• No results found

Huurders in beeld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Huurders in beeld"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HUURDERS IN BEELD

HOE ERVAREN BEWONERS VAN KLEINE

KERNEN HUN WONING EN WOONOMGEVING

IN NOORDOOST FRYSLÂN?

(2)

Huurders in beeld

Hoe ervaren bewoners van

kleine kernen hun woning en

woonomgeving in Noordoost

Fryslân?

Sabine Meier

Roelof Kuik

Sandra Zamir

(3)

Colofon

Onderzoek en tekst: Sabine Meier, Roelof Kuik en Sandra Zamir

Kaarten: Roelof Kuik, tenzij anders vermeld

Redactie: Rixt Froentjes

Afbeelding omslag: Thús Wonen

Lectoraat Krimp & Leefomgeving

Kenniscentrum NoorderRuimte

Hanzehogeschool Groningen

© De auteurs en het Kenniscentrum NoorderRuimte

Februari 2015

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit dit

rapport worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of

openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door

fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord

Samenvatting

6

1

Noordoost Fryslân: Veranderende woonbehoeften door demografische transitie 10

1.1 Woningbouwcorporaties in anticipeer- en krimpgebieden

11

2

Woonervaring

15

2.1 Onderzoeksmethode: schriftelijke enquête

16

3

Wonen in een huurwoning in Friese kleine kernen

18

3.1 Kenmerken van de respondenten

18

3.2 Plekken van activiteiten en gebruik van voorzieningen

20

3.3 Tevredenheid over de huurwoning en de woonomgeving

23

3.4 Tevredenheid over de dienstverlening van Thús Wonen

25

3.5 Verhuisgeneigdheid

27

4

Conclusies en aanbevelingen

34

5

Literatuur

37

Bijlage 1 Huidige woonplaats van de geïnterviewde huurders

Bijlage 2 Validiteit en betrouwbaarheid

(5)
(6)

Voorwoord

Noordoost Fryslân is een gebied waar de bevolking zal dalen en het aandeel 65-plussers snel

zal groeien. Door de toename van 65-plussers wordt bijvoorbeeld verwacht dat de vraag

naar levensloopbestendige woonvormen en een 'gezonde' woonomgeving zal toenemen.

Daarnaast worden in krimpgebieden voorzieningen zoals winkels, horecagelegenheden of

basisscholen meer en meer geconcentreerd in zogenaamde centrumdorpen. We weten nog

weinig over hoe deze ontwikkelingen de concrete woonervaring van bewoners van kleine

kernen beïnvloeden. Hoe ervaren bewoners hun woonomgeving, al dan niet beseffende dat

deze verandert door bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing? De wijze waarop de

woonomgeving wordt ervaren is afhankelijk van persoonlijke omstandigheden en

opvattingen. Maar ook de kwaliteit van de woning en de plaats, het 'aanbod', speelt een rol

bij de beslissing ergens te blijven of zich ergens te willen vestigen. Studies laten keer op keer

zien dat voor de ene groep bewoners/woningzoekenden andere aspecten van aanbod

doorslaggevend zijn dan voor een andere groep. Welke eigenschappen van de woning en de

woonomgeving schatten de bewoners van sociale huurwoningen op waarde?

Om antwoord op deze vragen te verkrijgen heeft Thús Wonen het lectoraat Krimp &

Leefomgeving van de Hanzehogeschool Groningen de opdracht gegeven om de

woonervaring van een deel van hun huurders in kaart te brengen. Met de uitkomsten van dit

onderzoek hopen we een bijdrage te leveren aan de behoefte van woningcorporaties en

beleidsmakers om te kunnen anticiperen op vraagvermindering en veranderende

woonbehoeftes in krimp- en anticipeerregio's. Deze opdracht werd bovendien door Roelof

Kuik als aanleiding genomen om een onderzoeksopzet te ontwerpen voor zijn Masterscriptie

Real Estate aan het Instituut voor Bedrijfskunde aan de Hanzehogeschool Groningen.

De empirische resultaten in dit rapport zijn gebaseerd op een schriftelijke enquête die onder

circa 1.350 huurders van de woningcorporatie Thús Wonen werd gehouden. Daarnaast zijn

de gegevens die we in het hoofdstuk over verhuisgeneigdheid beschrijven, gebaseerd op een

databestand dat Thús Wonen bijhoudt. In dat bestand wordt het aantal reacties op hun

huurwoningen vanuit binnen en buiten de regio Noordoost Fryslân geteld.

Dit is de plaats om alle respondenten die een enquête hebben ingevuld van harte te

bedanken. Zonder hun medewerking was dit onderzoek niet tot stand gekomen! Daarnaast

willen we Hotze Mellema van Thús Wonen, Roos Pals, onderzoeker van het Kenniscentrum

NoorderRuimte en Rixt Froentjes, medewerker communicatie van het Kenniscentrum,

bedanken. Roos en Rixt gaven ons kritische en nuttige feedback op het concept rapport.

Hotze heeft ons in de voorbereiding- en uitvoeringsfase van de nodige informatie voorzien.

(7)

Samenvatting

De centrale vraag van dit onderzoek is hoe bewoners van kleine kernen in Noordoost Fryslân hun

woning en de woonomgeving ervaren.

De respondenten

Om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, werd een schriftelijke enquête verspreid onder 1.358 huishoudens in 29 kleine kernen in Noordoost Fryslân (tabel 2). Uiteindelijk zijn er 458

ingevulde vragenlijsten retour ontvangen per post. Dat is een respons van 33,7%. Ruim 63% procent van de hoofdbewoners van de huurwoningen die de enquête hebben ingevuld1, is 55 jaar of ouder. Ruim de helft (52,6%) van de respondenten woont alleen en 29,4% woont met zijn tweeën. De overige huishoudens wonen met 1 of meer kinderen samen, wel of niet met een partner.

Op de vraag naar de bron van inkomen hebben maar 348 van 458 respondenten antwoord gegeven. Daarvan heeft 39,4% een inkomen uit werk en 36,5% uit pensioen. 19,0% leeft van een uitkering. Bijna de helft van de mensen met een baan werkt binnen de regio Noordoost Fryslân en 11% van hen werkt in het dorp. 9,4% werkt buiten de regio Noordoost Fryslân.

Bijna exact de helft van de huurders woont in een twee-onder-een kapwoning en de andere helft woont in een blok van rijtjeswoningen. Voor 25,6% van de respondenten was de aanwezigheid van een tuin de meest belangrijke reden om voor het huidige huis te kiezen. 20% van de respondenten vond lage(re) woonlasten het meest belangrijk.

Activiteiten en voorzieningengebruik

In de enquête wordt naar sociale activiteiten gevraagd. De plekken van activiteiten zijn

onderverdeeld in straat en buurt-, dorps-, regioniveau en daarbuiten. Bijna alle respondenten maken vaak of soms een praatje op straat of ontvangen bezoek. Het lijkt er dus op dat de mate van sociale interactie tussen huurders en hun straat- en buurtgenoten hoog is. Tegelijkertijd valt op dat ruim één

derde geen lid is van een vereniging. Gelet op de hulp voor elkaar zegt 26,1% van de respondenten

dat vaak te doen en 66,7% doet dit soms.

In de enquête wordt tevens naar de mate van het gebruik van voorzieningen gevraagd. Hier hebben we met drie categorieën gewerkt om de frequentie te 'meten': nooit, soms en vaak. De categorie 'soms' werd in de vragenlijst gedefinieerd met '1 keer per 3 maanden of minder' en 'vaak' betekent meer dan 1 keer per 3 maanden.

70% van respondenten geeft aan soms (40,8%) of vaak (29,2%) een bezoek te brengen aan het

buurthuis, café of kerk in het dorp. Gelet op het feit dat winkels in veel kleine dorpen zijn

verdwenen, is de uitkomst dat ruim 60% van de respondenten aangeeft er nooit te winkelen niet opmerkelijk. Echter, bijna 40% doet dat blijkbaar nog wel: 12,9% vaak of 26,7% soms. 68,6% van de respondenten geeft aan vaak levensmiddelen binnen de regio te kopen, tegenover maar 18,1% die dat vaak buiten de regio doet. Voor het boodschappen doen van niet-levensmiddelen is het verschil tussen het percentage, dat dat binnen (42,5%) of buiten de regio (12,1%) vaak doet er ook nog wel, maar het is minder groot. Kortom, de meerderheid van de respondenten is voor het kopen van levensmiddelen op de regio Noordoost Fryslân gericht. Dat lijkt ook voor de boodschappen van niet-levensmiddelen het geval te zijn.

24,9% van de respondenten bezoekt soms en 14,1% vaak een sportvoorziening binnen de regio tegen. 61% respondenten doet dat nooit. Ongeveer hetzelfde laatstgenoemd percentage geeft aan

nooit in het eigen dorp te gaan sporten. Daarom lijkt alsof circa 60% van de respondenten helemaal

1

Het aantal respondenten die een vragenlijst hebben ingevuld is N=458. Maar het antwoordpercentage schommelt veelal per vraag. 100% is altijd de 100% van degenen die de desbetreffende vraag hebben ingevuld.

(8)

niet aan sport doet. Echter, de respondenten kunnen wel individueel sporten, buiten een voorziening. Daar hebben we helaas geen aanvullende gegevens over.

Eén derde van de respondenten bezoekt nooit een sociaal-culturele voorziening binnen de regio. 49,8% doet dat soms en 17,7% vaak. Sociaal-culturele voorzieningen die buiten de regio gevestigd zijn, wordt door 45,6% soms en slechts door 3,9% vaak bezocht.

Daarentegen verlaat 66,6% van de respondenten soms de regio om familie en vrienden te bezoeken; 23,8% doet dat vaak. Slechts 9,6% bezoekt nooit iemand buiten de regio.

Sommige kleine kernen hebben nog huisartsposten. 51,2% bezoekt deze soms en 5,3% vaak. 63,1% van de respondenten verlaat soms en 20,6% vaak het dorp om binnen de regio medische

voorzieningen te bezoeken. Buiten de regio een medische voorziening bezoeken doet 66,6% van de

respondenten soms en maar 8,0% vaak; 25,4% doet dat nooit.

Om voorzieningen te bereiken, maakt het overgrote merendeel van de geïnterviewde huurders gebruik van de auto. Zelfs om de voorzieningen binnen het eigen dorp te bezoeken, legt de fiets het af tegen de auto. Dat gedrag en het hoge autobezit per persoon verklaart dat, ondanks dat de voorzieningen binnen de regio Noordoost Fryslân moeilijk of helemaal niet te bereiken zijn met openbaar vervoer, de bereikbaarheid voornamelijk als goed wordt beoordeeld.

Tevredenheid

Over de woning zelf is zeventig procent of meer van de respondenten is tevreden tot zeer tevreden over de grootte van de woning, de indeling, het aantal en de grootte van de kamers. Ook is ongeveer twee derde van de respondenten tevreden tot zeer tevreden over de uitstraling van de woning en over hun voor- en achtertuin. Een iets lager percentage (63.8%) is tevreden of zeer tevreden over de afscheiding naar de buren toe. Daarentegen is 61,2% van de respondenten matig tot erg ontevreden over het afwerkingsniveau.

Over de voorzieningen in de keuken en toilet is iets meer dan de helft van de respondenten (52,0% respectievelijk 51,2%) tevreden tot zeer tevreden. De badkamer scoort iets minder goed: 31,7 is tevreden en 9,8% is zeer tevreden waarbij meer respondenten aangeven 'erg ontevreden' te zijn over de badkamer dan over de keuken (14,4% tegenover 7,7%).

Het valt op dat 60,5% respectievelijk 65,3% matig tevreden, ontevreden of erg ontevreden is over de

geluid- en de warmte-isolatie van de woning. Daarentegen is 57,4% van de respondenten tevreden

tot zeer tevreden over de verwarming. Tevens is een kleine meerderheid tevreden tot zeer tevreden over de veiligheidsaspecten van de woning. 24,3% van de geïnterviewden zegt ontevreden of erg ontevreden te zijn met de woonlasten.

74,6% van de respondenten is eens met de stelling dat de woning een centrale verwarming moet hebben. Er wel nog een kleine minderheid die vindt dat een kachel genoeg is. 61,4% van de respondenten is het eens met de stelling dat een basiskeuken genoeg is. Slechts 17,7% vindt belangrijk dat de keuken van 'alle gemakken' voorzien is. Televisie kijken doen de respondenten geregeld. Slechts 6,1% vindt dat de televisie niet belangrijk (6,1%). Bijna de helft van de

respondenten gebruikt het internet bijna iedere dag en daar bovenop benut 24,3% het internet gemiddeld 3 keer.

Toekomstige taken en bestedingen van Thús Wonen

De rol van woningbouwcorporaties, maar ook die van overheden, markt en burgers, verandert. Daarom hebben we aan de respondenten gevraagd om mee te denken over de toekomstige taken van Thús Wonen. Op de vraag wat de belangrijkste taak van Thús Wonen zou moeten zijn in de toekomst, geeft 25% van de respondenten geen antwoord op. Van degenen die wel antwoorden, vindt 47% dat de woningen goed onderhouden moeten blijven.

26,4% vindt het het belangrijkste dat de corporatie energiebesparende maatregelen uitvoert. 15,4% van de respondenten is van mening dat comfortverbeteringen aan de orde zijn, terwijl slechts 11,6%

(9)

het levensloopbestendig maken van de woningen het meest belangrijk vindt. Gelet op het feit dat 63% procent van de respondenten 55 jaar of ouder is, hadden we verwacht dat het laatste percentage hoger zal uitvallen.

Aan de respondenten wordt een reeks aan taken voorgelegd met de vraag wat Thús Wonen in de toekomst zou moeten organiseren. Het leveren van goedkope energie en het onderhouden van de

woning wordt door maar liefst 85,2% respectievelijk 72% als belangrijk gevonden. Ook

woonhuisbeveiliging en uitbreiding van het serviceabonnement vindt meer dan de helft belangrijk (64% respectievelijk 56%). 44% van de respondenten vindt het leveren van snel internet belangrijk. Voor iets minder respondenten (39,7%) is zorgverlening aan huis belangrijk.

Als het gaat om de prioritering van de tijd en geldbesteding van Thús Wonen komt tevens het

onderhoud als belangrijke taak naar voren. 31,2% van de respondenten is van mening dat de

corporatie de meeste tijd en geld moet besteden aan het onderhoud van de nabije woonomgeving. Maar een even groot deel van de respondenten vindt dat geld noch tijd besteedt mag worden aan dit aspect en ook niet aan de verlening van medische zorg en -diensten aan huis, het (mede)organiseren van sociaal-culturele activiteiten of de bevordering van commerciële activiteiten. Op de vraag waarvoor de corporatie in de toekomst een huurverhoging mag vragen, geeft 62,3% aan dat er helemaal geen huurverhoging gevraagd mag worden. Bijna 15% van de respondenten is bereid om

voor energiebesparende maatregelen meer huur te betalen.

Verhuisgeneigdheid

Van de 458 ingevulde vragenlijsten, hebben 343 respondenten de vraag beantwoord naar hun woonvoorkeuren voor de toekomst. Daarvan geeft 67,6% van de respondenten aan niet te willen verhuizen binnen 5 jaar. 32,4% wil wel naar een andere plaats verhuizen. Er is geen significant

verband gevonden tussen de mate van verhuisgeneigdheid en grootte van de plaats. Desondanks

komt Dokkum als een geliefd vestigingsplaats voor de toekomst naar voren. Maar ook Anjum, Damwoude en Kollum worden vaak genoemd. De grootste verhuisgeneigdheid hebben de huurders woonachtig in Niawier en Morra. Ook de verhuisgeneigdheid van huurders woonachtig in

Kollumerpomp, Wierum, Nes, Reard en Brantgum ligt met 50% of hoger redelijk hoog. Huurders woonachtig in Paesens, Triemen en Warfstermolen willen daarentegen niet verhuizen.

Als we de verhuisgeneigdheid relateren aan de leeftijd, dan zien we dat 45,7% van de respondenten in de leeftijdsgroep tussen 18 en 35 jaar liefst op een andere plaats gaan wonen. De hoge

verhuisgeneigdheid van de 18 tot 35-jarigen verbaast niet. Het is aannemelijk dat de relatief hoge verhuisgeneigdheid van deze groep vooral wordt veroorzaakt door de hoge verhuisgeneigdheid van jongeren die naar grotere steden vertrekken vanwege een opleiding of een eerste baan. Van de leeftijdsgroep 55 tot 70 jaar geeft 33,0% te willen verhuizen tegen 38,8% van mensen van 70 jaar en

ouder. De relatief hoge verhuisgeneigdheid van deze twee groepen bevestigt het beeld dat uit een

onderzoek naar verhuisgeneigdheid van oudere bewoners in andere delen van Fryslân naar voren komt (Partoer Fluchskrift 2013).

40,9% van de tweepersoonshuishoudens met 1 kind wil binnen de komende 5 jaar verhuizen, dicht gevolgd door de eenpersoonshuishoudens met 1 kind (36,4%). De huishoudens met 3 kinderen of meer willen niet verhuizen. De een- en tweepersoonshuishoudens zonder kinderen of met 1 en 2 kinderen nemen een tussenpositie in.

Als naar het woningtype wordt gevraagd waar men in de toekomst het liefst zou willen wonen, antwoordt de helft van de respondenten dat ze liefst in het woningtype wil wonen dat geoormerkt is als 'goed wonen' (zie voor definities paragraaf 3.5). Iets minder dan een kwart van de respondenten geeft aan het liefst in een woning te willen wonen die geschikt is voor mensen met lichte lichamelijke beperkingen. Ruim 13% wil in 'appartement type 1' wonen tegen maar 5% die naar een appartement in een verzorgingstehuis wil. Het type 'verzorgd wonen' wordt door circa 8% gekozen.

(10)

Methodologische kanttekening bij het databestand over het aantal reacties op huurwoningen

De kaarten waarop we het aantal reacties tonen (figuren 8 en 9) laten een duidelijk patroon zien. Op woningen in de vijf grotere plaatsen in het zuidelijke gedeelte van Noordoost Fryslân wordt veruit het vaakst gereageerd. Echter, we plaatsen er belangrijke methodologische kanttekeningen bij. Het aantal reacties geeft een vertekend beeld, omdat het aantal reacties niet gelijk is aan het aantal woningzoekenden. Soms reageren belangstellenden meerdere keren binnen 1 jaar. Dat betekent dat de daadwerkelijke kwantitatieve woonvraag in elk geval minder is. Ook zegt het aantal reacties weinig over de kwalitatieve woonvraag of de populariteit van de huurwoning zelf omdat we niet weten waarom mensen reageren op juist deze woningen. De reden om te willen verhuizen kan immers onafhankelijk zijn van de (kwaliteit van de) huurwoning of de plaats van vestiging; denk aan puur persoonlijke omstandigheden. We sluiten echter niet uit dat herhaaldelijke reacties op

bepaalde woningen tenminste een aanwijzing kunnen zijn dat die woningen na bezichtiging niet als geschikt worden geacht. Of anders geformuleerd, het kan zijn dat de woningen iets mankeert. Om het trekken van onjuiste conclusies te vermijden, leggen we de dataverzameling van Thús Wonen naast de resultaten uit de enquête. Als we de kaarten over de reacties op woningen vergelijken met de kaart over de verhuisrichting van de geënquêteerde huurders (figuur 7) valt ten eerste op dat de

concentratie van de populariteit van de vijf grote plaatsen (rode kernen) wel aanwezig is maar minder duidelijk naar voren komt. Veel huurders die noordelijk van Dokkum wonen, geven aan liefst

naar Dokkum te willen verhuizen. Terwijl mensen die zuidelijk of oostelijk van Dokkum wonen minder vaak Dokkum als gewenste woonplaats kiezen. Naast Dokkum lijken Kollum of Damwoude redelijk populair. Veenwouden en Zwaagwesteinde leggen het af tegenover Kollum en Damwoude en helemaal tegenover Dokkum. Ten tweede is te zien dat huurders ook tal van kleinere plaatsen zoals Paesens, Holwerd, Moddergat, Triemen of Broeksterwoude als gewenste woonplaats noemen.

Aantal reacties op huurwoningen vanuit binnen en buiten de regio

In 2012 werd 5.222 keer gereageerd op alle huurwoningen van Thús Wonen door woningzoekenden die al binnen Noordoost Fryslân wonen. Het valt op dat het vaakst gereageerd wordt op een woning

binnen het eigen dorp (61,3%). Van de overige reacties, gericht op het wonen in een andere dan de

huidige woonplaats, reageerde de helft op een woning in Dokkum. In de kleine kernen die relatief het hoogste scoren, zijn dat de woningen in Niawier, Metslawier, Anjum en Burum. Deze uitkomsten zijn deels tegenovergesteld aan de resultaten uit de gehouden enquête. Alle geënquêteerden die in Niawier wonen, geven bijvoorbeeld aan liefst te willen verhuizen. Ook 44,4% van de respondenten in Metslawier geeft aan naar een andere plaats te willen verhuizen. Daarentegen willen veel

respondenten uit Burum en Anjum niet verhuizen.

De plaatsen waar de meeste reacties van buiten de regio vandaan komen zijn Leeuwarden (190 reacties), Drachten (60 reacties) en Sneek (30 reacties). De overige reacties (36%) zijn afkomstig van woningzoekenden van buiten de provincie Fryslân. Ook voor de mensen van buiten de regio zijn blijkbaar de vijf grote plaatsen, Dokkum (52,7%), Zwaagwesteinde (9,9%), Veenwouden (8,4%),

Kollum (7,7%) en Damwoude (5,5%) het meest aantrekkelijk, waarbij Dokkum er ver boven uitsteekt.

Maar ook op woningen in de kleine kernen Kollumerzwaag, Holwerd, Nes, Ternaard en Anjum wordt gereageerd, ook al is dat duidelijk minder vaak. De groep woningzoekenden van buiten de regio bestond in 2012 voor 42% uit eenpersoonshuishoudens. De groep bestond uit 44% vrouwen en 56% mannen. Ze opteerden op woningen waarvan de gemiddelde huurhoogte bij € 415 per maand ligt. De inkomstenbron van hen is uit de dataverzameling van Thús Wonen niet te herleiden.

(11)

1

Noordoost Fryslân:

Veranderende woonbehoeften door demografische transitie

De Rijksoverheid maakt onderscheid tussen topkrimp- en anticipeerregio's. In sommige gemeenten van de anticipeerregio's krimpt het aantal inwoners nu al en op (lange) termijn krimpt ook het aantal huishoudens. Noordoost Fryslân is geoormerkt als anticipeerregio. In 2010 woonden in Noordoost Fryslân bijna 126.000 inwoners met rond 51.000 huishoudens. Men schat dat het aantal huishoudens nog met circa 1.500 zal toenemen tot 2020 maar de bevolking daalt er nu al langzaam maar gestaag (Provincie Fryslân 2013).

Daarnaast wordt verwacht dat het aandeel 65-plussers fors zal toenemen omdat de omvangrijke zogenoemde ‘babyboomgeneratie’ de seniorenleeftijd bereikt, het saldo van het geboorte- en sterftecijfer negatief is en veel jongeren - zoals al geruime tijd - vertrekken (Provincie Fryslân 2012, Partoer Fluchskrift 2013).

Figuur 1 Anticipeerregio Noordoost Fryslân bestaat uit zes gemeenten: Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland en Nieuwkruisland, en Tytsjerksteradiel.

Bron: Titelpagina van: Startdocument – anticipeerregio Noordoost Fryslân (2012) Public Result i.o.v. regio Noordoost Fryslân, de provincie Fryslân en Ministerie van BZK/WBI

(12)

Demografische krimp en vergrijzing hebben effect op de kwantitatieve én kwalitatieve vraag naar woningen. Aan de ene kant zijn op den duur minder woningen nodig. Aan de andere kant wordt verwacht dat door de groei van 65-plussers de "vraag naar een ander type woning en andere

woonmilieus zal stijgen". Ook wordt "een daling verwacht van de vraag naar gezinswoningen en de vraag naar voor senioren geschikte woningen zal toenemen" (Startdocument 2012, p. 22). Friese

beleidsmakers gaan ervan uit dat toekomstige 65-plussers gezonder, vermogender en vitaler zijn dan vorige 65-plus cohorten. Het woningaanbod voor de 'nieuwe 65-plusser' zal volgens hen nog

gevarieerder moeten worden. Een gevarieerd aanbod kan in principe in alle soorten kernen gerealiseerd worden. Echter, of een gevarieerd woningaanbod in alle kernen op adequate manier aansluit bij de vraag van deze 'nieuwe' 65-plussers is nog niet te zeggen. Het is van belang om meer te weten te komen over de kwalitatieve woonbehoefte van hen (en andere leeftijdsgroepen) om mogelijke trends eruit af te (kunnen) leiden.

Zoals in elke anticipeerregio bestaan in Noordoost Fryslân lokale verschillen wat betreft demografische ontwikkeling. In de kernen met minder dan 10.000 inwoners daalt het aantal inwoners, terwijl het aantal inwoners in de grote kernen van de categorie 5 en 6 juist groeit (Provincie Fryslân 2010) (tabel 1). Alleen: waarom doet zich dit patroon voor?

Tabel 1 Indeling van alle woonplaatsen in de provincie Fryslân naar 6 kernen*

aantal kernen in Fryslân kernen 1 kleinste kern (N=219) kernen 2 (N=73) kernen 3 (N=78) kernen 4 (N=78) kernen 5 (N=36) kernen 6 grootse kern (N=4) aantal inwoners < 500 500-1.000 1.001-2.500 2501-10.000 10.001-25.000 >25.000 * bron: Provincie Fryslân 2010, p. 41

Een aantal studies laat zien dat senioren meer dan andere leeftijdsgroepen geneigd zijn om naar de grote(ere) kernen te verhuizen vanwege de nabijheid van (zorg)voorzieningen (Provincie Fryslân 2010, Partoer Fluchskrift 2013, Steenbekkers e.a. 2013). In dit onderzoek wordt nagegaan of dit ook geldt voor de inwoners van kleine kernen tot circa 1.000 inwoners in Noordoost Fryslân. Bovendien wordt de tevredenheid over een aantal deelaspecten van de woonomgeving in kaart gebracht. Daarbij richten we ons niet op een aselect gekozen, representatieve groep, maar alleen op huurders van woningen van Thús Wonen. Dat heeft vooral een praktische reden. Kennis over de waardering van woonomgevingen en verhuiswensen is nodig om te kunnen anticiperen op de gevolgen van krimp, zoals vraagvermindering en vraagverandering die op lokale schaal voelbaar worden. Indien het aanbod de vraag overschrijdt, hebben woningzoekenden meer te kiezen. Daarom gaat niet alleen de verhouding tussen prijs en kwaliteit van de aangeboden woningen een prominentere rol spelen. Ook moeten beleidsmakers van woningbouwcorporaties het voorraad- en investeringsbeleid in heroverweging nemen.

1.1 Woningbouwcorporaties in krimpgebieden

Naast de vraagvermindering en een veranderende woonbehoefte, hebben overheidsbezuinigingen de investeringsruimte van corporaties de afgelopen jaren verminderd. In vergelijking met de woningbouwcorporaties in de Randstad bijvoorbeeld, huisvesten corporaties in de drie noordelijke provincies relatief meer huishoudens met een laag inkomen. Hier hebben 81% van de huurders een huishoudinkomen van onder € 34.678 (prijspeil 2014) en maar 9% van hen heeft een inkomen van boven € 43.000. Daar tegenover ligt het gemiddelde voor geheel Nederland op 73% respectievelijk op 16%. Ook de hoogte van de huur van de noordelijke corporatiewoningen valt gemiddeld lager uit. 35% van de woningen heeft een huurniveau onder de zogenaamde kwaliteitskortingsgrens (ca. €362). Maar 10% heeft een huurniveau boven de aftoppingsgrens, tegenover gemiddeld 20% in de rest van Nederland (Van der Schaar en De Wildt 2010).

(13)

Het kernenbeleid van Thús Wonen

Sommige corporaties reageren op vraagvermindering met een zogenaamd kernenbeleid. Daarbij wordt een prognose opgesteld in welke kernen op meer of minder rendabele wijze geïnvesteerd kan worden. Naar aanleiding daarvan heeft bijvoorbeeld de Friese corporatie Elkien in eerste instantie de conclusie getrokken dat zij zich op den duur 'terug wil trekken' uit kleine kernen. Terugtrekken betekent er woningen te verkopen of te slopen. Maar in tweede instantie wordt er gezocht naar mogelijkheden om het (meestal beperkte) woningbezit over te dragen aan particulieren. Nieuwe vormen van organisaties zijn denkbaar waarin particulieren, corporaties of andere partners

gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor deze woningen (Rozema, Meier en Van Dam (under review); Platform31 2013).

Ook Thús Wonen heeft de afgelopen jaren een kernenbeleid ontwikkeld. Thús Wonen is de grootste corporatie in Noordoost Fryslân. Eind 2012 had de corporatie circa 6.500 woningen verspreid over 37 kernen in bezit. De kernen behoren tot de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Kollumerland en Ferwerderadiel (alle woningen van Thús Wonen in de gemeente Ferwerderadiel liggen in het dorp Burdaard). Bijna al het woningbezit is naoorlogs (Thús Wonen 2012).

In 2009 werd een financiële meerjarenraming opgesteld die vooral moest anticiperen op de niet evenredige vraagvermindering in de regio. Er is een nieuwe meerjarenraming opgesteld van een aanbodgerichte naar vraaggestuurde productie, renovatie, beheer en verkoop. Die meerjarenraming is mede gebaseerd op een onderzoek naar het aantal reacties op de huurwoningen. Er kwam naar voren dat de woningen in Dokkum, Damwoude, Veenwouden, Zwaagwesteinde en Kollum geliefde vestigingsplaatsen zijn (50 tot 75 reacties per aangeboden woning). Daarentegen reageerden minder mensen op het woningaanbod in de kernen met minder dan 1000 inwoners.2

Naast deze kwantitatieve informatie, relateerde Thús Wonen de demografische ontwikkeling aan de voorzieningen3 in de 37 kernen. In de kernen met meer dan 3.000 inwoners is nog een gevarieerd voorzieningenaanbod aanwezig. In een paar kleine en middelgrote kernen zijn lokale voorzieningen voor de dagelijkse behoeften (nog) aanwezig, terwijl de kleinste kernen vaak geen voorzieningen meer hebben. Thús Wonen ging uit van een minimaal economisch draagvlak voor de voorzieningen en maakte van daaruit een inschatting over de toekomstige ontwikkeling. Gebaseerd op deze inschatting en het aantal reacties per woning, heeft de corporatie vervolgens de dorpen

onderverdeeld in drie soorten kernen (Thús Wonen 2011, 2012). De vijf grotere kernen worden rode

kernen genoemd: daar zal het voorzieningenaanbod waarschijnlijk gelijk blijven, of mogelijk

uitgebreid worden in de toekomst. Een aantal middelgrote en kleine kernen worden blauwe kernen genoemd. Daar wordt een afname van het voorzieningenniveau verwacht. Tot slot zijn er 24 groene kernen die nu of in de nabije toekomst naar verwachting geen voorzieningen meer hebben (figuur 2).

2

Bron: niet gepubliceerd document van Thús Wonen

3

Met voorzieningen wordt hier bedoeld maatschappelijke voorzieningen voor zorg, welzijn, onderwijs, recreatie en sport, culturele voorzieningen en andere sociale diensten maar ook winkels en horeca.

(14)

Figuur 2 Kaart met indeling kernen; Bron: Thús Wonen

Let wel: in tegenstelling tot de indeling in kernen door de provincie Fryslân (tabel 1), is het

inwonersaantal voor Thús Wonen niet de doorslaggevende factor. Centraal staat het kwantitatieve aanbod van voorzieningen. Alle zogenaamde rode kernen hebben meer dan 3.000 inwoners. Maar het inwonersaantal in de groene en blauwe kernen schommelt tussen 130 en 2.960 (tabel 2). De verdeling in drie soorten kernen gaat gepaard met een herziening van investeringsbeslissingen. Thús Wonen “blijft investeren in de grote kernen [..] In de kernen die wel een zeker

voorzieningenniveau hebben met een hoofdzakelijk lokale functie, investeert Thús Wonen niet. Hiervan kan afgeweken worden als andere partijen nadrukkelijk participeren. In de kleinste kernen investeert Thús Wonen niet. Vanzelfsprekend wordt in alle kernen wel gewoon onderhoudswerk uitgevoerd." (Thús wonen 2011, p. 18). Het nieuwe beleid van Thús Wonen baseert zich op de

aanname dat het voorzieningenniveau de voorkeur voor bepaalde woonplaatsen positief beïnvloedt. Echter, sommige studies weerspreken deze aanname (Thissen en Loopmans 2013, Gardenier 2012). Mede daarom wil Thús Wonen onderzoek laten uitvoeren om meer te weten komen over de woonervaring van hun huurders.

(15)

Tabel 2 Indeling van plaatsen naar 3 soorten kernen op basis van voorzieningenaanbod, niet qua grootte 37 kernen waar Thús

Wonen bezit heeft

Aantal inwoners* Indeling kernen vooruitlopend: aantal mensen dat een vragenlijst heeft ingevuld (steekproef)

1 Anjum 910 blauw 50 2 Brantgum 220 groen 4 3 Broeksterwoude 1236 groen 39 4 Burdaard 1127 groen 17 5 Burum 570 groen 17 6 Driesum** 966 groen 0

7 Damwoude*** 5568 rode kern niet meegenomen in steekproef***

8 Dokkum*** 13.010 rode kern niet meegenomen in steekproef

9 Ee 780 groen 13

10 Engwierum 420 groen 9

11 Hantum 290 groen 11

12 Hantumhuizen 100 groen 4

13 Holwerd*** 1620 blauw niet meegenomen in steekproef

14 Kollum*** 5300 rode kern niet meegenomen in steekproef

15 Kollumerpomp 320 groen 4

16 Kollumerzwaag*** 2960 blauw niet meegenomen in steekproef

17 Lioessens 360 groen 11 18 Metslawier 870 blauw 26 19 Moddergat 220 groen 9 20 Morra 180 groen 8 21 Munnekezijl 460 groen 24 22 Nes 340 groen 23 23 Niawier 380 groen 5 24 Oosternijkerk 840 blauw 26 25 Oudwoude 710 blauw 26 26 Paesens 270 groen 3 27 Raerd 220 groen 8 28 Rinsumageest 1131 groen 37

29 Ternaard*** 1230 blauw niet meegenomen in steekproef

30 Triemen 360 groen 3

31 Veenwouden*** 3714 rode kern niet meegenomen in steekproef

32 Warfstermolen 130 groen 1

33 Zwaagwesteinde*** 5175 rode kern niet meegenomen in steekproef

34 Westergeest 490 groen 12

35 Wierum 360 groen 17

36 Wouterswoude 1079 groen 31

37 Zwagerbosch 590 blauw 12

* bron: www.wikipedia.com per naam van de gemeenten, website bezocht op 23 december 2014; de getallen op wikipedia kunnen afwijken van het huidige aantal

** in deze kernen is een enquête uitgezet, maar er was geen respons

(16)

2

Woonervaring

Vraagvermindering en -verandering lijkt in krimp- en anticipeergebieden structureel te worden. De keuze om in dit onderzoek de woonervaring als invalshoek te kiezen komt voort uit de vraag die corporaties in de praktijk bezighoudt, namelijk ‘hoe kan de woningvoorraad en het voorraadbeleid aan de vraagverandering aangepast worden die mede door demografische krimp wordt

veroorzaakt?’ Demografische krimp wederom wordt veroorzaakt door een negatief migratiesaldo, een negatief saldo van het geboorte - en sterftecijfer of de samenloop van beide. De hoop van de woningbouwcorporaties is gevestigd op het aspect van migratie: Hoe kunnen de huurwoningen en de woonomgeving dusdanig getransformeerd worden dat mensen er langdurig tevreden over zijn en er dus voor kiezen om niet te vertrekken? Een manier om deze vraag te beantwoorden is kennis te verwerven over de tevredenheid met en ervaring van de huidige woonomgeving. Daardoor ontstaat een beeld over de toekomstige wensen en voorkeuren.

Wel of niet tevreden zijn met de eigen woonplaats is afhankelijk van persoonlijke omstandigheden en opvattingen die uiteindelijk tot een beslissing leiden over blijven of vertrekken. Maar ook de kwaliteit van de woning en de plaats, het 'aanbod', speelt een rol bij de beslissing zich ergens te vestigen (of te blijven). Studies laten laten keer op keer zien dat voor de ene groep woningzoekenden andere aspecten van aanbod doorslaggevend zijn dan voor een andere groep (Steenbekers en Vermeij 2013, Heins 2002, Van Dam e.a. 2003). Bijker e.a (2012) beweren dat woningzoekenden in anticipeer- en krimpregio's zich tijdens hun keuze iets meer laten leiden door de 'passende' kenmerken van de woning dan door de schoonheid van de rurale woonomgeving. Voor de keuze voor een specifiek dorp "zijn kenmerken van de woning het belangrijkste motief, meteen gevolgd

door de fysieke kwaliteit van de omgeving en persoonlijke redenen, zoals intrekken bij een partner en dichtbij familie en vrienden willen wonen. De lage huizenprijzen .. kwamen slechts als vijfde naar voren in de lijst van motieven" (Bijker 2013, p. 194). Bovendien lijkt eerder opgedane ervaring met

het leven op het platteland, dus de persoonlijk ervaren en daarom vertrouwde 'wooncultuur', de kans op (her)vestiging aldaar te vergroten. Dat de 'variabele' vertrouwde wooncultuur voor de woonkeuze zeer belangrijk is, komt ook uit andere studies naar voren (Reijndorp e.a. 1998, Hospers 2014).

In dit onderzoek worden woonvoorkeuren niet in de zin van het daadwerkelijke woonkeuzegedrag onderzocht. De bewoners stonden niet op het punt om voor een nieuwe woning of een andere woonplaats te kiezen. Daarom ligt het voor de hand om de huidige woonervaring te achterhalen. Er is wel in kaart gebracht of mensen wel of niet reageren op huurwoningen van Thús Wonen en dat is een aanwijzing dat men wil verhuizen (paragraaf 3.5). Concreet hebben we woonervaring in dit

onderzoek geoperationaliseerd naar:

a) het gebruik van de woning en de voorzieningen in de woonomgeving en naar b) de tevredenheid erover.

Met gebruik bedoelen we het benutten van plekken en voorzieningen voor het vervullen van functionele behoeften en sociale doeleinden. De manier waarop de woning en de woonomgeving worden ervaren, kan de tevredenheid erover beïnvloeden. We gaan ervan uit dat hoe beter de inrichting van de woning en woonomgeving aansluit op de dagelijkse behoeften, hoe hoger de tevredenheid erover is. Daarom staat de mate van tevredenheid met een aantal deelaspecten centraal. Tevredenheid met de woning en de woonomgeving is een complex begrip dat uiteenlopend gedefinieerd kan worden. Dit onderzoek is geïnspireerd door de studies van de

omgevingspsychologen Amérigo en Aragones (1990, 1997). Zij maken een indeling naar fysieke en sociale aspecten die op cognitieve en emotionele wijze worden waargenomen. Daarnaast stuurt de inrichting van de woning en de woonomgeving tot op bepaalde hoogte het gedrag (hier: de wijze van gebruik) van de bewoners. Voorbeelden van de cognitieve waarneming zijn de opvatting over

(17)

woonlasten, de indeling van het huis, de technische uitrusting, etc. Onder de emotionele waarneming valt bijvoorbeeld het gevoel van veiligheid of het gevoel van privacy (oordeel over manier van fysiek afscheiding naar de buren toe). Bovendien kan de verhuisgeneigdheid een

indicator zijn voor de tevredenheid met de huidige woonsituatie. Refererend aan deze aspecten van tevredenheid, hebben we een aantal deelaspecten van de woning en woonomgeving benoemd waarover de respondenten antwoord geven, namelijk de mate van tevredenheid over

a) de woonplaats, b) het woningtype,

c) de indeling van het huis, d) de technische uitrusting en

e) bepaalde diensten van Thús Wonen.

Bovendien hebben we aan de respondenten gevraagd of ze in de toekomst willen verhuizen. Hun antwoorden zijn vergeleken met een bestaande dataverzameling van Thús Wonen. Deze

dataverzameling bestaat uit het aantal reacties op hun huurwoningen vanuit binnen en buiten de regio. Al met al luidt de centrale, empirische onderzoeksvraag van dit onderzoek:

Hoe ervaren bewoners hun huurwoning en de woonomgeving in kleine kernen gelegen in de anticipeerregio Noordoost Fryslân?

We beseffen dat de woonervaring meer is dan alleen het gebruik en de ervaren tevredenheid4. Bijvoorbeeld zijn er naast tevredenheid andere opvattingen, dagelijkse belevingen of symbolische betekenissen van belang. Echter, om het onderzoek hanteerbaar te maken, hebben we ons beperkt tot bovengenoemde afbakening. Het hoofddoel van dit onderzoek is om de algemene kennis die de woningcorporatie over hun huurders heeft, aan te vullen met een actueel en nauwkeuriger beeld.

2.1 Onderzoeksmethode: schriftelijke enquête

Om de empirische onderzoeksvraag te beantwoorden werd een schriftelijke enquête verspreid onder 1.358 huishoudens in 29 kleine kernen in Noordoost Fryslân. Uiteindelijk zijn er 458 ingevulde

vragenlijsten retour ontvangen per post. Dat betekent een responspercentage van 33,7%. Om de respons te verhogen, is er gedurende de dataverzameling een herinneringsbrief naar hen verstuurd. Tijdens de analyse werd zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de oorspronkelijke

antwoordcategorieën. De enquête bestond uit 52 gesloten vragen ingedeeld naar vragen over de achtergrondvariabelen van de bewoners, zoals leeftijd, huishoudsamenstelling, woningtype,

inkomensbron en (eerdere) woonplaats, het gebruik van de woning en de woonomgeving, hun mate van tevredenheid met de woonsituatie en bepaalde diensten. Bij de vragen over het gebruik van bepaalde plekken werd een onderverdeling gemaakt in de mate van gebruik (frequentie), zoals ‘bezoek aan het dorpshuis’: nooit, soms (1 keer per 3 maanden of minder) of vaak (meer dan 1 keer per 3 maanden).

Tevredenheid is thematisch onderverdeeld in de mate van tevredenheid over de i) technische voorzieningen,

ii) indeling van de woning,

iii) de woning, buitenkant van de woning en de buurt en

4

Het begrip ervaring omvat naast het functionele gebruik de zintuigelijke waarneming. Kijk bijvoorbeeld voor een bespiegeling van zintuigelijke ervaring: Gifford, R. Hine et al. (2000) Decoding modern architecture: A lens model approach fo understanding aesthetic differences of architects and laypersons? Environment and Behavior, 32, 163-187.

Omgevingspsychologen richten zich op de interactie tussen individuen en de (gebouwde) omgeving waarbij de zintuigelijke beleving een belangrijke rol speelt; een overzicht geeft Steg, L. e.a. (eds.) (2012) Environmental Psychology. An introduction, Blackwell.

(18)

iv) woonlasten, dienstverlening en bereikbaarheid Thús Wonen.

Deze vragen werden in de vragenlijst beantwoord op een vijfpuntschaal (Likertschaal), lopend van 'ik

ben erg ontevreden' naar 'ik ben zeer tevreden'. Deze categorieën zijn gebruikt in een enkelvoudige

regressie om het verband met leeftijd van de hoofdbewoner te onderzoeken. De leeftijd is

onderverdeeld in de categorieën: i) 18 tot 35 jaar, ii) 35 tot 55 jaar, iii) 55 tot 70 jaar en iv) 70 jaar en ouder. Gelet op het beeld over de verhuisgeneigdheid en de voorkeuren voor bepaalde

woonplaatsen, zijn de antwoordmogelijkheden gehercodeerd om huidige en gewenste woonplaats te kunnen vergelijken. De vraag 'Ik zou straks bij voorkeur willen wonen in..' bevat namelijk meer

(19)

3

Wonen in een huurwoning in Friese kleine kernen

In onderstaande paragrafen worden de resultaten van de ingevulde vragenlijsten in kaart gebracht. 458 huishoudens hebben de enquête ingevuld. Echter, niet iedereen heeft alle deelvragen

beantwoord. Dat betekent dat het aantal antwoorden (N) per vraag kan verschillen. In onderstaande paragrafen heeft daarom 100% altijd betrekking op de N per vraag. Met andere woorden: alle

aangegeven percentages zijn de percentages van het totaal aantal, dat de desbetreffende vraag heeft ingevuld.

3.1 Kenmerken van de respondenten

Van de 458 ingevulde vragenlijsten die we retour hebben ontvangen, hebben 451 mensen hun leeftijd aangegeven (tabel 3). Er werd naar de leeftijd van de hoofdbewoner gevraagd.

Tabel 3 Leeftijdsverdeling respondenten

Aantal Percentage 18 tot 35 jaar 46 10.2 35 tot 55 jaar 118 26.2 55 tot 70 jaar 144 31.9 70 jaar en ouder 143 31.7 Totaal 451 100

Van de respondenten zijn 202 vrouw en 217 man. 63,6% van de hoofdbewoners is 55 jaar of ouder. Bijlage 1 laat de huidige woonplaats van de respondenten zien. In elke kern heeft een aantal huurders de vragenlijst ingevuld, behalve de huishoudens die woonachtig zijn in Driesum. Twee respondenten hebben de vraag over de woonplaats niet beantwoord. Ruim de helft van de respondenten woont alleen en circa één derde bestaat uit tweepersoonshuishoudens zonder

kinderen (tabel 4). Achttien procent van de respondenten betreft gezinnen met kinderen, wel of niet als alleenstaande volwassenen.

Tabel 4 Huishoudsamenstelling respondenten

Aantal Percentage 1 volwassene 236 52.6

1 volwassene, 1 kind 17 3.8

1 volwassene, 2 kinderen 5 1.1

1 volwassene, 3 of meer kinderen 4 0.9

2 volwassenen 132 29.4

2 volwassenen, 1 kind 29 6.5

2 volwassenen, 2 kinderen 19 4.2

2 volwassenen, 3 of meer kinderen 7 1.6

Totaal 449 100

Er is gevraagd naar de inkomensbron en de locatie van het werk. Op deze vraag hebben maar 348 mensen antwoord gegeven. Daarvan hebben vier op de tien een inkomen uit een baan en ongeveer even veel mensen geven aan van een pensioen te leven. Voor de overige 20% bestaat de

(20)

Figuur 3 Verdeling van respondenten over verschillende inkomensbronnen (N = 348; met op de y-as het aantal respondenten)

Bijna de helft van de mensen met een baan werkt binnen de regio Noordoost Fryslân. 11,0% werkt in het dorp of daar in de buurt, terwijl 9,4% buiten de regio werkt (tabel 5).

Tabel 5 Locatie van het werk

Aantal Percentage In (of op fietsafstand van) het dorp 43 11.0

Binnen de regio Noordoost Fryslân 75 19.1

Buiten de regio Noordoost Fryslân 37 9.4

Voor mij niet (meer) van toepassing 237 60.5

N 392 100

Bijna de helft van de respondenten woont in een twee-onder-een kapwoning. De andere helft woont in rijtjeswoningen van 3 of meer woningen aan elkaar (tabel 6). Slechts 1,6% woont in een

appartement of in een vrijstaande woning. In vergelijking tot stedelijke gebieden hebben

woningbouwcorporaties op het platteland5 veel minder gestapelde bouw in bezit. Uit een studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau komt naar voren dat in stedelijke gebieden flats en

etagewoningen 44% van de woningvoorraad uitmaken tegenover 17% op het platteland. Ook zijn de woningen op het platteland gemiddeld ruimer en vaker in particulier eigendom dan in stedelijke gebieden (Steenbekkers e.a. 2006). De meest voorkomende woningtypes op het platteland zijn grondgebonden twee-onder-een kapwoningen of rijtjeshuizen. Beide typen hebben vaak een voor- en een achtertuin. De antwoorden van de respondenten weerspiegelen dit beeld.

Tabel 6 Verdeling woningtype waarin respondenten wonen

Type woning Aandeel respondenten (%) Vrijstaande woning 0.2

Twee-onder-een kapwoning 48.2

In een blok van 3 rijtjeswoningen 19.8

In een blok van 4 rijtjeswoningen 16.2

In een blok van meer dan 4 rijtjeswoningen 14.2

Appartement of flat in 2 of meer lagen bouw 1.4

Aan de huurders is gevraagd wat de belangrijkste reden was om voor hun huidige woning te kiezen. 25,6% van de respondenten blijkt de aanwezigheid van een tuin het meest belangrijk te vinden en 20% van de respondenten vindt de lage(re) woonlasten het meest belangrijk. Aangezien de meeste huurwoningen grondgebonden zijn, en vaak bestaan uit meerdere verdiepingen met de

slaapvertrekken op de bovenverdieping en dus niet voor senioren geschikt zijn, is het niet

5

Tot 'het platteland' worden hier de niet-stedelijke gebieden (met minder dan 500 omgevingsadressen per km2) en weinig stedelijke gebieden (van 500-1000 omgevingsadressen per km2) gerekend (Steenbekkers e.a. 2006). In het recent

verschenen rapport De dorpenmonitor kiezen de auteurs om de weinig stedelijke gebieden verder af te bakenen: alleen de postcodes die niet aan de rand van grotere woonplaatsen liggen worden vervolgens tot het platteland gerekend

(21)

verwonderlijk dat een hoog percentage aangeeft niet op zoek te zijn geweest naar een

seniorenwoning, een aangepaste woning of een woning in een verzorgingstehuis. Simpelweg omdat het aanbod dat niet toelaat. Het valt op dat iets minder dan de helft van de respondenten antwoordt dat geen van de door ons genoemde redenen het meest belangrijk was (tabel 7).

Tabel 7 Meest belangrijke reden voor de keuze voor de woning (%)

Ja Nee Lage(re) woonlasten 20.0 80.0

Ik zocht een seniorenwoning 15.1 84.9

Ik zocht een aangepaste woning 4.5 95.5

Ik zocht een appartement in een verzorgingstehuis 1.6 98.4

(Grote) tuin respectievelijk voldoende ruimte om het huis 25.6 74.4

Het huis heeft een garage en/of berging 6.9 93.1

Geen van deze redenen geldt voor mij/ons 46.1 53.9

Aan de huurders is bovendien een aantal stellingen voorgelegd omdat we willen weten welke aspecten van hun huidige woonomgeving zij wel of niet op waarde schatten. Aan hen wordt gevraagd om per stelling aan te geven of ze het ermee 'eens', 'oneens' of 'weet niet' zijn. In tabel 8 laten we alleen de percentages zien van de categorieën waarmee ze 'eens' zijn.

Tabel 8 Met welke stelling bent u het eens?

mee eens % Ik vind de woonomgeving schoon 17.2

Ik vind dat mijn woonomgeving een plezierige buurt is 30.7

Ik woon graag op een dorp 42.2

Ik geniet van de landelijke omgeving 33.1

Mijn familie woont in de regio Noordoost Fryslân 31.8

Ik voel me hier veilig 21.0

Vervolgens is aan de huurders gevraagd welke ruimte om het huis ze hoe vaak benutten. De parkeerplaats van de auto wordt vaak benut, dicht gevolgd door de garage en/of berging. 58% respectievelijk 55,4% van de respondenten benut vaak het terras of de tuin (niet in tabel). Het is opmerkelijk dat de aanwezigheid van een garage of berging onbelangrijk was voor de woonkeuze, terwijl vervolgens 60.7% van de respondenten aangeeft dat zij er vaak gebruik van maken. Dit getal betekent waarschijnlijk dat het neerzetten van de auto onder 'gebruik' wordt verstaan en niet dat de bewoners er vaak verblijven vanwege een hobby.

3.2 Activiteiten en gebruik van voorzieningen binnen dorp, regio en daarbuiten

In de enquête is naar (sociale) activiteiten en het gebruik van voorzieningen gevraagd. Er is een verschil gemaakt tussen voorzieningen in het dorp, buiten het dorp maar binnen de regio en buiten de regio Noordoost Fryslân.

Tabel 9 Activiteiten in het dorp (%)

Nooit Soms Vaak Praatje maken met buurtgenoten 2.6 65.3 32.1

Omgeving netjes houden 6.3 44.4 49.3

Elkaar helpen 7.3 66.7 26.1

Geholpen worden 22.0 66.8 11.3

(22)

Tabel 9 laat zien dat een praatje met de buurtgenoten maken een activiteit is die bijna alle

respondenten vaak of soms doen. Slechts 2,6% van de respondenten maakt nooit een praatje met de buren. Het lijkt alsof het (al dan niet oppervlakkige) contact met buurtgenoten in deze kleine kernen relatief hoog is. Dat is een gegeven dat ook door andere studies naar buurtcontacten in kleine dorpen wordt bevestigd (Gardenier 2012, Vermeij 2015). Hier valt wel op dat de frequente (´vaak´) deelname aan activiteiten van een buurt- of wijkverenigingen relatief laag is (17,2%). Maar dan nog neemt 45,4% soms aan deze activiteiten deel. De rubrieken 'soms' en 'vaak' bij elkaar opgeteld levert tevens een hoge score op voor 'elkaar helpen'. Wanneer dezelfde respondenten wordt gevraagd in hoeverre ze zelf geholpen worden, geeft slechts 11,3% aan dat dit vaak het geval is.

Het blijkt dat het merendeel van de respondenten het onderhoud van de omgeving belangrijk vindt. Iets meer dan 49% van hen geeft aan dit 'vaak' en 44,4% geeft aan dit ‘soms’ te doen, terwijl slechts 6,3% zich hier nooit mee bezighoudt (tabel 9).

Vervolgens is gevraagd hoe vaak respondenten gebruik maken van bepaalde voorzieningen in het eigen dorp. Gelet op het feit dat veel voorzieningen in de kleine dorpen al zijn verdwenen, is de uitkomst niet opmerkelijk dat in veel gevallen wordt aangegeven dat men er nooit de boodschappen doet. Daarentegen geeft 70% van de ondervraagden aan soms of vaak een bezoek te brengen aan het buurthuis, café of kerk. Deze voorzieningen zijn nog wel te vinden in sommige kleine kernen. Ook zijn er nog enkele huisartsen of andere medische voorzieningen in de kleine kernen gevestigd. 51,2% bezoekt soms en 5,3% bezoekt vaak dit soort voorzieningen. 43,5% geeft aan dit nooit te doen (tabel 10).

Tabel 10 Gebruik voorzieningen in het dorp (%)

Nooit Soms Vaak Boodschappen voor levensmiddelen 60.3 26.7 12.9

Bezoek buurthuis, café of kerk 30.0 40.8 29.2

Bezoek huisarts of andere medische voorzieningen 43.5 51.2 5.3

Als naar het gebruik van sportvoorzieningen wordt gevraagd (niet in tabel) zegt circa 60% van de huurders nooit een sportvoorziening binnen het dorp te bezoeken. Even veel respondenten geven aan nooit een sportvoorziening buiten het dorp (maar binnen de regio) te bezoeken. Het lijkt dus alsof min of meer 60% van de respondenten helemaal niet aan sport doet. Maar de respondenten kunnen wel individueel aan sport doen buiten een voorziening om, zoals fietsen of hardlopen. Daar hebben we geen gegevens over.

Figuur 4 laat zien dat 40% van de respondenten de auto neemt om naar voorzieningen in het dorp toe te gaan.

Figuur 4 Wijze waarop voorzieningen in het dorp worden bereikt (N = 293, met op de y-as het aantal respondenten)

Als wordt gekeken naar de activiteiten in Noordoost Fryslân, geeft 68,6% van de respondenten aan voor de boodschappen voor levensmiddelen vaak het dorp te verlaten om deze binnen de regio te doen. 22,1% doet dat soms. Als we de categorieën soms en vaak samentrekken, zien we, dat

(23)

ongeveer 90% van de respondenten binnen de regio, buiten het eigen dorp, zowel levensmiddelen als niet-levensmiddelen koopt.

32,5% van de ondervraagden geeft aan nooit sociaal-culturele voorzieningen in de regio Noordoost Fryslân te bezoeken. 48,9% van alle respondenten die deze vraag hebben beantwoord doet dat vaak en 17,7% soms.

Tabel 11 Gebruik voorzieningen binnen de regio (maar buiten dorp) (%)

Nooit Soms Vaak Boodschappen voor levensmiddelen 9.3 22.1 68.6

Boodschappen voor niet-levensmiddelen 8.7 48.9 42.5

Bezoek huisarts of andere medische voorzieningen 16.2 63.1 20.6

Bezoek sociaal-culturele voorzieningen 32.5 49.8 17.7

Ondanks dat de voorzieningen in de regio Noordoost Fryslân moeilijk of helemaal niet te bereiken zijn met openbaar vervoer, wordt de bereikbaarheid in nagenoeg de helft van de gevallen als goed beoordeeld. Slechts 12,4% van de respondenten vindt dat de voorzieningen slecht bereikbaar zijn. Dit antwoord is te verklaren door het hoge percentage autobezit. Gezien de leeftijdsverdeling van de geënquêteerden (32% is ouder dan 70) vonden we het opmerkelijk dat zeer weinig mensen aangeven met de hulp van buren een voorziening te bereiken (2%).

Figuur 5 Wijze bereikbaarheid voorzieningen binnen de regio (N = 322, met op de y-as het aantal respondenten)

In 72% van de gevallen wordt er gebruik gemaakt van de auto als vervoermiddel, gevolgd door de fiets (20,6%). Slechts 2,8% van de respondenten maakt gebruik van het openbaar vervoer (figuur 5).

Tabel 12 Gebruik voorzieningen buiten de regio (%)

Nooit Soms Vaak Boodschappen voor levensmiddelen 55.2 26.7 18.1

Boodschappen voor niet-levensmiddelen 33.1 54.7 12.1

Bezoek huisarts of andere medische voorzieningen 25.4 66.6 8.0

Bezoek sociaal-culturele voorzieningen 50.5 45.6 3.9

55% van de respondenten doet zijn boodschappen voor levensmiddelen niet buiten, maar binnen de regio Noordoost Fryslân (tabel 12). Daarnaast geeft iets minder dan één derde aan de regio nooit uit te gaan voor de boodschappen die ze binnen de regio niet kunnen krijgen (niet in tabel). Dat kan een aanwijzing zijn dat men zich aanpast aan het aanbod dat er binnen de regio is. Daarnaast geeft een iets hoger percentage (33,1%) aan ook voor andere boodschappen (de niet-levensmiddelen) de regio nooit te verlaten (niet in tabel).

Twee derde van de respondenten geeft aan de regio soms te verlaten vanwege een bezoek aan een huisarts of andere medische voorzieningen, 8,0% moet dat vaak doen en 25,4% doet dat nooit. De sociaal-culturele voorzieningen buiten de regio wordt door 45,6% soms en door slechts 3,9% vaak bezocht (tabel 12).

(24)

Op de vraag of men nog voor andere redenen de regio uitgaat (vraag: anders, nl.) geeft 66,6% van de respondenten aan soms (en 23,8% van hen vaak) familie en vrienden buiten de regio te bezoeken. Dat is een aanwijzing dat de sociale netwerken van bijna alle respondenten verder reiken dan de regio alleen. Slechts 9,6% bezoekt nooit iemand buiten de regio (niet in tabel).

Het grote merendeel van de geïnterviewde huurders maakt gebruik van de auto (88,4%) om de voorzieningen buiten de regio te bereiken. In veel minder gevallen wordt het openbaar vervoer (8,4%) of burenhulp (3,2%) benut. Naast het 'gebruik' hebben we de respondenten gevraagd de bereikbaarheid van de voorzieningen buiten de regio Noordoost Fryslân te beoordelen. Bijna de helft van de respondenten (47,6%) beoordeelt de bereikbaarheid als goed, terwijl in 13,6% van de gevallen de bereikbaarheid als slecht wordt beoordeeld (niet in tabel).

3.3 Tevredenheid over de huurwoning

In deze en de volgende paragraaf wordt de tevredenheid van de geënquêteerden met deelaspecten van de huurwoning en de nabije woonomgeving in kaart gebracht. De huurwoning heeft

verschillende fysieke onderdelen. Over elk van deze onderdelen kunnen de respondenten de mate van tevredenheid aangeven. De tevredenheid is 'gemeten' met behulp van een vijfpuntschaal. Daarnaast hebben we de respondenten een aantal stellingen voorgelegd (tabel 15).

74,6% van de respondenten is tevreden tot zeer tevreden over de grootte van de woning. Ook over de indeling, het aantal en de grootte van de kamers is ongeveer 70 tot 75% van hen tevreden tot zeer tevreden, dicht gevolgd door de uitstraling van de woning. Deze meningen zijn tamelijk eensluidend. Daarentegen is 61,2% van de respondenten matig tot erg ontevreden over het afwerkingsniveau. Bijna de helft is tevreden over het kunnen schoonhouden van de buitenkant (tabel 13).

Tabel 13 Mate van tevredenheid over het ontwerp van de woning en de privé buitenruimte (%)

zeer tevreden tevreden matig tevreden niet tevreden erg on-tevreden Grootte van de woning 19.9 54.7 14.2 6.0 5.2

Indeling van de woning 14.0 55.7 18.5 7.1 4.7

Aantal kamers 21.6 53.5 12.9 5.3 6.7

Grootte van de kamers 17.4 56.1 15.4 7.4 3.7

Uitstraling van de woning 12.2 54.1 22.2 6.2 5.2

Afwerkingsniveau van de woning 6.8 31.9 36.9 15.8 8.5

Kunnen schoonhouden buitenkant 7.4 45.4 1.5 11.2 4.6

Voortuin 15.4 56.1 16.3 6.1 6.1

Achtertuin 16.6 51.4 15.9 7.2 8.5

Afscheiding naar de buren toe 11.2 52.6 17.8 10.0 8.3

De grote meerderheid van de geïnterviewde huurders is zeer tevreden of tevreden over hun voor- en achtertuin. Een iets lager percentage (63.8%) is tevreden of zeer tevreden over de afscheiding naar de buren toe. De hoge mate van tevredenheid bevestigt het beeld dat we terug kunnen zien in tabel 7: circa 25% van de respondenten geeft aan dat een '(grote) tuin respectievelijk voldoende ruimte om het huis' de meest belangrijke reden was om voor het huidige huis te kiezen.

Gelet op de tevredenheid met deelaspecten binnen de woning zijn de meningen over de voorzieningen in de keuken en toilet enigszins eensluidend. Iets meer dan de helft van de

respondenten is over beide (52% respectievelijk 51.2%) zeer tevreden tot tevreden. De badkamer scoort minder goed (41.5%). Meer respondenten zijn erg ontevreden over de badkamer dan over de keuken of het toilet. Wat betreft de technische uitrusting is 57,4% van de respondenten tevreden tot zeer tevreden over de verwarming. Daarentegen is de meerderheid van hen matig tevreden tot erg ontevreden over de geluid- en de warmte-isolatie. Een uitschieter is de warmte-isolatie omdat 18.8% er erg ontevreden over is. Een kleine meerderheid is zeer tevreden tot tevreden over de

(25)

veiligheidsaspecten van de woning (tabel 14).

Tabel 14 Tevredenheid technische voorzieningen, isolatie, veiligheid en woonlasten (%)

zeer tevreden tevreden matig tevreden ontevreden erg ontevreden Verwarming 19.6 37.8 22.9 11.3 8.3 Geluidsisolatie in huis 8.5 31.0 33.0 13.0 14.5 Warmte-isolatie 9.4 25.4 28.7 17.8 18.8 Ventilatie 8.8 33.3 31.3 12.9 12.6 Voorzieningen badkamer 9.8 31.7 27.6 16.6 14.4 Voorzieningen keuken 10.4 41.6 26.2 14.0 7.7 Voorzieningen toilet 10.1 41.1 26.9 11.8 10.1

Aansluiting voor TV & internet 15.0 52.3 16.5 10.5 5.8

Plaats en aantal stopcontacten 11.5 39.9 23.7 13.9 11.0

Beveiliging tegen inbraak 9.8 40.1 30.3 11.5 8.3

Veiligheid woning algemeen 8.6 49.9 26.9 10.1 5.4

Woonlasten 5.4 30.4 40.0 15.8 8.5

De woonlast is de optelsom van de huur, de energiekosten en gemeentelijke belastingen. 24,3% van de geïnterviewden zegt ontevreden of erg ontevreden te zijn met de woonlasten, 40% is maar matig tevreden.

Ten slotte wordt aan de huurders een aantal stellingen voorgelegd omdat we willen weten welke uitrusting zij wel of niet belangrijk vinden, namelijk de manier van verwarming, de ventilatie,

internet- en televisieaansluiting en de keukeninrichting. Aan hen wordt gevraagd om per stelling aan te geven of ze het ermee 'eens', 'oneens' of 'weet niet' zijn. In tabel 16 laten we alleen de

percentages zien van de categorieën waarmee ze 'eens' zijn.

Tabel 15 Met welke stelling bent u het eens?

Thema Stelling Mee eens % verwarming Ik vind een kachel in de woonkamer genoeg om te verwarmen 13.3

Ik vind dat de woning een centrale verwarming moet hebben 74.6

In vind dat de woning een energiezuinige vloerverwarming moet hebben 12.1

ventilatie Ik doe zelden een raam open voor de ventilatie 5.9

Ik zet regelmatig een raam open voor de ventilatie 75.2

De woning moet permanente mechanische ventilatie hebben waardoor raam openen voor ventilatie niet per se hoeft

18.9

keuken Ik vind een basiskeuken genoeg 61.4

Ik vind dat in de keuken een moderne apparatuur moet zijn 20.9

Ik wil een keuken met alle gemakken voorzien 17.7

internet Ik gebruik nooit internet 29.5

Ik gebruik internet gemiddeld 3 keer per week 24.3

Ik gebruik internet gemiddeld meer dan 3 keer per week 46.2

televisie Ik vind televisie kijken onbelangrijk 6.1

Ik kijk gemiddeld 3 keer per week televisie 38.5

Ik kijk meer dan gemiddeld 3 keer per week televisie 55.4

74,6% van de respondenten is het eens met de stelling dat de woning een centrale verwarming moet hebben. Een kleine minderheid vindt dat een kachel genoeg is of dat de woning een (energiezuinige) vloerverwarming moet hebben. Wat betreft de stellingen over de ventilatie geeft 75,2% van de huurders aan regelmatig een raam open te zetten en daarmee vooral zelf voor een goede ventilatie te zorgen. 61,4% van de respondenten vindt een basiskeuken genoeg. Slechts 17,7% vindt het belangrijk dat de keuken van 'alle gemakken' voorzien is. Televisie kijken doen de respondenten geregeld. Slechts 6,1% vindt dat de televisie niet belangrijk (6,1%). Bijna de helft van de

(26)

internet gemiddeld 3 keer per week. Het percentage van 29.5% dat nooit internet gebruikt komt bijna overeen met het percentage, dat ouder is dan 70 jaar (vgl. tabel 3). Maar we kunnen niet zeggen of het daadwerkelijk voornamelijk deze groep is die geen internet gebruikt.

3.4

Tevredenheid over dienstverlening van Thús Wonen

De respondenten konden bovendien hun mening geven over de dienstverlening van Thús Wonen. De woningcorporatie heeft met de huurders incidenteel contact over het planmatige onderhoud dat eens in de paar jaar wordt uitgevoerd. Via de klachtendienst kunnen storingen worden gemeld. Daarnaast is er een algemene klantenbenadering over de dagelijkse gang van zaken. Met een serviceabonnement kunnen huurders tegen een maandelijkse bijdrage een groot deel van het onderhoud afkopen. Tot slot wordt allerlei informatie verstrekt via de interactieve website. Woningzoekenden kunnen uitsluitend via de website van de woningcorporatie aangeven of ze interesse hebben in een van de aangeboden huur- of koopwoningen. Deze taken rekent Thús Wonen tot haar dienstverlening.

De meningen van de respondenten over de dienstverlening zijn tamelijk consistent en eensluidend wat betreft de klachtendienst, het serviceabonnement en de algemene klantenbenadering. Voor alle drie de categorieën geeft circa 60% van de respondenten aan tevreden tot zeer tevreden te zijn. Het serviceabonnement en het planmatig onderhoud blijven wat achter: rond 30% van de respondenten is hierover matig tevreden en 23% is er niet tevreden tot erg ontevreden over (tabel 16).

Tabel 16 Tevredenheid over de dienstverlening van Thús Wonen (%)

zeer tevreden tevreden matig tevreden niet tevreden erg on-tevreden Planmatig onderhoud 8.7 35.3 32.2 12.8 11.0 Klachtendienst 13.1 50.8 21.7 6.7 7.8 Serviceabonnement 10.2 47.7 27.9 7.8 6.4 Algemene klantbenadering 11.1 54.6 22.7 6.6 5.0

Aanbieden van woningen op de website 8.0 53.3 24.8 6.2 27.7

Maar liefst 40% respectievelijk 35% van alle respondenten (N=458) gaf geen antwoord bij de

onderdelen ´aanbieden van woningen via de website´ en ´serviceabonnement´. De redenen daarvoor weten we niet maar het zou wellicht een aanwijzing kunnen zijn dat beide dienstverleningen minder bekend zijn.

Huurders kunnen op 5 manieren contact opnemen met hun verhuurder: ze kunnen bij het

hoofdkantoor in Dokkum langsgaan of ze kunnen per brief, per telefoon, per E-mail of via de website met de corporatie contact opnemen. De overgrote meerderheid van de respondenten die deze vraag heeft beantwoord (tussen 70 en 80%) is tevreden of zeer tevreden over de bereikbaarheid van Thús

Wonen via één van deze kanalen. Daarbinnen blijken de contacten per telefoon of E-mail het hoogst

te worden gewaardeerd. Een klein aantal respondenten blijkt ontevreden of erg ontevreden te zijn over de bereikbaarheid. Dat percentage loopt van 8.8% (per internet/E-mail) op tot en 11,9% (bezoek aan kantoor). Bij de beantwoording van deze vraag valt op dat rond 50% van alle mogelijke

respondenten (N=458) niets heeft ingevuld bij de vraag of ze wel of niet tevreden zijn over de bereikbaarheid via het internet/Email of de website. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat die weg minder goed bekend is en/of dat men de voorkeur geeft aan telefonisch of persoonlijk contact (bezoek aan het kantoor). Mogelijkerwijs omvat deze groep ook mensen die hoogbejaard zijn of niet gewend zijn om überhaupt schriftelijk zakelijke dingen af te handelen.

Omdat de afgelopen jaren veel is gesproken over een veranderende rol van zowel overheden en woningbouwcorporaties als burgers, hebben we de respondenten uitgedaagd om mee te denken over toekomstige taken van Thús Wonen, een huurverhoging en de tijd- en geldbestedingen van de

(27)

corporatie. Op de vraag wat de belangrijkste taak is die Thús Wonen in de toekomst moet uitvoeren gaf 25% van de respondenten geen antwoord op. Van degenen die wel hebben geantwoord vindt 47% dat de woningen goed onderhouden moeten blijven. 26,4% vindt het belangrijkste dat de corporatie energiebesparende maatregelen uitvoert. 15,4% van de respondenten is van mening dat comfortverbeteringen aan de orde zijn, terwijl slechts 11,6% het het meest belangrijk vindt dat de woningen levensloopbestendig gemaakt moeten worden. Met levensloopbestendig wordt hier bedoeld dat er minimaal 1 slaapkamer op de begane grond aanwezig is (figuur 6).

Figuur 6 Meest belangrijk aspect waarop zich Thús Wonen in de toekomst moet richten (N = 346, met het aantal respondenten op de y-as)

Thús Wonen werkt, zoals veel andere woningbouwcorporaties, met de thema's rustig (in de zin van rustige buren, geen geluidsoverlast), schoon (gevels, tuin en openbare ruimte), heel (als er iets stuk is wordt het spoedig gerepareerd) en veilig (veilig voelen op straat en in de woning). Het thema 'rustig' vindt rond 46% van de respondenten het meest belangrijk en 36% vindt 'veilig' het

belangrijkste thema. De thema's ‘schoon’ (11,5%) en ‘heel’ (6,7%) vinden veel minder respondenten de meest belangrijke thema's.

Op de vraag waarvoor de corporatie in de toekomst een huurverhoging mag vragen, geeft 62,3% aan dat er helemaal geen huurverhoging gevraagd mag worden. Bijna 15% van de respondenten is bereid om voor energiebesparende maatregelen meer huur te betalen. Het aanpassen van de woning aan lichamelijke beperkingen of er een levensloopbestendige woning van maken scoort lager. Daar is slechts 4% respectievelijk 8% van de huurders toe bereid.

Tot het werkdomein van een woningcorporatie wordt ook de zorg voor de woonomgeving gerekend. Aspecten van deze zorg zijn bijvoorbeeld de ondersteuning voor het verlenen van medische zorg- en dienstverlening aan huis, het (mede)organiseren van sociaal-culturele activiteiten, de bevordering van commerciële activiteiten of het onderhoud voor openbare ruimte. Aan de respondenten is gevraagd welk aspect zij het meest belangrijk vinden als het gaat om mogelijke besteding van tijd en geld van Thús Wonen.

Tabel 17 Meest belangrijke aspect waaraan Thús Wonen (in de toekomst) tijd en geld mag besteden

Meest belangrijk aspect (%) Medische zorg- en dienstverlening aan huis 15.3

Sociaal-culturele activiteiten in buurt- of dorpshuis 6.6

Commerciële aspecten zoals bevordering van vestiging van winkels 15.9

Onderhoud nabije woonomgeving: buurtgroen, paden en verlichting 31.2

Thús wonen moet aan geen van deze aspecten tijd nog geld besteden 31.0

31% van de respondenten is van mening dat de woningcorporatie geld noch tijd mag besteden aan één van deze aspecten. Een nagenoeg even groot deel van de geïnterviewde huurders is van mening dat het onderhoud van de nabije woonomgeving het meest belangrijk is. Zij vinden dat Thús Wonen daaraan wel tijd en geld mag besteden. Het faciliteren van medische zorg en commerciële

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De output is niet op een effectieve manier te meten, hierdoor kan er geen relatie tussen de output en de input worden gelegd en kan zodoende vooraf ook geen norm gerelateerd aan

Bijgaand treft u de reactie van de Cliëntenraad Beuningen aan op de informatienota: Uitvoeringsprogramma Wmo, Jeugd en Gezondheid 2016.. De Cliëntenraad heeft veel waardering

Analist: Jasper VEKEMAN | hoofdredacteur Gids voor de Beste Belegger 09.50 – 10.20. XIOR

Ook werd de omvang van het pakket (dat bestond uit vijf modules) als te groot ervaren en waren ook de kosten die ermee gemoeid een bezwaar.. 6 | IN DE PRAKTIJK LOOPT HET VAAK

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de