Cursus Hilbertruimten : 1957-1958
Citation for published version (APA):
de Bruijn, N. G. (1957). Cursus Hilbertruimten : 1957-1958. Stichting Mathematisch Centrum.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1957
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
'·
~--~~;\.
STICHTINGMATHE MA TISCH CENTRUM
2e BOERHAAVESTRAAT 4 9 AM ST ER DAM- 0. HR 1 Cursus Hilbertruimten door Prof .dr N.G. de Bruijn 1957-1950
B!BLIOTHEEK
8
511035.
T.H.EfNDHOVEN
'b
"<-'-\o~~l
Litteratuur: F. Riesz et B.Sz.NagyJ Le~ons d'Analyse fonctionelle,
2me 2d., Budapest 1953.
P.R. Halmos, Introduction to Hilbert space and the theory of spectral multiplicity, New
York 1951. .
A.G. Zaanen, Linear Analysis~ Amsterdam, Groningen
1953. .
B.Sz.Nagy, Spektraldarstellung linearer
transfor-mationen des Hilbertschen Raumes,
Berlin 19L~2.
1. Lineaire ruimten.
Def .1.1. Een lineaire ruimte is een additieve abelse groep R
waar-bij voor elke f ER en elK: complex getal A. een sea lair product
Xf ER is gedefinieerd, zodanig dat
\ ( f +g)
=
A f + A g , ( \ + µ) f = A f + µ f I A (I- f) = (A. µ ) f , 1 • f = f .Gevolgen: O!f = O (het nulelement van R)) (-1)·f =-f.
Def .1.2. Het begrip reele lineaire ruimte is analoog gedefinieerd:1
met als enige verschil dat 11complex getaln veranderd wordt in
11
reee1 get a 111 •
Opmerking 1.1. Elke (complexe) lineaire ruimte is ook als reele lineaire ruimte op te vatten door het gebruik van scalaire
produc-ten \ f te beperlrnn tot reele waa rden van A. •
Opmerking 1.2. Bij ruimten met eindige dimensie wordt door de onder opm.1 genoemde operatie de ditnensie verdubbeld. Het begrip
11dimensien wordt als volgt ingevoerd: Een basis voor een (com=
plexe) lineaire ruimte R is een stel elementen
r
1, .•. Jfn ER zo
dat elke f ER te schrijven is als A.
1f 1+ ... +\/n (:x.. 1s complex).
(Niet elke lineaire ruimte heeft een eindige basis). Is er een
eindige basis5 dan is e~ ook een basis met minimaal aantal
ele-• t. menten; deze basiselementen ziJn dan automatisch lineair
onafhan-kelijk (d.w.z. :x..1
r
..
HR 2
A
1= •.• =t...n=0). Het aantal elementen is ·voor alle lineair
onafhan-kelijke bases hetzelfde, en dit aantal heet de dimensie van de ruimte.
Is
r
1, .. e.sfn een lineair onafhankelijke basis voor R, dan
is
r
1,ir1,r2,if3; ... ,fn,ifn een lineair onafhankelijke basis voor
de a ls reele linea ire ruimte opgeva tte ruimte (in da t geva 1 wordt
het begrip lineaire onafhankelijkheid anders geinterpreteerd, nl. als volgt: g
1, ... ,gk heet lineair onafhankelijk als ~
1
g1
+ .•• H,kgk=0.,met reele A. 's impliceert t...
1= ••. =A.k=O).
Opmerking
1.3.
Zander meer heeft het geen zin om in een complexelineaire ruimte over reele vectoren te spreken, Men ZOU dit wel
kunnen gaan doen, door bijv. een lineair onafhankelijke basis te
kiezen en dan alle reele lin~aire combinaties daarvan reeel te
noemen.
2. Ruimten met inwendig product (IP-ruimten)
Def.2.1. Een IP-ruimte is.een (complexe) ~ineaire ruimte R
waar-bij aan elk paar f ER, g ER een complex getal is toegevoegd, dat
we met (f ,g) aanduiden, en dat de volgende eigenschappen heeft:
(t-.f,g)
=
A.(f,g)(f,g)
=
(g,f) , ( f, f) > 0 a ls f/O.((g,,f) betekent de complex geconjugeerde van (g,f)).
Gevolgen: (f,/..g) = A.(f,,g); (f_,g
1+g 2 ) = (f.l'g1)+(f,g 2 ), (f,0)=(0,,g)=O,
(:':k~1;..kfk'
L:h:1µhgh) =.rk~1
E h:1/l.kµh(fk,gh).Def .2.2. 1(f,,f) heet de norm of lengte van
f~
en wordt metl!rfl
c:iangeduid.
Stelling 2.1.
r!
11.fjl = jf.j ·!!
f!i .,
Def.2.3. t:J_g of gj_f betekent (f,g)=O (dus (g,f)=O).
Def. 2. 4. f en g he ten even red ig a ls er een h E R is, en complexe
getallen A. enµ, z6 dat f= A. h, g= µh.
Voorbeelden van IP-ruimten. Voorbeeld 2.1. Zij n een vast natuur-lijk getal, en zij R de verzameling van alle rijtjes van n com-plexe getallen (a
1, ... ,an). Door optelling en scalaire
HR 3
"- (CJ. 1 ' • • • ' o:n )
= ( "-
0:1 ' • 0' ' /...an ) '
wordt R een lineaire ruimte. Door het inwendig product van
(a~, .•. ,o: ) en (F~,
...
,~) te definieren door a1
~1
+ •.. +an~n' wordt1 n 1 n . .
R een IP-ruimte.
Voorbeeld 2.2. Zij R de verzameling van alle continue complexe
functics op het gesloten interval [0~1]. f=g+h betekent
f(x)=g(x)+h(x) (OS. xs_ 1), en f= A. g betekent f(x)= A. g(x) (OS.x<1).
Hiermee is R een lineaire ruimte (tegelijk is dit een voorbeeld van een lineaire ruimte zonder eindige basis). Wanneer men verder
(f ,g) definieert door
r 1
( r ,
g)=
j _
r (
x ) g ( x ) -a
x ,0 1
dan wordt Reen IP-ruimte. Merk op dat (f,f)=
J
!f(x)!
2ax
>
0 is,tenzij f identiek nul is, dus het nulelement_vgn R is.
Wanneer we 11continu". bijv. vervangen door
Riemann-integreer-baar; dan hebben we geen IP-ruimte meer, want dan kan (f,f)=O zijn zonder dat f identiek nul is.
Opmerking 2.1. Men kan ook het begrip reele IP-ruimte definieren, als een reele lineaire ruimte met een inwendig product (f ,g) dat
voor alle fen g reeel uitvalt, en aan de in def .2.1 genoemde
eigenschappen voldoet. Als voorbeelden kunnen we de bovengenoemde voorbeelden 2.1 8n 2.2 nemen, met beperking tot reele rijtjes en
reele A. 1s. Voorbeeld 1 wordt dan het bekende geval van de
n-di-mensiona le euc lidische meetkunde, waarbij nu
II r!I
werkelijk delengte van de vector f wordt.
Opmerking 2.2. Wanneer men echter een complexe IP-ruimte R als reele lineaire ruimte opvat (zie opm.1.1) wordt het nooit een reele IP-ruimte (tenzij R slechts uit het nulelement bestaat). Is nl. fE R, f/O, dan is if ER, (if,f)=i(f,f)/o, dus (if,f) niet reeel.
Van nu af aan spreken we weer over een (complexe) IP-ruimte R.
Stelling 2. 2. Is f ER,
g
E R dan isI (
f ,g)I
s_
!lr!l · llgll (
ongelijkheidvan Schvm rz).
En
I
(-f ,g)j =IIr!I ·II
gII
geldt dan en slechts dan als f eng
evenre-dig zijn.HR
4
Bewijs. Voor f=O zijn beide uitspraken juist (ellrn g is met 0
evenredig). We onderstellen nu ffO, dus 11~1
fo.
Zij A. een com-plexe variabele. Dan isll'-f-gll 2= (/1.f-g, /..f-g) =t..;_(f,f) -'A (f,g) -
~(g,f)
+ (g,g) -= (t..11r11 _ .rg,r),. ( )l!r
II_
(r ,g))
+ !/g!!21!fll2-l(r,g)! 2 •11
I
II
fII
I . I. "l l
fII
II
f11
2Kies nu/.. =(g,f )/l!fl! 2• Dan blijkt dat
II g 112 11 f
!l
2 - I ( f , g ) I 2 = 11 fll 2 11 A f - g 112>
0 ,en het gelijkteken geldt slechts als g= Af, Dan zijn f en g evenredig. En steeds wanneer f en g evenredig ziJn is
!(f,g)j= l!fll~//g/!, want als f=o:h, g=~i1, dan is j(f,g)I=
I
o:f(h,h)I==I
o: l IIblJ ·
l ~/!!hi!
=
11 f!l ·11 gll . .Opmerking 2.3. Passen we st.2.2 toe op voorbeeld 2.1, dan vin-den we
I E1o:k~k ~ n - 12 E1 n I o:k
!
2 . E1 n I ~k 12 'Stelling 2.3. llf+gll~IJflJ +!lg!!; !!f-gl!~l!~I
-
l!gl!I. In beide gevallen geldt het geJ.ijl{teken dan en slechts dan 'als f= Ag met"-20 of als g=O.
Bewijs.
lJ
f+gl/ 2= ( f+g, f+g)= ( f, f) +( f ,g) +(g, f) +(g,g)==
llfl!2+2 Re(f,g)+llgll
2~
!!rll
2+2ll f!lIlg/!
+Jlgll
2=
(!lfll + /lgll)2•Het gelijkteken treedt opals Re(f,g)=
II
~I ·llgll • Dus '.!(f ,g)I
2. 2.l!fll·It
gl!, en uit st.2.2 volgt nu dat l(f,g)j = !lr/J·l!gj/, dusdat fen g evenredig zijn~ Bovendien blijkt uit Re(f,g)=l/f!!·flgll en
I
(f ,g)! =l!rll · llgll 9 dat (f ,g)=Jlfll·
llgll . Zij f= ex h, g= ~ h, hfO.idan vinden we
aj3!1111!2
= jal·flhfl. j~l
·llh!I,
dus o:~>O.
Is·~
fo,
dan blijkt data. =t..~ met t...2_0. Hiermee zijn de uitspraken overllf+g
II
bewezen.We hebben nu verder
II
\211
=!l(r-g)+gll
~llr-g 11
+llgll ,
11 g II
=
11 ( g-r)
+r 11
~llg-r I!
+
II r II
~l I r -g 11
+11
fI! ,
zodat
l:f-gjl
zowel 2.llfII - II
g!j als2.llg!! -
!!
fII
is. Het is dus2.
I JI f II - II gl! l . Treedt het gelijkteken op en is bijv. II f 11 2. I Jg II ,aan is II
rJ!
= 11r-gll +II
g!I , aus g=o of r-g= µ g, µ 2.o.
Dus f= 'Ag, /\
2.
O. AlsII
fl!<II
gII ,
komen we tot de conclusie dat f=O of g= /.. f, 'A2.
0, en dat komt weer op hetzelfde neer.HR 5
Def. 2.5. Een deelverzameling L van R heet een lineaire
deel-ruimte als voor alle fE L, g EL en alle complexe !... , µ geldt
~f + µgE L. L is (met de reeds in R bestaande definitie van
inwendig product) een IP-ruimte.
Def .2.6. Is Q een deelverzameling van R, dan is L
8 (Q) de
col-, N
lectie van alle eindige sommen van de vorm ~. ~A·q,
1= I 1 1
(N=1,2, .. ..,qi E Q, A.
1 complex).
Stelling 2.4. L
8 (Q) is een lineaire deelruimte. Als Q z~lf
reeds een lineaire deelruimte is dan is Le(Q)=Q.
Def
.2.7.
Een deelverzameling Q vanR
heet eenorthonormaal-systeem als llqll=1 voor alle qEQ_, (q
1.iq2)=0 voor alle
q1 ,q2 E Q"
Een orthonormaalsysteem heet·maximaal als het niet een echt deel is van een groter orthogonaalsysteem. M.a.w.: als
er geen f E R is met
rfo,
fj__q voor a lle q E Q. (Anders zouf /
II
fII
aan Q kunnen worden toegevoegd).Stelling 2.5. Er bestaat een maximaal orthonormaalsysteem. Bewijs. Berust op het z.g. keuzepostulaat. Gemakkelijker toepasbaar is het daarmee equivalente Lemma van Zorn:
Heeft in een pa rtieel geordende verzameling L elke lineair
geordende deelverzameling een bovengrens in t , dan bevat E
een maximaal element.
Voor de elementen van t nemen we de
orthonormaalsyste-men van R, en de ordening wordt door de inclusierelatie gegeven. Van elke lineair geordende collectie van orthonor-maalsystemen is de vereniging wcer een orthonormaalsysteem, en di t lean a ls bovengrens fungercn.
Opmerking 2.4. Dit bewijs is niet constructief. We zullen echter later zicn, dat in het practisch zo belangriJke sepa-rabele geval een constructief bewijs gegeven kan worden.
Stelling 2.6. Zij Q een orthcnormaalsysteem in R3 en f ER.
Dan zijn er hoogstens aftelbaar vele q E Q met (f _,q)tf'o, en we
hebben
(Ongelijkheid van Bessel). (Het sterretje geeft aan dat de termen die nul ziJD moeten worden weggelaten_, zodat er een som van hoogstens aftelbaar vele termen ontstaat) .. De getallen (f,q) heten de
BR 6
Bewijs. Laat lq1, •.. ,qn} een eindige deelverzameling van Q
zijn. Dan is, a ls a
1, •.. , an c omplexe geta llen zijn,
II
f -z~akql{ll
2 = (f- rk:1akqk' f-Ih~1ahqh)
=
·= 11 f 11 2 - r:h~
1 a.h ( f, qh) - L:k~
1 o:k ( qk, f ) + Ih~
1 ! (J. h I 2 =Nemen we o:h=(f ,qh), en bedenken we dat het eerste lid
>
0 is,dan vinde11 we
Laat
N
een natuurlijk getal>llr!l
2 ziJn. Dan concluderenwe: hoogstens N van de
I (
f, q)I
1 s zijn2.
1, hoogstens 4N ervanzijn
2.l,
hoogstens 16N zijn2.J,
~nz. Dit levert eenaftel-ling van de van 0 verschillende (f,q)'s. Vervolgens: was
z*I(
f, q)1
2>!If II
2 > dan zou er reeds een pa rtiele sorri vanz~~
grater dan
llrl!
2 zijn, in strijd met' wat we boven vonden •.
Opmerking
2.5.
Zonder bewijs en zonder voorbeelden vermeldenwe: Bet gelijkteken in de -ongelijkheid van Bessel behoeft niet te gelden. Bet geldt zeker niet voor alle f als Q niet maxi-maal is (kies bijv. voor f een element van een groter ortho-normaalsysteem). Als Q_wel maximaal is en Reen eindige
dimen-sie heeft, geldt het gelijkteken wel voor alle f, en ook als
Q maximaal is en Reen Bilbertruimte is. Bij andere R kan het
echter gebeuren dat Q en f zo te kiezen zijn, dat Q maximaal
is en niettemin het teken
<
geldt.Stelling 2.7. Zij (q
1, •.. ,qn) een eindig orthonormaalsysteem
in R, en zij fE R. Beschouw
!If-
L. k~'1 akql{ll als functie vande complexe variabelen o:
1, •.. ,o:n. Deze functie is strikt
mi-nima a 1 a 1 s o: 1
= (
f , q 1 ) , . , . , a. n = ( f , qn ) •Bewijs, Volgt direct uit de in het begin van het bewijs van
de vorige stelling afgeleide identiteit. Bet minimum bedraagt
li
I
r
ll
2 -z
~
I (
r,
qh)1
21 l .
Def .2.8. Zij ~ een afbeelding van R
1 in R2, waarbij R1 en R2
IP-ruimten zijn. 9 heet een isometrische afbeelding, als voor
alle f,gER
qi(A.f+µg) =A.<ll(f) +µcp(g),
(9(f), cp (g))= (f,g).
HR 7
R
1 en R2 het2n isometrisch als er e8n ceneenduidige
isome-trische afb0elding van R
1 op R2 b(::staat.
Opmerking 2.6. Een isometrische afbeelding van R
1 in R2 is
automatisch eeneenduidig. Uit ~(f)= cp(g)·valgt nl. ~(f-g)=O,
dus o;:(('P(f-g), cp (f-g))=(f-g_,f-g)=O, dus f=g.
3.
Topologie in een IP-ruimteIn dezc paragraaf is R weer steeds een IP-ruimte.
Stelling 3 .1. Als we de a fstand van f ER tot g ER definieren
door f-g , dan wordt R ean metrische ruimte.
Bewijs. l!f-gjl >0 als f/g-, en l!f-fl!
=
O (def.2.1 en def.2.2).En stelling 2.3 garandeert de driehoeksongeliJkheid:
II
f-gII
illf-hII
+I! h-gll , aangezien f-g= ( f-h) +( h-g) •De v66r stelling 3,5 uitgedrukte eigenschappen berusten
.
uitsluitend op het fe.it dc:it R een metrische ruimte is.
Def
.3.1.
Zij Seen deel van R. De afsluiting van S (notaties)
is dan de verzameling van alle f ER met de volgende
eigen-schap: bij elke c:
>
0 is er een g E S met!I
g-fII<£ -._
Stelling 3.2. 1~ Sc.S; 2°.
s
1 cs, dan
s
1cs; 3°.S=S
(Sbete-kent de afsluiting vans).
B • ' 1 Q 2 Q 0
• t • • l 1 o i=i ) ~ b • .. 3 Q \·T t
ew1Js. · en ZlJn r1v1aa_, a smeae 0 .:, .lJ . "!e onen
nu aan dat
ScS.
Zij fES,
£>0. Er is een gE S met llg-flj<~s.Bij g is nu een h E S te vindcn rnc::t
II
g-hj! <~e. Wegehs de drie-hoeksongelijkheid is nu
Jlf-t-41<
s. Daa r E willekeurig was, blijl{tdat fE S.
Def.3.2. Sheet gesloten als S=S • .
S he et open a ls 11,:;t c omplemcnt van S (no ta tie R '\. S) gesloten is.
Stelling
3.3.
S is dan en slechts da~ open als er biJ elkef ES E;en £>0 bcstaat
z6
dat elke g metII
g-fil<sin
S ligt.Bewijs. De in
ce
stelling genoemde voorwaorde kan ook alsvolgt worden uitgedrukt: als f E S, dan is bet niet waar dat
er bij clkt--.:- e--,,.o een gE R'\.S bestaat metJjg-fl!<t:. M.a.w. als
fES, dan ligt f niet in R'\.S. Dus R'-.ScR'\.S, dus R"\S is
HR 8
Def.3.3. ZiJ S'1cS 2cR. S'1 heet dic~~t in
s
2 , als S2 cs'1. M.a.w.elke f E
s
2 kan mec
iedere gewenste graad van nauwl{eurigheiddoor elementen van S'1 worden benad2rd.
Def·.3. ~,. Zij Sc R. S oee t sepa ra bel a ls ep een lloogstens a fte
1-bare deelverzameling TcS bestaat die dicht ligt in S.
Stelling 3.J1r, Zij S'1cS 2cR, en
s
2 separabel. Dan is S'1sepa-rabel.
Bewijs. Zij ·rcs2.:i T dicht j_n
s
2. Kies bij elke n (n= '1.:i2; ... )
en elke t ET een element stn E S'1 met llstn-tll< n-'1, als er zo een stn bestaat. Zo niet, dan kiezen we geen stn" De verzame-ling van alle gekozen stn's noemen we T'1. T
1 is hoogstens
af-te lbaa r 7 en T'1 c
s
1• We la ten zien da t T'1 d icl1t ins
1 ligt.Zij fE
s
1,, s >0. Kies
n>2£-1. Kies een tE T met
llt-f'll<
n-1·Bij deze t en n is er een st gekozen. . n Er was immers·minstens
een candidaat, nl. f. Nu is
-11stn-fll~listn-tll
+II
t-fll <2n-1< SJen stnE T1 .
Opmerking 3.'1. Sommige van de hier aangegeven begrippen zijn
niet slechts afhankelijk van S doch 'oak yan R. We beschouwen
eens twee metrische ruimten R
1 en R2, met doorsnede R3• Voor
f ,g ER
3 zij de afstand van f tot g t.o.v. R1 dezelfde als t.o.v.
R3 •
Is SE R
3
~ dan is de afsiuiting van S t.o.v. R1 niet
nood-zakelijk dezelfde als de afsluiting t.o.v. R 2•
Voorbeeld 3.1. Zij R2 de I?-ruimte van de continue functies op
[0,'1] (voorbeeld 2.2), en zij
n
1 de deelruimte bestaande uit
alle polynomen op [0,1] . Bij elke f E R2 en elke £>0 bestaat
er een PE R1 met jp(x)-f(x)j<e (O~ x ~1) volgens de
approxima-tiestelling van Weierstrass. Dus
II
p-f/j< E • R1 ligt dus dicht
in R2 • De afsluiting van R1 t.o.v. R2 is dus R2, en de afslui-ting van R
1 t.o.v. R1 is R1 zelf.
n
1 is gesloten in R1, dochniet in R2• N.B. Voor opm. 3.2 zie p. HR 9o
Woorbee1·a:.·. 3. 2. Neem voor R2 een tweedimensiona le IP-ruimte, en
voor R
1 een eendimensionale deelruimte. Neem S=R1. R1 is open
in R~.:i doch niet in R2 .
Opmerking 3.3. De begrippen "s
1 dicht in
s
211 en
!is
separabel11zijn kennelijk onafhankelijk van R. Opmerking 3.4. Is Sc R
1c R2, en S open t.o.v. R2, dan is S
..
HR 9 t.o.v. R'1.
Stelling 3.5. De uitdrukking
A.f+
f-!.g is een continue functie van A,µ ,f ,g. En (f ,g) is een continue functie van fen g. Bewijs. Zij f ,g ER,A. ,
µ complex. Zij e > O. Als nu0 0 0 0
jjf-f0
ll
<b_,llg-g
011
<o,!;.__-A.J <
o,
Iµ-
µ0 j
<
0 , dan isI!
\f+µg -
(t-~f0
+ µ0
g0
)1!~I A.
-1-0
P11rll +I
t-01
!lf-f0II +
(idemmet µen g) < o(l!f
0
!1 +o) + oj
1-. 0 1+ o
(lig01l
+c)
+o
jµ
0j.
We kunnen dit < s maken door een
o
te kiezen metO < 0 < '1 ' 0 <
l
11 f 01! +I!
g 0 I l + I A 0 I + l P o l + 2 } -'1 e: • Verder is voor llf-f 0 11<0 ,llg-g
011
<o:
j(f,g) - (f 0 ,g0 )l=
j(f-f0
~g-g0
)+
(f-f0 ,g0 )+
(f0;g-g
0 )I
<
~;
o
2+
l!g
0JI
o + ilf
0
ll
o.
Kies nuo<
o
< 1 en 0< (1+II g
0 1!+II
r
0!1
)-~ ..
Def.3.5. Zij f'1,f2, ..• een rlJ elementen van R, en ook fE R.We zeggen dat lim fn=f, of fn-+ f, als !'ifn-f!I _, O.
Stelling 3.6. Is fn-> f, gn- g, '-n-+ t- , µn.-. µ , dan is
Bewijs. Volgt direct uit st.3.5.
Opmerk_ing-75.2. Neem R19 R
2
~R3
weervo}gensopm.3.1. Is ScR3
~ S open in R1 9 dan behoeft' S niet open te zijn in R2 •4. Zwakke IP-ruimten
WE; zull:::~n vn2 lt ruimten t0:genko:i1en die aan de eisen van def.2.1 voldo8n, met als enige tckortkoming dat slechts
(f,f)1
O geldt en niet steeds (f,f)> O voor alle rfo. We kun-nen dan steeds daaruit een IP-ruimte maken door een operatie die we samenttekking zullen noemen, en die eigenliJk betekent dat we restklassen vormen modt'.lo de deelruimte der f met.(f,f)=O, of dat we twee elementen steeds identificeren als
het verschil de norm nul heeft.
Definitie 4.1. Een lineaire ruimte R beet een zwakke IP-ruim-te als er een inwendig product is gedefinieerd dat voldoet aan (f1+f2,g) = (f1,g) + (f2_,g), (f,g) = (g,f) , Met !If
II
1 bedoelen we weer (f,f)2. (11.f,g)=
A.(f ,g) (f,f)>o.
\Stelling lf.1. In een zwakke IP-ruimte $eldtt!A.f!I=
It.I·
llfl!,I (
r ,
g ) Ii.
IIr
!I ·
11 g 11 ,' II.r
+g IIi.
l Ir
II +I!
g II , 11r -
gl I1
I
11r
II - 11 gIi
I
BewiJS.: zie st.2.2 en st.2.3. De uitspraken over de gevallen waarin het gelijkteken geldt, komen echter te vervallen. Stelling l~.2.
r
1 ER en
r
2 ER heten equivalent als llf1-r2!1
=0. Deze equivalen'cierelatie is reflexief, symmetrisch en transi"". tief.BewiJs. 1°. llf-fl! =!loll= O. 2°. Uit llr
1-f2
!1
=0 volgt!I
r
2 -f 1!j
=0.
3°. UitII
f1-r 2
!I=
0 enII
f 2-f3!! =0
volgtII
r
1
-r
3 11 =0 wegens stelling l; .• 1 (f1-r3=(f1-r2)+(r2.:..r
3n
Definitie 4.2. Zij R8 de collectie van alle equivalentieklas-sen bij de in st. lJ .• 2 uitgedrukte equivalentie. Zij cv
1 ER 8
_, s
9 2E R • Kies
r
1 E iJl1,,
r
2 Er;i2• Onder q1+ qi2 resp. A. c;i1 verstaan we de klas:aen waartoer
1+..f2 resp. /,f1 behoren. Onder
(cv
1, tp2) verstaan we (f1
,r
2). Deze definities zijn toelaatbaar wegens: Stelling 4.3. ·~,1
+ qi2, .\r111 en (cr1, cp 2) hangen niet van de speciale keuzen van r
1 en
r
2 af. Bewijs. Kies oakr,;
Ecp1, f2E Cll2• Dan is !l(r_;+r2)-(f1+r2
)11
<
i
l!f,;-r
1 I!+ l!r2-r 2!1 =0, dus r,;+r2 en r1+r 2 be>JOren tot dezelf-de klasse. En !1Af1- :\f111
=!"-I·
l!r,;-r
111 =0, dus"-f1
en A.f1 b_ehoren tot dezelfde klasse. Tenslotte_isI
(f1,f2)-(fHR 1Af·
c
Stelling
4.4.
Ru is een IP-ruimte.Bew i j s . We be w i j
z
en ·s 1 e c h t s d a t ( cp _, qi )>
O (qi :/ 0 ) • He t is du id e-liJk clat (cp,cp)2_0. Als (cp,(p)=O, en als fE cp, dan is (f,f)=O,
dus
!If-Oii
=0. Dus OE cp, zodat cp de nulklasse is.Definitie 4.3~ R8 beet de samentrckking van R.
5. Hilbet'truimten
Def.5.1. Een rij
r
1,r
2Jr
3, ..• van elementen van een IP-ruimte
R neet een fundamentaalrij, als er bij elke E >O een N is te
vinden
z6
dat!If -
n f mII<
E voor a lle n>
N, m>
rI.De rij l1eet convergent a ls er een f E R is met f _, f
n
( dus
II
f - f nII _,
0). Een convergente rij heeft slechts een limiet. .Stelling 5.1. Elke convergente rij is een fundamentaalrij.
I,
Def.5.2. R heet volledig als elke fundamentaalrij
.
c6~vergeert .Def.5.3. Een volledige,IP-ruimte beet een Hilbertruimte.
Voorbeeld 5.1. Zij S een willekeurige verzameling, en H~ de
u
colle~tie van alle complexe functies f op S met de eigenschap
dat f(s) voor hoogstens aftelbaar vele s ES van nul verschilt,
terwijl · 2:*
!
f(s) 12· convergeert (vgl. st.2.6).Is nu fE H
8_, gE H8, dan is ook A.f+µg.EH8, want
L:j
A f ( s) + µ g ( s)I
2i. 2l
A12
I'.'~If (
s)12
+
2Iµ
12
z:'~I
g ( s)l
2
(gebruik
la+
P
1
2 = 2j a J2+2j
P
I
2-1
a -~
!
2). En bovendien isL:*f(s)g(S) absoluut convergent, want voor elke partiele som geldt
door
(zie opm.2.3). Het is nu gemakkelijk in te zien dat/ae
defi-nitie
(f ,g)
=
1:1(-f(s) g(s) , dusII fl!
2=
L::-1:-lf(s)! 2 ,Hs een IP-ruimte ~~orclt. We bewijzen nu dat 11
8 volledig is.
Zij
r
1
,r
2, . . . een fundamentaalrij. Dus l!f11-fm 112
<
e
Hierin is s de sommatievariabele. Kiezen we een speciale s
0 ES, dan blijkt door beperldng tot de term met S=s0 dat
0
I
f (s) n o - f'(s )I'---<£ m o (n>N(e), m>N(e)).Dus de rij
r
1(s0) ,
r
2(s0 ) , ••• is een fundamentaalrij vancom-plexe getallen; en derhalve convergent. Noem.de limiet f(s
0) .
Door dit voor elke s
0 te doen, is f als functie op S
gedefi-nieerd. We laten zien dat f E H
3 . Zij { s1, ... ,sk
1
een ein<)igdeel van S. Dan is
2: k
1
Houd s1, •.. ,sk' n en£ vast, en laat m-oo • Dan blijkt
(n>N(e)).
Kies een e en een n
>
N ( £) . Dan isomdat dit voor elke eindige deelsom geldt (dat er hoogstens aftelbaar veel termen -/0 zijn blijlct als in 'St.2.6). Dus
fn-f E HS' en derhalve f E H
3• Verder is 11.f-fn
II
2
i
£ . Ditgeldt voor clke £ mits n >N(e). We concluderen dat f
11 - f.
De fundamentaalrij is dus convergent.
Opm.5.1. Als S eindig is (aantal clementen n), is H3 de in
voorbeeld 2.1 beschouwde ruimte.
Opm.5.2. In het biJzonder interesseren we ons voor het geval
dat S aftelbaar is. Als S de verzameling der natuurlijke
ge-tallen is, stellen we H
3 door H voor. De Hilbertruimte H
. 0 0
bestaat dus uit alle riJen van complexe getallen (a
1,a2, ... )
met
I;j
a . 12<
oo •J H
0 is bijzonder belangrijk omdat, naar later blijken zal,
elke separabele Hilbertruimte met H isometrisch is (zie def. . 0
2.8).
Opm.5.3. Nemen we een willekeurige S, dan is in Hs de volgende
lineaire deelruimte R van bijzonder belang: Zij
Rs
de collectievan alle complexe functies f op S met de eigenschap dat f(s)
HR
1~
eindig is, is Rs dus een echt deel van H3. R3 is een
IP-ruim-te (zie def.2.5), maar is niet volledig als S niet eindig is.
Elke f uit Hs is nl. gemakkelijk als limiet te schrijven van
een rij
r
1
,r
2, ... (fke R8). Deze riJ is een fundamentaalrijin R
8, maar heeft geen limiet in Rs als f buiten R8 gekozen
is. R
3 ligt dicht in en daaruit volgt (st.6.3) dat H3 de
z.g. completering van R
8 is.
6. Completering van een IP-ruimte tot Hilbertruimte
In een IP-ruimte R behoeft niet elke fundamentaalrij een limiet te hebben. Het zal echter blijken dat we R kunnen ver-groten tot een ruimte waarin zulks wel het geval is. Wanneer
we deze ui tbreiding "zo ''zui_pig mogeliJk11nemen, zal blijken da t
zij eenduidig bepaald is op isometrie na.
De situatie is te vergeliJken met uitbreidingsoperaties
in de algebra. Wanneer we ~en integriteitsgebied I hebben
(zoals dat der gehele getallen) dan kunnen we dat uitbreiden tot een grater integriteitsgebied K, waarin de deling steeds mogelijk is (dus een lichaam). K is zo zuinig mogelijk, als
er geen lichaam K1 is dat I omvat en een echt deel van K is.
Een dergelijlce K heet een quotientenlichaam van I. ZiJn K en
K1 quotientenlichamen van I, dan is er een isomorfie tussen
Ken K' die I elementsgewijs invariant laat. Bovendien geldt: ligt I in een lichaam K , dan is er binnen K steeds precies
0 0 .
een quotientenlichaam van I.
Het ging hier om completering t.o.v. de deling, die in I niet steeds mogelijk was. Een volkomen ana loge si tua tie
ont·-staa t bij een IP-ruimte, waarin het 11
nemen van de limiet van een fundamentaalrijn niet steeds mogelijk is.
Def.6.1. Een Hilbertruimte H heet een completering van de IP-ruimte R, als Re H, en als er geen HilbertIP-ruimte H
1 bestaat
met Re H1 e Hs H
1fH. (De notatie Re H betekent hier dat R een
lineaire deelruimte van de IP-ruimte H is, in de zin van def.
2. 5) •
Is reeds bekend dat R in een Hilbertruimte H ligt, dan is er gemakkeliJk een completering aan te geven:
Stellin~ 6.1. Is Reen deelruimte van de Hilbertruimte H, en
R de afsluiting van R t.o.v. H, dan is R een completering van R •·
Bewijs. R bestaat precies uit alle f e H die als limiet van
een rlJ van elementen van R geschreven kunnen worden (zie def.
3~1). Daaruit volgt gemakkelijk (vgl. st.3.6) dat Reen
line-aire deelruimt~ van His. We laten nu zien.dat R volledig is.
Is
r
1
,r
2, ... een fundamenta8lrij in R, dan is het eenfunda-mentaalrij in H. dus er is een f e H met f ..., f. Daar f ER, n n ·
zien we dat fe R=R.
Onderstel vervolgens Re H
1 e R, H1 een Hilbertruimte. Zij
fE R, dan is daarbij een rij
r
1
,r
2, •.• met fn ER, fn-' f. Dezerij is een fundamentaalrij, ligt reeds in H1, en heeft dus ·
een limiet in H
1. Dus f E H1. Derhalve is H1=R.
Stelling 6.2. Is Reen IP-tuimte, H een Hilbertruimte, en RcH,
dan zijn de uitspraken nR gesloten t.o.v. H" en nR volledign
gelijkwaa rdig.
Bewijs. Uit st.6.1. Is R gesloten t.o.v. H, dan is R=R. R is
volledig, dus R oak.
Is R volledig, dan is Reen Hilbertruimte. Noem die even
H
1 • Dan is ReH 1 eR, waaruit volgt H1=R. Dus R=R.
Stelling 6.3. Zij Reen IP-ruimte. His dan en slechts dan een completering van R als H een Hilbertruimte is waarin R dicht ligt.
Bewijs. Is Re H, R dicht in H, dan is R=H, dus H is een
com-plete ring (st.6.1). Zij nu ReH, en H een comcom-pletering van R.
R is een Hilbertruimte. Noem die even H
1• Daa r Re H1 e H,
vin-den • W e u u n d R H
1=n, us
=
~.Stelling 6.4. Is R cH (R een IP-ruimte, H een Hilbertruimte) _,'
dan is er slechts een complete ring H
1 van R met Re H1 c H, nl.
H1=R (afsluiting van R in H).
Bewijs. Dat Reen completering is, staat al in st.6.1. Zij verder H1 een willekeurige complete ring, Re H1 e H. Dus
Re H1 (H1 is de afsluiting van H1 in H), zodat Re H1 (st.6.2). R ligt dicht in H
HR
1S
Tot nu toe onderstelden we dat R in een Hilbertruimte lag. We laten nu dit gegeven vallen, en willen niettemin de existentie van een completering aantpnen.
Stelling
6.5.
Elke IP-ruimte R bezit een completering. Bewijs. We zullen construeren: een Hilbertruimte H met een deelruimte L.dicht in H, en een isometrie tussen Len R. His dus een completering van L, en daaruit volgt direct een com-pletering van R, nl. de ruimte die ontstaat door in H alle elementen van L te vervangen door de corresponderende elemen-ten van R en hetzelfde te doen in alle relaties f+g=h,kf=g, (f,g)= a (voor zover die elementen uit L bevatten). Dit komt dus alleen op naamsverandering neer.
Zij K de collectie van alle fuhdamentaalrijen uit R. De som van twee fundamentaalrijen (f1
,r
2, ... ) en (g1,g2, ..• ) (f1ER, g1ER) definieren we door (f1+g1
,r
2+g2, •.• ), en het
scalaire product A(f
1
,r
2, •.• ) door (~r1
,~r2
, ... ). Het inwen-dige product dezer fundamentaalrijen definieren we alslim (f ,g ). Deze limiet bestaat, want uit
n__,oo n n ,
volgt gemakkelijk dat de rij (f1,g1
),(r
2,g2), ..• een fundamen-taalrij van complexe getallen is. Het is nu niet moeilijk te bewijzen dat Keen zwakke IP-ruimte is.
Zij H=K8 (de samentrekking van K, zie def .4.~. Bij deze samentrekking worden de naar nul convergente fundamentaalrijen tot het nulelement van H samengetrokken). Dus H is een IP-ruimte. Het element van H dat bij de samentrekkj_ng uit een cpE K
ont-staa t, noteren we door c;i 8 •
Voordat we de volledigheid van H aantonen geven we eerst L aan. Voor f ER zij cy f de fundamentaalrij ( f ,f, ... ). Schrijf
(cpf)8
=hr~ De col~ectie van alle hr's noemen we L. Lis een lineaire deelruimte van H, en de afbeelding f_, hf van R op L
is een isometrie ((hf,hg)=lim(f,g)=(f,g)).
L ligt dicht in H. Zij nl. h EI-I, h= <p 8, cp=(f
1,f2, •.• )E K,
en z i j t:
>
0 • Kie s N ( s ) z6
d a t 11 f n -f m II<
£ v o or n>
N ( s ) , m>
N ( £ ) •11 h-h g 112 = lim (fn-g'fn-g),
n ~co
en d a a r 11 f n -g 11
<
s is v o or n>
N ( e: ) , is de z e 1 imi etII
h-:-hgII
_$.s , terwijl hg E L. L ligt dus dicht in H.2
<
e: • DusTenslotte laten we zien dat H volledig is. Zij
h( 1 ),h( 2 ), ...
een fundamentaalrij uitH.
Kies bij h(n)f(n)E R, z6 dat
een
(dit kan, daar L dicht in H ligt). Nu is ook h~(
1
),h (2 ), ...een fundamentaalrij, en het is voldoende aan ~te to~en dat
deze nieuwe rij een limiet heeft (h (_'1), h ( 2), •.• heeft dan
de-zelfde limiet).
Wegens de isometrie tussen R en L geldt
II
hf-hg II=II
f-gll .We c,oncluderen dat (f(1 ) ,r(2 ), ••• ) een fundamentaalrij in _R is.
Noem die <p , en zij h= q:•3 • Nu is
en dit is
<s
als n voldoend groot is. Dus h f(n) ~ h, q.e.d.Stelling
6.6.
De completering van R is op isometrie naeendui-dig bepaald. M.a.w. als R
1cH,1' R2cH2, H1 en H2
Hilbertruim-ten~ R1 dicht in H
1, R2 dicht in H2, en R1 isometrisch met R2,
dan kan die isometrie tussen R
1 en R2 t~tl een isometrie tussen
H1 en H2 worden voortgezet.
Bewijs. Is h
1 E H1, dan is daarbij een rlJ elementen uit R1 te
vinden die naar h
1 convergeert. Dit is een fundamentaalrij in
R1. Daarmee correspondeert (via de isometrie) een
fundamentaal-rij uit R
2. Daar H2 volledig is, convergeert deze naar een
element h
2 van H2• Een tweede rij uit R1 die eveneens naar h1
convergeert levert ons dezelfde h2 op (dit is in te zien door
de beide rijen tot ~~n rij te mengen). We hebben zo een
af-beelding van H
1 in H2. Daar elke fundamentaalrij uit R2
hier-bij aan de beurt komt, is het een afbeelding van H
1 op H2. Dat het een isometrie is volgt direct uit st.J.6. Dat deze een voortzetting van de gegeven isometrie tussen R
1 en R2 is,
is direct in te zien door fundamentaalrijen (f,f,f;···) te bekijken.
HR 17
7. Kwadratisch integreerbar(; functies op een maatrui1nte
Stelling
7.1.
De in voorbeeld 2.2 genoemde IP-ruimte R dercon-tinuci functles op [0,1] is niet volledig .
. Bewijs. ZiJ f(x) gedefinieerd door f(x)=1 (OS. xit),· f(x)=
=
O (~ < xi
1), zo,da t f' niet tot H behooPt. Er is 2cl1ter een riJfuncties f E H aan te geven met de eigenschap dat
• .. ····. 1 n .
J
0 jf(x)-f11(x)!2 dx __. 0. Daaruit bliJl-ct dat
f
1_,f 2i • • • een
funda-mentaalrij in R is. Had dcz2 cen limiet g ER, dan zou
f" 1
·} jf-gj 2 dx=O zijn,
~at
onm9gsl1Jk is: Isg(~)IO,
dan is er een- 0 r a 2
a>~ te vinden met•
I
f-gl dx>
O; is g(~ )Th dan is er een ana-: 1) -=- 1
loog resultaat met 2e2n b<2.
O~merking
7.1.
Wanneer men i.p.v. continue met Riemann~integreer~are functies werkt (waartoe ecbter nog moet worden
samengetrok-door z.g. 1inulfuncties1i met nul te identificeren), dan kan
<men op ana loge wijze de onvolledigheid la ten zien. EnerziJdS lean
, . r 1 2
dat gebeuren door een onbegrensde f te kiezen met/
I
f(x)I dx<
oo,bijV. f(X)=X-'1/3
s
anderzijds door een begrensder'
O te ki2zen, ' .
niet Riemann-integreerbaar doch wel Lebesgue-integreerbaar
... :..----=__:...;.._2. Met be'.·rnlp van Lebesgue-integralen komt men ech- __ /./ ·
een Hilbertruimte. Vooruitlopend op het resultaat
we_even de situatie: L2([0,1]) i s de collectie van
alle meetbare functies f op [0,1] die de eigensclrnp hebben dat
1 jf(x)j 2dx
<
f
1oo. We definieren (f,g) door. f(x)g(x)dx. Deze L2
is geen IP-ruimte5 want (f,f) kan =0 ziJn
°
zonder dat f=O is.,.. 1
(f,f)=O betekent datj lf(x)j 2dx=O, of dat f biJna overal nul is.
Door samentrekking onBstaat een IP-ruimte en dat is in dit geval een Hilbertruimte.
Hetzelfde resultaat kan worden verkregen als we het
inter-val [O s 1
J
(met gewone Leb2sgue-maat) vervangen door eenwille-keurige maatruimte.
~ij zullen ec~ter een geheel zelfstandige weg volgen,
waai-biJ we de resultaten van de maattMeorie niet gebruiken: de
inte-gralen zullen warden ingevoerd door middei van completering van een IP-ruimte.
HR
18
Opmerking
7.3.
Ter geruststelling·kan warden vermeld dat de in7.1
genoemde IP-ruimte dicht ligt in de in het begin van opm.genoemde Hilbertruimte.
D~finitie
7.1.
ZiJ X een willekeurige verzameling. Een niet-legecollectie r van deelverzamelingen van X heet een semiring als,
voor elk paar A
Er,
BEr,
zowel de doorsnede A;' B als hetver-A B als een disjuncte som van eindig vele verzamelingen
r kan warden geschreven. (Hetzelfde geldt dan automatisch
de vereniging A B).
ld .1. X=(-oo, oo); r ~estaat uit 1° de lege Verzameling,
---en alle halfopen intervallen (a, b] (- oo
<
a<
b<
oo).Opmerking
7.4.
Def.6.1
is iets beperkter dan de overeenkomstigede cursus Lebesgue-integrat~e (Eindjoven
1957-
158,
~erder metLE aangeduid, def. 1.1.5), doordat "aftelbaar vele11
door neindig
leu is vervangen. Voor de practijk is def
.7.1
echterruim-schoots voldoende.
Definitie 7 .2. Een functie µ die aan elke A Er een
gegenerali-seerd getal µ(A) (met
Oi
'µ(A)i_oo) toevoegt, heet een maat opr,
als µ(0)=0(0
stelt de lege verzameling voor), en als voor 00.ft>; elke disjuncte split sing A= f=~ A
1 (A Er, Ai Er) geldt µ(A)=
- L:~ µ(Ai). ( µ heet dan totaal-additief) .
.
:-'~ ~ ;.
". Definiti·2 7 .3. Voldoen X, r en µ aan de eisen van def. 7 .1 en
def.7.2, dan zeggen we dat (X,
r,
µ) een maatruimte is.Voorbeeld 7.2. Zij X een deelinterval van (- oo, oo ) , en r de
col-.lectie van alle ~alfopen deelintervallen (a,b] van X, plus de
lege verzameling. Zij g een re~le (overal eindige) monotoon
niet-dalende functie op X, en defini~er µdoor µ{(a,b] )=g(b+)-g(a+).
(Met g(b+) wordt de rechterlimiet van gin b bedoeld). Dan is (X, r , µ ) een maatruimte (Stieltjesmaatruimte. Zie LE blz .14 en ·. blz. 66) •
7.L!-. ZiJ (X, r ,µ) een maatruimte. Onder ee11 speciale
---'--trap fun c tie verstaan we :een functie die een lineaire combinatie ( c omplexe c oeff ic :1-e.nten) van eind ig vele XA. 's is, i-Jaa rin
slecllts A11 s opt red en met eindige ma at ( X Al is de ka ra
kteris-tieke functie van f._: X A (x)=1 als x E A, en anders O). De
collec-tie van alle speciale trapfunccollec-ties stellen we door T voor (vgl. LE blz.!rO, daar werd ecl1ter T* gebruikt i.p.v. T).
HR 19
Is tE T, t= 2:b, XA (eindige som), dan definieren we
l .
J
X t(x)d µ = 2: biµ (Ai).(~emakkelijk
is aan te tonen dat dezedefinitie onafhankelijk is van de voor t gekozen splitsing in
·karakteristieke functies, vgl. LE blz.42).
Stelling 7.2. Me~ de triviale definitie van som en scalair
pro-duct wordt T een lineaire ruimte. Is verder t
1 E T,, t 2 E 'I' dan ligt ook t
1t 2 (d.i. de functie die in een punt x de waarde
t
1(x)t 2 (x) aanneemt) in T. Definieren we
r
(t1,t2 )
=jx
t 1(x)t2(x)d µ,dan wordt T een zwakke IP-ruimte.
Opmerking 7.5. Het woord"zwakke" mag niet worden weggelaten,
want het kan gebeuren dat r niet-lege A1·s bevat met maat O.
Definitie 7.5. De samentrekki~g van T noemen we T8 , en de
com-pletering van T8 stellen, we doot' ·L
2 (X, r , µ ) voor.
Opmerking 7.6. De elementen van deze L
2 zijn abstract
gedefini-eerd (zie st.6.5), en stellen dus nog gee~ functies op X voor.
Het moeten ook geen functi,es word en, maa r zekere equi va lentie-kla ssen van functies (vgl. opm.7.2). We zullen nu dus eerst een
equivalentiedefinitie voor functies op X geven~
Defini tie 7. 6. Zij (X, r , µ ) een maa truimte. We z~ggen da
t
eendeelverzameling S van X de maa t O heeft (no ta tie µ (S )=0) a ls
er bij elke e: >O een rij A
1,A2, •.. (A1 Er) is te vinden met
co
co
2: µ (A.)
<
£ •1 l
Stelling 7.3. Heeft elk van de verzamelingen Si (i=1,2; ... ) de· maat O, dan heeft ook de vereniging de maat 0.
Definitie 7.7. Twee op X gedefini~erde functies
r
1 en
r
2 hetenequivalent a1s de verzameling van alle x met
r
1(x)lf2(x) de
maat 0 heeft. (Men zegt dan ook dat f
1=f2 (p.p.), of dat f 1
-r
2bijna overal nul is). Deze equivalentie-relatie is symrnetrisch~
reflexief en transitief. De collectie van alle
equivalentieklas-sen stellen we door ~ voor.
Opmerking 7.7. Met de voor de hand liggende definitie van som
en scalair product wordt ~ een lineaire ruimte.
Opmerking 7.8. Zijn t1 en t 2 trapfuncties die warden
ge!dentifi-ceerd bij de samentrekking van T tot T8, dan ziJn ze oak
HR 20
We zullen nu L2 (X, r , µ ) in
w
in bed den.Stelling
7.4.
Is t1,t2,t
3
, ...
een fundamentaalrij in T, dan iser een deelrij die voor bijna elke x convergeert. Dit wil
zeg-gen: er zijn natuurlijke getallen n1,n2, ... , en er is een S cX
met µ (S)=O z6 dat voor elke x EX'- S de rij t (x),tn (x), •..
n1 2
convergeer'c.
Bewijs. Kies nk' z6 dat nk
>
nk-'1 (a ls k>
1 is) en z6 datII
tm-tnII
<
2-2k is voor a lle m2.
nk, n2.
nk. Di t legt de deelrij vast. Gemakshalve nummeren we deze opnieuw: we vervangen t2k nk
door tk. Nu is dus lltk+'1-tkll < 2- •
Zij a positief, t ET,
l!tH
< a2• Eriseen eindig aantaldis-juncte A.Er aan te geven op elk waarvan t(x) een constante
l '
waarde
fo
heeft. Op sommige Ai's kan lt(x)J >a zijn, maar daarr
jt(x)j 2dµ<
a4 is, is de som van de.maten dezer A. 's kleinerx 2 . l.
~' dan a • Stel de vereniging dezer A. 's door U( t; a) voor.
. l
Als x zo gekozen is dat 't
1(x),t2
(x), ...
niet convergeert,dan is oneindig vaak
I
tk+1(x)-tk(x)I>
2-k, dus x ligt inonein-dig vele der Uk' waarin
Uk=U(tk+'1-tk;2-~).
Voor elk natuurliJkgetal N geldt dus oat de. verzameling der x waarvoor de rij
divergeert,kan warden overdekt door de vereniging van UN,UN+'1'""~ .
Dit is een vereniging van aftelbaar vele Ai Er, en de som der
-2N -2N-2 •t d .
maten van deze A. is <2 +2 + ••.• De ui zon
er1ngsverza-1
meling heeft dus de maat O.
Stelling 7.5. Zij gEL
2
(x,r,
µ).Kies een rij s1,s2_, ... (siETs)met l!s.-g!l~o. Kies uit elke s. een t.E T. Kies van t 1,t2, ....
l l l
een deelrij die voor bijna alle x convergeert, en noem de li-miet f(x) (definieer bijv. f(x)=O als de lili-miet niet bestaat).
Zij ~ de equivalentieklasse van f. Dan is ' onafhankelijk van
de zoeven gemaakte keuzen. De toevoeging van g- ~ is een
lineaire een-eenduidige afbeelding van L2 in r~ . • Bij deze
.af-beelding gaat elke s E T8 in zijn eigen functieklasse over (nl.
in de klasse van t, als teen willekeurig element vans is).
Bewijs. Dat ~ niet afhangt van de drie gemaakte keuzen blijkt
als volgt. Zij (na het aanbrengen van een nieuwe nummering)
l!s1-gjj - O, l!si'-glj ~ O, t 1Es1, t1 1 Esi'' t1(x) ~r(x) (p.p.), t1.1(x)-f1(x) (p.p.). Noem s.-s.'=s.", t,-t.'=t. 11 • Dan is (' l l l l l l llsi"ll - O, dus
JI
t111 (x)! 2dµ - O en t 1"(x) - f(x)-f 1 (x) (p.p.).Door op een dee1rij over te gaan kunnen we bereiken dat
HR 21
·4"
11t
1
."ll
<2-1. Deze rij mengen we met nullen: t.",o,t
2 11 ,o,t 3 11 , • • • • l -2k
Stell€m we deze door v
1, v 2, v 3, •.. voor, dan ge ldt
II
v k+1-v kII
<2 •Volgens het bewijs van st.
7.4
blijkt nu dat vk(x) bijna overal convergeert. Daaruit volgt dat tk11 (x) bijna overal naar nul con-vergeert, dus f(x);f'(x)(p.p.).
Dus fen f' liggen in dezelf-de klasse.De lineariteit van de afbeelding g-> qi volgt gemakkelijk uit het feit dat t,.(x) _.f(x) (p.p.) en t. '(x)-f'(x) (p.p.)
l l ..
impliceren dat f..t.(x)+A.'t. '(x)-; A.f(x)+ A.'f'(x) (p.p.) (st,
l l .
7. 3) .
Het kost enige moeite om de een-eenduidigheid van de af-beelding aan te tonen. Daartoe moeten we laten zien: Is
t 15t
2, ••. een fundamerJtaalrij in T, en is t 1(x)-.; O (p.p.),
dan is
I!
t1 11 __. O.
Neem het tegendeel aan. Dan is er een p > 0 zodat oneindig vaa k II t i 11
>
p. Door op een dee lrij over te gaan bereiken we da t het voldoende is om een tegenspraak te ver1{r.ijgen uit de gege-vens: t1,t2 , ... is fundamentaalrijJ lit111.> 1 (alle i),
ti(x)-> 0 (p.p.).
Door weer op een deelrij over te gaan kunnen we bereiken dat i!t1-t 2
!1
+llt
2-t3
!1
+ .•• convergeert, vgl. bet begin van hetbewijs van st.7.4., ~n door daarvan een beginstuk wag te laten bereiken we een nieuwe rij t
1st2, ••. die voldoet aan
Daar> t
1 een tPapfunctie is, is er esn eindige M>O met
I
t1(x)
Ii_
M(x EX). En er· is een eindig,=: disjuncte som .S= _E~Aj(AjE r) zo dat t1(x)=0 als x buiten S ligt_,, terwiJl :E~1 .p; (Aj)=
=K (oo is. Wegens llt
1 jl >1 is M>O, K>O.
Zij t~ ET gedefinieerd door t~(x)=min(
I
t1 (x)
I ,. . ->I
tn(x)! ) .Dan is M2. t~(x) 2. t~+
1
(x), t~(x)-<· O (p.p.); t~(x)=O buiten S, en l!t~!I>!.
Dit laatste blijkt als volgt:dus
+
It
n-1 ( x)-t
n ( x)I
2.
It
1 ( x)l .
:cHR 22
. "
1-Zij Sn de verzameling van alle x ES waarvoor t~(x)
<
(8K)-2• Dan is
Sn is een disjuncte som van elementen van r, onder µ(Sn)
wordt de som v,an de ma ten daa rvan verstaan). Dus
µ (Sn)
<
µ ( S) - ( 8M2) -'1 .We hebben
s
1cs2 cs3 c . . . . Hegens t;,(x)-70 (p.p.) ligt bi j n a e 1 ke x E
s
ine
en de rs
n .z
i j A 1 , A 2 J • • • e en r i j (AiE
r )
waarvan de vereniging de uitzonderingspunten bedektJ met
Eµ(A
1)
<
(8M 2)-1• Nu wordt de gehele S overdekt door
en de som der maten van dei8 stukken is
<
µ(S). Dit is instrijd met het feit dat µ totaal~additief is (tot nu toe werd
steeds slechts de additiviteit gebruikt, hier wordt voor het eerst de totaal-additiviteit uitgebuit).
Hiermee is de ~~n~~nduidigheid aa~getoond. Tenslotte
gaan we na wat er met een s E T8 gebeurt. s is een klasse van
trapfuncties die twee aan twee equivalent ziJn in de zin dat het absolute kwadraat van bun verschil de waarde nul heeft
(::::ie def .7.5). Orn het beeld vans in
w
te vinden mogen wes=s
1=s2= ... nemen. Zij teen trapfunctie uit s, dan kunnen
we de fundamentaalrij t,t.:.··· gebruiken; deze convergeert
overal naar t. Het beeld van s is nu de klasse van alle fun~
ties f met de eigenschap dat f(x)=t(x) (p.p.). We vinden
bo-vendien (wat oak gemakkelijk direct te bev~iJzen is):
Als t 1ET, t 2ET dan is
f!t
1(x) - t2( ,)i
2 dµ =0 <i~
t 1(x)-t 2 (x) = 0 (p.p,). IDefinitie
7.8.
Daar L2(x,r,µ)
als completering van T8 tochalechts op isometrie na was gedefinieerdJ mogen we aan de
ele-menten ervan nog een concrete betekenis geven: elke g E L
2
(x,r
,µ) ·interpreteren we als de in st.7.5 daarmee corresponderende ~.
Daardoor is een deelruimte van ~ tot Hilbertruimte gemaakt,
HR 23
Opmerking
7.9.
Eigenlijk zijn de elementen van T geenele-menten van ~ . Voortaan moeten we onder een element van T
verstaan: een klasse van functies op X die bijna overal ge-lijk zijn aan eenzelfde speciale trapfunctie.
'
Definitie
7.9.
Een op X gedefinieerde complexe functie fheet kwadratisch integreerbaar (t.o.v. r enµ) als f tot een
equivalentieklasse cp E L2(x;r,µ) behoort. Zijn
r
1 en
r
2kwa-dratisch integreerbaar. dan defini~ren we de Lebesgue~inte
graal van
r
1
r
2 doorTr
1(x)r2(x)dµ =(cp1,cp2), waarin cp1,cr
2de met
r
1
,r
2 correspoftderende klassen zijn. We zullen i.p.v.(cp1.,qi
2 ) ook wel (f1
,r
2 ) schr>ijven. (na ·aeze definitie vorm~nde kwadratisch integreerbare functies'een zwakke IP-ruimte).
Opmerking 7 :'lO. Van hieruit kan de theorie van de
Lebesgue-integralen geheel worden opgebouwd. I-Iet is echter vervelend dat voor dit doel de ruimte X nog in stukken moet worden
ge-knipt en ook functies ii1 stukken moet•en worden gesplitst.
Dit zou in mindere mate nodig geweest zijn als we de
comple-tering van de metrische ruimte T8 hadden uitgevoerd met de
afstandsdefinitie fltjdµ i.p.v. met
(fltl
2dµ)~.
Definitie 7.'10. Is EcX, en is XEc12 (x,r,µ), dan heet E
meetbaar _, en de maat van E definieren we door µ (E)=
II
X EII
(a ls EE r , dan stemt di t met de oude definitie overeen). Een
disjuncte som van zulke E's wordt ook meetbaar genoemd, en als maat wordt de som van de maten van deze stukken genomen
(de maat kan dus oneindig zijn).
Opmerking 7.11. We noemen nog een paar dingen die gemakkelijk
af te leiden zijn: 1°. Is fnEL2 , fEL2J
ll
f-r11
r1~0, dan is ereen deelrij der f-fn die p.p. convergeert. 2°. Is AiEr,
L: ~ µ ( Ai )
<
oo,
E j meet ba a r , E 1c E 2c . . . c L: ~ µ (Ai ) , d an is o o k lim E. meetbaar. Hieruit volgt dat de meetbare verzamelingenJ
een sigmaring vormen (LE blz.10).·3°. Is fEL2, f reeel, a
reeelJ dan is de verzameling der x met f(x)> a een meetbare verzameling.
----~---_ --~:.._ __
-..:_-HR 24
8. Orthogonaal complement Definitie 8.1. Als Ren R
1 IP-ruimten zijn, met RcR1, dan wordt de verzameling van alle f E R
1 met fj_R (d .w.z. fj_g voor alle g E R) het orthogonale complement van R in R
1 genoemd.
Not a tie R
1 .e.. R.
Stelling 8.1. 'R
1 -e. R is een lineaire deelruimte van R1, die
ge-sloten is in R
1• ,
Bewijs. Uit
r
1l_R, f 2j_R volgt direct dat elke lineaire
combi-natie van
r
1 en
r
2 loodrecht op R staat.Zij nu fn ER
1.Q.R (n=1,2; .••
L
fn->fER1• Voor ellce gE Ris (fn,g)::O, dus (f,;g)=O. Dus fj_R, zodat fE R
1.o.R.
Stelling
8.2.
Als R de afsluitingvan
R in R1 is~ dan is
R
1 -e. R=R1 ..o, R.
Bewijs. Als fj_R, dan ook fj_R. Als fj_R, dan is (f,g)=O voor elke g E R, dus ook ( f ,g )=0 voor elke g E
·R.
Stelling 8 .3. Als R c R
1, en R volledig is ( dus een
Eilbert-ruimte is), dan is
R 1 = R + (R1 .o.,R) R 1 ~ ( R1 e- R) = R. (directe som); en BewiJS. Zij f E R
1, en d=inf llr-gl! • We kiezen een rij g1 ,g2, .•.
gER
met gn E R, 11 f-gn II _,. d. Op grond van de betrekking
;11111+h21!2 + llh1-h21!2 = 2 !1111 112 + 2 lih2ll2
voor elementen h
1,112 van een IP-ruimte (= formule voor de lengte
van een zwaartelijn in een driehoek) geldt
Daar
II
f-~(gn+gm)ll2.
d is, vinden we dat bij gegeven £ een N kan word en bepaa ld z6 da t voor n>
N, m>
N geldt!
I gn -gm 112<
2 ( d + e:) 2 + 2 ( d + e:) 2 -l~d
2=
8 e: d + 4 £ 2 . Bijgevolg is g1Jg2, ... een fundamentaalriJ. Daar R volledig·isJ is er een g i: R met g _,g. We zien nu dat llr-gll= lim
II
f-gII
=d.n n
HR 25
complexe geta llen >..
II
1f-g +Ah11
2 11 ;12
I
2.
j1f-gj :;dus °I(f-g,h) +A. (h>f-g) +I A. j2(h.ih) 2_0. Door A. =-t:(f-g_,h) te kiezen vinden we cl.at £!(f-g:h)
!
2(t:(h,h)-2)2_0.; dus door ervoor te zorgen:; dat, £>
O, £ (h,h)<
2J vinden we dat (f-g,h)=O.We hebben nu aangetoond dat elke fe . R~ I te schriJven is als f=g+(f-g) met ge R} f-g E R
1 -G-R. Dit lean rnaar op
eeri
manier. Isnl. ook f=g'+(f-g 1
L
g' e R, f-g' e R1 -&-Rs dan is g-g'=
= (
f -g f ) - ( f -g ) E R1 .Q. R; d us g-g 1_!
HJ c:: us g-g I J_g-g I :; d us g-g I =0 .Nu is bewezen dat R
1 directe som van Ren R
1
~R is.De tweede beweril!g volgt hieruit gema kkeliJk. Zij f f R.
1,
fj_(R
1-&-R). We splitseD f=g+h,, gER} hE(R
1
~R). Aangeziengj_ (R
1 -B- R):; is nu ook f-g=l~j_(R
1
-0 R)} dus hJ_h" dus · h=O. Du3feR. Omgekeerd geldt: als fER dan is f._l(R
1
~R).Opmerking
8.1.
Men kan zich afvragen of althans het tweede ge-deelte van st.8.3 (dat uit het eerste deel volgde zonder van de volledigheid van R gebruik te maker:) oak uit andere veronder-stellingen beweze:·1 kan worden. Men Irnn proberen1°. R gesloten in R
1 (als R
volledi~
is, is dit automatischvervuld)J doch dit blijkt niet afdoende te ZiJn (voorbeeld
8.1).
Oak kan men proberen de voorwaarde2°. R
1 is ecn Hilbertruimte.
Als R gesloten is in R
1J dan is R volledig (st.6.2), zodat st.
8.3 kan worden toegepast. Als R niet gesloten is, is Rd-G-(R
1 -&-R)fJ1,
want het linkerlid is w~l gesloten
(st.8.1).
Dus ook 2 is niet · afdoende. W~l geldt echter:; als R1 een Hilbertruimte is> dat
R
1-e- (R1 -e-R)=R, want R1 -e-(R1-e-R)=Rs aangezien R volledig is (st.
6.2):; terwijl R
1-0-R=R1-G- R (st.8.2).
Voorbeeld
8.1.
We beschouwen de numericke Hilbertruimte H0 (zie
opm.5.2). Daarin nemen we de deelruimt2 R
1 van alle rijen
(a
1J«2, ..• ) waarin slechts. eindig vele a'.s van nul verschillen. (zie opm.5.J). Kica in H
0 een element dat buiten R1 ligt, bijv.
-2-1 -2 -3 ) T • ( ..c> I ( ) l
b- ,2 52 , • • • • },eem nu R=l.t i f eR
1, fJb =OJ •
R is gesloten in R
1. Want a ls f n E R, f n ->f, f E R1, dan is
(f..,b)=lim(f ,b)=O~ zodat f ER. l·J2 laten vervolgens zien dat
n
R
1 -e-R=O (zodat de uitspraken van st.8.3 niet doorgaan). Zij
HR 26
gER
1-e-R. Dus gER1-, zodat g de vorm (a1>···>an_,O,O_, ... ) heeft.
Kies nu h=(a,.,, •.. ,a ,a +,.,,0,0, ... ) z6 dat (h,b)=O (neem
2 1 n n , .
a ,.,=-2a. -2 a. ,.,- ••• -2no:,.,). Nu is h ER,., en (h;b)=O, dus hE R.
n+ I n n- I I I
Daa r g E R
1 ~ R.~ is ( g > h )=0. Wegens de spec ia le vorm van g en h
is (g,h-g)=O> zodat nu (g,g)=O, dus g=O.
9. Orthonormaalsystemen.
We zetten de beschouwingen uit §2 voort (st.2.4 en verder).
Definitie
9.1.
Een orthonormaalsysteem Qin e2n IP-ruimte Rbeet volledig~ als L
8(Q) (zie def .2.6) dicht ligt in R (het
woord 11
volledig11
is hier gebruikeliJk, ofschoon het niets te
maken heeft met het in def .5.2 en verder gehantserde begrip).
Stelling
9.1.
Elk volledig orthonorm22lsysteem in een IP-ruimteis maximaal.
Bewijs. 1°. Zij Qc R, Q een volledig orthonormaalsysteem. Zij
f ER, fj_Q, !lflj =1. Voor alle g E LC>(Q) is nu (f,g)=Os dus
!lf-gjj
2=l!fll
2+J!?;!l
22.
lif!l
2~1.
Daar L8 (Q) dicht ligt in R is er bij
elke E)O een g ELe(Q) met ,nr-g!l<c . Dit levert voor E =1 een
tegenspraak op. Dus Q is niet uit te breiden.
Stelling 9.2. In een Hilbertruimte is elk maximaal orthonorma2l-systeem volledig. En elk onvolledig orthonormaalorthonorma2l-systeem kan tot een volledig worden aangevuld.
Bewijs. Zij Q
1 een orthonormaalsysteem in de Hilbertruimte H.
Zij H1 de afsluiting van Le(Q1 ) in H, dan is H1 volledig (st.
J.2,
3° en st. 6.2), en Q1 is een volledig orthonormaalsysteem
in H1 (want Le(Q1 ) ligt dicht in H1 . Volgens st.8.3 is nu H een directe som: H=H
1+H2 (ook H2 is een Hilbertruimte, volgens st.
8.1). Is Q1 niet volledig, dan is H
1fH, dus H2fo. Er is dan een
f E H2 ,
llr!I
=1. Daar fj_Q1 is, concluderen we dat Q1 niet
maxi-maal is. Daarmee is het eerste deel van de stelling bewezen. "Kies" in H2 een maximaal orthonormaalsysteem Q2 (st.2.5).
Nu vormen Q1 en Q2 samen een orthonormaalsysteem Q in H . . Zi~
fE H, fj_Q. Splits f=f
1+f2, f1E H1, f 2E H2. Dan is
r
1_lQ
2,r
2j_Q
1 . Wegens fj_Q isrj_Q
1,
r_j_Q
2, zodat nu ookr
1_lQ
1,f 2
j_Q
2 . Daar Q1 en Q2 maximaal zijn in H1 resp. H2
~ is f 1=f2
~o,dus f=O. Dus Q is maximaal, en derhalve volledig.
Stelling 9.3. Zij Q een orthonormaalsysteem in een IP-ruimte R.