• No results found

Groene groei en natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie; Een uitwerking naar de agrifood- en recreatiesector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groene groei en natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie; Een uitwerking naar de agrifood- en recreatiesector"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEI Wageningen UR ontwikkelt voor overheden en bedrijfsleven economische kennis op het gebied van voedsel, landbouw en groene ruimte. Met onafhankelijk onderzoek biedt het zijn afnemers houvast voor maatschappelijk en strategisch verantwoorde beleidskeuzes. LEI Wageningen UR vormt samen met het Departement Maatschappijwetenschappen van Wageningen University en het Wageningen UR Centre for Development Innovation de Social Sciences Group.

Meer informatie: www.wageningenUR.nl/lei

Groene groei en natuurlijk kapitaal in de

Nederlandse economie

Een uitwerking naar de agrifood- en recreatiesector

(2)

Groene groei en natuurlijk kapitaal in

de Nederlandse economie

Een uitwerking naar de agrifood- en recreatiesector

Floor Brouwer Marie-José Smits

LEI-nota 13-014 Mei 2013

Projectcode 2272000298 LEI Wageningen UR, Den Haag

(3)
(4)

3

Groene groei en natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie; Een uitwerking naar de agrifood- en recreatiesector

Brouwer, F. en M.-J. Smits LEI-nota 13-014

(5)

4

Project BO-11-012-013, 'HD3381_Groene Economie'

Dit onderzoek is uitgevoerd binnen het Beleidsondersteunend onderzoek in het kader van EZ-programma's; Cluster: Natuur en Regio; Thema: Economie en Groen.

Deze publicatie is beschikbaar op www.wageningenUR.nl/lei

© LEI, onderdeel van Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, 2013 Overname van de inhoud is toegestaan, mits met duidelijke bronvermelding. Het LEI is ISO 9001:2008 gecertificeerd.

(6)

5

Inhoud

Samenvatting en conclusies 6

S.1 Belangrijkste uitkomsten 6

S.2. Overige uitkomsten 6

S.3 Aanpak van onderzoek 7

1 Inleiding 8

1.1 Economische ontwikkeling en natuurlijk kapitaal 8

1.2 Groene groei en natuurlijk kapitaal 8

1.3 Vraagstelling en aanpak 10

1.4 Efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen 10

2 Definities en uitgangspunten 12

2.1 Natuurlijk kapitaal 12

2.2 Fysieke schaarste en efficiënt gebruik van hulpbronnen 13 2.3 Kwetsbaarheid in de relatie tussen natuurlijk kapitaal en economie 18 2.4 Ontkoppeling van economische groei en natuurlijke hulpbronnen 21

3 Sectorale uitwerking 23

3.1 Natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie 23

3.2 Dynamische situatie van natuurlijk kapitaal 29

4 Ontwikkelingen en kennisbehoefte 33

4.1 Aandacht voor schaarste in het natuurlijk kapitaal 33

4.2 Kennisbehoefte 33

(7)

6

Samenvatting en conclusies

S.1 Belangrijkste uitkomsten

- Ecosysteemdiensten leveren de maatschappelijke baten van natuurlijk kapitaal. Sturing op de levering van ecosystemendiensten is nodig om op de langere termijn het beschikbare natuurlijk kapitaal in stand te kunnen houden. Dit maakt deel uit van een 'groene groei'-strategie (zie Box 3.1).

- Groene groei is een strategie voor een langetermijnontwikkeling van de economie die gekoppeld is aan de instandhouding van het beschikbare natuurlijk kapitaal. Groene groei is gericht op economische en ecologische doelen, en daarmee beperkter dan duurzame ontwikkeling. Het kan wel een stap zijn in de richting van duurzame ontwikkeling (zie paragraaf 1.1).

- Groene groei is gericht op een emissiearme economie en een maximaal hergebruik van producten, grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen ('circulaire economie') (zie paragraaf 1.2).

- Schaarste in de beschikbaarheid van natuurlijk kapitaal (zoals grondstoffen) kan economische groei op korte termijn schaden. Nieuwe productiemethoden, die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op hergebruik van grondstoffen, kan op termijn tot concurrentievoordeel leiden (zie paragraaf 1.2).

- De grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal (vooral energie, mineralen en materialen) kan de komen-de komen-decennia voor komen-de Nekomen-derlandse economie problematisch workomen-den, bijvoorbeeld vanwege fysieke schaarste, uitputting of geopolitieke omstandigheden. Ook andere functies van natuurlijk kapitaal (bij-voorbeeld de welzijnsfunctie van ecosystemen, zoals recreatie in natuurgebieden) zullen naar verwach-ting belangrijker worden. Een belangrijke reden is de verwachte klimaatverandering en als gevolg daarvan de groeiende vraag naar de regulerende functie van natuurlijk kapitaal (bijvoorbeeld waterber-ging, koolstofvastlegging in de bodem). Ook wordt verwacht dat de welzijnsfunctie van natuurlijk kapi-taal met de vergrijzing belangrijker wordt (zie paragraaf 4.1).

S.2. Overige uitkomsten (zie paragraaf 3.1)

- De primaire land- en tuinbouw is sterk afhankelijk van natuurlijk kapitaal. Inzicht in mogelijke schaarste in het natuurlijk kapitaal is nodig om de kwetsbaarheid van de sector in beeld te krijgen, en kansrijke acties voor vergroening van de economie te stimuleren.

- Fosfaat is een voorbeeld voor de plantaardige productie. Europa kan niet in de eigen fosforbehoefte voorzien en leveringsproblemen zijn de komende decennia reëel. Recycling van fosfaat is urgent om de afhankelijkheid in Europa te kunnen verminderen. Dit vereist grootschalige toepassing van nieuwe technologieën die ook concurrerend moet zijn met de gangbare productie van fosfaatmeststoffen.

- De grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal kan als gevolg van klimaatverandering duurder worden. Zo kan de voedselproductie in periodes van droogte sterk verminderen. Schommelingen in het klimaat kunnen verminderde groei van de visstand tot gevolg hebben. Sturing op ecosystemen, waarbij reke-ning wordt gehouden met klimaatverandering, lijkt van belang om op langere termijn ook deze functie van natuurlijk kapitaal in stand te kunnen houden.

- Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (zoals water en biodiversiteit) in de landbouw en bosbouw kent veelal geen marktprijs, met een groot risico op overmatig gebruik. Inzicht in de mogelijkheden voor beprijzing van ecosysteemdiensten lijkt dus van belang, ook in verband met de bijdrage daarvan aan een 'groene groei'-strategie.

(8)

7

S.3 Aanpak van onderzoek

- Uitgangspunt is een door de OECD ontwikkeld raamwerk voor de relatie tussen economie en natuurlijk kapitaal (zie figuur 2.1).

- Het rapport geeft de kennisbehoefte aan om de inzet van natuurlijk kapitaal in de Nederlandse econo-mie te verbeteren (efficiency en productiviteit), maar gaat ook in op de verdeling van het beschikbare natuurlijk kapitaal voor de korte en langere termijn (zie paragraaf 4.2).

(9)

8

1 Inleiding

1.1 Economische ontwikkeling en natuurlijk kapitaal

De relatie economische groei en natuurlijk kapitaal staat de afgelopen decennia volop in de belangstelling. Wel is de focus in de loop der tijd veranderd. In de jaren zeventig stond de eindigheid van grondstoffen en energie centraal en de beperkingen die dit stelt aan economische groei. Deze zorgen zijn verwoord in het rapport van de Club van Rome (Meadows et al., 1974) en versterkt door de oliecrises van 1973 en 1979 en de snel oplopende energieprijzen. In de jaren tachtig daarentegen stond efficiencyverbetering in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen in het middelpunt van de belangstelling. Als gevolg van technologische ontwikkeling zou het belang van natuurlijke hulpbronnen voor economische ontwikkeling in de loop van de tijd verder toenemen (Baumol, 1986). Sinds de jaren negentig is de aandacht gericht op natuurlijk kapitaal naast andere vormen van kapitaal. Hoewel Aghion en Howitt (1998) het belang van natuurlijke hulpbronnen (zoals water) voor economische groei erkennen, benadrukken zij dat versterking van het 'intellectueel kapi-taal' eventuele biofysische beperkingen kunnen ondervangen. Meer recentelijk wordt de relatie tussen economische groei en natuurlijk kapitaal bezien vanuit de relatieve schaarste, substitutiemogelijkheden tussen natuurlijk en menselijk kapitaal en mogelijke uitputting (England, 2000). De afgelopen paar jaar is het begrip 'groene groei' in opkomst. Hoewel er verschillende definities van 'groene groei' in omloop zijn, hanteert de OECD een definitie waarbij economische groei gekoppeld wordt aan de instandhouding van het beschikbare natuurlijk kapitaal (natuurlijke hulpbronnen als water en biodiversiteit, grondstoffen en ecosys-teemdiensten die door de natuur worden geleverd). Grondstoffen omvatten fossiele brandstoffen, minera-len en materiaminera-len.

1.2 Groene groei en natuurlijk kapitaal

In de definitie van 'groene groei' wordt een langetermijnontwikkeling van de economie gekoppeld aan de instandhouding van het beschikbare natuurlijk kapitaal. Terwijl groene groei kijkt naar ecologische en eco-nomische doelen, houdt duurzame ontwikkeling ook rekening met de sociale afwegingen. Hiermee is het begrip groene groei beperkter dan duurzame ontwikkeling, maar kan het wel een stap zijn in de richting van duurzame ontwikkeling. In verschillende landen, waaronder Zuid-Korea, wordt economische groei ge-koppeld aan een vermindering van de milieudruk, met name emissies van broeikasgassen. Hierbij is 'groe-ne groei' vooral gericht op een economische groei die gekoppeld is aan een forse vermindering van emissies. Met de 'groene groei'-discussies, onder andere opgestart door internationale organisaties als OECD en UNEP, is hernieuwde aandacht voor het belang van natuurlijk kapitaal voor economische ontwik-keling. Zo signaleert de Monitor Duurzaam Nederland 2011 dat het natuurlijk kapitaal er slechter voorstaat dan het menselijk, sociaal en economisch/fysieke kapitaal (CBS, 2011). Aan de hand van indicatoren voor duurzame ontwikkeling worden trends over de kwaliteit van leven en inzet van natuurlijk kapitaal 'hier en nu' vergeleken met die 'elders en later'. Het rapport concludeert dat met het beschikbare natuurlijk kapitaal het steeds moeilijker zal worden om het huidige welvaartniveau te blijven realiseren. Mondiale voorraden natuurlijk kapitaal nemen niet langer toe en dalen in sommige gevallen. Daarnaast legt Nederland een groot beslag op de natuurlijke hulpbronnen elders in de wereld. Voorbeelden zijn het gebruik van grond-stoffen in de voedings- en genotmiddelenindustrie, de land- en tuinbouw en ook verschillende andere tak-ken van de Nederlandse industrie.

Groene groei is een visie op de economie voor de komende decennia. De Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke Hulpbronnen beveelt aan om in 2020 het biodiversiteitsverlies tot staan te brengen en ervoor te zorgen dat per saldo geen verlies optreedt (no nett loss). De Taskforce is overtuigd dat groene groei bijdraagt aan onze welvaart (Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke Hulpbronnen, 2011). Deze ambities om economische groei te realiseren door te investeren in de instandhouding of waar mogelijk verbetering van

(10)

9 het natuurlijk kapitaal klinken ook internationaal door. TEEB ('The Economics of Ecosystems and

Biodiver-sity') verwacht dat zowel de bedreigingen als de kansen voor het bedrijfsleven met de achteruitgang van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in de loop van de tijd groter zullen worden (Bishop, 2010). Op basis van een door PricewaterhouseCoopers (PwC) uitgevoerd onderzoek bij de top van grote bedrijven conclu-deert Bishop (2010) dat ruim een kwart van de ondervraagde managers bezorgd is over de gevolgen van de achteruitgang van biodiversiteit voor de groeivooruitzichten van hun bedrijven. De Commissie Milieu, Volksgezondheid en Voedselveiligheid van het Europees Parlement roept lidstaten en de Europese Com-missie op een Europees Actieplan te ontwikkelen om grondstoffen aanzienlijk efficiënter te gebruiken, waarbij economische groei wordt ontkoppeld van het gebruik van natuurlijk kapitaal (Europees Parlement, 2012). Bij deze ontkoppeling gaat economische groei gepaard met een vermindering van de emissies, in absolute of relatieve zin. Het Europees Parlement heeft speciaal aandacht gevraagd om hergebruik van grondstoffen en mineralen, zoals fosfaat, fors te verhogen. Voor fosfaat wordt 100% hergebruik in 2020 voorgesteld. Internationaal opererende bedrijven die sterk afhankelijk zijn van grondstoffen stimuleren effi-ciencyverbetering in het gebruik van grondstoffen (PwC, 2010. Het Europees Milieuagentschap past het concept van ecosystemen toe om ontwikkelingen ten behoeve van een groene economie te operationali-seren (Weber, 2011).

Er zijn verschillende definities van groene groei. Zo kan een groenegroeistrategie zich richten op de ontkoppeling van economische groei van de emissies naar het milieu. In dit rapport wordt een definitie van de OECD gevolgd, waarbij een groenegroeistrategie gericht is op een groei van de economie en de in-standhouding van het natuurlijk kapitaal. Naast een forse vermindering van emissies ('emissiearme eco-nomie') wordt ook gestreefd naar het maximaliseren van hergebruik van producten, grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen ('circulaire economie). Het natuurlijk kapitaal omvat de functies van ecosystemen (grondstoffenfunctie, immateriële en welzijnsfunctie van ecosystemen, regulerende functie en de funda-mentele life-support functie). De voorloper van het ministerie van I&M (VROM) werkte in feite al aan groene economie, maar destijds werden begrippen gebruikt als dematerialisatie, eco-efficiency en ontkoppeling. In het licht van de OECD-strategie over groene groei (OECD, 2011a), waarbij economische groei gekoppeld wordt aan de instandhouding van natuurlijk kapitaal, hebben de ministeries van EL&I en I&M behoefte aan een actueel overzicht van de belangrijkste functies van natuurlijk kapitaal voor de Nederlandse economie. Als gevolg van mogelijke schaarste kan afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal voor bepaalde sectoren op termijn ook een risico inhouden, terwijl daarnaast mogelijkheden zijn voor vervanging van natuurlijk kapitaal door fysiek kapitaal (via innovaties).

Groene groei vraagt inzicht in de wisselwerking tussen het economische systeem en natuur, zowel op korte als langere termijn. Hierbij is veelal ook sprake van uitruil van economische groei en van inzet van natuurlijke hulpbronnen voor nu en later. Wanneer natuurlijke hulpbronnen of grondstoffen schaarser wor-den, zal de inzet daarvan in de loop der tijd duurder worden. Waar mogelijk, wordt het zoeken naar substi-tuten hierdoor gestimuleerd. Verminderde beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen (zoals

grondstoffen) kan op korte termijn de economische groei schaden. Op termijn kunnen nieuwe productie-methoden, die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op volledig hergebruik van grondstoffen, tot concurrentievoor-deel leiden. Daarbij is natuurlijk wel de vraag op welk moment in de tijd het omslagpunt ligt, waarbij de nieuwe productiemethoden tot hogere economische groei leiden dan de traditioneel gangbare methoden. Internationaal opererende bedrijven die sterk afhankelijk zijn van grondstoffen hebben de afgelopen jaren te maken gekregen met snel oplopende prijzen van grondstoffen. Deze hogere prijzen zal in de regel lei-den tot het zuiniger gebruik van betreffende hulpbronnen. Ook zorgt het ervoor dat naar alternatieven wordt gezocht. Om de samenhang tussen economische ontwikkeling en natuurlijk kapitaal inzichtelijk te maken, is van belang te weten welke economische sectoren sterk afhankelijk zijn van het beschikbare na-tuurlijk kapitaal. Met dit inzicht wordt duidelijk welke sectoren op termijn te maken kunnen krijgen met schaarser wordende hulpbronnen. Beoogd wordt om met dit overzicht een bijdrage te leveren aan de ont-wikkeling van een kennisagenda voor Nederland in de komende decennia.1 Bij de voorbereiding hiervan is

1 Met 19 personen vanuit beleid en onderzoek is op 23 maart 2012 een workshop gehouden over groene economie. Een concept van

dit rapport is besproken. Met inbreng van ministeries (EL&I, I&M), PBL, CBS, IVM-VU en Wageningen UR (Alterra en LEI) is gesproken over natuurlijk kapitaal en kwetsbaarheid van bepaalde sectoren in onze economie.

(11)

10

vooral behoefte aan een overzicht van de beschikbare kennis, inclusief modelinstrumentarium en gege-vens.

1.3 Vraagstelling en aanpak

Dit rapport gaat voor enkele sectoren in de Nederlandse economie na hoe de relaties met natuurlijk kapi-taal verlopen en of de beschikbaarheid van natuurlijk kapikapi-taal voor deze sectoren op termijn een beper-kende factor kan worden. De methodische uitwerking van (i) fysieke schaarste en efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen en (ii) kwetsbaarheid in de relatie tussen natuurlijk kapitaal en economie, is in dit rapport de basis voor een uitwerking naar sectoren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt de centrale vraagstelling in meerdere deelvragen uitgewerkt:

a. Welke functies van natuurlijk kapitaal zijn gekoppeld aan economische ontwikkeling? De belangrijkste begrippen voor de studie worden in hoofdstuk 2 van het rapport uiteengezet.

b. Hoe verloopt de samenhang tussen natuurlijk kapitaal, economie (consumptie, productie, internationale handel) en beleid in de praktijk? In hoofdstuk 3 wordt een actueel overzicht geboden en wordt verkend welke sectoren de komende decennia kwetsbaar kunnen worden vanwege schaarste in het natuurlijk kapitaal. Welke maatschappelijke en demografische trends zijn relevant voor de beschikbaarheid van natuurlijk kapitaal? Voorbeelden zijn behoefte aan rust als gevolg van vergrijzing, energiebehoefte en de samenhang met kwetsbaarheden in het natuurlijk kapitaal voor de Nederlandse economie.

c. Welke kennisvragen dragen bij aan een strategie, gericht op een groene economie waarbij economi-sche groei niet ten koste gaat van de kwaliteit van de leefomgeving? In hoofdstuk 4 wordt op een rij gezet wat op dit moment bekend is en wat nog uitgezocht moet worden.

1.4 Efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Zoals eerder aangegeven is groene groei gericht op de koppeling tussen economische groei en de in-standhouding van het beschikbare natuurlijk kapitaal. De afgelopen decennia was de aandacht vooral ge-richt op duurzame ontwikkeling en groene groei kan een stap zijn in de ge-richting van duurzame

ontwikkeling. In de nationale milieuverkenningen staat het begrip 'duurzame ontwikkeling' centraal. Het rapport Zorgen voor Morgen (RIVM, 1988) is het begin geweest van een reeks van nationale milieu- en na-tuurverkenningen. In deze langetermijnverkenningen wordt steeds nadrukkelijker aandacht besteed aan de effecten van economische en demografische ontwikkelingen voor milieu en natuur. De Nationale Milieuver-kenning 6 2006 - 2040 is in 2006 verschenen. Deze milieuverMilieuver-kenning kijkt vooruit tot 2020 en 2040, en is gebaseerd op twee scenario's voor bevolkingsgroei en economische ontwikkeling (MNP, 2006). De scenario's zijn gebaseerd op het project Welvaart en LeefOmgeving (WLO) en geven aan welke milieupro-blemen in de toekomst aandacht vragen. Geconstateerd wordt dat bij de twee sterk internationaal georiën-teerde scenario's de welvaart per hoofd van de bevolking groeit en de koppeling tussen economische groei voor verschillende milieuvariabelen wordt losgelaten. Hoewel in de scenario's milieu en economie voor enkele thema's ontkoppeld worden, is zeker ook van belang dat de productiewaarde per eenheid af-val en/of vervuiling groeit. Dit laatste duidt op een verbetering van de eco-efficiency. Bij deze analyses wordt geen aandacht besteed aan grondstoffenschaarste en mogelijke grenzen aan de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen. Zeker met betrekking tot de onderwerpen grondstoffenschaarste en econo-mische groei is de wereld de afgelopen 5 jaar sterk veranderd.

Groene groei wordt vaak gezien als een groei van de economie, waarbij gelijktijdig de emissies ver-minderen. Deze relatie komt ook in de nationale rekening tot uitdrukking, bijvoorbeeld door de samenhang weer te geven tussen macro-economische grootheden (productie, consumptie en internationale handel) en milieu. Een methode om de samenhang tussen economische activiteiten en de belangrijke milieuthema's uiteen te zetten is NAMEA - National Accounting Matrix including Environmental Accounts. Een stelsel van nationale rekeningen wordt uitgebreid met een stelsel van milieurekeningen. De milieurekeningen worden

(12)

11 in fysieke termen weergegeven en omvatten de input van natuurlijke hulpbronnen en productie van

rest-stromen bij het productie- en consumptieproces. In Tabel 1.1 wordt de NAMEA-benadering voor enkele mi-lieuthema's samengevat. Voor de meeste thema's is het overgrote deel van de effecten gekoppeld aan het productieproces. De milieurelaties in tabel 1.1 zijn de externe effecten gekoppeld aan het economisch proces, in dit geval in Nederland. Er wordt hier geen rekening gehouden met de manier waarop het natuur-lijk kapitaal wordt ingezet. Statistics Netherlands (2011a) past deze NAMEA-methode toe en maakt een koppeling tussen fysieke inputs in de Nederlandse economie en berekent emissies (naar bodem, water en lucht) en afvalstromen.

Tabel 1.1 NAMEA - bijdragen van economische activiteiten aan milieuthema's, 2009 (in %) Herkomst emissies Broeikaseffect Verzuring Vermesting Afval

Consumenten 17,3 9,3 22,4 14,6

Producenten 80,3 90,6 78,2 85,4

Overige 2,4 0,1 -0,6 0,0

(13)

12

2 Definities en uitgangspunten

2.1 Natuurlijk kapitaal

De glossary ofwel de 'statistische begrippen' van de OECD stellen dat 'natural capital are the natural as-sets in their role of providing natural resource inputs and environmental services for economic production'. Natuurlijk kapitaal is de voorraad natuurlijk hulpbronnen, die samenhangen met het a-biotische milieu en omvat lucht, water (oppervlaktewater, grondwater, zoutwater), land (inclusief bodem, ruimte, landschap, grondstoffen) en het biotisch milieu (biodiversiteit en ecosystemen). Natuurlijk kapitaal levert ecosysteem-goederen en -diensten. Volgens de Millennium Ecosystem Assessment (MEA, 2005) en The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB, 2010) zijn de volgende vier functies van ecosysteemdiensten het re-sultaat van het beschikbare natuurlijk kapitaal:

a. Grondstoffenfunctie, waarbij natuurlijke hulpbronnen worden ingezet voor de productie van goederen en diensten, zoals grondstoffen, hout en vis. Dit geeft de productiviteit van deze natuurlijke hulpbron-nen in het productieproces weer.

b. Regulerende functie (externe effecten door residuen; vervuiling en afval; waterberging, plaagbestrijding of koolstofvastlegging in bossen).

c. Welzijnsfunctie, die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van leven (zoals genot, plezier en in-spiratie), bijvoorbeeld het wonen in de nabijheid van open landschappen of natuurgebieden voor recre-atief gebruik.

d. Fundamentele life-support functie gebruikswaarde van de functies van ecosystemen (bijvoorbeeld wa-ter, een stabiel klimaat, een beschermende ozonlaag).

Figuur 2.1 Natuurlijk kapitaal in het economisch proces

Bron: OECD (2011b).

Figuur 2.1 geeft de verschillende vormen van natuurlijk kapitaal weer in relatie tot het productie- en consumptieproces in het economisch verkeer, zoals ontwikkeld door OECD. Verschillende vormen van na-tuurlijk kapitaal (grondstoffenfunctie, regulerende functie, welzijnsfunctie) worden ingezet voor productie of consumptie. In dit rapport zullen deze functies voor enkele sectoren uitgewerkt worden. Het verschil tus-sen natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten wordt in figuur 2.2 duidelijk. Natuurlijk kapitaal wordt inge-zet voor de verschillende functies van ecosysteemgoederen en -diensten van het biotische en a-biotische

(14)

13 ecosysteem. Het natuurlijk kapitaal is een voorraadgrootheid, en omvat de voorraad grondstoffen, natuur

en functies van de ecosystemen die ingezet kunnen worden voor het economisch proces. Door de inzet van de kapitaalgoederen in het productieproces worden goederen en diensten geproduceerd, wat bij-draagt aan de nationale welvaart en welzijn. Ecosysteemdiensten zijn daarmee een stroomgrootheid in de economie. Investeringen en afschrijvingen leiden tot versterking (respectievelijk vermindering) van de kapi-taalgoederenvoorraad. Harper en Price (2011) stellen een aanpak met voorraad- en stroomgrootheden voor, omdat zo de relatie tussen natuurlijk kapitaal, ecosysteemdiensten en welzijn schematisch wordt weergegeven.

Figuur 2.2 Raamwerk voor kapitaal, consumptie, welvaart en welzijn

Bron: Harper en Price (2011).

Natuurlijk kapitaal bestaat uit uitputbare en niet-uitputbare natuurlijke hulpbronnen: a. Niet-hernieuwbare uitputbare hulpbronnen, zoals fossiele brandstoffen en mineralen; b. Hernieuwbare en uitputbare hulpbronnen, zoals vis, hout, water, bodem;

c. Hernieuwbare en niet-uitputbare hulpbronnen, zoals wind, zon, enzovoort.

In dit rapport richten we ons met name op uitputbare hulpbronnen, uit categorie a. en b. De categorie hernieuwbare en niet-uitputbare hulpbronnen zijn van belang als hiervoor marktmechanismes worden ont-wikkeld, bijvoorbeeld voor toepassing als alternatieve energiebron.

2.2 Fysieke schaarste en efficiënt gebruik van hulpbronnen

De EU 2020-strategie is de langetermijnstrategie van de Europese Unie voor een sterke en duurzame economie, waarbij werkgelegenheid wordt gestimuleerd en arbeidsparticipatie wordt bevorderd. Een van de kerndoelen is het stimuleren van groene economische groei, waarbij zogenaamde

20/20/20-Investeringen (+) Productie Consumptie Experience Afschrijvingen (-) Voorraadgrootheden Stroomgrootheden Geproduceerd kapitaal Menselijk kapitaal Sociaal kapitaal Natuurlijk kapitaal

Private goederen en diensten

Maatschappelijke goederen en diensten Ecosysteem goederen en diensten W el vaar t

(15)

14

doelstellingen zijn geformuleerd: vermindering van de emissies van broeikasgassen ten opzichte van 1990 met 20%, verhoging van de energie-efficiency met 20%, terwijl 20% van de verbruikte energie op duurza-me wijze moet worden geproduceerd. In het vierde nationale Milieubeleidsplan (NMP4) zijn ook afspraken gemaakt om de koppeling tussen economische groei en milieudruk te doorbreken. Voor 2030 wordt ten opzichte van 2000 gestreefd naar een dematerialisatie in de economie met een factor 2 tot 4. Verschil-lende begrippen spelen daarbij een rol:

1. Fysieke schaarste van natuurlijk kapitaal; dit betekent dat de vraag naar een goed op langere termijn groter is dan het aanbod, en uitputting dreigt. Fysieke schaarste kan voor elk van de functies voorko-men. Naast fysieke schaarste wordt onderscheid gemaakt tussen schaarste die optreedt vanwege economische (bijvoorbeeld als gevolg van prijsschommelingen) of geopolitieke factoren (zoals conflict-gebieden of exportbeperkingen). Bij optredende schaarste van natuurlijk kapitaal (zoals

niet-hernieuwbare energiebronnen) vindt veelal substitutie plaats, waarbij gebruik van schaarse hulpbronnen wordt vervangen door alternatieven (bijvoorbeeld hernieuwbare energiebronnen). Bij fysieke schaarste aan grondstoffen en energie kunnen alternatieve technologieën worden ingezet, dus de inzet van na-tuurlijk kapitaal verandert. PBL heeft recentelijk in een verkenning aangegeven waar sprake is van schaarste in energie, voedsel, mineralen en water (PBL, 2011). In dit rapport van het PBL worden drie factoren aangegeven om schaarste in de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen op de juiste plaats en in de gewenste vorm te verklaren: (i) fysieke factoren (bijvoorbeeld uitputting van hulpbron-nen), (ii) economische factoren (slecht functionerende markten voor infrastructuur en communicatie) en (iii) politieke factoren (handelsbarrières, internationale conflicten). PwC (2011) concludeert dat produc-tiebedrijven in het bijzonder de gevolgen van schaarste door economische en geopolitieke ontwikkelin-gen vrezen, en minder de risico's van fysieke schaarste.

2. Beschikbaarheid van de functies van natuurlijk kapitaal. Naast fysieke schaarste in de grondstoffen-functie van natuurlijk kapitaal kan ook de beschikbaarheid van andere grondstoffen-functies op termijn schaars wor-den. De regulerende functie van natuurlijk kapitaal omvat bijvoorbeeld waterberging in natuurgebieden en koolstofvastlegging in bossen. Klimaatverandering (zeespiegelstijging, drogere zomers, hogere wa-terstand in rivieren) en bodemdaling kan de behoefte aan waterbergingscapaciteit snel doen toenemen, waarbij de beschikbare capaciteit als gevolg van klimaatvermindering minder kan worden. Functiecom-binaties in landbouw en natuur kan in deze gevallen de capaciteit vergroten (ELN-FAB, 2012). Het blijft echter de vraag hoe de maatschappelijke behoefte aan deze regulerende functie zich de komende de-cennia zal ontwikkelen.

Natuurlijk kapitaal heeft ook een welzijnsfunctie door haar bijdrage aan leefbaarheid, gezondheid en veiligheid. Verblijfsrecreatie en openluchtrecreatie zijn bekende voorbeelden die mogelijk zijn door het beschikbare natuurlijk kapitaal, evenals de bijdrage die beschikbaarheid van natuur levert aan de prijzen van nabijgelegen huizen. Het recreatietekort in de Randstad lijkt een indicatie dat de welzijns-functie van het natuurlijk kapitaal hier op grenzen stuit.

3. Efficiency in het gebruik van natuurlijk kapitaal; efficiency vergelijkt de benutting ten opzichte van de gerealiseerde output. Een proces is efficiënt wanneer de output per eenheid input zo hoog mogelijk is. In het kader van de nationale Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 2001-2020 is overeengekomen dat de deelnemende bedrijven in de periode 2005-2020 de energie-efficiency met 30% verbeteren. Effi-ciencyverhoging kan op diverse manieren worden bereikt en de opties kunnen in drie groepen worden onderverdeeld:

a. Verminderen gebruik en reduceren van reststromen. Er zijn vaak relatief eenvoudige technolo-gische oplossingen en/of aanpassingen in de bedrijfsvoering of consumentengedrag om verspilling te voorkomen en daarmee het gebruik te verminderen. Ook kunnen reststromen worden vermin-derd. Deze optie verhoogt het rendement van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

b. Stimuleren van hergebruik en recycling. Deze mogelijkheid vereist veelal hogere inzet van techno-logie.

c. Alternatieven en vermijden gebruik. Inzet van technologische opties, bijvoorbeeld vervanging van elektriciteit uit kolengestookte centrales door zonne-energie.

(16)

15 Uit deze voorbeelden blijkt dat het identificeren van efficiënte oplossingen bepaald wordt door de inzet

van beschikbare technologieën. In figuur 2.3 worden de drie genoemde trajecten voor gebruik van grond-stoffen schematisch weergegeven. Vergroening van een economie richt zich in het begin veelal op bespa-ringsprogramma's, gevolgd door hergebruik en uiteindelijk het zoeken naar en inzet van alternatieven voor het gebruik van materialen. In deze driehoek wordt van beneden naar boven een vergroening van de eco-nomie weergegeven. Naast de inzet van technologieën om het gebruik van grondstoffen en energie te verminderen, zal bij het versterken van een groene economie naar alternatieven gezocht moeten worden voor het huidig gebruik van natuurlijk kapitaal.

Figuur 2.4 geeft een vergelijkbare figuur voor energie. Vergroening richt zich in het begin vooral op energiebesparing, gevolgd door de inzet van beschikbare technologie voor hernieuwbare energiebronnen. Uiteindelijk zal de aandacht richt richten op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie voor hernieuwbare energie. Energie is, naast materialen, een belangrijk onderdeel van de grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal. Door de Topsector Energie zijn innovatiecontracten getekend; de 7 deelsectoren richten zich op innovaties die de kosteneffectiviteit van emissiereductie verbeteren, de energie-efficiency van producten en productieprocessen verbeteren en nieuwe technieken voor een CO2-arme energiehuis-houding stimuleren. Sommige thema's richten zich op besparing (energiebesparing in de gebouwde om-geving en in de industrie) en andere op alternatieven (wind op zee, zonne-energie en bio-energie) (Topteam Energie, 2012).

Figuur 2.3 Materiaalgebruik in het productie- en consumptieproces

Alternatieven en vermijden gebruik

Sluiten van kringlopen –

recycling en hergebruik

Vermindering

gebruik en

reduceren van

reststromen

Materiaal gebruik

(17)

16

Figuur 2.4 Energiegebruik in het productie- en consumptieproces

Figuren 2.3 en 2.4 lijken sterk op de Ladder van Lansink, een door de voormalige politicus Ad Lansink in de Tweede Kamer in de jaren zeventig voorgestelde aanpak voor het afvalbeleid. De Ladder van Lansink is opgebouwd uit de volgende 'treden', in volgorde van toenemende milieubelasting en daarmee een rang-orde in de voorkeur voor afvalbehandeling:

a. Voorkomen - vermijden van het ontstaan van afval, bijvoorbeeld door het vervangen van wegwerppro-ducten door prowegwerppro-ducten met een langere levensduur.

b. Hergebruik - opnieuw gebruiken van producten, bijvoorbeeld via tweedehandswinkels. c. Sorteren en recyclen - inzameling van afvalsoorten voor hergebruik.

d. Verbranden met energierecuperatie - verbranden van afval en omzetting van de warmte die daarbij vrij-komt in energie.

e. Storten van afvalstoffen.

Gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen hebben veelal effecten op lokaal en regionaal niveau. Verschillende natuurlijke hulpbronnen hebben ook effecten op economische activiteiten elders. Water, lucht en biodiversiteit bijvoorbeeld, zijn belangrijke natuurlijke hulpbronnen die essentieel zijn voor economische activiteiten waarbij effecten veelal elders in de wereld en/of op een later moment worden waargenomen (figuur 2.5). Stolwijk (2011) concludeert dat groene groei vooral het uitruilen tussen welvaart-nu versus welvaart in de toekomst is. Investeringen in groene technologie kan op de korte termijn tot een verlies aan welvaart leiden, maar door het creëren van nieuwe exportmarkten op termijn bijdragen aan extra wel-vaartsgroei. Een voorbeeld is het stimuleringsprogramma in Zuid-Korea voor de aanschaf van elektrische en hybride auto's. Middels belastingfaciliteiten en subsidies wordt de aanschaf van deze auto's en de aan-leg van oplaadpunten gestimuleerd. Naast emissiereductie is het uiteindelijk doel om mondiaal bij de top vier van producenten van hybride/elektrische auto's te behoren. In 2015 heeft Zuid-Korea als doel gesteld om 10% van de mondiale markt van elektrische auto's te realiseren.

Nieuwe technieken voor hernieuwbare energie

Benutten van hernieuwbare

energiebronnen

Besparing door

efficiency-maatregelen

(18)

17 Figuur 2.5 Effecten van handelen naar tijd en ruimte

In tabel 2.1 worden de hierboven uitgewerkte definities uiteengezet voor de functies van natuurlijk kapi-taal, te weten de grondstoffenfunctie, regulerende functie en welzijnsfunctie. Doelstellingen voor resource efficiency zijn met name relevant voor de grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal. Efficiencyverbeterin-gen door technologische vernieuwinEfficiencyverbeterin-gen spelen vrijwel geen rol voor de andere functies van het natuurlijk kapitaal.

Tabel 2.1 Uitwerking van definities en uitgangspunten voor de functies van natuurlijk kapitaal Kenmerk Grondstoffenfunctie Regulerende functie Welzijnsfunctie Resource efficiency Efficiencyverbetering in de

be-nutting is mogelijk door techno-logische verbetering (inclusief recycling) en substitutie van na-tuurlijk kapitaal door menselijk kapitaal (nieuwe technologie)

Efficiencymaatregelen zijn voor deze functies niet van toepas-sing en belang van technolo-gische innovaties is beperkt

Efficiencymaatregelen zijn voor deze functie niet van toepassing en belang van technologische innovaties is beperkt

Nederland - elders Een sterk internationale

compo-nent, vanwege inzet van natuur-lijk kapitaal van elders (in verband met de invoer van grondstoffen)

Functies zijn op lokale en regio-nale schaal operationeel

Functies zijn op lokale en regio-nale schaal operationeel. Schaarste in de beschikbaarheid van natuurlijk kapitaal buiten Nederland wordt opgevangen door veranderingen in de benut-ting van de welzijnsfunctie van natuurlijk kapitaal

Korte- en lange-termijn

Door efficiencyverbetering kan het gebruik van grondstoffen in relatieve zin afnemen

De behoefte aan de regulerende functie van natuurlijk kapitaal kan op termijn urgent worden, vanwege klimaatverandering

De behoefte aan deze functie van natuurlijk kapitaal kan toe-nemen als gevolg van vergrijzing van de bevolking; de vraag is of op termijn het aanbod de vraag voldoende kan volgen

Elders en nu

Elders en later

Hier en nu

Hier en later

(19)

18

2.3 Kwetsbaarheid in de relatie tussen natuurlijk kapitaal en economie

Hoe kan de kwetsbaarheid van economische sectoren vanwege schaarste in natuurlijk kapitaal geconcreti-seerd worden? Een definitie van kwetsbaarheid kan op verschillende uitgangspunten worden gebageconcreti-seerd. Hier kijken we vooral naar grondstoffen, als onderdeel van de grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal. Allereerst kunnen de marginale kosten voor grondstofwinning vergeleken worden met de marginale baten daarvan voor de Nederlandse economie. Deze aanpak is waarschijnlijk ontoereikend om de kwetsbaarheid van natuurlijk kapitaal voor de Nederlandse economie te concretiseren, waarbij de Nederlandse vraag naar natuurlijk kapitaal relatief klein is ten opzichte van de mondiale voorraden. In dergelijke gevallen zal een meer globale aanpak gevolgd moeten worden om goed zicht te krijgen op kwetsbaarheid van economi-sche sectoren vanwege schaarste in het beschikbare natuurlijk kapitaal. Een alternatief is om de grond-stofwinning te relateren aan de beschikbare voorraad, waarbij gecorrigeerd zou kunnen worden voor de mogelijkheden om voorraden op termijn economisch winbaar te maken. De toekomstige ontwikkeling van de marginale kosten zal dan meegenomen worden, zodat bij afnemende reservecapaciteit de marginale kosten stijgen. Een bepaalde sector kan kwetsbaar zijn als uitputting van natuurlijk kapitaal binnen een be-paalde periode dreigt op te treden, en op deze manier de milieugebruiksruimte schaars wordt. Daarbij kunnen substitutiemogelijkheden een rol spelen. Kwetsbaarheid lijkt beperkt als een grondstof eenvoudig te vervangen is door een minder schaarse stof. In tabel 2.2 wordt het mechanisme van afhankelijkheid en kwetsbaarheid schematisch weergegeven.

Tabel 2.2 Afhankelijkheid en kwetsbaarheid van economische sectoren en beschikbaarheid versus sturing op gebruik en benutting van natuurlijk kapitaal

Natuurlijk kapitaal Voorbeelden in voedselproductie

Beschikbaarheid van na-tuurlijk kapitaal

Niet-hernieuwbare en uitputbare hulpbron-nen (uitputting van grondstoffen)

Fossiele brandstoffen, mineralen (bijvoorbeeld fos-faat)

Hernieuwbare en uitputbare hulpbronnen, met relatieve schaarste

Water, vis, hout Hernieuwbaar en niet-uitputbare

hulpbron-nen

Wind, zon Gebruik en benutting van

natuurlijk kapitaal

Restricties vanuit overheid Emissiehandel (ETS) voor CO2-emissies. Telers die

meedoen aan dit systeem kunnen emissierechten verkopen als deze vervuilingsrechten niet nodig zijn. Programma Energie en CO2 in de tuinbouw, waarbij

de tuinbouw met de overheid afspraken heeft ge-maakt voor verbetering energie-efficiency, aandeel hernieuwbare energie en reductie CO2-emissies. Doel

is het economisch en technisch realiseren van kli-maat-neutrale nieuwbouw in 2020.

Restricties vanuit bedrijfsleven Verduurzaming productie

Restricties vanuit samenleving Imago en reputatie bedrijven

Enkele voorbeelden van het belang van natuurlijk kapitaal voor de Nederlandse economie worden in tabel 2.3 beschreven.

(20)

19 Tabel 2.3 Relatie tussen economische activiteiten met afhankelijkheid en kwetsbaarheid van

natuurlijk kapitaal

Sector Afhankelijkheid van natuurlijke hulp-bronnen

Kwetsbaarheid van natuurlijke hulpbronnen

Landbouw Energie, water, fosfaat, land,

agrobiodi-versiteit

Wateroverlast versus watertekort (kwantitatief) Waterkwaliteit (nutriënten en gewasbeschermings-middelen)

Beschikbaarheid van grondstoffen (energie, fosfaat, water)

Bosbouw Beschikbaarheid van houtvoorraden

Visserij Beschikbaarheid van visvoorraden;

regeneratiepro-ces

Voedingsmiddelenindustrie Energie, water, agrobiodiversiteit Natuurlijk kapitaal elders in de wereld, van belang

voor beschikbaarheid van grondstoffen elders in de wereld (bijvoorbeeld cacao, koffie, citrusvruchten) Energie-efficiency en emissiehandel

Delfstoffenwinning Gas, bijvoorbeeld in de

aluminiumindu-strie

Beschikbaarheid van gas

Industrie Energie Emissiehandel en energie-efficiency

Prijs grondstoffen, CO2-emissiehandel

Reputatie bedrijven

Overstromingsrisico bedrijfsgebouwen

Voorbeeld aluminiumindustrie met energiebehoefte en grondstoffen (bauxiet)

Energiebedrijven (Niet-)hernieuwbare energiebronnen Mondiale voorraden fossiele brandstoffen

Waterbedrijven en afval-beheer

Grond- en oppervlaktewater Waterzuivering in natuurgebieden (natuurlijke

water-zuivering met helofyten en hydrofyten; zuiverende processen van water, bodem en planten)

Bouwnijverheid Grondstoffen (zand) Beschikbaarheid van grondstoffen

'Climate-proof' bouwen

Handel, vervoer en horeca Grondstoffen Omzetverlies bij verminderde aanvoer grondstoffen

Informatie en communica-tie

Financiële dienstverlening Waterschade bij bedrijven

Publieke opinie en reputatie (bijvoorbeeld Rabo - Na-tural capital declaration)

Exploitatie van en handel in onroerend goed Zakelijke dienstverlening Overheid en zorg Cultuur, recreatie, overige diensten

Openluchtrecreatie (bos, duin, enzovoort)

Water en energie zijn belangrijke grondstoffen voor de Nederlandse economie. Informatie over bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak en het energie- en waterverbruik per sector wordt samengevat in ta-bel 2.4. Op basis hiervan kan de productiviteit in het energieverbruik en het waterverbruik worden be-schreven. Dat wordt in de figuur 2.6 en figuur 2.7 geïllustreerd. Figuur 2.6 geeft voor enkele

bedrijfstakken met een relatief hoge energie-intensiteit inzicht in het energieverbruik per eenheid bruto toegevoegde waarde. Figuur 2.7 geeft de intensiteit in de onttrekking van grondwater per eenheid bruto toegevoegde waarde.

(21)

20

Tabel 2.4 Bruto toegevoegde waarde versus energie- en waterverbruik in de Nederlandse econo-mie

Sector Bruto toege-voegde waarde in 2010 (in mln. euro) Nettoverbruik van energie in 2006 (in PJ) Gebruik en extractie van grondwater in 2005 (mln. m3) Gebruik en ont-trekking van op-pervlaktewater in 2005 (mln. m3)

Totaal van gebruik en extractie van grondwa-ter en gebruik en ont-trekking van oppervlaktewater (in mln. m3) Landbouw, bosbouw, visserij 9.400 178 23,7 14,5 38,2 Delfstoffenwinning 16.235 52 0,1 1,1 1,2 Industrie 64.791 212,1 3154,8 3.66,9

(waarvan V&G indu-strie) 95 49,6 116,3 165,9 Energievoorziening 10.393 351 21,9 9.69,9 9.91,8 Waterbedrijven en af-valbeheer 4.498 2 766,0 490,0 1.256,0 Bouwnijverheid 28.672 40 - - -

Handel, vervoer en ho-reca

99.424 512 - - -

Financiële

dienstverle-ning en communicatie 69.032 101

- - -

Verhuur en handel van onroerend goed 32.488 - - - Zakelijke dienstverle-ning 60.559 1,4 479,9 481,3 Overheid en zorg 117.199 122 - - -

Cultuur, recreatie, ove-rige diensten

13.230 109 - - -

Totaal 525.921 3.27 1.25,2 13.10,2 14.35,4

(22)

21 Figuur 2.6 Energie-intensiteit per bedrijfstak in 2006 (MJ/euro)

Bron: CBS (2007).

Figuur 2.7 Intensiteit in het gebruik van grondwater per bedrijfstak in 2005 (liter per euro bruto toegevoegde water)

Bron: CBS.

2.4 Ontkoppeling van economische groei en natuurlijke hulpbronnen

Een belangrijk kenmerk van groene economie is een zodanige groei van de economie dat de druk op de draagkracht van het natuurlijk kapitaal en grondstoffen niet verder toeneemt. Dit heet ontkoppeling. Er is sprake van absolute ontkoppeling wanneer economische groei (bijvoorbeeld in termen van BBP per hoofd van de bevolking) gepaard gaat met een absolute daling van de fysieke omgevingsindicatoren (zoals ener-giegebruik per hoofd van de bevolking). Bij relatieve ontkoppeling blijft de ontwikkeling van de fysieke

om-0

20

40

60

80

100

120

0

2

4

6

8

10

12

(23)

22

gevingsindicator achter bij de groei van de economie. In tegenstelling tot absolute ontkoppeling kan bij re-latieve ontkoppeling de omgevingsindicator toch nog toenemen (Stolwijk, 2011). Stolwijk noemt enkele factoren die van belang zijn bij de vraag of er sprake is van groene groei:

1. Geen verplaatsing van relatief vervuilende economische activiteiten naar het buitenland. Het moge dui-delijk zijn dat de zakelijke dienstverlening, overheid en zorg, cultuur, recreatie en overige diensten, in vergelijking tot de industrie schoon zijn.

2. Verschil tussen relatieve en absolute ontkoppeling. Dit kan worden geïllustreerd met het energiegebruik in de Nederlandse economie. Terwijl het energiegebruik per eenheid toegevoegde waarde tussen 1990 en 2008 met 28% is gedaald, steeg de productie in dezelfde periode met ruim 50%.

Met het overzicht over begrippen (kwetsbaarheid, schaarste en efficiency in het gebruik en benutting van natuurlijk kapitaal, wordt in hoofdstuk 3 een meer gedetailleerde sectorale uitwerking gegeven.

(24)

23

3 Sectorale uitwerking

3.1 Natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie

Dit hoofdstuk biedt een actueel overzicht van schaarste van natuurlijke hulpbronnen en kwetsbaarheid in enkele sectoren van de Nederlandse economie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de structuur van tabel 2.2 (zie paragraaf 2.3). In onderstaande tabellen worden voor een aantal sectoren de kwetsbaarheid van natuurlijk kapitaal uiteengezet, achtereenvolgens voor de primaire land- en tuinbouw (tabel 3.1), bosbouw (tabel 3.2), visserij (tabel 3.3), voedings- en genotmiddelenindustrie (tabel 3.4) en de sector cultuur, re-creatie, overige diensten (tabel 3.5). Naast een uiteenzetting van de kwetsbaarheid van de sector, worden acties uiteengezet om per saldo het verlies aan natuurlijk kapitaal niet verder te laten oplopen ('no nett loss'). Dit is geen uitputtende lijst van acties en voor de meeste acties wordt niet expliciet gemaakt wie het initiatief zou kunnen of moeten nemen. De acties hebben vooral betrekking op vergroening van de econo-mie - meer nog dan groene groei. Bij vergroening van de econoecono-mie ligt de nadruk op het nemen van maat-regelen die de milieudruk verminderen; dit leidt niet noodzakelijk tot een versterking van de economie. Bij de keuze van instrumenten voor vergroening van de economie is het natuurlijk van belang om te achterha-len welke acties daar zo effectief mogelijk aan bijdragen.

(25)

24 Ta bel 3. 1 G eb ruik v an na tuur lij k k ap ita al e n d e kw et sb aa rhe id in d e p ri m ai re la nd - en t ui nb ou w N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er o f e ld ers K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie Fo sf aa t i s een es sen tiël e vo ed in gs st of v oo r pl an ten en d ier en . H ier vo or is g een a lter na tief vo or ha nd en . F os fa at is s ch aa rs a an h et w or de n en lev er in gs pr ob lem en z ijn r eëel . E ur op a k an ni et i n de ei gen fo sf or beh oef te v oo rz ien . I n so m m ig e d el en v an d e w er el d is fo sf aa t a l a an -gew ez en a ls g ro nd sto f m et g eo po lit iek b el an g (in d e V S) (D e R id de r e t a l., 2 01 2). Eu ro pa is a fh an ke lijk v an d e i m po rt v an fo sf aa t. Vr ijw el a lle fo sf aa t k om t v an b ui ten h et c on ti-nen t. Al leen in F in la nd is een k lei ne v oo rr aa d. Ja ar lijk s im po rteer t E ur op a o ng ev eer 6 k g f os-fa ater ts p er in w on er . D it k om t o ver een m et 2, 2 m iljo en to n f os fa at p er ja ar (K et en ak ko or d fo s-fa at kr in gl oop ). D e b es ch ik ba ar he id v an fos fa at w or dt m on di aa l een g eo po liti ek e aa ng el eg en-hei d. C hi na h eef t b ep er ki ng en g es tel d aa n d e ex po rt v an fo sf aa t om z ic h d e kom en de d ec en-ni a zek er te s tel len v an d ez e es sen tiël e g ro nd -st of v oor d e p rod uc tie v an ku ns tm es t. Ook i n Tu nes ië h eef t d e p ol iti ek e in sta bi litei t d e a fg el o-pe n p aa r j aa r t ot e en v erl ag in g v an d e p ro du ct ie ge le id . Na as t d e b ep er ki ng a an d e bes ch ik ba ar-hei d i s o ok d e a fn em en de k w al itei t v an fo sf aa t-er ts een p ro bl eem . D e u it M ar ok ko g eï m po rteer de fo sf aa ter ts b ev at een r el at ief h oo g g eh al te a an c ad m iu m , m et sc ha del ijk e gev ol gen v oo r m en s en m ilieu a ls te ho ge c on cen tr ati es in d e bo dem k om en . Bi j h uid ig m on dia al g eb ru ik is d e wi nb ar e vo or-ra ad fo sfa at m og el ijk b in ne n 10 0 ja ar ui tg ep ut . D e b es ch ikb ar e voor ra ad w or dt in ge sc ha t v ol-do en de te z ijn v oo r d e k om en de eeu w o f m og e-lijk z elf s n og v oo r ve le e eu we n. D e win nin g w or dt steed s v er vu ilen der en er z ijn g eo po liti ek e ris ic o' s ve rb ond en a an d e w in ni ng v an fo sf aa t. So m m ig e m ic ro nu tr iën ten k un nen n og s nel ler sc ha ars w ord en : b ori um , k op er, m an ga an , m o-ly bd een , k ob al t en z in k (P la tfo rm L an db ou w , I nn ov ati e & S am en lev in g, 20 11 ). Na as t d e vr aag in o nt wik ke ld e lan de n is het p ro bl eem d at i n on tw ik kel in gs la nd en v aa k w ei ni g b oer en z ijn d ie vo ld oen de n utr iën ten ku nn en k op en o m d e p ro du cti e te v er ho gen (M ann in g, 2 01 0) . Rec yc lin g v an fo sf aa t i s u rg en t o m d e g eo po li-tie ke af han ke lijk he id in E ur op a te k un nen v er-m in der en . H et b ed rij f T her m ph os h eef t a ls do els te llin g o m in 2 02 0 v ol le dig o m ge sc ha ke ld te z ijn o p r ec yc lin g v an a fv al sto ffen . B ij de f os-fa at pro du ct ie z al d it b ed rij f d an g eb ru ik m ak en va n f os fa at u it di er lijk e m es t, a fv al w ater zu iv e-rin gssl ib e n b ot ten v an s la ch ter ijen . D it i s een vo orb ee ld v an C ra dl e t o C ra dl e. B eg in 2 01 3 i s no g o nd ui de lijk o f e en d oo rs ta rt v an d it be dri jf m og el ijk is , n ad at T her m ph os n ov em ber 2 01 2 fa illi et is v er kla ar d. Ver der k an h et g eb ru ik v an fo sf aa t i n d e la nd -bo uw ve rm in de rd w ord en d oo r: - ve rm in de rin g v an e ro si e; v eel fo sf aa t w or dt ni et o pg en om en d oo r l an db ou w ge w as sen m aa r g aa t v er lo re n - beter e bem es tin gs str ateg ie ( pr ec is ieb e-m es tin g) (U do d e H ae s e t a l., 2 009 a; 200 9b ) D aa rn aa st k an fo sf aa t ter ug gew on nen w or den uit r io ol wat er , s lib e n h uis ho ud eli jk G FT -a fv al e n do or d ier lijk e m es t t e v er w er ken to t k un stm es t-ver va ng er s en b od em ver beter aa r. In h et K ete n-akk oor d F os fa at kr in gl oop z ijn h ie rov er af sp ra ken v as tg el eg d.

(26)

25 Ta bel 3. 1 G eb ru ik v an n at uu rl ijk k ap ita al e n d e kwe ts ba ar he id in d e p ri ma ir e l an e n t ui nb ou w (v er vo lg ) N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er o f e ld ers K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie W ater is een es sen tiël e h ul pb ro n vo or d e la nd -bo uw D e l an db ou w g eb ru ik t w ater u it N ed er la nd . W el str oo m t v ia d e r iv ier en w ate r u it h et bu iten la nd na ar N ed er la nd . Vo or d e k w al itei t v an h et w ater zi jn w e dus d ee ls a fha nk el ijk v an he t b ui te nl and W ater - as pec ten v an k w al itei t en k w an titei t. W e-re ld w ijd w ord t t en m in ste 70 % v an h et b es ch ik-ba re z oete w at er v oo r d e l an db ou w g eb ru ik t. Vo ed sel pr od uc tie g aa t i n g ro te d el en v an d e w er el d g ep aa rd m et o ver ex pl oi ta tie va n vo or ra -de n g ro nd - en o pp er vl ak tew at er . W ater ver del in g in s tr oo m geb ied en , tu ss en g e-bru ik ers e n a an bi ed ers v an w at er, o p b as is v an beg in sel v an v er del in g ko sten en b at en . Tec hn ol og ie k an h el pen b ij h et v er m in der en v an geb ru ik v an w ater (b ijv oo rb ee ld s lim m er e irr ig a-tiet ec hn iek en ). En erg ie Aa rd ol ie w ord t g ro te nd ee ls g eï m po rt ee rd , m aa r in N ed er la nd g ew on nen g as w or dt d eel s g eë x-po rt ee rd . P ro du ct ie v an w in d-, z on ne - en k er n-en er gi e is in Ne de rla nd re la tie f l aa g. En erg ie - ei nd ig he id v an fo ss iel e b ra nd sto ffen en o ve rg ang n aa r duu rz am e e ne rg ie br on ne n. La nd bo uw lev er t een v ijf de deel v an a lle d uu r-za m e en er gi e i n N ed er la nd . O nt w ik kel in g v an kl im aa tn eu tr al e k as in g la stu in bo uw . D e N ed er-la nd se la nd - e n t ui nb ou w be dri jv en p ro du ce re n m eer el ek tr ic itei t d an z e z el f v er br ui ken . M eer da n d e h el ft v an h et en er gi ev er br ui k in d e l an d-en t ui nb ou w (e xc lus ie f g la st ui nb ou w ) i s a fk om-st ig ui t h er ni eu w ba re b ro nne n ( Ag ent sc ha p N L, 20 11) . Be st ui vi ng d oo r bij en Vo or d e l an db ou w se ct or i n Ne de rla nd is d ie rli jk e be st ui vi ng v an b el ang v oo r ha rd fr ui t, z ac ht fr ui t, aa rd bei en , to m aten en zo vo or t. G eï m po rt ee rd e ge w as se n d ie a fh ank el ijk z ijn v an b es tu iv ing z ijn: kof fie , c ac ao e n n ot en . H et s ter ftep er cen ta ge o nd er z ow el d e ho ni ng bi j, de wild e b ij als d e h om m el is , in W es t-Eu ro pa e n de VS , d e a fg el op en ja ren s ch rik ba ren d to eg e-nom en . A ls oor za ke n w or de n g en oe m d: g eb ru ik bes tr ijd in gs m id del en , z ie ktev er w ek ker s, a ch te r-ui tg an g v oe ds el aa nb od , e n d al ing a ant al p ro-fes si on el e i m ke rs . M eer p ro fes si on el e i m ker s a an stel le n, m eer o n-de rz oe k n aa r g eb ru ik b es tri jd in gs m id de le n in r e-la tie to t b ijen ster fte ( zi e oo k: R ab ob an k, 2 01 1) . O ok tec hn ol og is ch e a lter na tiev en z ijn d en kb aa r, zo al s d e i nz et v an r ob ots d ie m et k w as tjes p la n-ten b es tu iv en .

(27)

26 Ta bel 3. 2 G eb ru ik v an n at uu rl ijk k ap ita al e n d e kwe ts ba ar he id in d e b os bo uw N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er o f e ld ers K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie H out N ed er la nd v oo rz iet v oo r o ng ev eer 8 % in d e ei gen h ou tb eh oef te. D us 9 2% m oet g eï m po rt ee rd w ord en . H et t ota al g eb ru ik d oo r N ed er la nd v an h ou t en h ou tp ro du cten is ja ar lijk s o ng ev eer 1 3 m iljo en m 3. D e ja ar lijk se h ou to og st in N e-de rla nd w ord t v oo r d e p eri od e 2 00 5-2025 ges ch at o p 1 .4 to t 2 m iljo en m 3. D e tek or-te n a an n aa ld ho ut e n p op ul ie r zu lle n d e ko m en de 1 0-15 ja ar n aa r v er w ac ht in g g ro-ter w or den (O os ter ba an et a l., 2 00 7) . C as ca de rin g va n h ou t, w aa rb ij h ou t v oo r ver sc hi llen de fu nc ties w or dt i ng ez et w aa rd oo r d e ec on om is ch e lev en s-du ur a an zi en lijk v er len gd k an w or den . H et h ou t k rij gt st ap sg ew ijs een la ger m aa ts ch ap pel ijk n ut, m et a ch te r-ee nv ol ge ns g eb ru ik voor k oz ijn en , h er ge br ui k v oor p la n-ken , r ec yc lin g, c om po ster in g en v er br an di ng ) Ta bel 3. 3 G eb ruik v an na tuur lij k k ap ita al e n d e kw et sb aa rhe id in d e v is se ri j N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er of el der s K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie Vi s M eer d an 5 0% v an a lle v is d ie in d e Eu ro pes e Un ie w or dt g ec on su m eer d i s afk oms tig v an imp or t u it z og en aa md e 'd erd e l an de n' (l an de n bu ite n d e EU ). Vo ora l v oo r Ne de rla nd , d at m ee r e n m ee r f un ct io ne ert a ls d ra ai sc hi jf v oo r vi s i n Eu ro pa is im po rt v an h et g ro ot st e b el an g (P ro du ct sc ha p Vi s). D e a fg el op en ja ren w or dt d oo r Eu ro pes e v is ser s i n M au rit an ië g ev is t. D e p e-la gi sc he v is ser ij. M ed io 2 01 2 is een v is ser ija kk oo rd tu ss en d e EU en M au ri-ta ni ë get ek en d. D it b leek v oo r h et b ed rij fs lev en o nv ol do en de a an tr ek kel ijk om in d ez e r eg io te b lij ve n v is sen . M ed io 2 01 2 w or den p og in gen g ed aa n om to eg an g te k rij gen to t A us tr al is ch e w ater en . Vi ss er s i n Ta sm an ië v re zen ui tp utti ng v an d e l ok al e v is st an d en h og er e v is pr ijz en in lo ka le s up er m ar k-ten , o m da t s up er tr aw ler s d e v is el der s a fz etten . Er z ijn eer ste aan wi jz in ge n da t k lim aa tv er an der in g op ter m ijn o ok g ev ol gen he ef t v oo r d e m on di al e v is pro du ct ie (B ra nd er, 2 00 7). V is se n w ord en a ls g e-vo lg v an d e v er m in der de h oev eel hei d z uu rs to f in h et wat er b ij o pwar m in g va n d e a ar de k lei ner . Vi ss oo rten in d e A tla nt is ch e O cea an z ou den 2 0 p ro-cen t k lei ner w or den . D it z al la ger e v an gs ten to t g ev ol g h eb ben . S ch om m e-lin ge n i n het k lim aa t l ijk en d aa rb ij gr oter e g ev ol gen te heb ben d an ve ra nd er in gen in h et g em id del de k lim aa tp atr oo n. In 2 00 7 b ed ro eg d e v is co ns um pti e i n N e-der la nd (g ev an gen p lu s g ek w eek te v is ) 55 .5 m iljo en k g. D e g ec er tif ic eer de ge-va ng en v is b ed ro eg 2 .5 m iljo en k g. D e a f-ha nk el ijk he id v an g eï m po rt ee rd e v is is d e af ge lo pe n 1 0 j aa r to eg en om en . Ver du ur za m in g va n d e v is ser ij z al o ok r ek en in g m oet en ho ud en m et d e gev ol gen v an k lim aa tv er an der in g v oo r d e pr od uc tiv itei t v an d e v is st an d. E en ec os ys teem ben ad e-rin g, g eb as ee rd o p h et v oo rz org sp rin ci pe , i n pl aa ts v an een a an pa k g eb as eer d o p de v is sta nd v an en ke le s oo rt en lijk t d an o p z ijn p la at s (B ra de r, 2 00 7). O p een v er gel ijk ba -re m an ier h eb ben Q ua as et a l. ( 20 12 ) een s ch ad uw pr ijs ber ek en d v an d e k os ten v oo r h et h er st el v an v is st an den . D aa rm ee w or den d e ec on om is ch e k os ten v an o ver bev is-si ng b er ek en d, ev en al s de b at en d ie op ter m ijn m et een va ng st red uc tie b er ei kt, a ls in ves ter in g i n d e v oo rr aa d n a-tu ur lijk k ap ita al . H et k en get al is d aa rb ij een r en tep er ce n-ta ge.

(28)

27 Ta bel 3. 4 G eb ru ik v an n at uu rl ijk k ap ita al e n d e kwe ts ba ar he id in d e v oe di ng e n g en ot m id de le ni nd us tr ie N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er o f e ld ers K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie W ater Zo w el n at io na al (g ro nd w at er v oo r d e i nd us tri e) a ls in te rn a-tio na al Bes ch ik ba ar hei d v an v ol do en de g ro nd w ater is een b e-la ng rij ke v es tig in gs fa cto r in d e vo ed in gs m id del en in du str ie. W ater bes pa rin g en h er geb ru ik v an w ater . E r z ijn tec hn i-sc he m og el ijk hed en o m a fv al w ater to t d rin kw ater o p te we rk en (c he m is ch e n m ic ro bio lo gis ch b et ro uwb aar ). M o-ge lijk e im ag os ch ad e is h ie rb ij b el an gr ijk . C ac ao Va n c ac ao w or dt 6 0% in d e W es t-A fr ik aa ns e l and en G ha na en Iv oo rk us t v er bo uw d. A m ster da m is d e gr oo ts te c ac ao-ha ven ter w er el d en in d e Za an str eek w or dt een k w ar t v an de v erb ou w de c ac ao v erw erk t Pr ijs v oo r c ac ao fl uc tu eer t s ter k, o m da t h et a an bo d f lu c-tu eer t, m aa r v oo ra l o ok o m da t d e vr aa g en or m s tij gt. H et aa nb od s ta at o nd er dru k om da t c ac ao pl an te n v erd ro ng en w or den d oo r so ja en o liep al m en . B od em ui tp utti ng is h et ge vol g v an c ac aop rod uc tie . Ko pp el in g d uu rz aa m he id e n p ro du ct ie ze ke rh ei d en e r zi jn ver sc hi llen de i ni tia tiev en v oo r d uu rz am e ha nd el (C E, 20 11) . Pa lm olie D e Ne de rla nd se in du st rie im po rt ee rt ja arl ijk s 1, 7 m iljo en to n ru w e p al m ol ie. N ed er la nd n eem t r ui m 4 0% v an d e t o-ta le E U-im po rt v an r uwe p alm ol ie v oo r z ijn r ek en in g. H ie r-va n w ord t z o' n d riek w ar t w eer u itg ev oer d, v eel al n a ra ffi na ge o f v er w er ki ng in a nd er e pr od uc ten . O ng ev eer 70 % v an d e i ng ev oer de p al m ol ie w or dt v er w er kt i n le-ven sm id del en . Pa lm ol ie w or dt v er w er kt in z eep , m ar ga rin e, k oek jes , cr èm es , c hoc ol ad e, e nz ov oor t. Pa lm ol ie k an ook g eb ru ik t w ord en a ls b io bra nd st of . D e p ro du ct ie v an p al m ol ie is veel al n iet d uu rz aa m , m et n am e d oo r d e u itb rei di ng v an het a rea al ten k os te v an tr op is ch r eg en w ou d en d oo r het geb ru ik v an p es tic id en . Pa lm ol ie k an d uu rz aa m v erb ou w d w ord en . H ie ra an w ord t gew er kt v ia h et s am en w er ki ng sv er ba nd 'R ou nd ta bl e o n Su st ain ab le P alm O il' (R SP O ). Ko ffi e Al le k of fie w or dt in N ed er la nd g eï m po rteer d. B ijn a een kw ar t v an d e o ng eb ra nd e k of fieb on en k om t u it B ra zi lië. An der e l ev er an ci er s z ijn O eg an da , Vi etn am , C ol om bi a, H ond ur as e n P er u ( sa m en 2 2% ). K lei ner e h oev eel hed en ko m en u it Ke ni a, G ua te m al a, Ind ia e n R w and a. Ko ffi e w ord t v ee la l n ie t d uu rz aa m g ep ro du ce erd o m da t: Ku ns tm es t en b es tr ijd in gs m id de le n o nj ui st w ord en g e-br ui kt Er v in dt o ve r-ir rig at ie p la at s O ntb os si ng v oo r u itb rei di ng k of fiet eel t ( on de r a nd ere in In do nes ië en B ra zi lië) Af va lw ater lei dt to t v er zu rin g v an d e b od em en v er vu ilin g va n ri vi ere n Ko ffi e g ro ei t i n heu vel - en b er gs tr ek en . D e o or sp ro nk el ijk e bep la nti ng w ord t w eg ge ha al d, w aa rd oo r e ro si e k an o p-tr ed en . D uu rz am e pro du ct en , b ijv oo rb ee ld v ia c ert ifi ce rin g.

(29)

28 Ta bel 3. 5 G eb ru ik v an n atu url ijk k ap ita al e n d e kw etsb aa rh ei d i n c ul tu ur , r ec re ati e, o ve ri ge d ie nste n N at uurl ijk e hul pb ro nne n hi er o f e ld ers K w et sba ar hei d Ac tie s v oor v er gr oe nin g ec on om ie N atu ur geb ied en W el zi jn sf un cti e ( rec rea tief , s oc ia al e n ed uc ati ev e fu nc tie) va n n at uu rli jk k ap ita al Rec rea tietek or t i n m et n am e d e R an ds ta d. In ges ch at w or dt da t o m h et n at io na le tek or t a an n atu ur w eg te w er-ken , i n d e R an ds ta d ten m in ste 3 7. 00 0 h a ni eu w b os n o-di g i s (S tic ht in g R ec re ati e, 2 00 7) . E en m eth od iek v oo r een k os ten -b aten an al ys e v an een in ves ter in g o m h et r e-cr ea tiet ek or t te v er m in der en w or dt bes ch rev en in W itt e-veen en B os (2 00 6) . O m h et tek or t m et 8 0% te rug te d ring en, z ou i n 20 15 a l 18. 50 0 h a ex tr a g ro en g er ea lis eer d m oeten z ijn , m et na m e i n d e g eb ied en w aa r d e tek or ten h et g ro ots t z ijn (Z ui dv le ug el ).

(30)

29 De tabellen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 geeft voor de sectoren land- en tuinbouw, bosbouw, visserij,

voedings- en genotmiddelenindustrie en recreatie aan welke functies van natuurlijk kapitaal van groot be-lang zijn. Naast de grondstoffenfunctie die in de primaire productie, is de welzijnsfunctie van natuurlijk ka-pitaal van belang voor de recreatiesector. Box 1 gaat een stap verder, waarbij de acties voor vergroening omgezet worden naar handelingsperspectieven. Dit wordt gedaan voor de grondstoffenfunctie in de visse-rij en de inzet van fosfaat in de landbouw.

Box 3.1 Handelingsperspectieven voor het beheer van natuurlijk kapitaal en vergroening van de economie

Bij de visserij is vooral de grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal van belang. De beschikbaarheid van deze natuurlijke hulpbron wordt bepaald door de visstand en condities van het mariene ecosysteem. Recent onderzoek geeft aan dat kli-maatverandering van invloed kan zijn op de visstand. De grondstoffenfunctie kan onder druk komen door overbevissing of door klimaatverandering. Bij bevissing in internationale wateren zijn verdelings- en afwegingsvragen tussen 'hier en nu' versus 'elders en later' van belang. Sturing op de grondstoffenfunctie vindt nu plaats via quotering. Sturing op ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering, lijkt van belang om op de langere termijn ook deze func-tie in stand te kunnen houden.

Fosfaat is een grondstof voor de voedselproductie en maakt deel uit van de grondstoffenfunctie van natuurlijk kapitaal. Als gevolg van vooral geopolitieke ontwikkelingen staat deze grondstof volop in de belangstelling. Europa kan niet in de ei-gen behoefte voorzien, zodat schaarste op de internationale markten direct gevolei-gen voor Europa heeft. Door de toepassing van volledig hergebruik (uit dierlijke mest, maar ook uit de afvalwaterzuivering) kan de beschikbaarheid van fosfaat voor de voedselproductie ook in de komende decennia veiliggesteld worden. Dit vereist vooral de grootschalige toepassing van nieuwe technologieën die ook concurrerend moeten zijn met de gangbare fosfaatproductie.

De welzijnsfunctie van natuurlijk kapitaal is vooral van belang voor de recreatiesector. Op dit moment is er al een recrea-tietekort. Verwacht mag worden dat deze functie met de toenemende vergrijzing verder onder druk komt te staan. Aanvul-lende maatregelen zijn in dat geval nodig om het tekort terug te dringen.

Hoewel niet verder onderzocht, mag verwacht worden dat deze handelingsperspectieven alleen via particuliere en publie-ke acties succesvol kunnen zijn.

3.2 Dynamische situatie van natuurlijk kapitaal

Mogelijke schaarste in de beschikbaarheid van natuurlijk kapitaal en als gevolg daarvan kwetsbaarheid voor economische sectoren kan in de loop der tijd veranderen. Dit geldt in het bijzonder voor grondstof-fen. Schaarste aan natuurlijk kapitaal leidt voor niet-hernieuwbare grondstoffen vrijwel direct tot prijsstij-ging en in dit opzicht is de afgelopen paar jaar tekenend geweest voor sterk wisselende

grondstoffenprijzen. Figuren 3.1 tot en met 3.4 laten zien dat de langjarig gemiddelde prijzen van grond-stoffen (gecorrigeerd voor inflatie) sinds 2007 fors zijn gestegen. De vraag naar olie neemt structureel toe door de bevolkingsgroei en de sterk groeiende welvaart in economieën als China, India en Brazilië. Schaarste aan grondstoffen blijkt van grote invloed te kunnen zijn op bedrijfswinsten, zoals in 2011 toen snel oplopende energieprijzen grote gevolgen had voor onder meer de chemische industrie. De Neder-landse economie is voor mineralen, brandstoffen en grondstoffen sterk afhankelijk van elders. De jaarlijkse invoerwaarde van goederen bedraagt ongeveer 445 miljard euro. De invoer van minerale brandstoffen be-droeg in 2011 ruim 78 miljard euro en de invoer van grondstoffen als oliën en vetten bebe-droeg in dat jaar bijna 20 miljard euro (Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen). Sevenster et al. (2010) ver-talen deze handelsstromen in fysieke stromen en emissies (bijvoorbeeld broeikasgassen, toxiciteit en landgebruik).

De invoer van grondstoffen hangt sterk samen met het gebruik van natuurlijk kapitaal als water en bio-diversiteit elders in de wereld. Natuurlijke hulpbronnen als water en biobio-diversiteit hebben veelal geen direc-te marktprijs en vooral de voedingsmiddelenindustrie in Nederland is sdirec-terk afhankelijk van deze

(31)

to-30

tale wateronttrekking bestemd voor de voedselproductie en in grote delen van Afrika, Azië en het Midden-Oosten ligt dat boven de 75% (figuur 3.5).

Sterke prijsfluctuaties in het beschikbare natuurlijk kapitaal kan grote gevolgen hebben voor de Neder-landse economie. Het is nog onduidelijk hoe de dynamische ontwikkeling van natuurlijk kapitaal en de eco-nomie concreet werkt. Gezien de sterk wisselende prijzen op de grondstoffenmarkt (zoals bij soja, figuur 3.3) zou een plotselinge stijging van deze grondstof voor de veevoederindustrie met bijvoorbeeld 20% tot hogere productiekosten in de intensieve veehouderij leiden.

Figuur 3.1 Voor inflatie gecorrigeerde olieprijs van 1946 tot 2012 (gemiddelde jaarlijkse koers van de Amerikaanse olieprijs in US dollar)

Bron: www.olie-prijs.com/history.html.

Figuur 3.2 Tienjaargemiddelde prijzen van cacao

(32)

31 Figuur 3.3 Tienjaargemiddelde prijzen van fosfaat voor kunstmest

Bron: Zie mongaby-com.

Figuur 3.4 Tienjaargemiddelde prijzen van soja

(33)

32

Figuur 3.5 Aandeel van de landbouw in de totale onttrekking van water

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bepaling voorzien in punt b van de bijzondere wet geldt voor de « subquota ». De gemeenschappen worden bevoegd om subquota te bepalen voor het dragen van een bijzondere

Aandeelhouders wensen een bepaald rendement (rentier opportunity cost), dat niet los kan worden gezien van de lucratieve investeringen in financiële activitei- ten.

Vanaf 17 maart, dus vanaf het tijdstip van de derde behandeling, werd regelmatig de lengte van de planten gemeten, waarbij dient te worden opgemerkt dat vooral in het begin

punten in hun oksel aan, zoodat het schutblad dan nog maar enkele m.M. grooter is dan zijn vegetatiepunt. Dit is dus een heel andere verhouding, dan die we bij de meer naar buiten

Tabel 4.8: Vergelijking tussen de beoordeling op basis van de Quickscan benadering 2 (indicatorscores gecorrigeerd voor het aantal scorende taxa) en de GTD-meetlat stromende

This research is built upon the social identity (Tajfel & Turner, 1979) and person- organisation fit theories (Judge & Cable, 1997) and adds current

Een theoretische implicatie heeft betrekking op het feit dat het onderzoek aantoont dat de woningbouwproductie op de lange termijn beïnvloed lijkt te worden door

Associations between DFD and individual intraretinal layers/combined retinal layers, adjusting for axial length, gender, age, disc area, and image quality (Partial correlation test