• No results found

Keerpunt '85 : verslag naar aanleiding van symposium te Eindhoven met als onderwerp : "Hoe moeten de ontwerpende en uitvoerende bouwbedrijven als ook onderzoek en onderwijs anticiperen op de veranderingen in de bouwnijverheid in het bouwproces"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Keerpunt '85 : verslag naar aanleiding van symposium te Eindhoven met als onderwerp : "Hoe moeten de ontwerpende en uitvoerende bouwbedrijven als ook onderzoek en onderwijs anticiperen op de veranderingen in de bouwnijverheid in het bouwproces""

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Keerpunt '85 : verslag naar aanleiding van symposium te

Eindhoven met als onderwerp : "Hoe moeten de ontwerpende

en uitvoerende bouwbedrijven als ook onderzoek en onderwijs

anticiperen op de veranderingen in de bouwnijverheid in het

bouwproces"

Citation for published version (APA):

Technische Hogeschool Eindhoven (THE). Vakgr. Bouwvoorbereiding en Uitvoering (1985). Keerpunt '85 : verslag naar aanleiding van symposium te Eindhoven met als onderwerp : "Hoe moeten de ontwerpende en uitvoerende bouwbedrijven als ook onderzoek en onderwijs anticiperen op de veranderingen in de

bouwnijverheid in het bouwproces". Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1985 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

(2)

r{Ef RPUNT '85

Bouwvoorbereiding en Uitvoering

KEERPUNT '85 KEERPUNT '85 KEf.RPUNT 'qs KEERPUNT '85

KEERPUNT

'85

Verslag nHr aanleiding van symposium gehouden op 13 februari 1985 op de Technische Hogeschool te Eindhoven met als onderwerp: "Hoe moeten de ontwerpende en uitvoerende bouwbedrijven als ook onderzoek en onderwijs anticiperen op de veranderingen in de bouwnijverheid in het bouwproces."

Eindhoven

University of technology

(3)

Voorwoord Inleiding

Sprekers: Prof. Ir. L.P. Sikkel

Prof. Dr. S.T.M. Ackermans Ir. G. Gerritse

Ir. J.J. Endtz

Prof. Dr. Ir. J.G. Wissema Prof. Ir. P.A. de Lange

Totaalbeeld: N.W. Schellingerhout Publicaties 1---

8

1;:1.1

~ .. .. ···-·-

IOTHE

····- · _ __ ."_...,._ _ ,

".:"

.l \

'

I'

8 511220

Jo---

-

·

·

-

-

- - ·

....

T.H

,EINDHOVEN

(4)

-1-Naar aanleiding van het symposium Keerpunt'85 hebben de organisatoren

besloten om alle toespraken in verslagvorm vast te leggen. Wij hopen hierbij,

dat de informatie als ondersteuning van Uw bedrijf c.q. instelling kan dienen.

Verder willen we de gastsprekers Prof. Ir. L.P. Sikkel, Prof. Dr. S.T.M. Ackermans, Ir. G. Gerrritse, Ir. J.J. Endtz, Prof. Dr. Ir. J.G. Wissema en Prof. Ir. P.A. de Lange hartelijk danken voor hun boeiende en leerzame lezingen.

Dit symposium werd mede realiseerbaar dankzij de ondersteuningen van: Staalbouwkundig Genootschap/Staalcentrum

OD 205

Aannemingsbedrijf Aan de Stegge

HoJland Beton Groep · \_,\ ~G

Bredero Verenigde Bedrijven Wilma Nederland

Eijkelenboom, Gerritse & Middelhoek

Sanders Bouwbedrijf

IBC Bouwgroep Nederland

-Structon Bouw

Nederlandse Vereniging van Ondernemers in de Bouwnijverheid Zuid Nederlandse Aannemers Vereniging

Nieuwe Vereniging van Aannemers Grootbedrijf Algemeen Verbond Bouwbedrijven

1 ~-~§..Bouwbedrijf (Sinbouw) Tiemstra Verenigde Bedrijven DHV Raadgevend Ingenieursburo Moeskops Bouwbedrijf

(5)

Nelissen van Egteren

«-Bakkenist Spits & Co

?

Philips Nederland

Twijnstra & Gudde

~'

.

Stichting Arbeidstechnisch Onderzoek Bouwnijverheid

Bovendien bedanken wij Marloes van de Ven voor haar typewerk. Wij hopen U met deze informatie van dienst te zijn geweest.

De organisatoren: Th.J.M. Moeskops H.A. de Mol B.W.L. Nols H.G.J.M. Poldermans E.J. Postma

(6)

-3-Inleiding

In januari 1985 heeft de vakgroep Bouwvoorbereiding en Uitvoering (BBU) van de afdeling Bouwkunde van de Technische Hogeschool Eindhoven onder leiding van Prof. Ir. L.P. Sikkel, in de huidige vorm haar 10-jarig bestaan gevierd. Bovendien was Prof. Ir. L.P. Sikkel in januari 1985 10 jaar als hoogleraar aan de Technische Hogeschool Eindhoven verbonden, hetgeen aanleiding was voor het organiseren van het symposium Keerpunt'85.

De Bouwindustrie heeft in Nederland, evenals in vele andere landen, enkele zeer magere jaren achter de rug, die hun sporen hebben nagelaten zowel in de uitvoerende- als in de ontwerpende discipline. Ondanks het voorzichtige opti-misme dat nu door sommige gekoesterd wordt, belooft de nabije toekomst weinig strukturele verbetering. Het heeft echter geen zin het bij deze constate-ring te laten, maar er moet gezocht worden naar nieuwe oplossingen voor de veranderende bouwvraag.

Tijdens het symposium hebben vertegenwoordigers van de ontwerpende en uitvoerende discipline binnen de bouwnijverheid ingespeeld op de huidige problemen, en vooral hun visies gegeven op de toekomstige ontwikkelingen in de bouw. Hierbij werd voornamelijk aandacht besteed aan de veranderende vraag op de bouwmarkt, niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief zoals de toenemende maatschappelijke diversificatie, de hang naar kostenbesparing en veranderbaarheid, de groeiende noodzaak voor renovatie, de reconstructie en onderhoud.

Bovendien werden de technologische en organisatorische ontwikkelingen zowel van binnen als van buiten de bouwnijverheid belicht. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologie en organisatie werden er geopperd voor zowel de ontwerpende als voor de uitvoerende discipline binnen de bouwbranche.

In het verslag vindt men de referaten, de samenvattingen van de verschillende gastsprekers, alswel publicaties uit de verschillende dagbladen en vakbladen. Vooraf wordt er nog een totaalbeeld gegeven van de inhoud van het symposium, waarin de kernpunten van de sprekers nog eens weergegeven worden.

De organisatoren hopen met dit verslag een beeld te geven van het Symposium Keerpunt'85. Misschien kan men in een terugblik nog wel eens van een echt keerpunt spreken.

(7)

Opening, Prof. Ir. L.P. Sikkel

i.. Het is vandaag een bijzondere dag; het is vandaag ongeveer 10 jaar geleden dat

ik mijn ambt als hoogleraar Uitvoeringstechniek aanvaardde; het is morgen 10 jaar geleden dat Prof. Duyster zijn afscheidscollege gaf, getiteld "Polstok-springen".

Ik heet U allen hartelijk welkom bij de bijeenkomst van onze jarige vakgroep; een middag die we wilden vieren met onze afgestudeerden, waarmede we zulke goede banden onderhouden.

Welkom ook alle andere belangstellenden, studenten van onze TH en vanuit

Delft, relaties uit het bedrijfsleven en bouworganisaties - waar onze afstudeer-ders dikwijl terecht kunnen voor hun afstudeeronderzoek. Welkom ook alle schooldekanen, U komt hier om te horen wat de toekomstmogelijkheden zijn voor bouwkundige ingenieurs: is die wel zó somber?

Welkom collega's van andere vakgroepen en de studenten en medewerkers van onze eigen vakgroep: Bouwvoorbereiding en Uitvoering.

2. Wij bedachten, in een opwelling als trefwoord voor deze bijeenkomst: "Keerpunt '85. Keerpunten komen vaker voor.

In 1972 ontstond keerpunt'72 met de Voorraad theorie van Prof. Hendriks.

In 1973 ontstond het keerpunt in de voortschrijdende loonkostenstijging in steeds vijf jaren, gevolgd in 1975 door die voor de kosten van levensonderhoud en in 1977 door die voor de materiaalkosten in de bouw.

We zullen vanmiddag nog meer keerpunten ontmoeten waarbij we als definitie hanteren:

"Keerpunt is het ogenblik waarop een beslissende verandering plaatsvindt in een reeks van gebeurtenissen."

Voor ons is dat de TVC, waardoor onze vakgroep zal opgaan in een nieuw te vormen vakgroep - Realisatie, Organisatie en Beheer - te vormen uit belang-rijke delen van de vakgroepen Stadsvernieuwing, Bouwproduktietechnologie en Bouwvoorbereiding en Uitvoering.

We beleven dus een jubileum, een overlijden en een wedergeboorte. Het is duidelijk dat we niet ver verwijderd zijn van het Carnaval.

(8)

kopcursus over Management in oe Bouw.

4, Ondertussen worden we nog steeds geconfronteerd met het probleem van de

grote werkloosheid in ons land. De schimmen van de vooroorlogse crisis zijn

opnieuw werkelijkheîo geworden.

Bij 13 miljoen werklozen in de E.E.G. einde 1984, waarbij Nederland met een

stijging in dat jaar met 'L,7 % tot de minst getroffen landen behoort~ achter

West-Duitsland en België.

Er is zelfs sprake van een keerpunt in ons land in het tweede half jaar 1984. Niettemin kijken we aan tegen bijna 800.000 werklozen, en in de bouw zijn 120.000 mensen zonder werk.

5. Moeten we nu in snikken uitbarsten vanmiddag, of een opgewekt geluid laten horen? We zullen zien. Duidelijk is dat we ons in een zeer ernstige situatie bevinden, waarover we wel eens wakker liggen.

Daarom willen we ons oor te luisteren leggen bij de mensen uit de praktijk van de bouwnijverheid. U weet dat die praktijk ons laboratorium is, daar speelt zich ons onderzoek af, daar moeten we onze afgestudeerden kunnen plaatsen. Ik geef daarom graag het woord aan de eerste spreker, de Rector Magnificus van deze Hogeschool: Prof. Ackermans.

(9)

Prof. Or. S. T .M. Acker mans.

Als een nieuw benoemde hoogleraar beêdigd wordt, heeft de universiteit een

verwachting over zijn komende mjdra(]en.

Na een afscheidscollege is het gebruik dat de rector de oud hooaleraar, jonge

emeritus toespreekt om het belang van zijn werk voor de instelling te belichten

en hem te danken voor zijn bijdrage aan de bloei van de hogeschool.

Vandaag bevind ik mij a_ls rector in een ongebruikelijke maar heel olezierige

positie, want dit symposium is georganiseerd als viering van het 10-jariq

professoraat van collega Sikkel.

Tien jaar hoogleraarschap betekent vele colleges, afstudeerders, onderzoek en ook vergaderingen. Na een decennium van funktioneren is wat van een

leer-stoelhouder op te merken is, meer dan een bladzijde slechts beschreven met.

verwachtingen.

Anderzijds is het emiritaat gelukkig nog ver weg, zodat ik de dank en waardering van de Technische Hogeschool kan uitdrukken zonder de melancholie van het voorbije, zonder de nostalgie van het afscheid. Want collega Sikkel staat nog midden in de ontwikkelingen van vakgebied en hogeschool.

Als ik U namens de hogeschool gelukwens met het jubileum waarvoor wij hier bijeen zijn dan doe ik dat in de beide betekenissen die gelukwensen in onze taal heeft: ik wens U toe voldoening over het bereikte en succes voor toekomstige ondernemingen.

Er zijn twee ontwikkelingen die echt nieuwigheden zijn van de laatste tijd. De eerste is dat de academische opleiding in het vakgebied der bouwkunde onder sterke druk staat externe druk door TVC, interne door teruglopende studenten-aantallen. Als gevolg daarvan zijn de afdelingen van THD en THE in een turbulente en pijnlijke reorganisatie gestort.

De tweede is dat anders dan voorheen het nederlandse bedrijfsleven zich met de Ir. opleiding bemoeit en met wel gearticuleerde meningen over het curriculum en de vormingsaspecten deelneemt aan discussies rond vernieuwingen van het

wetenschappeii jk onderwijs.

Enkelen van de sprekers van vanmiddag illustreren dit verschijnsel. We zijn hen dankbaar dat ze zich hier vanmiddag over willen uitspreken.

(10)

Belangrijke andere tekenen: de kracht waarmee R.C.O. een systeem van vervolgopleidingen propageert en stellingnamen van onze multinationals, en van F::conomische Zaken.

Beide nieuwe verschijnselen zullen vanmiddag in het voetlicht komen. De Technische Hoqeschool is U allen dankbaar voor Uw aanwezigheid; natuurlijk omdat U bijdraagt tot het hommage aan Sikkel, maar vooral omdat een symposium als het huidige een stukje is in de legpuzzel van een nieuwe academische bouwkunde. Het is daarom goed dat niet alleen vertegenwoordigers uit de bouwwereld onze qasten zijn maar ook docenten en dekanen uit het V.W.O., want vernieuwingen zullen alleen werkelijk kunnen worden door komen--Je studentengeneraties.

Ik wil met enkele sweeping statements de positie van Bouwkunde schilderen zoals die er vanuit het grove, details verwaarlozende gezichtspunt van het instellingsbestuur uitziet.

Stelling:

De bouw is een tak van nijverheid waarin wetenschappelijke methoden en benadering nog maar weinig ingang gevonden heeft.

pnderbouwing:

Vergelijk met een andere bedrijfstak; chemie of electronica is oneerlijk. Er zijn goede gronden om bouwkunde en landbouwkunde te vergelijken.

Overeenkomsten:

Beide aktiviteiten zijn bedreven vanaf de allereerste begintijden van de cultuur. -Beide bedrijfstakken zijn in Nederland opgebouwd uit vele kleine bedrijven en maar weinig grote.

Beide hebben te maken met intensieve overheidsbemoeiing en regelgeving (afzetproblemen, boterberg leegstand).

Tn beide gebieden bestaat een uitgebreid stelsel van tertiaire opleidingen.

Het aandeel van het Bl\IP (1982) (de meest recente Nat. rekening) is voor landbouw 15,22 miljard van de 335,54 ofwel 4,5 %. De bouwnijverheid incl. installat:iebedrijven leverde 22,67 of 6,8 %, anderhalf maal zoveel.

ne helangstellinq voor de academische studie, en dus het aantal academici van over 5 iaar is, voor landbouw veel groter dan voor bouw.

(11)

In Wageningen zijn tot nu toe 1130 aanmeldingen. Bovendien bijna 1000

aanmeldingen voor veeartsenijkunde waarvan er overigens maar 175 zullen

worden geplaatst: toch ruim 1300 samen.

Zou de verhouding met het aandeel BNP ook voor studenten aantai gelden dan zou er voor Bouwkunde zo'n 2000 aanmeldingen moeten zijn. Het zijn er echter:

277 (Delft + Eindhoven), voor mijn part telt U daar nog een flink deel van 186

civielen bij, en trekt U van dfe landbouwwetenschappen nog allerhand af: het verschil blijft enorm.

Conclusie:

De verwetenschappelijking van de bouwnijverheid is een opgave voor TH Bouwkunde en tevens een grote uitdaging en kansen voor een gezondere bedrijfstak.

Dit vraagt: veel aandacht voor onderzoek:

bestudeerde aanpassing aan de werkelijke opgaven; krimpende vraag naar hogere kwaliteit renovatie, vernieuwing, onderhoud, nadruk op het bouwproces (en hier speelt Sikkels vakgroep een grote rol) en niet alleen op het produkt; technologie en organisatie, fysica; materiaalkunde. Het heeft gevolgen in de sfeer van de leuzen: nadruk op bouwtechniek: meer bouwkunde dan bouwkunst. Het heeft ook consequenties in details: gebruik NIT; CAAD (Sikkel). Het betekent ook stimulering van VF; andere typen bouwkundigen: Ontwerpen minder belangrijk.

Nodig zijn ook begaafde jonge mensen die ondanks het huidige minder goede arbeidsperspektief, de uitdaging aandurven.

Voor de THE volgt een tweede conclusie:

BOUWKUNDE MOET BLIJVEN!

Want THE kan een substantiële bijdrage leveren aan de genoemde verweten-schappelijking van Bouwkunde.

Het streven naar behoud van Bouwkunde resulteert in twee categorieën:

1. Complementariteit van de beide Bouwkunde afdelingen.

THE kiest voor de breed inzetbare ingenieur; de man, vrouw met de helicopterview, met overzicht.

(12)

2. De tweede strategie is vergroting van de vervlechting van Bouwkunde met de andere afdelingen, vergroting van de samenhang zodat de aantasting van Bouwkunde overal in de instelling voelbaar is. Dat lijkt op een puur defensieve strategie, zoals sommige hoefdieren de kwetsbare exemplaren, de drachtige hinde en de kalveren bij gevaar in het midden van de kudde plaatsen, maar waar in veilige omstandigheden het verband weer verloren gaat.

Toch is het aanbrengen van dwarsverbanden meer dan louter verdediging. Het is gunstig voor het wetenschappelijk klimaat; het kan experts kennis binnen brengen die nog niet in de bouwkundige wereld is doorgedrongen: Volsta voorbeelden.

BdK: organisatie, economie, voorraad logistiek

T: materiaal onderzoek.

Dames en Heren,

Deze middag is een feest aan boord van een schip dat in volle vaart is. Het is geen cruise, pleziertocht eerder nog een ontdekkingsreis, in ieder geval een reis met een belangrijk doel.

(13)

Ir. G. Gerritse

De gedachte die ik U zou willen overdraqen, laat zich samenvatten in een

drietal stellingen, die ik eerst noem en vervolgens kort uitwerk. De stellingen zijn:

1. Bouwvoorbereidingskunde en uitvoeringskunde ontvangen een essentiële

stimulans uit de gevolgen van de malaise in de bouwwereld.

2. Kwaliteit is op zichzelf onbeheersbaar en slechts controleerbaar via

procesontwikkeling en -beheersing.

3. Processen zijn via automatisering beter struktureerbaar en krijgen

daar-door kleinere foutkansen.

De eerste stelling dus: bouwvoorbereidingskunde - en ook uitvoeringskunde, maar daarover wil ik niet in direkte zin spreken - ontvangt een essentiële stimulans uit de gevolgen van de malaise in de bouwwereld.

Wat is er aan de hand met de bouwvoorbereidingskunde in die vijf jaar van neergang in de bouwwereld. Een drietal faktoren heeft het werken aan de voorbereiding van bouwprojekten ingrijpend beïnvloed.

Ten eerste zijn de reële bouwprijzen met zo'n 10 % gedaald. De vergoedingen, die architecten voor hun diensten ontvangen, zijn lineair aan de bouwprijzen gekoppeld. Deze vergoedingen, om duistere redenen ook wel honoraria geheten, zijn dus eveneens met 10 % gedaald.

Ten tweede is het de praktijk van de hantering van tarieven, dat ook daarin nog eens 10 % wordt ingeleverd. Het marktmechanisme is oorzaak van lagere percentages, zodat hier een tweede oorzaak ligt met een honorariumverlagende tendens van 10 %.

Ten derde is de uitoefening van het vak van bouwvoorbereidingskunde aanzien-lijk gecompliceerder geworden. Niet allereerst in technologisch opzicht, maar

meer in het organisatorische en het maatschappelijke vlak. Per m3bouwinhoud

moeten veel meer problemen worden opgelost, terwijl ook de mate van discontinuïteit en de noodzaak tot het ontwikkelen van varianten zijn toegeno-men. De opdrachtgever vraagt veel meer van de architect. Zoveel meer, dat hij

een veel breder professie gaat uitoefenen, die beter met een term als

"bouwvoorbereidingsconsultant" aan te duiden zou zijn. Dit gegeven is nog minder meetbaar dan de vorige, maar een tendens van 10 % is ook hier een voorzichtige schatting.

(14)

Blijkt dus, dat 110 % werk verricht moet worden voor 80 % budget, of wel: er is

een gat van 30 % ontstaan in vijf jaar tijd. Een vijfjaarsperiode, waarin het

bouwvolume tot 75 % kromp, en het volume van de werkzaamheden van particuliere architecten door allerlei oorzaken zelfs tot 60 %. De kwaliteit van het bouwvoorbereidingsprodukt moet echter wel gehandhaafd worden, zodat het weinig betoog vraagt, dat hier sprake is van een navrante situatie.

Wat zijn de gevolgen hiervan voor de architectenbureaus? Voor de kleine bureaus - vaak alleen werkende architecten - en de grote bureaus, die uitgegroeid zijn tot volwassen consultantenorganisaties werken die verschillend uit. In het kleine bureau wordt, als er werk genoeg is, wat harder gewerkt, en wat minder verdiend. Voor het grote bureau geldt dat eveneens, maar daar komen er nog wel wat aspekten bij.

Allereerst de nare toestand van bezuinigingen, die primair uit afslanking bestaan. Daarnaast het ontwikkelen van effectievere methoden, manieren om betere resultaten met minder uren te bereiken. En dat geldt voor de vijf hoofdfasen van de vakuitoefening van de bouwvoorbereidingsconsultant. Laat ons deze vijf fasen globaal aanduiden.

De eerste fase bestaat uit de werving van opdrachten. Dat lukt zelden zonder inspanning. Voor selecties moeten uitgekiende presentaties worden voorbereid. Er moet veel zorg worden besteed aan maatschappelijke contacten en relatiebe-heer, en acquisitie is voor de architect een dagelijkse realiteit geworden.

De tweede fase is die van de analyse van de opdracht, de probleembenadering. In deze fase moet duidelijk worden wat de opdrachtgever verlangt en wat de architect voor hem kan doen.

De derde fase wordt gekenmerkt door synthese: de totstandkoming van het ontwerp. De kern van het bouwvoorbereidingsproces, dat vaak al afstraling heeft in de eraan voorafgaande analysefase en ook doorgaat in de vierde fase, die van de bouwkundige vertaling van het ontwerp. Hier ligt het accent op technologie, op kostenplanning en -beheersing en op planning en procesorganisa-l:ie.

::Je vijfde fase is die van de begeleiding van de uitvoering, met accenten op

(15)

Elk van deze fasen moet effectiever worden aangepakt. Welke middelen zijn daarmee bruikbaar? Allereerst de ontwikkeling van vakkennis. Op een zodanige wijze dat door de aanwezigheid daarvan concrete projektarbeid wordt bekort en een betere resultaatkwaliteit binnen bereik komt. Vervolgens de ontwikkeling van effectievere werkmethodes. Voor de ontwerpfase en de daarop volgende fase van bouwkundige vertaling, kan dat de methode van conceptontwikkeling zijn in samenhang met systematisering en automatisering van kennis.

De effectuering van deze ontwikkelingen en technieken wordt dus in indirekte zin gestimuleerd door de malaise in de bouwwereld. Voor de uitvoeringskunde geldt een soortgelijk verhaal. Dat is niet mijn terrein, dus ik zal daar weinig

over zeggen. Maar duidelijk is wel, dat die 10 % lagere bouwkosten gerealiseerd

moeten worden bij tenminste gelijkblijvende kwaliteit. En ook dat stimuleert tot de ontwikkeling van nieuwe methoden van aanpak.

Mijn tweede stelling luidt: Kwaliteit is op zichzelf onbeheersbaar en slechts controleerbaar via procesontwikkeling en -beheersing. Deze stelling is eenvou-dig illustreerbaar aan de hand van een voorbeeld uit de uitvoeringskunde. Het verkrijgen van een goede kwaliteit schone beton is slechts voor een klein deel afhankelijk van de zorg die ter plekke op het moment van de vervaardiging wordt uitgeoefend. Veel bepalender is de ontwikkeling van de fabricage en

transportproces voor de te storten beton, van goede appara_tuur tijdens het

storten en niet te vergeten van het ontwikkelen van een bekistingssysteem, waarmee eenvoudigweg niets mis kàn gaan. Dat alles is vooral nodig om een goede kwaliteit voor een haalbare prijs te produceren.

In toenemende mate begint dit fenomeen ook voor de bouwvoorbereiding te gelden. Zonder naar volledigheid te streven, kan gesteld worden, dat de methodiek van conceptontwikkeling een besturingsmiddel van het ontwerppro-ces tot en met de bouwkundige vertaling is, waarmee in feite bereikt wordt dat de ordening van het proces de basis van kwaliteit is. De architectonische verschijningsvorm is dan niet een resultaat van langdurige in feite improvise-rende arbeid, maar het eindpunt van een geordend proces, dat vanuit het concept, via struktuurontwikkeling tot het uiteindelijke beeld voert.

Ook voor de bouwkundige technologie geldt dat procesordening steeds belangrij-ker wordt. De technologische mogelijkheden worden steeds complexer en stellen steeds hogere eisen. Bovendien is integratie van alle aspekten noodzakelijk. Elke beslissing heeft consequenties op het terrein van bouwtechniek, bouwfysi

(16)

ca, vormgeving, kosten, etc. De noodzakelijke kennis moet binnen een bureau worden gesystematiseerd en voor een ieder toegankelijk gemaaKt. Sterker nog, om te voorkomen dat een bouwkundige iets ontwikkelt, dat kort daarvoor in een ander projekt door één van zijn collega's reeds ontwikkeld werd, moet de aanwezige kennis niet alleen toegankelijk, maar zelfs onontkoombaar zijn. Alleen daardoor kan binnen de toegestane voorbereidingsbudgetten nog hoge kwaliteit worden gerealiseerd.

De derde stelling luidt: processen zijn via automatisering beter struktureerbaar en krijgen daardoor kleinere foutkansen. Wat betekent automatisering in de bouwvoorbereiding? Automatisering staat nog in de kinderschoenen, en dat geldt zeker voor automatisering van het bouwvoorbereidingsproces. Toch is er een hoopgevend begin, dat zich op vele velden manifesteert.

Het eerste veld is dat van de administratieve toepassingen, zoals die inmiddels operationeel zijn voor de produktie van programma's van eisen, bestekken, ruimteboeken en dergelijke. In feite zijn dit de meest simpele toepassingen, verwant aan word-processing, zoals dat ook in andere branches een belangrijke rol speelt.

Een tweede veld is dat van de bouwkostenplanning en -beheersing. Elementen-begrotingen tijdens het ontwerpproces, calculaties in de besteksfase, stichtings-kosten, registratie in de uitvoeringsfase, zijn inmiddels bruikbare technieken, die veel tijd besparen en het betreffende aspekt op een hoger kwaliteitsniveau tillen.

Een derde veld is dat van tekensystemen. Het op interaktieve wijze via een

computer produceren van tekeningen is zo langzamerhand een volwassen mogelijkheid geworden, die ook rendabel is of beter gezegd kostenbesparend. Een vierde veld kunnen we aanduiden met het begrip ontwerptoetsingssystemen. Deze computertechniek is vooral van belang voor de vroege ontwerpfasen. Van het struktuurplan of voorlopig ontwerp van een middelgroot plan kan in een periode van 1 à 2 werkdagen een grote hoeveelheid gegevens worden geprodu-ceerd, zoals elementenbegrotingen, funktionale ratio's, energetische gegevens, exploitatiekosten en ook perspektieven en axonometrieën.

Het is duidelijk dat dit vierde veld, de ontwerptoetsing, primair gericht is op kwalitatieve aspekten. Door echter in een vroeg stadium veel gegevens te

(17)

produceren, ontstaat de mogelijkheid veel eerder. dan vroeger complete en juiste beslissingen te nemen, wat kostenbesparend werKt in latere fasen. Tekensystemen, zoals die als derde veld genoemd werden, zijn primair

kwanti-. atief gericht, maar hebben indirekt ook een i<walitatieve funktie. Immers, de

bouwkundige know-how moet in het systeem in de vorm van data worden

opgesla.gen. Bijvoorbeeld principe-details en principe-ontwerpoplossingen zijn

een vastgelegd gegeven, dat slechts gekozen en opgeroepen behoeft te worden. De kans op opnieuw ontwikkelen wordt daardoor verkleind, evenals de kans, dat juist daardoor fouten zouden ontstaan. Een gevaar is de tendens tot verstarring, dat echter in de praktijk hanteerbaar blijkt, door gebruiksvrienáelijke systemen het invoeren van nieuwe elementen gemakkelijk mogelijk maken. Zo ontstaat dus een situatie waarin minder energie in routinewerk en meer in creatief werk kan worden gestoken, tegen per saldo lagere bouwvoorbereidingsbudgetten.

Resumerend kan men stellen dat de economische malaise in de bouw leidt tot kwaliteitsverbetering in de bouwvoorbereidingskunde. Immers, kwaliteit is slechts controleerbaar via procesontwikkeling en -beheersing, en automatisering is bij uitstek. het middel om processen te struktureren. Automatisering nu wordt ons door het economische proces afgedwongen.

Op dit moment is door een groep van vier architectenbureaus in opdracht van het Ministerie een studie gestart, gericht op de ontwikkeling van een universeel driedimensionaal CAD/CAM-systeem, waarin de vier genoemde velden worden geïntegreerd. Wanneer dit systeem over enkele jaren operationeel is, mag verwacht worden, dat in alle fasen van het bouwvoorbereidingsproces budgetbe-sparing en kwaliteitsverbetering hand in hand kunnen worden gerealiseerd.

Rest mij thans een korte samenvatting en conclusie. Allereerst kunnen we stellen, dat oorzaak en gevolg in de samenhang tussen de verschillende verschijnselen moeilijk benoembaar zijn. Wel kunnen we stellen dat er evidente samenhang bestaat tussen de volgende fenomenen:

crisisachtige veranderingen in de bouwwereld;

in de wereld van bouwvoorbereidingsconsultants een versterkte spiegeling daarvan, die alle kenmerken van een totaal transformatieproces draagt; versnelling in kennisontwikkeling en methode-ontwikkeling;

(18)

. ·· .. .

beduidende budgetbesparingen in de bouwvoorbereiding;

kansen tot kwaliteitsverbetering van de gegevens die de bouwvoorberei-dingsconsultant voor het bouwproces produceert en beschikbaar stelt.

Kansen, die ons tesamen met schijnbaar negatieve ontwikkelingen in de schoot worden geworpen •

(19)

Ir. J.J. Endtz

Keeq~unt va~ aannemers retoriek?

Wij zijn hier bij elkaar gekomen vanwege het 10-jarig hoogleraarschap van

Professor Sikkel bij de vakgroep Bouwvoorbereiding en Uitvoering. Een vak-groep die voor het aannemersbedrijf van essentiële betekenis kan zijn. Dat Prof.

~

Sikkel in deze materie vertrouwd was bij het aanvaarden van zijn funktie is U allen bekend. Hij was vele jaren werkzaam bij een groot aannemersbedrijf. Het aanvaarden van zijn funktie viel samen met de start van de vakgroep. Het was Prof. Dr. Ir. Duyster, de voorganger van Prof. Sikkel, die als eerste het vak

"uitvoeringstechniek" heeft gedoceerd, hier in Eindhoven. Ook hij was ten

zeerste bekend met de materie. Ook hij was jaren verbonden· aan een ander

groot aannemersbedrijf.

Het imago van hen die verbonden waren met een aannemersbedrijf is niet altijd van een aanzien geweest, zoals het voorgaande zou kunnen doen vermoeden. Dit is te illustreren aan de hand van een citaat uit een bOek van Jacob van Lennep: "Nederland in de goede oude Tijd", waarin hij verhaalt over een reis, tesamen met een vriend, door Nederland. Hij beschrijft dan hoe hij op zijn rondtocht in een café binnen komt. Ik citeer: "Te zes uur kwamen wij in de stad, waar wij in de Wijnberg onzen intrek namen. Hier dronken wij thee met vier menschen die wij aan hun profaan, gemeen en ploertachtig gesprek dadelijk als aannemers herkenden ••• "" einde citaat. Deze heren bespraken toen vast geen uitvoerings-techniek.

Hooggeleerde Sikkel. Proficiat met Uw tienjarig hoogleraarschap.

Laat ons terugkeren naar het onderwerp van deze dag. "Keerpunt'85". We dienen ons daarbij af te vragen of 1985 nu werkelijk een keerpunt is voor het aannemersbedrijf, of dat reeds eerder een kentering in de bouwontwikkeling is ingezet. Zeker is dat het woord keerpunt niet mag en moet worden vertaald als keerpunt naar een situatie gelijk aan een periode in het verleden, laat ons zeggen, in het kader van deze dag, terug naar 1975. De bouwproduktiviteit zoals rlie toen manifest was, zal met zeer grote waarschijnlijkheid deze eeuw niet meer terugkeren. Om de consequenties van het keerpunt in de bouwnijverheid in

een wat strakker schema te plaatsen, dienen we te beschouwen:

het bouwproces

(20)

de betrokken personeelsleden de invloed van de rijksoverheid.

Keerpunt'85 impliceert het op gang komen van veranderingen in de bouwnijver-heid.

Enige stellingen vooraf:

Deze veranderingen, zijn niet door één van de vele bij de bou'w betrokken participanten, alleen op te lossen. Een aanpassing van de rolverdeling in het proces zal ruimte voor vernieuwing moeten scheppen.

Voor het aannemersbedrijf zal, bij het stagnerende bouwvolume en het periodiek wegvallen om economische redenen van een traditionele aktivi-teit, diversificatie een noodzaak zijn, om het bedrijf op zijn minst in stand te houden.

Het afnemende bouwvolume, de opvoering van de efficiëntie, de hogere produktiviteit, zullen het aannemen van jongeren tegengaan. Vergrijzing in de bouw is aan de orde van de dag. In het belang van het aannemersbedrijf

zal het noodzakelijk zijn - mede . in verband met de opleiding in eigen

bedrijf van leidinggevenden - op korte termijn jongeren aan te nemen.

Het is goed om de blik in de toekomst te funderen op een stukje geschiedenis van het bouwbedrijf. V66r f!Ues dienen wij te beseffen,dat een bouwmaatschap-pij geen produktiemaatschapbouwmaatschap-pij is, maar een capaciteitsmaatschapbouwmaatschap-pij. Een produktiemaatschappij vervaardigt een zelfde produkt in series, gedurende veelal langere termijn, met een relatief beperkt aantal mensen, gestruktureerd in een vaste organisatie. Een capaciteitsmaatschappij, daarentegen, kent geen eigen specifiek produkt, doch vervaardigt éénmalige produkten, met voor iedere aktiviteit een éénmalige organisatie. Het bedrijf is arbeidsintensief, dient zeer flexibel te zijn en vereist veel leidinggevenden op diverse niveaus voor het opbouwen, korte tijd in stand houden en evenzo vele malen weer afbreken van tijdelijke organisaties voor de realisatie van bouwwerken.

Historie - met zijn keerpunten.

Na de oorlog was er voor wederopbouw maar één devies:

Zoveel mogelijk bouwen om de mensen in staat te stellen eigen woonruimte te kunnen betrekken. De bouwproduktie werd daartoe sterk opgevoerd, maar oleef lange tijd veel lager dan de behoefte, hetgeen voor de aannemersbedrijven

(21)

betekende: veel werk, zonder dat daar in de sfeer van marketing en acquisitie een bovenmatige inspanning voor moest worden verricht. Illustratief is het feit dat toen woningbouwers met een "eigen systeem" alleen al om die reden extra contingenten kregen toegewezen. Deze tendens zette zich in de zestiger jaren voort, waarbij de welvaartsgroei voor extra impulsen zorgde. Deze groei impliceerde eveneens dat in de Utiliteits- en Weg- en Waterbouw, na de fase van herstel, extra werd geïnvesteerd in industriële complexen en bedrijfsgebou-wen en als consequentie daarvan ook infrastrukturele werken werden aangelegd. Toen de eerste oliecrisis haar intrede deed, nam de omvang van de niet-woningbouwmarkt af, terwijl de woningbouw zelf kunstmatig op een hoog niveau

werd gehouden, vanuit de visie dat er sprake was van het bevredigen van een

voortdurende eerste levensbehoefte. De stijging in de bouwproduktie stagneerde voor het eerst, doch de produktiecapaciteit bleef groeien. Enerzijds doordat nieuwe bedrijven bij voortduring werden gesticht - de toetredingsdrempel voor het starten van een aannemingsbedrijf in de burgerlijke- en utiliteitsbouw is bepaald niet hoog - en anderzijds doordat bestaande bedrijven hun capaciteit nog verder opvoerden. Ook de tweede oliecrisis bracht daarin geen significante verandering. Ook toen was, zeker in de woningbouw, nog geen sprake van beperking van aantallen. Wel was hier inmiddels een kenmerkende verandering van produktie-methode op gang gekomen. Kenden we daarvoor de tijd van vele systemen met volledige prefabricage met grote elementen, meer en meer werd deze methode verlaten ten gunste van andere uitvoeringstechnieken en werden de fabrieken voor het vervaardigen van de grote elementen in successie gesloten. Kortom een tijd van hoge produkten een tijd die niet stimulerend werkt voor vernieuwing.

Toen evenwel in de achter ons liggende jaren de economie sterk daalde, had dit

invloed op alle sectoren van de bouw, woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw. De vraag nam snel af en er ontstond een situatie waarbij de produktie-capaciteit aanzienlijk groter was dan de bouwbehoefte. De gevolgen zijn bekend. Grote werkloosheid, de werkgelegenheid in de bouw daalde van 400.000 naar 280.000 arbeidsplaatsen, grote concurrentie tussen aannemersbe-drijven, verliezen bij vele bedrijven die bovendien tot faillissementen hebben geleid of nog zullen leiden. De werkloosheid werd negatief beïnvloed door een sterk toenemende arbeidsproduktiviteit. Een stabilisering van deze situatie begint zich thans af te tekenen in de bouw.

(22)

De olieprijsverhoging had voor het exporterende bouwbedrijf evenwel een ander facet. De olieproducerende ontwikkelingslanden kregen de beschikking over grote vermogens, en grote budgetten kwamen ter beschikking. In Saoedi Arabië, Quatar, De Emiraten, Nigeria en Irak bijvoorbeeld kwamen grote bouwwerken op de markt in een omvang die voor het Nederlandse Aannemersbedrijf onbekend was. Internationale bedrijven legden de basis voor compensatie van een geleidelijk stagnerende markt in Nederland. Bij de dan volgende daling van de olieprijs, zoals momenteel reeds weer geruime tijd het geval, namen deze budgetten evenwel sterk af, en dus de omvang van de projekten.

In de vijftiger jaren lagen de gemiddelde bouwkosten op een vrij laag niveau, mede veroorzaakt door de kwantiteit, die toen belangrijker was dan de woonkwaliteit. In de zestiger jaren escaleerde dit in een tendens naar hoog-bouw, waarbij eentonigheid hoogtij vierde. Met de welvaartsstijging gingen de lonen omhoog en de bouwkosten stegen eveneens. Op een gegeven moment zelf aanzienlijk sterker dan het gemiddelde consumptiegoed. De oorzaak hiervan lag niet alleen in een kwaliteitstoename door toenemende gebruikerseisen, of door verscherpen van voorschriften en normen, ook de lagere arbeidsproduktiviteit, gesmoorde inventiviteit en de complexere bouwvormen waren hieraan mede-schuldig. De signalen dat het zo niet door kon gaan, kwamen eind jaren zeventig. Het beeld dat er op volgde was zeer verschillend. De industrie ging haar investeringen in bedrijfsgebouwen beperken. Gelijktijdig gaf de overheid

e'chter, door de groei in de ambtenarensfeer, en opkomst van de tertiaire

sector, de bouw nieuwe impulsen. De woningbouw, met zijn politieke gevoelig-heid, werd in stand gehouden. Daarmee kwam een nieuw probleem om de hoek kijken, de financiering en de exploitatiekosten van de sociale woningbouw. De benodigde opbrengsten namen dusdanige vormen aan, dat deze voor vele betrokkenen niet meer op te brengen waren en dus subsidies moesten worden bijgetrokken. Het beslag hierdoor op de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening groeide gestaag. De dynamische kostprijshuur deed zijn il')trede, waarbij grote subsidie-lasten naar de toekomst zijn verschoven, vanuit de visie, dat de economische groei dit wel zou opvangen. Niets is minder waar gebleken. Ook in de ondernemingssfeer is zo'n beeld zichtbaar geweest toen economisch herstel uitbleef. Het kapitaalbeslag in bedrijfsgebouwen bracht vele ordernemers er toe niet zelf te investeren in bedrijfspanden ... deze eventueel zelfs te verkopen - en tot huren over te gaan. De belegger kreeg een grotere funktie, met andere eisen.

(23)

Kijken we naar de toekomst, en dat is vandaag hier de bedoeling, doch voor het

bouwbedrijf een voortdurende opgeve, da~ is er geen aanleiding om te praten

over een tijdelijke inzinkino, noch waar het het Nederlandse bouwgebeuren

betreft, noch waar het het buitenland betreft. Ook al gaan we uit van de economische opleving in Amerika gevolgd door een zeker herstel in Europa, toch zal dat voor het aannemersbedrijf niet direkt tot een marktgroei leiden. De industrie in Nederland heeft momenteel in het algemeen een financiële struktuur die sterk is geërodeerd en eerst weer tot gezonde financiële verhou-dingen moet worden teruggebracht. Bovendien is in de industrie in het algemeen een overcapaciteit beschikbaar die eerst weer benut moet worden. Het aantal arbeidsplaatsen begint wel toe te nemen, het arbeidsaanbod groeit evenwel nog in evenredige mate, zodat het aantal werklozen nagenoeg constant blijft, kunstgrepen buiten beschouwing latend. Hierdoor zal de overheid nog lange tijd met hoge kosten worden belast.

Weliswaar wordt veel ophef gemaakt over betere resultaten in de industrie, we dienen deze mededelingen kritisch te bekijken. Het gaat snel beter als het zeer slecht ging, doch wij dienen te komen tot herstel van voldoende rendement en daar is veelal nog geen sprake van. De woningbouw zal zich instellen op een lager produktieniveau, zoals dat reeds geschiedde in de Utiliteitsbouw en de weg- en waterbouw. De conclusie die wij als aannemers moeten trekken en welke veelal is getrokken; is een zekere afbouw van het produktie-volume. Als consumptie maatschappij pasten wij ons aan, doch niet alleen in omvang. Door in te spelen op nieuwe mogelijkheden zal beperking van de teruggang en soms zelfs enige groei mogelijk blijken. De tijd stimuleert de ontwikkeling. Er zal selectiever gebouwd worden en instandhouding van de bestaande gebouwenvoor-raad zal in belangrijkheid gaan winnen. Ook in het buitenland dienden we ons op een blijvend lager produktieniveau in te stellen om in staat te zijn ook daar concurrerend de kleinere projekten, vanuit lokale vestigingen te kunnen realise-ren. Voor de toekomst zal een beëindiging van oorlogssituaties dan wel werk opleveren, in het buitenland, terwijl na jaren zal blijken, dat uitgesteld

onderhouds baggerwerk wederom noodzakelijk zal zijn. In het voorgaande liggen

antwoorden opgesloten die wij op de veranderende bouwmarkt - in algemene zin een stabilisatie van het huidige volume in het binnen-en buitenland - moeten geven.

Doch eerst de werkgelegenheid in de bouw.

De teruggang van bijna 20 % in de totale bouwnijverheid had de genoemde

(24)

jaren, zal, zonder verdere maatregelen, dus geen ruimte moeten creëren voor het verminderen van de werkloosheid. De overheid zal mede in het belang van de industrie, door moeten gaan met de bezuinigings-maatregelen, zodat stimu-leringsprojekten nauwelijks zijn te verwachten. Zeer ten dele zal deeltijdarbeid in de bouw enig soulaas geven, terwijl arbeidstijdverkorting tot nu toe slechts zeer ten dele arbeidsplaatsen heeft gecreëerd. Voortgaande ontwikkelingen door de produktiebedrijven van methodieken die arbeidsbesparing betekenen, kunnen uit concurrentie-overwegingen niet worden gestopt. Zeker zal het ter besparing van kosten noodzakelijk zijn, dat alle betrokkenen in de bouw, creatief en inventief willen meedenken en meewerken aan langzamerhand noodzakelijke bedrijfstijdverlenging. De vaste kosten die in het kostenpakket van een bouw-werk zijn begrepen, zullen bij voortgaande bedrijfstijdverkorting te zwaar doorwerken op de kostprijs en daarmede uiteindelijk op onze concurrentiepositie van de industrie in het buitenland, waarvan de resultaten zo sterk moeten bijdragen aan het herstel van die industrie.

Bedrijfstijdverlenging dus niet alleen als het flexibel over het jaar spreiden van arbeidstijd, 's winters korter werken en de rest van het jaar langer werken, zal voldoende zijn. Effectief langere bedrijfstijd tot bijvoorbeeld 45 uur per week bij een 36-urige arbeidstijd zal tijdig moeten worden bestudeerd om t.z.t. klaar te staan met oplossingen. Flexibele arbeidsroosters zullen dan hun intrede doen, zoals in een enkel bedrijf reeds nu wordt uitgetest. Vergrijzing: Bij bedrijven is geconstateerd dat de procentuele bezetting van groepen functionarissen in de lagere leeftijdsklassen van bijvoorbeeld 20 tot 30 jaar, steeds is terug gelopen, ja zelfs soms gehalveerd. Dergelijke ontwikkelingen zijn funest voor het betreffende bedrijf. Hierin moet verandering worden gebracht opdat zal worden bereikt dat:

jongeren een arbeidsplaats kunnen vinden

afgestudeerden de opgedane kennis en ervaring van de universiteiten kunnen introduceren in het bedrijfsleven

de bedrijven de opleiding van hun toekomstige managers wederom ter hand kunnen nemen, opdat geen toekomstig vacuüm ontstaat.

Ook op de bouwplaats zal een dergelijk beleid dienen te worden gevolgd, hoewel gebleken is dat de vergrijzing daar minder significant is.

(25)

Van deze aktiviteiten zijn en zullen er steeds weer zijn, die beëindigd worden,

omdat de aktiviteit niet meer rendabel is, aktiviteiten van derden deze

bouwaktiviteit vervangen, of ande1·en db aktivteit goedkoper kunnen uitvoeren.

In een teruggaande economie komen deze feiten duidelijker aan het licht. Wil in

een teruggaande markt een bedrijf zich dan toch handhaven, c.q. zelfs groeien

-hetgeen verdringing betekent, dan is dit een uiterst moeilijke, veelal niet

haalbare doelsteliing. Veel beter is het aan nieuwe aktiviteiten te denken. Hiertoe moet vernieuwing en diversificatie hoge prioriteit in het beleid van een aannemersbedrijf innemen. Dit betreft zowel de produkten als wel de produktie-methodieken. Dit vraagt in het bedrijf een afzonderlijke aanpak en organisatie. Het moet behoren tot de cultuur van het heilig. Iedere werknemer kan in deze suggesties hebben die ten nutte van het bedrijf zijn. Deze dienen te worden aangehoord, geselecteerd, sommige bewerkt, gecheckt enz. enz., en uiteindelijk op hun waarde beoordeeld. Het is de kracht van een bedrijf daarvan gebruik te maken. Daar waar de bijdrage van de aannemer zich in het verleden beperkt heeft tot het meedenken in de voorbereidingsfase zo daar al ruimte voor was -en het uitvoer-en van het bouwkundig deel van het bouwwerk zelf, is dit inmiddel sterk aan het veranderen. Het ontwerpend en uitvoerend bedrijf zal zich moeten richten op de haalbaarheid van projekten, waarbij energiebeheersing, kwaliteit

en daarmee onderhoud zeer belangrijke faktoren zijn naast een inzicht in de

marktaspekten, die an het bouwen voorafgaan. Aspekten zoals verhuurbaarheid, verkoopbaarheid, gebruikswaarde, financiering; het zijn terreinen die naast de traditionele door het bedrijf moeten worden beheerst. Daarbij zullen geïsoleer-de projekten plaats maken voor geïntegreergeïsoleer-de projekten met woningen, winkels en kantoren, bioscopen enz. veelal tot standkomend in het centrum van steden. Haalbaarheidsstudies in de Weg- en Waterbouw zoals voor de "Markerwaard" het "Slufterplan", "Plan Waterman", "Pomp-accumulatiecentrales", of een "Wester-scheldebrug/-tunnel dienen gemaakt te kunnen worden ter voorbereiding op een eventuele uitvoering. Financieringsaspekten horen daarbij. Risicodragende

pro-jektontwikkeling neemt voor het aannemersbedrijf af, planontwikkeling neemt

sterk toe. Beheersing van dit totale veld is ook noodzakelijk omdat bij

investeringen van sommige industriële bedrijven, nog meer dan vroeger, gezien

de snelle technologische ontwikkelingen, de voorbereidings-en de uitvoeringstijd

zeer beperkt moet zijn, om de aanmaak van het voorziene produkt tijdig te kunnen opstarten.

(26)

Kennis en kunde van zowel opdrachtgever, de ontwerper en de bouwer, maar die van de bouwer in de uitgebreide zin als boven genoemd, dienen te worden gebundeld om snel een hoogwaardig eindresultaat te kunnen bereiken. Indien het volledige terrein wordt beheerst en een qezonde financiële struktuur van het bedrijf aanwezig is, geeft dit de opdrachtgever de zekerheid dat de overeenge-komen opdracht, ook daadwerkelijk overeenkomstig zijn behoeftepatroon wordt uitgevoerd. Ik meen te weten dat zo'n voorbeeld ook in deze stad voor het grijpen ligt, de in aanbouw zijnde chipfabriek.

Aannemen en kwaliteit. De faktor kwaliteit dient in het proces van voorberei-ding en uitvoering te worden beheerst. Voor de opdrachtgever die investeert,

zijn haalbaarheidsstudies basis voor zijn beslissing. In deze studie zijn onderhoud en energiegebruik elementaire posten, die sterk beïnvloed worden, niet alleen door het ontwerp, maar ook door de kwaliteit van de uitvoering. Wij werken aan studies voor een volledige beheersing van deze kosten, waarbij dit kwaliteits-aspekt een uitermate belangrijk element wordt. Wij willen zover komen dat wij niet alleen de bouw aannemen doch separaat een tweede contract de opdracht-gever aanbieden voor het onderhoud gedurende een aantal jaren na de bouw, alsmede betrokken te zijn bij het energiebeheersingsproces in die periode. De opdrachtgever krijgt daarmede meer zekerheid dat het voorziene resultaat overeenkomstig de haalbaarheidsstudie, ook zal worden gerealiseerd. Het aan-nemersbedrijf kan profiteren, indien het reeds gewend was kwaliteit te leveren. Opdrachtgevers zal een keuze worden gegeven uit enerzijds een variëteit van stichtingskosten c.q. energiekosten. Willen wij dit realiseren dan is de conse-quentie dat alle deelnemers aan het bouwproces middels informatiestromen en stimuleringsmodellen bewust moeten worden gemaakt van de keuze van de kostenmodellen.

Efficiency

De organisatie binnen het bouwbedrijf dient in een efficiënt kader te worden geplaatst, waarbij de automatisering als uitstekend hulpmiddel sterk in opkomst is. Communicatie-en informatietechnieken, modewoorden die jarenlang aan de bouwnijverheid voorbij gingen, worden in onze sector veel gebruikt. Eigen internationale communica'"ielijnen met beschikbare bedrijfsdatabanken en ge-automatiseerde processen staan bedrijven thans ter beschikking.

(27)

Communicatie

Kennis is, en zal dat olijven, een persoonlijke rijkdom. Alle betrokkenen in het bouwproces, zowel in eigen bedrijf als daarbuiten, dienen te beseffen dat overdracht van kennis van de eigen rijkdom niet afdoet, doch alleen meer personen van deze rijkdom laat genieten. Overdracht van kennis is een noodzaak. Kennis dient meerderen ten dienste te worden gesteld en dit proces kan sterk gestimuleerd worden met behulp van automatiseringsprocessen.

Genoemde ontwikkelingen, tesamen met de individualisering van de bewoners/-gebruikers, stellen hoge eisen, doch zijn noodzakelijk voor de te bouwen produkten. Er zal klantgericht gewerkt moeten worden. Gezien de financiële ruimte kan dit niet op dezelfde wijze gaan als in de jaren zeventig. Er zal veel worden geëist van de inventiviteit en de creativiteit van de bouwwereld om voldoende vernieuwingen aan te dragen.

Tot slot het rollenpatroon dat daarbij moet fungeren. Recent zagen wij, om welke reden dan ook, bij sommige opdrachtgevers, het bouwteam langzaam maar zeker meer en meer verdrongen worden en plaats maken voor wederom de individuele opstelling van een ieder in het bouwproces.

Opdrachtgever benoemt architect en op basis van een programma van eisen en een krap budget begint deze te tekenen. Het eindprodukt wordt voorgelegd aan een aantal aannemers en de laagste inschrijver mag het bouwen.

Gezien de markt gaat dit gepaard met een enorme concurrentiestrijd met financiële debakels en een nuttig produkt als resultaat.

U zult begrijpen, dat in deze constellatie er weinig ruimte is voor creativiteit en vernieuwing, terwijl wij juist vanuit de markt, de financiële ruimte en het maatschappelijk kader hebben geconcludeerd, dat de tijd daar nu rijp voor was. Voor de bouwwereld pleit ik voor een grotere verantwoordelijkheid, neer te leggen bij de aannemer. Hij zal plannen verder ontwikkelen, deels met behulp van geautomatiseerde processen en daarbij de ontwerpdiscipliries van derden betrekken. Onder deze randvoorwaarden zullen investeringen in databanken en CAD/CAM-systeem hun vruchten gaan afwerpen. In het bouwproces zullen dan weer voortgaande research-projekten kunnen worden opgezet. Aannemers kun-nen zich dan onderscheiden door hun produkten, en vernieuwing krijgt daardoor een eigen karakter. Door uit te gaan van eenzelfde taal, bijvoorbeeld modulaire coördinatie, uniforme bestekken, enz. is het ook voor toeleveranciers aantrek-kelijk onderzoek te verrichten; ontwikkeling van de mededingingsregelingen zijn gewenst.

(28)

De voordelen van de gebruiker worden steeds duidelijker. Hij kan kiezen uit meerdere mogelijkheden op basis van zijn eigen prioriteitsstelling, financiering, indeling, vormgeving, locatie etc. en kan gelijktijdig kennis nemen van alterna-tieven.

Een tweede voordeel is, dat de afstemming tussen tekenwerk en uitvoering

nauwelijks meer problemen zal· kunnen geven. Een versnelling en besparing zal

worden bereikt.

Tevens werkt dit stimulerend ten aanzien van de verdere automatisering van werkzaamheden, wat uiteindelijk zou kunnen resulteren in een bescheiden gedeeltelijk geautomatiseerd produktieproces. De huidige voorschriften zouden beperkt kunnen worden tot basiseisen, omdat het kwaliteitsniveau een wezenlijk

onderdeel gaat vormen van het produkt, met garanties als omschreven •.

Een tot slot nog een voordeel: deze impuls tot vernieuwing van de know how van onze bedrijfstak zal deze naar een hoger peil voeren. In de concurrentiestrijd in het buitenland zal dit een essentieel punt zijn voor het exporterend bouwbedrijf, omdat wij daar moeten commercialiseren wat hier bewezen is een goed produkt te zijn. Ons produkt zal tot concurrentiemiddel worden verheven en minder de prijs.

Samenvattend:

Na het keerpunt:

geen snelle afname van de werkloosheid grote aandacht voor aannemen van jongeren

gebruik maken van kennis bij onderzoek-instituten - struktureren van vernieuwing en diversificatie

aannemen van onderhoudskosten

betrokken worden bij energiebeheer 'na oplevering

garantie aspekten voor kwaliteit

grotere verantwoordelijkheid bij aannemersbedrijf uitbreiding van automatiseringsprocessen

commercialiseren in het buitenland wat in Nederland is ontwikkeld.

Ik denk dat na Keerpunt'85 de richting duidelijk is.

(29)

Samenvatting toespraak Prof. Ir. J.G. Wissema

In het kader van het symposium Keerpunt'85 wil de spreker zijn mening uiteenzetten over de verandering in de bouwnijverheid en het bouwproces, door drie trends aan te geven die hij signaleert en zijn toekomstvisie te geven met behulp van twee aanbevelingen die vooral bedoeld zijn voor bouwkundigen die binnenkort tot het arbeidsproces zullen toetreden.

Trend I

Er is een versnelling van de technologische dynamiek in de bouw. We denken vaak dat processen als innovatie en vernieuwing een extrapolerend karakter hebben. In werkelijkheid verloopt dit als een soort golfbeweging. Tijden van strukturele recessie zijn een kraamkamer voor vernieuwingen die er voor

moeten zorgen uit het dal te komen. Over 5 à 10 jaar kunnen we weer een

bloeiperiode verwachten aangezien er genoeg voorwaarden zijn; de werkelijk-heid zal het ons leren.

We kunnen denken aan de chipstechnologie, waarvan binnenkort een doorbraak te verwachten valt, net zoals met de Open Bouw-methode. Economische Zaken stimuleert een nieuwe ergonomie die gereedschappen en instrumenten moeten aanpassen zodat het grote aantal WAO'ers uit de bouw in de toekomst tot het

verleden zal behoren.

Trend Il

De andere markt.

Er wordt teveel gedacht aan het bekende grafiekje van Prof. Hendriks waarin de nieuwbouw steeds meer verdrongen zal worden door bouw gericht op instand-ho,uding, vernieuwing of vervanging van de voorraad. Geloven we de laatste publicaties van het ministerie van VROM dan zal binnenkort het bouwvolume sterk dalen. Waanzin: een self fulfilling prophecy. Belangrijk is dat de voorraad flexibeler wordt zodat gemakkelijk op een veranderende vraag ingespeeld kan worden. Er wordt echter nog te veel gedacht in grote series en te weinig aan onderhoud. We moeten echter niet vergeten dat onderhoud een andere aanpak vereist. We hebben wel vaklieden nodig maar omdat het meestal om veel kleine opdrachten gaat is een multifunktionele vakman vereist. Een multifunktionele vakman kan omschreven worden als iemand die in één ambacht gespecialiseerd is en andere ambachten beheerst, zeker tot het doe-het-zelf nivo.

(30)

Trend III

De sociale verandering.

Waar de laatste tijd veel aandacht aan besteed wordt is de

arbeidstijd/duurverkorting (voor werknemers ATV: het begrip tijd doet denken aan meer vrije tijd, voor werknemers ADV: het begrip duur doet denken dat doorvoering geld kan gaan kosten.

Volgen we de geschiedenis dan zien we dat trend is: kortere werktijden per dag en korte werkjaren per werknemer.

Ten gevolge van de druk die blijft bestaan op een korter bouwtijd en wil men het materieel zo optimaal mogelijk gebruiken dan is een flexibele opstelling van de werknemers een vereiste geworden.

Zij zullen eraan moeten wennen afwisselend te moeten werken. De vraag is hoe de arbeiders bewust gemaakt kan worden dat deze flexibiliteit van belang is. Er zullen ten gevolge van de economische recessie bij sollicitaties steeds meer eisen gesteld worden aan de opleiding van de sollicitant. Een goede invulling van het leerprogramma is dan niet onbelangrijk. Naast de noodzakelijke technische vakken worden er ook maatschappijvakken gedoceerd. Omdat men in het

arbeidsproces te maken krijgt. met organisatievormen en organisatierechten,

verdient het aanbeveling deze maatschappijvakken vooral hierop af te stemmen.

Toekomst

Hoe zal de toekomst van de bouw eruit zien?

Is het verstandig te gaan specialiseren (bijvoorbeeld funderingstechiek) of met tegengesteld zo breed mogelijk op de markt opereren (bijvoorbeeld onderhoud). Dit alles is sterk afhankelijk van eigen interesses.

Als afsluiting twee adviezen.

1. Kijk de kunst af bij een klein bedrijf en begin daarna voor jezelf.

(31)

Is er nog toekomst în de bouw'!'

Prof. Ir. L.P. Sikkel.

1 VERLEDEN en TOEKOMST?

1. Is er nog toekomst in de bouw, is de vraag die ik voor U en met U zou willen

beantwoorden. Als we alles zo horen dan geeft de situatie in de bouwnijverheid genoeg reden tot zorg.

Laat ik maar proberen gewoon college te geven, met behulp van een aantal sheets: een praatje bij een plaatje.

Laten we voorop stellen dat we maar een klein landje zijn in deze grote wereld; te vaak stellen we ons in het middelpunt van die wereld, maar dat is niet terecht. De landen ver om ons heen hebben maar een vaag idee over ons land en volk en ons past enige bescheidenheid bij het terechtwijzen van andere landen, andere volken, met andere zeden en gewoonten, met andere democratieën, met andere levensopvattingen.

Tegelijkertijd is dat buitenland onze markt en willen we daar kunnen opereren dan past ons bescheidenheid naast doorzettingsvermogen en ondernemerschap. Het is dus goed om die landen te bezoeken en te luisteren naar wat men dáár belangrijk vindt; dat is vaak iets anders dan datgene wat wij zo goed vinden. We moeten dus reageren op de vragen uit die markten.

Die markten zijn groot en de invloed van die landen is erg groot. En vaak is

alles groter dan bij ons: Neem bijvoorbeeld Japan met 372.000 km2 en 105

miljoen mensen, waarvan er bijna 10 % in Tokyo wonen en werken. Een land dat

aktief werkzaam is over de wereld, 66k in de bouw.

Of China, met een oppervlakte van 9.600.000 km2 en naar men nu aanneemt

1.300.000.000 inwoners; alleen de grenzen over land zijn reeds 20.000 km lang

(=-halve omtrek van de aarde!) en de zeekust is 14.000 km lang. Een land in snelle opkomst.

(32)

Of het stadstaatje Singapore, slechts 540 km2 groot met een bevolking van

2.300.000 mensen die in 10 jaar zal groeien naar 3.500.000 mensen.

In die landen wordt kei-hard gewerkt en de technologische ontwikkeling is zeer sterk en vaak dominerend op de westerse wereld.

In het verre oosten groeit een groep landen die toonaangevend zullen zijn in de volgende eeuw. En zij zien Nederland nauwelijks zitten.

3. ln het Midden Oosten vindt in de laatste 25 jaar een enorme ontwikkeling plaats: "Staat op Arabieren en ontwaak" •

. Het spel om de olie, om de energie heeft in de zeventiger jaren de westerse

wereld in een tweetal oliecrises gestort, met een prijsstijging van de olie van $ 2 per vat in 1970 tot $ 34 in 1982. Het kartel van de olie exporterende landen wordt thans aangetast doordat olie in andere lokaties - zoals de Noordzee - door deze prijsstijging exploitabel werden.

Innoverende industrieën in de off-share konden daardoor ontstaan, waardoor geavanceerde technologieën konden doorbreken.

De dalende olieprijs tot

$

28 per vat eind vorig jaar, geeft nog weinig soulaas

door de zeer hoge waarde van de dollar t.o.v. de gulden. Energie blijft zeer kostbaar.

Het is verleidelijk om de grafiek van de olieprijs-ontwikkeling te passen op die van de Nederlandse werkloosheidscijfers. Niet wetenschappelijk dat besef ik, doch de vorm en het faseverschil geven aanleiding tot verder nadenken.

En nu reeds spreekt men over een nieuwe oliecrisis in 1987 ••.•. ? Waarom en wat dan? Plotselinge gebeurtenissen bestaan niet; je kan door combineren ontwikke-lingen voor de toekomst inschatten.

II VANDAAG DE DAG" ..

(33)

het gevolg van de verplichtingen die ons land in het verleden op zich heeft genomen. Omdat we op afbetaling hebben gekocht moeten we terugbetalen:

in 1977 f 2 miljard,

in 1983 f 4 miljard,

in 1984 f 6 miljard,

en nu reeds is te voorzien:

in 1990 f ~ 35 miljard.

Dit laatste bedrag is dan + 7 à 9 % van het dan te verwachten nationale

inkomen.

We zijn dus nog steeds bezig met te dweilen met de kraan open. Bezuinigen op de overheidsuitgaven zal dus nog jaren tot de doelstellingen gerekend moet worden.

Halberstadt schreef in 1983 reeds dat we in ons land aan het winkelen waren in een warenhuis zonder kassa •••••

En het enige waar we mee bezig waren was het roepen om prijscompensatie, terwijl we kochten wat we wilden ••••• op afbetaling.

Het leven is wel een geschenk ••.•• maar we krijgen het niet cadeau.

2. Onze minister voor de bouwnijverheid heeft het niet gemakkelijk. Alle belang-hebbenden roepen om een bouwbeleid... en die belangbelang-hebbenden zijn er welgeteld 14.200.000, de bewoners van ons land. Moet het alleen van de overheid komen, met die krappe beurs?

Het lijkt wel of er een tijd achter ons ligt waarin vrijwel het enige werk dat in uitvoering was het welzijnswerk was.

Het is fijn als je leest en constateert dat de bedrijvigheid in Nederland omhoog gaat en dat de industriële produktie weer boven het niveau van vóór de recessie

is gekomen. Maar dat geldt niet voor de bouwnijverheid waar 22 % werd

ingeboet in vier jaren.

Die industriële bedrijvigheid werkt op de export, de bouw werkt voor 97 % voor

(34)

geleden.

En de Vilder zei dat de bouw te duur is geworden om de bouwbehoefte om te zetten in een koopkrachtige vraag en hij riep op om alle inspanning te geven om de bouwprijzen te verminderen (ik denk dat hij bedoelde om de bouwkósten te verminderen ••••• )

Voorts wees hij op de toename van het zwart/grijze circuit, de inkrimpende markten, de zeer hevige concurrentie en het teruglopende rendement van de bouwondernemingen.

En hij legde de nadruk op de uitzonderlijk belangrijkheid van de arbeidsprodukti-viteit; ik spreek dan liever over de produktiviteit omdat de arbeidsproduktivi-teit van veel meer faktoren afhankelijk is dan van de faktor arbeid.

En ik haal tenslotte zijn uitspraak aan over een teruggang van de bouwproduktie

in 5 jaar met f 6 miljard en een werkloosheidscijfer van december 1984 van

110.000 bouwvakkers, tegen 225.000 werkende bouwvakarbeiders.

De minister sprak óók over de daling in het produktie volume met 18 %, van

143.000 werklozen (inclusief installateurs?) en kwam tot een uitspraak over een pessimistisch en een optimistisch groeiscenario voor de Nederlandse economie:

pessimistisch: 1,2 - 2,0 % groei, waarbij een verdere afname van de

bouwpro-duktie zal plaatsvinden.

optimistisch: 2,5 - 4,0 % groei, waar gesproken kan worden van stabilisatie

op het huidige (lage) peil tot een matige groei.

Hij merkt voorts op dat van overwegend belang zal zijn wat in de toekomst de ondergrens zal worden voor de woning-bezetting: daalt die nog verder of is het minimale punt reeds bereikt?

50.000 à 60.000 bouwvakkers hebben géén reëel uitzicht op een terugkeer in de bouw, zo betoogde de minister. Ik weet niet of dit cijfer hetzelfde is dat ik reeds vele malen mededeelde als te verwachten uit de Doe-het-zelf-aktiviteiten op de oouwmarkt ! ••••

Belangrijk, ook voor onzé Bouwkunde Afdeling is dat de minister wees op het belang van de automatisering in de bouw: "elk aspekt van het bouwproces zal

(35)

3. Ik sprak reeds over de bouwnijverheid als een Nederlandse binnenlandse markt. De bouwexport is relatief klein, waarbij de vier grootste bouwbedrijven

tesamen 90 % van die exportmarkt voor hun rekening nemen. Die markt was

voor hen tussen 1975 en 1982 ongeveer 12 à 15 % van hun totale omzet.

Vergelijkbare cijfers berekende Bakkenist en Spits in 1984 voor:

bedrijven % export % van hun omzet

79 - 82 Duitsland 8 85 % 3 % - 5 % Frankrijk 10 85 % 8 % -12 % Italië 10 85 % 6 % -10 % Engeland 6 60 % 10%- 5 % Nederland 4 90 % 12%-15 %

Totaal gaat het hier om 38 bedrijven, die elkaar tegenkomen binnen de EEG, in het Midden-Oosten, in Centraal Afrika en Zuid Amerika.

4. In Nederland lijkt het nog steeds een hele puzzel te zijn een bouwprojekt tot

stand te brengen. De spelers en het spel zijn niet op elkaar afgestemd. De spelers hebben te weinig vakkennis, denken te theoretisch en zijn over te veel partners verdeeld.

En het spel vraag om een nieuwe technologie, met basiselementen, composities en strukturen.

Anders Bouwen voor straks zegt terecht het Bedrijfschap voor de stukadoors-terrazo- en steengaasstillers - bedrijven. Anders, ja natuurlijk, maar het is nog heel de vraag of deze vaklieden zó aan de slag blijven. Wel zullen we moeten zien naar de funktiegroep van de "afwerkers" •••••

IIT ORGANISEREN

1 Als we gaan bouwen, moeten we nadenken over de organisatie van het

bouwproces: organiseren betekent taken verdelen en coördineren. Taken die opgelegd worden moeten ook aanvaard kunnen worden, wil men bijdragen kunnen leveren aan het gestelde doel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand

Keywords: ethnicity, homelands, Ingwavuma Land Deal, KwaZulu, Mabudu, manipulation of history, Maputaland, Mozambique, south-east Africa, Tembe...

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

In dat kader hebben Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de opdracht gekregen om een raming op te stellen van de handel van Nederland

Zij is verbonden aan de katholieke hogeschool Vives in Kortrijk en stond binnen het project Ouders als Onderzoekers onder andere in voor het ondersteunen van

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

Uiteraard is dit een indicatieve berekening gebaseerd op de project- ervaringen. Gescheiden inzameling is op de langere termijn goedkoper dan grootscha- lige