Eindhovense hogeschoolraad.

Midden in deze driehoek plaats ik college van bestuur en college van dekanen met een gemeenschappelijke initierende-, stimulerende- en regulerende taak. lk zie beide colleges als eenheid en du id ze daarorn samen aan als 'STUURORGAAN', met het oog op vaststelling van de taken en afsternming tussen taken en middelen.

(14)

De 'Organisatorische driehoek' (analoog)

Nu zijn de wetenschappers, de technisch-ondersteuners en de administratieve dienstverleners de drie blokken, die tot 'Eenheid in verscheidenheid' moeten komen.

Daar is het middel 'Functionele coordinatie', kort gezegd bundeling van alle deskundigheid.

Midden in deze driehoek plaats ik de secretaris, geassisteerd door staf en diensthoofden en geflankeerd door de overige beheerders.

De 'Omgeving'

is de derde factor in het bestuurlijk geheel. lk stel die voor als 'Gelaagde omgeving'.

Bekend is ten aanzien van besturen de eis van wisselwerking met de omgeving, zeker als van 'Strategisch bestuur' gesproken wil kunnen worden. Nieuw voor U is mogelijk mijn pleidooi voor eenzelfde wissel-werking tussen 'De organisatie' en de omgeving.

Voor beide immers - geldt gedachtig het lustrumthema 1986 'Van binnen naar buiten' ·- binnen niet te kunnen opereren, als je niet weet wat buiten te koop is.

Bestuur en organisatie moeten signalen en impulsen uit de verschil-lende lagen in de omgeving - op eigen wijze bewerkt - kunnen uitwis-selen, teneinde tot bestuurlijke beslissingen en daarop goed aanslui-tende organisatorische vormgeving te kunnen komen. Dat is de hori-zontale wisselwerkingslijn in het model.

Wilt U een paar voorbeelden met betrekking tot de realiteitswaarde van het model, dan hoeft U slechts te denken aan:

- voorlichting (aan potentiele studenten)

- wetenschapswinkels (als respons op de behoeften van kansarme groepen), transferbureau I contractresearch /faciliteiten voor jonge starters (respons op de behoeften van klein- en middenbedrijf) - een hele reeks van samenwerkingsovereenkomsten

- initiatieven van twee of meer universiteiten, van de 3 TH's gezamenlijk en gelukkig zelfs al een enkel initiatief van het WO-totaal (respons of signalen uit de maatschappij).

U vult zelf wel aan.

(15)

U mist de studenten in mijn schema. lk kan hun plaats inderdaad niet bepalen, omdat zij alomtegenwoordig zijn. Via participatie, cornmuni-catie (naar binnen en naar buiten) en beinvloeding vormen zij een belangrijk dynamisch element in het hele bestuurlijk gebeuren. Eindconclusie uit mijn hele verhaal:

1. Stel - als universiteit-totaal - het bestuursmodel vast waarmee je de toekomst in wil.

2. Projecteer op dat model alle interne regelingen inzake verantwoorde-lijkheden, bevoegdheden, posities, functies en taken.

lk weet zeker, dat zij er in rijkdom aan inhoud geweldig bij zullen winnen.

lk mag niet eindigen zonder het college van bestuur hartelijk te danken voor de ruimte, die rnij is gegeven en het vertrouwen, dat mij is ge-schonken.

Dat ook zorg voor de continuiteit een aspect is van de secretarisfunctie, moge blijken uit het feit, dat in rnijn 13 1 /2 jaar niet minder dan 23 be-stuurders, inclusief 5 rectores en 5 voorzitters HR de 6 z.etels in mijn onmiddellijke omgeving hebben bezet. Twee voorzitters van het college mocht ik meernaken en hen dank ik in heel bijzondere mate.

Dank breng ik ook aan de hoofden van dienst en de velen, met wie ik nauw rnocht samenwerken. lk ben hen vooral erkentelijk voor het begrip dat zij voor rnijn positie en verantwoordelijkheden hebben getoond. Ook hier zij mij een uitz.ondering toegestaan en wel in de richting van mijn twee secretaresses, die het sarnen 13 1 /2 jaar hebben uitgehouden en de continuiteit in mijn functievervulling hebben gewaarborgd.

Met velen buiten de TH mocht ik samenwerken. lk mag daarbij de landelijke secretarissenvergadering niet onvermeld laten, omdat zij een inspirerende factor vorrnt en een krachtbron is die het mede rnogelijk maakt orn in een slopend beroep overeind te blijven.

In rnijn vrouw dank ik het thuisfront. lk ben met voortdurende zorg en bezorgdheid ornringd, maar heb tegelijkertijd geweldige steun gekregen. Zij hebben mij overigens van tijd tot tijd wel teruggefloten in mijn opvat-ting over de wijze waarop ik meende mijn functie te rnoeten vervullen. De verleidelijke-, maar inderdaad gevaarlijke weg van een al te na-drukkelijke identificatie met de TH sloten zij regelmatig voor rnij af. U alien dank ik voor Uw aandacht.

(16)

Verwijzingen

1. Artikel mr. K.J. Gath, voorzitter CvB Leiden, in 'Bij het afscheidvan de Leidse Hofstee', pag. 107

2. Rapport van de commissie voor de bestuurshervorming van 7 maart 1973 'De positie van de secretaris van de universiteit', punt 2

3. Wet van 7 juni 1956, Stb. 310 tot wijziging van de Hoger Onderwijswet 1876 betreffende het technisch hoger onderwijs

4. Memorie van Toelichting bij WWO 1960, artikel 41

5. Brieven van Minister Veringa, in 1970 en in 1971 gericht aan de colleges van bestuur

6. Staatssecretaris O&W in zijn beschikking van 13 juni 1974, houdende goedkeuring van het Bestuursreglement van de Rijksuniversiteit Leiden 7. Memorie van Toelichting begroting O&W 1978

8. Rapport van de commissie voor de bestuurshervorming van 13 december1973

9. Voorontwerp van wet op het wetenschappelijk onderwijs ('WWO '81 ') 10. Memorie van Antwoord plus Nota van wijzigingen met toelichting, op I december 1983 ingediend bij de Tweede Kamer, pag. 20 en 62

11. Ontwerp van wet op het Wetenschappelijk onderwijs 1981, Kamer-stuk 16802

12. Handelingen van de Tweede Kamer; Verslag uitgebreide commissie-vergadering Vaste Commissie Onderwijs en Wetenschappen 18 maart 1985

13. Wet op het wetenschappelijk onderwijs, stb ... , artt 107 juncto 59, 2e lid

14. lnvoeringswet WWO, voorstel van wet 23 september 1985 bij de Tweede Kamer ingediend, Kamerstuk 19222

15. Zie 10 te anderer plaatse

16. Wet Rijksuniversiteit Limburg, Stb. 717, 1975 en uitvoeringsbeschik-king, Koninklijk Besluit van 7 april 1977

·11. Bestuursreglement Technische Hogeschool Eindhoven van 22 juni 1972/3 december 1973, goedgekeurd bij beschikkingen van de staats-secretaris O&W van 12 juli 1973 en 21 december '1973, artikel 34 18. Proefschrift mr. de Ranitz 'De rechtspositie van de universiteit', 1938 19. Universiteit van Amsterdam verordening van 28 december 1960 20. Bestuursreglement THE, artikel 30

21. Bestuursreglement Rijksuniversiteit Leiden van maart 1978 15

(17)

22. Protdr.ir. H. Tennekens, directeur Onderzoekafdeling KNMI en buitengewoon hoogleraar aan de VU in een rede 'Lof der onderzeker-heid', op 15 januari 1986 uitgesproken voor de NVP, afdeling Noord-Brabant

23. 'Universitaire besluitvorming onder druk', rapport van IDEM, november 1985

24. Zie Tijdschrift voor Overheidsadministratie, jaargang 11, nrs. 9 - 1 O

en 11

25. 'De wet van de bestuurlijke drukte' Prof. dr. ir. A.C.J. de Leeuw, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (van

Gorkum/ Assen/Maastricht 1984)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit wil dus voorkom of Christelike dienswerkers h toenemend belangrike rol speel in gemeentes van die gerefoneerde kerke en of leraars in die algemeen positief en

The objectives of this introduction are to review the South African process by which FBDGs for the general popu- lation, as well as those for infants and young children, were

We also obtain all nontrivial conservation laws for a class of (2+1) nonlinear evolution partial differential equations which are relatedto the soil water equations.. It

My purpose is to explore the relationship between the adjudication by courts of constitutional socio-economic rights claims and the capacity and space for political action intended

42 The mixing ratios of all the pollutant species measured at the air quality monitoring stations in the Mpumalanga Highveld were used as initial mixing ratios for the Highveld

[r]

Tijdens demonstraties door Telen met toekomst zijn diverse machines gedemonstreerd, die op sommige vaste plantenbedrijven al worden gebruikt. Kijk op www.telenmettoekomst.nl

Doel van deze studie is inzicht krijgen in de voor1 en nadelen voor bloembollenbedrijven om vanuit de Bollenstreek elders in Nederland te telen. Wat zijn de mogelijkheden