• No results found

Proeven met vermeerdering van houtige gewassen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Proeven met vermeerdering van houtige gewassen"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEVEN MET VERMEERDERING VAN

HOUTIGE GEWASSEN

J. Floor, P. A. Wezelenburg en H. H. van Doesburg. Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen.

Inhoud: 1. Toepassingen van de bleekmethode van afleggen. 2. Stekken onder plastic.

3. Het enten van een druif op een stek van een onderstam. Summary: Experiments in propagating woody plants.

1. Examples of propagation by the etiolation method of layering.

Examples are given of propagation by the etiolation method of plants that are otherwise difficult to increase, such as the plum rootstock Pershore and species and varieties of birches.

T h e same technique could also be used for obtaining various fruit varieties on their own roots for research purposes.

Photographs of rooted layers give an impression of the results achieved. 2. Cutting propagation under plastic.

In the second week of September cuttings were inserted in a provisional frame covered by plastic as shown in the photograph.

Tables 1 and 2 give an impression of the rooting obtained. 3. Cutting-grafting the grape.

T h e grape Black Alicante could be successfully established on a rootstock by cutting-grafting the variety according the same technique as used in the German wine-district.

Toepassingen van de bleekmethode van afleggen.

INLEIDING.

In het kort is de bleekmethode van afleggen als volgt: Éénjarige onder-stammen worden in het voorjaar schuin in een rij geplant en in de nawinter daarop naar de grond gebogen en vastgezet in een ondiepe geul. Met aan-aarden wordt reeds begonnen nog voor de knoppen beginnen te werken. Telkens wanneer de jonge scheuten door de grond komen wordt meer grond opgebracht en wel zodanig, dat, zonder de groei al te veel te remmen, de eerste 3—5 cm van de scheut geheel in het donker groeit en daardoor vol-ledig gebleekt wordt. Eind juni of juli vindt de laatste aanaarding plaats met vochtige grond. Zodoende wordt ervoor gezorgd, dat voldoende vocht vast-gehouden wordt in de aanaardgrond, waardoor de wortelvorming zo vroeg mogelijk beginnen kan. Voor een uitvoerige beschrijving zij verwezen naar de onder (6) genoemde publikatie.

Deze methode van afleggen werd ontwikkeld door het proefstation te East Mailing en is beschreven door Knight e.a. (1). Ofschoon Zweede (2) be-kendheid gaf aan dit onderzoek heeft de bleekmethode hier te lande toch geen ingang gevonden. Daardoor konden tot kort na de laatste oorlog de betere pruimeonderstammen niet op een lonende wijze vermeerderd worden, zodat deze ook geen ingang in de praktijk vonden.

(2)

De gegeven situatie is in 1947 aanleiding geweest tot een onderzoek naar de vermeerdering van onderstammen voor fruitgewassen welke destijds nog moeilijkheden boden. Later werd dit onderzoek verder uitgebreid. Z o werd het afleggen van pruimerassen beproefd ten behoeve van het onderzoek van Grosjean naar resistentie tegen loodglans en ook voor het opkweken van plantmateriaal voor een proef waarin pruimen op onderstammen vergeleken worden met dezelfde rassen op eigen wortel.

De bedoeling hiervan is de praktische ervaring te toetsten, welke zowel hier te lande als in Engeland en Duitsland bestaat, volgens welke althans sommige pruimerassen op eigen wortel gezonder zijn en ook vroegere en hogere opbrengsten geven dan op onderstammen.

Bij verschillende planten, in onderzoek vanwege moeilijkheden met de ver-meerdering, werd de bleekmethode van afleggen beproefd naast andere methoden om zo uit te vinden op welke wijze de plant in kwestie het best vermeerderd kan worden. Z o werden bijvoorbeeld bij berken vergeleken: oculeren, verschillende methoden van enten en afleggen. Met oculeren werd slechts een zeer geringe aanslag verkregen en zelfs het enten in een warme kas bleek vaak nog tegen te vallen. Daarentegen werd met de bleekmethode van afleggen een alleszins bevredigende beworteling verkregen, vandaar dat wij geneigd zijn de oplossing in deze richting te zoeken. Inmiddels bleek ook stekken onder waterverneveling enig perspectief te bieden, vandaar dat ook deze mogelijkheid nader onderzocht zal worden.

Tot slot zullen nog enkele bijzondere toepassingen vermeld worden.

ONDERSTAMMEN VOOR FRUITGEWASSEN.

De enige appelonderstam welke nog moeilijkheden bood met de vermeer-dering was Crab C, een onderstam overigens waarvoor thans niet de minste belangstelling bestaat, doch voor het geval men hoogstammen zou willen kweken is er vermoedelijk geen betere keus. Met de aanaardmethode was de beworteling gering, doch door niet eens zoveel te bleken kon een beworte-ling van praktisch alle scheuten van een aflegbed verkregen worden. Ver-meerdering door wortelstek werd ook beproefd doch met de bleekmethode konden beslist veel betere uitkomsten verkregen worden (5).

Van de pruimeonderstammen gaven Myrobolan B, Black Damas C en St. Julien A met de bleekmethode een beworteling van 100 %. Het was al spoedig duidelijk dat deze onderstammen niet de minste moeilijkheden behoeven op te leveren als maar tijdig begonnen wordt met aanaarden zoals de bleek-methode dat voorschrijft.

Brompton daarentegen bewortelt minder gemakkelijk, ofschoon toch ook met deze onderstam alleszins bevredigende uitkomsten verkregen kunnen worden ( 5 ).

Tevens werden bewortelde afleggers gedistribueerd onder boomkwekers als uitgangsmateriaal voor verdere vermeerdering. De aflegbedden worden jaar-lijks gecontroleerd op aanwezigheid van virus door dr. D. Mulder (LP.O.) en ir. C. A. R. Meyneke en W . van Katwijk (P.D.) en volgens verkregen aanwijzingen opgezuiverd, zodat het geleverde plantmateriaal vrij is van waarneembare virus-symptomen. Het resultaat is geweest dat bijvoorbeeld een onderstam als Brompton, welke 10 jaar geleden praktisch niet voorkwam, thans de meest gebruikte onderstam is voor pruimen.

Eén onderstam bleef echter nog moeilijkheden bieden, namelijk Pershore, door van Soest (3) gekwalificeerd als „ongetwijfeld de beste onderstam". De beworteling was over het geheel zeer slecht. Enkele moerplanten in de

(3)

rij vielen echter op door een alleszins bevredigende beworteling. Geleidelijk aan werden de moerplanten welke slecht bewortelden vervangen door struiken afkomstig van moerplanten, welke een goede beworteling geven. Zodoende werd de laatste jaren een bewortelingspercentage bereikt dat weinig ten achter blijft bij dat van Brompton. Bijzonderheden hieromtrent vindt men in onder-staande tabel, terwijl fig. 1 een indruk geeft van de verkregen beworteling. Tabel 1. Opbrengst van een aflegbed van Pershore van 40 m lengte.

diktemaat i—12 mm 5— 8 mm 3—5 mm .— 3 mm Totaal

beworteld licht beworteld onbeworteld bewortelingspercentage 177 33 86 32 80 67 343 132 240 60% De beworteling op zich zelf is alleszins bevredigend, doch de opbrengsten per oppervlakte zijn nog maar zeer matig. Men bedenke echter, dat nog geen maximale opbrengst verkregen werd daar in de afgelopen jaren herhaaldelijk ingeboet werd. Verder valt uit de tabel af te leiden, dat een nog al groot ge-deelte van de afleggers dikker is dan voor oculeerstammen gewenst is. Deze afleggers zouden evenwel goed gebruikt kunnen worden voor handveredeling, temeer daar de beworteling van Pershore vaak uitzonderlijk goed is.

Fig. 1.

Bewortelde afleggers van Pershore.

Al met al kan gezegd worden, dat een bruikbare vermeerdering voor Pers-hore verkregen werd, doch dat voor een lonende teelt de prijs iets hoger zal moeten zijn dan voor Brompton.

De bleekmethode van afleggen is ook de aangewezen vermeerdering voor de kerseonderstam F 12/1. Jaar in jaar uit werd een goede beworteling ver-kregen van alle of nagenoeg alle scheuten van een aflegbed. Vermeerdering door wortelstek werd ook beproefd, doch de uitkomsten waren veel minder en liepen ook nog wel uiteen van jaar tot jaar.

(4)

Kwee-onderstammen kunnen heel goed vermeerderd worden door twijgstek en aanaarden. Toch verdient afleggen de voorkeur, zoals elders (4) uiteen-gezet werd, niet alleen vanwege de hogere opbrengsten, doch vooral omdat kwee van aflegbedden minder gevoelig is voor vorst dan kwee van aanaard-bedden. De verklaring ligt voor de hand. Het afhalen van bewortelde afleg-gers komt bij de aanaardmethode neer op een zeer rigoureuze snoei tot op het wortelgestel, terwijl dit bij het afleggen een veel minder sterke snoei ten-gevolge heeft.

Het afleggen kan hier in zijn meest eenvoudige vorm toegepast worden, daar pas grond opgebracht behoeft te worden nadat de scheuten op de neer-gelegde takken een lengte van 10—15 cm bereikt hebben.

FRUITRASSEN.

Pruimerassen: werden afgelegd in bedden van 5 meter voor het verkrijgen van planten op eigen wortel voor proefdoeleinden. De beworteling bleek sterk uiteen te lopen van ras tot ras en ook te variëren van jaar tot jaar. De beste beworteling werd verkregen van Early Laxton. In 1953 waren 120 van de 121 scheuten van het aflegbed beworteld. Fig. 2 toont hoe de beworteling was.

Fig. 2.

Bewortelde afleggers van Early Laxton.

In de daaropvolgende jaren was de beworteling minder zwaar, terwijl be-wortelingspercentages genoteerd werden van 83 en 95. De verkregen uit-komsten wijzen erop dat Early Laxton even gemakkelijk vermeerderd kan worden als bijvoorbeeld de onderstam St. Julien A. Monsieur hâtif en Belle de Louvain zijn ook goed te vermeerderen, hoewel de beworteling beslist min-der is dan van Early Laxton. In de periode van 1953-—1955 waren de bewor-telingspercentages van Monsieur hâtif: 73, 48 en 67.5 en van Belle de Lou-vain 74, 59 en 80.

V a n de Reine Claudes bewortelt Sweykhuizen vermoedelijk het beste. In 1955 werd een bewortelingspercentage van 92 genoteerd. Reine Claude d'Oul-lins daarentegen bewortelde zeer slecht. In 1954 was zelfs geen enkele af-legger beworteld. De Reine Claude Verte type Hoefer en van Beers hielden een tussenpositie: de beworteling was tamelijk goed in 1953 doch vrij slecht in 1954. De resterende rassen waren maar zeer matig. Met de bleekmethode

(5)

kon een aantal bewortelde afleggers voor proefdoeleinden verkregen worden, doch meer ook niet. Daarbij valt nog op te merken, dat Victoria en Ontario over het geheel nog wat beter bewortelden dan Doyenné en Czar. Fig. 3 toont de oogst van 1953 aan bewortelde afleggers van Victoria aan. In 1954 werden slechts 10 bewortelde afleggers verkregen en in 1955 48 stuks.

Fig. 3.

Bewortelde afleggers van Reine Victoria.

Kruisbessen. Het ras Crownbob werd vermeerderd door twijgstek zowel als door afleggen. De opbrengsten van twijgstek van jaar tot jaar waren nogal aan schommelingen onderhevig, terwijl daarentegen afleggen zeer bedrijfs-zeker is. Daarom geven wij aan afleggen de voorkeur en suggereren vermeer-dering door twijgstek voor het verkrijgen van aanvullende opbrengsten, als men tenminste over een goede stekgrond beschikt.

Het afleggen van kruisbessen gaat als volgt. Men begint met een dubbele rij van 2—3 jarige struiken te planten, 30 cm van elkaar, op afstanden van 40 cm in de rij en een rijafstand van 1,50 m. Na het planten worden de strui-ken teruggesneden en laat men ze een jaar groeien. Dan wordt één rij plat neergelegd, dwars op de lengterichting van de rij en met een lat vastgezet. Aangeaard wordt bij een scheutlengte van 10 cm. Van bleken is dus in dit geval geen sprake. Het jaar daarop wordt de andere rij neergelegd en laat men de eerste rij een jaar ongestoord groeien.

O p deze manier werden in 1954 van een aflegbed van 20 m als eerste pro-ductie de volgende opbrengsten verkregen: 550 bewortelde afleggers, 100 licht bewortelde afleggers en 80 kleine licht bewortelde afleggers („uitschot").

LAANBOMEN EN SIERGEWASSEN.

Verschillende gewassen werden in rijen van 5 m afgelegd volgens de bleek-methode om na te gaan of dit mogelijk voordelen heeft boven de gebruikelijke wijze van vermeerdering. Niet altijd bleek dat het geval te zijn, soms ook waren de uitkomsten twijfelachtig, doch bij enkele gewassen werd beslist een voor-uitgang geboekt. Hieromtrent volgen thans nadere bijzonderheden.

(6)

Fig. 4.

Bewortelde afleggers van Betula pendula dalecarlica.

Fig. 5.

(7)

Berken. Nadat een goede beworteling verkregen werd bij Betuia pendula 'youngii' werden de volgende berken afgelegd: Betuia pendula dalecarlica, fastigiata en laciniata, verder Betuia ermani, medwediewi, nigra, pendula tristis en utilis. Daartoe werden in het najaar enkele struiken schuin geplant in rijen van 5 m welke het voorjaar daarop reeds neergebogen en aangeaard werden.

De beste beworteling werd verkregen bij dalecarlica. In 1954 waren alle scheuten zeer zwaar beworteld (fig. 4); het jaar daarop waren ook alle scheu-ten beworteld, doch de beworteling was minder zwaar.

Betuia pendula youngii kon als een goede tweede geklassificeerd worden met een beworteling van bijna alle scheuten. De andere soorten waren allen minder, hoewel zij toch ook een alleszins bevredigende beworteling gaven

(fig. 5).

Dit wat de beworteling betreft. Het bleken had echter een sterke verzwak-king van de aflegmoeren tengevolge, vandaar dat het jaar daarop slechts een gering aantal scheuten uitliep. Om dit te voorkomen is het absoluut noodzake-lijk de struiken eerst een jaar te laten groeien voordat zij neergelegd worden. Dan kunnen wel goede aflegbedden verkregen worden, zoals moge blijken uit fig. 6.

Fig. 6.

Aflegbed van Betuia pendula youngii.

Prunus glandulosa sinensis. Het was bekend dat deze plant afgelegd kan worden, doch ook dat de aanslag vaak zeer slecht is. Getracht werd nu met de bleekmethode een betere beworteling te verkrijgen, in de veronderstelling dat deze afleggers beter de groei zouden hernemen. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Hoewel zo vroeg als de weersomstandigheden maar toelieten geplant werd gingen toch vrijwel alle afleggers dood. Al doende werd evenwel duidelijk waar de moeilijkheid lag. Deze Prunus loopt namelijk zó vroeg uit, dat hij eigenlijk nooit vroeg genoeg geplant kan worden. Daarom werden de afleggers in het jaar daarop reeds in oktober/november van het aflegbed ge-haald en direct uitgeplant, zodat zij nog voor de winter konden aanwortelen. Zodoende werd in twee achtereenvolgende jaren een zeer goede aanslag ver-kregen. De vermeerdering van deze plant behoeft dus nu geen moeilijkheden meer op te leveren.

(8)

Prunus subhirtella autumnalis. Volgens mededeling uit de praktijk voldoet oculeren op Limburgse boskriek minder goed. Als vermoedelijke oorzaak wordt een minder goede vereniging van ent met onderstam genoemd. Een en ander was aanleiding om deze plant af te leggen. In twee achtereenvolgende jaren werd daarbij een goede beworteling verkregen (fig. 7), vandaar dat deze ver-meerderingsmethode wel aanbevolen kan worden.

Als alternatief kan verder nog vermeerdering door scheutstek in aanmerking komen. Deze suggestie wordt gedaan naar aanleiding van de zeer goede uit-komsten, welke gedurende twee achtereenvolgende jaren verkregen werden met stekken onder waterverneveling.

Fig. 7.

Be-wortelde afleggers van Prunus subhirtella autumnalis.

DIVERSE LAANBOMEN.

Tal van laanbomen werden afgelegd volgens de bleekmethode. Globaal ge-nomen komt het er op neer, dat goede uitkomsten verkregen werden bij planten, welke in de praktijk veelal ook reeds met succes door afleggen vermeerderd worden, zij het op een andere manier, welke hier ter onderscheiding de inleg-methode genoemd zal worden. Z o werd een goede beworteling verkregen van Acer saccharinum, Alnus cordata, Alnus elliptica, Corylus colurna (fig. 8), Populus canescens, Populus tremula x tremuloides en Tilia europaea 'Zwarte Linde'. Voor deze planten kan de bleekmethode wel aanbevolen worden.

Een matige beworteling gaven: Juglans sieboldiana, Populus tremula, Popu-lus lasiocarpa, Tilia cordata, Tilia euchlora, Tilia europaea 'Koningslinde', Tilia tomentosa en Ulmus carpinifolia 'Bea Schwarz'. Beslist slecht waren: Acer platanoides 'schwedleri', Acer pseudoplatanus atropurpureum, Acer ru-brum, Carpinus betulus fastigiata en Ulmus carpinifolia dampieri. Toch kan ook een geringe beworteling in bepaalde gevallen nog zijn nut hebben. Z o werden bewortelde afleggers verkregen van Robinia pseudoacacia 'Sandraudi-ga' als uitgangsmateriaal voor verdere vermeerdering door wortelstek.

(9)

/!

mi

1 l .'l' Ai- i

Fig. 8.

Bewortelde afleggers van Corylus colurna.

BIJZONDERE TOEPASSINGEN.

Tot slot zullen nog een tweetal toepassingen van de bleekmethode van afleg-gen vermeld worden, welke voorlopig van nog geen enkel practisch nut zijn.

Een van de doeleinden, welke nagestreefd worden is het verkrijgen van een zwak groeiende appelonderstam met een stevig wortelgestel, welke ook zonder paal een goede verankering in de grond geeft. Indien een dergelijke onderstam als vervanger van M. IX in aanmerking kan komen, zou een belangrijke be-sparing op de aanlegkosten mogelijk worden. Onder meer werd de vermeer-dering van zwakgroeiende appelrassen beproefd door de bleekmethode van afleggen. De bedoeling is na te gaan of er, evenals dat bij pruimen het geval is, ook bij appels rassen voorkomen, welke even gemakkelijk bewortelen als een

Fig. 9.

(10)

onderstam. Reeds kan gewezen worden op de eerste opbrengst van een afleg-bed van 5 m van Manks Codlin. Van 68 scheuten waren er 62 beworteld. Fig. 9 geeft een indruk van de verkregen beworteling.

Verder werd het afleggen van Meikers beproefd. Mocht blijken, dat de vermeerdering van dit ras niet al te bezwaarlijk is, dan zou nader onderzocht kunnen worden of de teelt van deze kers op eigen wortel mogelijk voordelen heeft.

Ook om een andere reden waren planten op eigen wortel gewenst. Het op-treden van volgers in meikersen wordt namelijk wel verklaard door aan te nemen dat Meikers een periclinale chimaere is. Deze hypothese kan op haar juistheid getoetst worden door planten op eigen wortel te vermeerderen uit wortelstek of wortelopslag. In geval Meikers inderdaad een periclinale chi-maere is, zullen alle planten uit wortelopslag van Meikers volgers zijn.

In 1954 werden redelijk goede uitkomsten verkregen. Iets minder dan de helft van het aantal scheuten was goed beworteld, zoals moge blijken uit fig. 10.

Fig. 10.

Bewortelde afleggers van Meikers.

Het jaar daarop was de beworteling echter zeer gering. Ook bij andere planten waren de uitkomsten over het geheel minder, vermoedelijk als gevolg van het zeer droge voorjaar. De groei is dan zeer traag, zodat voorzichtig aangeaard moet worden en de kans bestaat dat de scheuten minder goed ge-bleekt worden en de aanaardgrond minder goed vocht houdt. Om een betere beworteling te verkrijgen wordt nu aangeaard met vochtige turfmolm bij een scheutlengte van 2—3 cm. Door af te dekken met een dun laagje grond wordt uitdroging en wegwaaien van de turfmolm voorkomen.

BESLUIT.

Het voorgaande handelt over de bleekmethode van afleggen. Men zal zich afvragen of deze manier van afleggen nu wel beter is dan de inlegmethode,

(11)

Het is niet gemakkelijk hieromtrent een juist oordeel te vellen. De voorkeur gaat zo gemakkelijk uit naar de methode, waarmede men de meeste ervaring heeft. Vermoedelijk is het zo dat soms de bleekmethode, andermaal de inleg-methode de voorkeur verdient. Een enkele ervaring wijst in die richting. Acer rubrum gaf met de bleekmethode een slechte beworteling en dan nog voorna-melijk op het meerjarige hout. Dit was aanleiding tot een vergelijking van beide methoden, daarbij uitgaande van een gelijk aantal planten. Het resultaat was dat met de inlegmethode bijna de dubbele opbrengst aan bewortelde af-leggers verkregen werd. In dit geval was dus de inlegmethode beslist beter. Doch bij berken werd met bleken een veel betere beworteling verkregen dan ooit in de praktijk van inleggen waargenomen werd.

Meer in het algemeen gesproken moet gezegd worden dat afleggen altijd zeer bewerkelijk is en zich daardoor slecht leent voor toepassing in het groot-bedrijf. Een ander bezwaar van afleggen is nog dat het geen snelle aanpassing aan een veranderde vraag mogelijk maakt. Dit laatste bezwaar kan tot op zekere hoogte ondervangen worden door afleggen te combineren met andere vermeerderingsmethoden, die lang niet altijd zo bedrijfszeker zijn als afleggen. Soms zal men op afleggen aangewezen zijn bij gebrek aan beter of omdat men niet over een kas beschikt. Ook zijn er wel voorbeelden van planten, die zich speciaal voor afleggen lenen.

Vergelijken wij andermaal de bleekmethode met de inlegmethode dan kan als voordeel van de eerstgenoemde vermeerderingswij ze gelden dat deze zich althans nog enigszins leent voor mechanisatie omdat in rijen gewerkt wordt. In geval bleken niet noodzakelijk is kan grond opgebracht worden met een aanaardploeg. Doch ook de bleekmethode kan vereenvoudigd worden, zoals wij wel gezien hebben. Met een ploeg wordt dan aan weerskanten grond van de aanaardheuvel weggehaald zodat alleen de middenmoot achterblijft. Het is bij onderstammen als regel mogelijk om de afleggers met een schop af te steken, doch bij Brompton moeten ze afgeknipt worden met een snoeischaar. Alle scheuten worden van het aflegbed gehaald zodat men niets anders over houdt dan korte dikke stukken overjarig hout plat op de grond van dicht op elkaar staande moerplanten (30 cm).

Zodoende komt het neerleggen en vastzetten van takken in het vroege voor-jaar te vervallen. Het bleken gebeurt zoals gebruikelijk, doch in een tijd dat het al niet zo druk meer is. De produktie per oppervlakte is wel minder, doch daar staat een besparing van arbeid tegenover.

LITERATUUR.

1. Knight, R. C , J. Arnos, R. G. Hatton a.o. T h e vegetative propagation of fruit tree rootstocks. Annual Report East Mailing Research Station 1926—1927, supplement II, biz. 11—30.

2. Zweede, A. K. Vegetatieve vermeerdering van fruitonderstammen. De Fruitteelt 21, 1931: 183 — 192.

3. Soest, W . van. Pruimenonderstammen. Meded. van de Directeur van de Tuinbouw 12, 1949: 470—481.

4. Floor, J. Kwee en vorstgevoeligheid. De Boomkwekerij 3, 1948: 144 en Meded. Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen 18, 1950: 5—6.

5. Floor, J. De vermeerdering van onderstammen voor fruitgewassen. Meded. Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen 25, 1951. 14 blz. 6. Floor, J. Het afleggen van onderstammen. De Boomkwekerij 7, 1951: 1

en Meded. Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen 43, 1953: 5 4 - 5 5 .

(12)

7. Floor, J. Regels voor het afleggen van pruimenonderstammen. De Boom-kwekerij 7, 1951: 7 en Meded. Instituut voor de Veredeling van Tuin-bouwgewassen 43, 1953: 56—58.

8. Floor, J. Vermeerdering van houtige gewassen. Jaarverslag Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen 1951 — 1952, 2 (1954), blz. 26—32. Stekken onder plastic.

Oriënterende proeven op kleine schaal met stekken onder plastic hebben verrassend goede uitkomsten opgeleverd. Als eerste toepassing werd een stek-methode uitgewerkt, welke zich leent voor de amateur, welke zelf de planten voor zijn kamer en tuin wil opkweken. Daartoe werd een miniatuur kweekkasje gemaakt van een bloempot, twee U-vormig gebogen stukjes gegalvaniseerd draad en een hoes van polyaethyleen-plastic. Zo'n stekkasje kan op een ven-sterbank voor het raam, doch uit de zon, geplaatst worden. Het is dan ruim-schoots voldoende wanneer de stekken éémaal per week nagekeken worden (zie literatuur).

De oorspronkelijke bedoeling, om voor de vakman een gebruik van plastic te vinden, welke arbeid bespaart, bleek minder eenvoudig. Op grond van een tweejarige ervaring kunnen wij thans echter een toepassing in overweging geven, welke, naar wij menen, voordelen heeft. Het is voor het stekken van minder moeilijke heesters in de eerste helft van september, dus in een tijd dat ook boomkwekers met een uitgebreid oculeerprogramma het niet zo druk meer hebben.

De uitvoering is als volgt. Om een stekbed van 1,50 m worden opstaande planken geplaatst, waarop horren gelegd worden. Hier overheen wordt een vel plastic uitgerold van de vereiste lengte, welke door betonbalken windvast op zijn plaats gehouden wordt (zie foto).

Fig. 11. Stekken onder plastic.

(13)

i n 0 \ i n i n Os T — 1 «-4-I S-e u -C i d CM « J O - W G O u OD •"J"1 I T ! U i (SJ J 3 eu u. <J c/3 -^

1

O , — 1 n IM o cß i l CD U *-> c/) m IX u T> c 0 fi 3 m -o M -o o u M U r n fi '^ O O "** i n Os J 3 a ni a 1 1 T ^

l

o ^ T J t\> (H u fi u en m a. u -o fi 3 t n fi 11 •X 3

2 u

exo S § « o m .1 13 U "So a -S 8-1 CQ bp S-J : < I ^ S 4> *Q — s? 0 g 2 O o N _ > » S, N 5. ô -s« " S ä « •s l a _ *-S -S e e n » <^ a V •^ ^ iS «

li

T3 H a ^~ < a T OO ( N m OO NO en — ^H es o t o S o O — i i n o i n i n a eu M eu a o .eu ^ "S =0 - ~ :« eu <SJ co

•° ^

s «• - c eu eo <c ca 'C 4J ca C . o 0 \o o o r>. — ON < N O t N ON r^ — m m ( S r^ ON — *• 2 o O ^ ~ O o o o i n m NO •2 et) "u O a ,C0 'S ^ D3 <U « .s e = •9 0 c j - Q N -« <" .s °> § CO . s â ï H co a i H W « o q U O W t t , NO ON O s O s m O O m ^ 10 eu 0 L i 10 M eu w CO CU 0 3 C CO U -a X o OO en ^ es o o m A ; eu w a o 10 10 J 3 C0 'C C0 eu 0 CJ 0 > C O *" C CO > o a! M eu « o. o C0 0 3 C0 3 C (U 0 a, 0 O s O en ^H en ffl o CM -~ o m c eu 3 eu - C u « 0 C0 > a 0 eu M eu CO a 0 eu L H CO CO w 0 3 u _ro 3 c eu 0 a, O ON ^ H ^r en S o M O i n .eu rt O 14 C33 C C eu 3 eu -J3 CJ « N VO ON f ^ . , ^ £9 o N O m a 0 eu M eu w a 0 C0 c ço J 3 CO N 3 CO eu u 0 3 co C eu r^ ON ( N en m NO CO 1—1 o o o O M eu w a 0 C -2 "3 —~. CO eu C G tu 0 o CO -c: c CO tu ca a. s£J Os r^ , , •"t1 O m «s B 3 J 3 eo C .2 eu 0 0 C0 CJ O CU 0 CJ CO o ts •^r en en O NO c° ~ — ca o '—'' CM O m o es m 0 : eu M eu w -a o S 3 0 C cu c "eu S •* g co 1 § ».ai S co 3 ; s C eu 3 * 13

(14)

^o i n ON t-i CO m VO m Os T—i M u u CO

e

<N u CJ CM O u a o u TO t H CJ M

a

CJ U c j T> CJ T3 0 u w (-1 m ri O o CJ _ Q

a

c j Q. c j Tf1 ^ CN <N a C J -* n w CJ TO C/J m a. 1 3 0 a u c j tH CJ c u CO a tH CJ -a S-i 3 O l TO Ö CJ

2 u

t o >— cj CO E-c t>0 ^s; g S. CR O CQ ja "3 U "So B - S CQ g) CQ J 3 • * J £ U -o S S" o § 2 Ü O ^ -> 8 ^ (0 Q s J N 5, "s-S'a1 Groeis l

(Grow sub stan

- ^ jS -*> e e n a < ^ c JS 1« w . S w 3 ' 0 ; c ? > -S, - r * •O H < fi 'g •*< i n ON m CS OO OO m i n i n — CQ '~~O , O O CS i n i r i v O s O c 3 u w N 2 ~Q O ••c c o CO •S C ö u 3 4) •H § OQ U O oo n t co 0\ — s « i n ^o m co in co in o ~ H — - H v O O m P 3 CQ 0 3 CQ •"H •—" 1—1 1—1 a O o O _ _ _ _ H m O O O t^ m r-^ t~» ,—, 10 « J o. ^ i - o co co J S U W _ 0 o £ flut. u o co J2 .2 ra .„ **« ^ C t -S «2 « ê! 3 'u C «J B 5 «3 1 « " s ^ w w 2 CO ÛJ - - . c O O ü c^ OO co CS < N i n o o ^o 'S 0 co c c 3 J 3 u .52, N .^ «5 CO o M a CD CJ E c S ) to 0 B H r ^ t ^ . t^ as o CS VO o t ^ — OO T S o o O -m o CN VO j _ , a o <u a> 'S « o S 0 3 G C " " — c c Ä OJ 3 t i <u Si u CJ 1 3 Ä C N l ; CO c CO u 3 q 0 3 1 2 C ds 4J ( J T 3 0 'S S X QH m OO VO ^r ^ •<p S o Cl -^ m VO o 0 O ) c "* a u 3 CJ -a a cy CO u '5 S ' w _ 3 : C S 0 0 CS OO V£> ^ OC i n S ^ o N -r" o a\ 4o. _l 0 CJ CT 'S 0 as c a 4> 3 CU J S CJ y i N "3 c S 3 3 CO JO u 3 o : : r^ t ^ . t ^ . Ï—i __ co v O • V E9 o —' O O 'S 0 u co c c <y 3 J 3 u m N ^3 c •S co u CJ 0 CJ ca c co o CO o 0 CO c ' " • c tj 3 1 ; J 3 U T 3 B <u J3 CJ 'S > CO 10 'S. 0 0 OO VO CO i n < N U J co CQ *~~' o o CS O Os a 0 4J co O T1 OO OO m *o CS CS ^H CN T - H r o ^ co 69« o * " ' ^ > ^ H o in -o m t u S 'S co 0 c <* c c — fl3 OJ c ÛJ t ; <J Si T D u C .S», tj H S a 0 c g '<" 0 J * •*- J 3 S « § a

1 5

l a

C (U 3 Co - 3 • " H

(15)

Als plastic gebruikten wij P.V.C, omdat dit voorradig was, doch polyaethy-leen verdient de voorkeur, althans voor gebruik gedurende het winterseizoen. Het plastic moet uiteraard voldoende stevig zijn, vandaar dat een dikte van 0.2 mm wel gewenst is. De stekken werden éénmaal per week gecontroleerd om, zo nodig, te luchten en afgevallen bladeren weg te halen. Bij vriezend weer werd de stekbak afgedekt met rietmatten. Nadat in het voorjaar de meeste stekken een schot gemaakt hadden werd geleidelijk afgehard tot in mei het plastic verwijderd werd. Daarna werd geschermd met horren tot omstreeks de langste dag.

Tabel 1 en 2 geven een indruk van hetgeen op deze manier bereikt kan worden.

De stekdatum was in beide jaren laat. Het verdient de voorkeur om vroeger te beginnen, zo mogelijk eind augustus al. Men zal dan vermoedelijk verder kunnen komen met stekken die nogal traag bewortelen. In de eerste weken kan het nodig zijn om op warme zonnige dagen nog wat extra te schermen.

Bij vergelijking van de beworteling in de beide jaren, 1954 en 1955, zij men bedacht op het verschil in contrôle-tijd. In tabel 1 werden de uitkomsten ge-noteerd nâ het daaropvolgende groeiseizoen, dus een jaar na de stekdatum, terwijl in tabel 2 de beworteling werd vermeld vóór het daaropvolgend groei-seizoen, dus een half jaar na de stekdatum. Verder zij nog opgemerkt, dat de stekken, welke in beide tabellen voorkomen cursief gedrukt werden.

Op grond van de verkregen resultaten menen wij, dat deze toepassing van plastic aanbevolen kan worden voor het stekken van minder moeilijke heesters in het naseizoen. Plastic heeft het voordeel dat hiermede op een eenvoudige en goedkope manier een volkomen tochtvrije afsluiting van stekken verkregen kan worden.

Literatuur: J. Floor en P. A. Wezelenburg. Planten in plastic, herziene druk 1955, uitgave I.V.T.

Het enten van een druif op een stek van een onderstam.

INLEIDING.

Zoals bekend is Black Alicante gevoelig voor wateroverlast waardoor op gronden met een minder gunstig profiel vaak de zogenaamde Alicanteziekte optreedt. De kwaal kan voorkomen worden door op dergelijke gronden enten te planten van Alicante op Fosters W h i t e Seedling, een ras met een opper-vlakkig wortelgestel. Een bezwaar is evenwel nog, dat het enten moeilijkheden oplevert, vandaar dat nagegaan werd hoe hierin verbetering gebracht kan wor-den. Hetgeen nu volgt is een uiteenzetting van een entmethode waarmede zeer hoge slagingspercentages verkregen kunnen worden. Daarbij werd een dank-baar gebruik gemaakt van uitvoerige inlichtingen ons verstrekt door dr. H. Birk tijdens een bezoek in 1951 aan het proefstation te Geisenheim in Duitsland. Gedurende een 5-jarige ervaring is ons wel gebleken hoezeer dr. Birk het enten van druiven geperfectioneerd heeft. Behoudens aanpassingen aan onze om-standigheden hebben wij in feite niets anders gedaan dan zijn methode na te werken.

Het enthout wordt gesneden van goed uitgerijpte éénjarige takken. Het tijd-stip van snijden is zo laat mogelijk, doch op een tijdtijd-stip dat het hout nog in rust is. Wij deden het eind januari. De stekken van de onderstam, Foster's W h i t e Seedling ( F . W . S . ) werden op 2 leden ingekort, door deze aan de basis onder een oog af te snijden en boven het derde oog op de helft van het lid te toppen. Vervolgens werden deze stekken ontdaan van alle ogen. De takken van het entras, Black Alicante, werden op bruikbare afmetingen gesneden, teneinde het te kunnen opbergen. Het enthout wordt in afgesloten platte

(16)

kistjes gelegd met de basis- en topeinde in vochtig zand. Om de vorst te weren worden de kistjes in de grond ingegraven. Het verdient aanbeveling het enthout van tijd tot tijd te controleren op schimmel, waartegen zo nodig enkele uren gelucht wordt.

Het enten gebeurt in de eerste helft van maart. Tevoren worden de stekken van F . W . S . gedurende een dag of vier op tweederde van de lengte in lauw water in sap getrokken. Zodra bij het aansnijden direct vocht op de snijwond verschijnt kan met enten begonnen worden. Het hout van Alicante wordt en-kele uren vóór het enten op één oog gesneden en in lauw water gelegd. De enten van Alicante worden op de onderstam F . W . S . gezet door Engelse enting zonder aan te binden. Enten in rust zouden afgestoten worden, vandaar dat het enthout, evenals de stekken door de genoemde lauwwaterbehandeling even uit de rust gehaald worden. Om dezelfde reden moet de Engelse enting zo uitgevoerd worden dat de enten goed klem komen te zitten.

Voor het verkrijgen van een goede vergroeiing moeten ent en onderstam pre-cies even dik zijn en aangesneden worden als in onderstaande tekening.

16

(17)

De onderstam wordt in het midden van het derde lid afgesneden. Daarbij wordt boven de plaats waar een knop gezeten heeft schuin naar boven ge-sneden. De ent wordt een paar centimeters onder de knop schuin naar beneden afgesneden. De snijvlakken van ent en onderstam worden dicht bij het merg naar beneden ingesneden. Vervolgens wordt de ent op de onderstam gescho-ven en wel zodanig dat hij goed klem komt te zitten en de snijvlakken van ent en onderstam elkander volledig bedekken.

D E BEHANDELING.

De enten worden horizontaal in vochtig zand gelegd bij een temperatuur van 23° C om vóór te callen. Een hogere temperatuur, tot 28° C, is eigenlijk nog beter. Nadat de enten een gesloten callusring gevormd hebben om de ent-plaats, wat ongeveer 2 weken duurt, worden zij gepot en vervolgens in een kas onder dubbel glas schuin ingegraven met de entplaats in turfmolm doch met de knop er nog juist boven. Een temperatuur van 23° C of hoger blijft gehandhaafd. Daar druiven bij hoge luchtvochtigheid gevoelig zijn voor schim-melaantasting moet zoveel mogelijk gelucht worden, overdag bij donker weer en 's nachts ook wanneer de buitenlucht niet te droog is. Wanneer de enten een schot gemaakt hebben van ongeveer 10 cm wordt geleidelijk afgehard. Daarbij wordt ook de entplaats vrij van turfmolm gemaakt. Bij een scheut-lengte van 15—25 cm gaan de beddingramen er definitief af en worden de enten rechtop gezet.

H E T UITPLANTEN.

De enten kunnen nu klaar gemaakt worden voor uitplanten. Eerst worden zij met pot in een warenhuis ingegraven en licht geschermd tegen de zon. Nadat de enten een flinke wortelkluit gemaakt hebben, worden ze uit de pot geklopt. Is de potkluit te stevig dan verdient het aanbeveling de grond los te knijpen. De enten worden vervolgens op de plaats van hun bestemming geplant en goed aangegoten. De eerste weken wordt licht geschermd.

Op de hier aangegeven manier kunnen dus enten, welke in maart gemaakt werden reeds in mei in een kas of warenhuis uitgeplant worden. Gedurende 5 jaren hebben wij zodoende zonder uitzondering zeer goede uitkomsten ver-kregen. De methode is dus niet alleen goed maar ook betrouwbaar. In de prak-tijk worden de enten eerst nog een jaar opgekweekt voordat zij in een kas uit-geplant worden. Men heeft evenwel pas het volle profijt van de entmethode indien men hetzelfde voorjaar nog plant. In het Duitse wijngebied doet men dit dan ook op grote schaal. De enten welke in het vroege voorjaar gemaakt worden, worden in mei daarop buiten uitgeplant nadat het gevaar voor nacht-vorst geweken is.

LITERATUUR.

A. Dümmler, Die Herstellung und Anpflanzung von Pfropfreben pp. 34, 1949. E. Vogt, Weinbau. Stuttgart, Eugen Ulmer, 1954. 272 blz.

(18)

M E D E D E L I N G E N i ) 2)

V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N

25. F l o o r , J . De v e r m e e r d e r i n g ; v a n o n d e r s t a m m e n voor f r u i t g e w a s s e n . A u g u s t u s 1951 ƒ 0.75 26. B a n g a , O. B e s c h e r m i n g van k w e k e r s e i g e n d o m . O k t o b e r 1951 ƒ 0.30 27. Sneep, 3. Selectie op h e t j u i s t e tijdstip. O k t o b e r 1951 ƒ 0.25 28. F l o o r , J . O n d e r s t a m m e n o n d e r z o e k . O k t o b e r 1951 ƒ 0.30 29. G e r r i t s e n , C. J . W a l n o t e n t e e l t . O k t o b e r 1951 ƒ 0.35 30. K r o n e n b e r g , H . G. ( I . V . T . ) en H . J . d e F l u i t e r ( I . P . O . ) . R e s i s t e n t i e van frambozen t e g e n de g r o t e f r a m b o z e n l u i s A m p h o r o p h o r a r u b i K a l t . O k t o b e r 1951 ƒ 0.40 31. Sneep, J . De b e t e k e n i s v a n de a n d r o m o n o e c i s c h e p l a n t e n voor de v e r e d e l i n g v a n A s p a r a g u s officinalis L. N o v e m b e r 1951 ƒ 0.35 32. A l g e m e n e Veredel i n g s d a g e n 1951. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . M a a r t 1952 U i t v e r k . 33. B a n g a , O. P r o t e c t i o n of t h e b r e e d e r ' s w o r k . April 1952 U i t v e r k . 34. Sonnaville, P . d e . De m i r a b e l l e n t e e l t . A p r i l 1952 f 0.40 35. K r o n e n b e r g , H e s t e r G. N i e u w e a a r d b e i r a s s e n in W e s t - E u r o p a . J u l i 1952 . . . . U i t v e r k . 36. H o f s t r a , B . en M. K e u l s . O n d e r z o e k n a a r de o p b r e n g s t a a n n i c o t i n e v a n N i c o t i a n a r u s t i c a L. over de j a r e n 1949—1950. J u l i 1952 U i t v e r k . 37. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a k t i j k p r o e v e n w o r t e l e n A m s t e r d a m s e Bak 1949-1950. J u l i '52 U i t v e r k . 38. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a k t i j k p r o e v e n z o m e r w o r t e l e n 1949-1950. J u l i 1952 . . U i t v e r k . 39. K r o n e n b e r g , H . G. V e r e d e l i n g s w e r k m e t a a r d b e i e n op h e t I . V . T . O k t o b e r 1952 . . U i t v e r k . 40. F l o o r , J . P r o e v e n m e t v e r m e e r d e r i n g door e n t s t e k k e n . O k t o b e r 1952 U i t v e r k . 41. B a n g a , O. Some factors in t h e g r o w t h r a t e of r e d g a r d e n b e e t s . N o v e m b e r 1952 . ƒ 0.45 42. S n e e p , J . P r a k t i j k p r o e v e n m e t W e s t l a n d s e Boerenkool 1949—1950 en 1950—1951. D e -c e m b e r 1952 ƒ 1.— 43. E e n b o s e n t h o u t j e s . J a n u a r i 1953 ƒ 1.35 44. B a n g a , O. P r a k t i j k p r o e v e n m e t R o n d e R o d e R a d i j s 1951—1952. F e b r u a r i 1953 . . . ƒ 0.65 45. G e r r i t s e n , C. J . De r a s s e n k e u z e bij de W a l n o o t . M a a r t 1953 ƒ 1.15 46. K r o n e n b e r g , H . G. De v e r e d e l i n g v a n K l e i n - F r u i t in de Ver. S t a t e n van A m e r i k a . April 1953 ƒ 0.65 47. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a k t i j k p r o e v e n m e t B e r l i k u m e r W o r t e l 1949. April 1953 ƒ 0.65 48. G e r r i t s e n , C. J . W e l k e k e r s e n m o e t e n w e p l a n t e n . A p r i l 1953 ƒ 0.45 49. B a n g a , O., M. K e u l s en M. W a t t e l . P r a k t i j k p r o e v e n m e t F l a k k e e s e W i n t e r w o r t e l 1950—1951. Mei 1953 ƒ 0.90 50. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1952. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . J u n i 1953 ƒ 1.50 51. Sneep, J . P r a k t i j k p r o e v e n m e t Spitskool 1949—1950 en 1950—1951. J u l i 1953 . . . ƒ 0.65 52. Boom, B . K . I n t e r n a t i o n a a l r e g l e m e n t voor de n a a m g e v i n g van g e k w e e k t e p l a n t e n .

S e p t e m b e r 1953 ƒ 0.75 53. K r o n e n b e r g , H . G. en F . G a r r e t s e n . O r j b r e n g s t p r o e v e n m e t a a r d b e i k l o n e n . Novem-b e r 1953 ƒ 0.35 54. V e r e d e l i n g s d a g G r o e n t e g e w a s s e n 1953. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n e n d i s c u s s i e s . D e c e m b e r 1953 ƒ 1.— 55. F l o o r , J . P l a n t e n in p l a s t i c . J a n u a r i 1954. U i t v e r k . 56. B a n g a , O. T a p r o o t - p r o b l e m s in t h e b r e e d i n g of r o o t v e g e t a b l e s . April 1954 . . . ƒ 0.25 57. J e n s m a , J . B . en A. K r a a i . P r a k t i j k p r o e v e n m e t R o d e Kool 1950—1951. J u n i 1954 ƒ 1.10 58. J e n s m a , J . B . en A. K r a a i . P r a k t i j k p r o e v e n m e t S p r u i t k o o l 1950—1951. Aug. 1954 ƒ 0.85 59. V e r e d e l i n g s d a g F r u i t g e w a s s e n 1954. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . A u g u s t u s 1954 ƒ 0.95 60. K r a a i , A. T h e u s e of H o n e y - b e e s a n d B u m b l e - b e e s in b r e e d i n g w o r k . S e p t e m b e r 1954 ƒ 0.45 61. J e n s m a , J . E . e n A. K r a a i . P r a k t i j k p r o e v e n m e t W i t t e Kool 1952-1953. F e b r u a r i 1955 ƒ 1.35 62. B a n g a O. en J . W . d e B r u y n . Selection of c a r r o t s for c a r o t e n e c o n t e n t . F e b r u a r i 1955 ƒ 0.25 63. K r o n e n b e r g , H e s t e r G. e n L . M. W a s s e n a a r . P r a k t i j k p r o e v e n m e t a a r d b e i r a s s e n 1952— 1954. April 1955 ƒ 0.90 64. K e u l s , M. en J . W . Sieben. T w o s t a t i s t i c a l Droblems in p l a n t selection. April 1955 . ƒ 0.35 65. B a n g a , O. T h e I n s t i t u t e of H o r t i c u l t u r a l P l a n t B r e e d i n g . April 1955 ƒ 0.25 66. B a n g a , O. U i e n v e r e d e l i n g m e t g e b r u i k m a k i n g van i n t e e l t en h e r s t e l door h e t e r o s i s .

J u n i 1955 ƒ 0.30 67. B a n g a , O. C a r r o t y i e l d a n a l y s i s . S e p t e m b e r 1955 ƒ 0.30 68. B a n g a , O., J . W . d e B r u y n e n L . S m e e t s . Selection of c a r r o t s for c a r o t e n e c o n t e n t

I I . S u b - n o r m a l c o n t e n t a t low t e m p e r a t u r e . S e p t e m b e r 1955 ƒ 0.25 69. B r a a k , J . P . Effect of t e m p e r a t u r e a n d l i g h t on J u n e Yellows in s t r a w b e r r i e s . S e p t e m b e r 1955 ƒ 0.25 70. B a n g a , O. De o n t w i k k e l i n g van de r a s s e n s i t u a t i e bij g r o e n t e g e w a s s e n . O k t o b e r 1955 ƒ 0.25 71. B r u y n e , A. S. d e . T e n d e n z e n in de o n t w i k k e l i n g v a n h e t N e d e r l a n d s e f r u i t s o r t i m e n t . O k t o b e r 1955 ƒ 0.40 72. B a n g a , O. P r a k t i j k p r o e v e n m e t K n o l s e l d e r i j 1953-1954. J a n u a r i 1956 ƒ 0.30 73. F l o o r , J . P r o e v e n m e t s t e k k e n o n d e r w a t e r v e r n e v e l i n g . April 1956 ƒ 1.— 74. A n d e w e g , J . M. en J . H . B u y t e n . P r a k t i j k p r o e v e n m e t T o m a t e n 1954-1955. April 1956 ƒ 0.40 75. A n d e w e g , J . M. en A. v a n S t e e n b e r g e n . P r a k t i j k p r o e v e n m e t S t o k s n i j b o n e n 1953-1954. Mei 1956 . . . . ƒ 0.35 76. B a n g a , O. en J . L . v a n B e n n e k o m . P r a k t i j k p r o e v e n m e t R o n d e W i t p u n t R a d i j s 1953-1954. Mei 1956 ƒ 0.55 77. S m e e t s , L . a n d H e s t e r G. K r o n e n b e r g . R u n n e r f o r m a t i o n on s t r a w b e r r y p l a n t s in a u t u m n a n d w i n t e r ƒ S m e e t s , I*. R u n n e r f o r m a t i o n on s t r a w b e r r y p l a n t s in a u t u m n a n d w i n t e r . I I . I n f l u -ence of t h e l i g h t i n t e n s i t y on t h e p h o t o p e r i o d i c a l b e h a v o i r . J u n i 1956 . . . . ƒ 0.30 78. S m e e t s , L . I n f l u e n c e of t h e t e m p e r a t u r e on r u n n e r p r o d u c t i o n in five s t r a w b e r r y v a r i e t i e s . J u n i 1956 ƒ 0.25 79. S m e e t s , I,, a n d L. M. W a s s e n a a r . P r o b l e m s o£ h e a t s p o t in F r a g a r i a vesca L. w h e n

i n d e x i n g s t r a w b e r r y s e l e c t i o n s for v i r u s e s . J u n i 1956 ƒ 0.50 80. B a n g a , O. a n d J . W . d e B r u y n . Selection of c a r r o t s for c a r o t e n e c o n t e n t . I l l P l a n . t i n g d i s t a n c e s a n d r i p e n i n g e q u i l i b r i u m of t h e r o o t s . J u n i 1956 ƒ 0.35 81. B a n g a , O. I n t e r n a t i o n a l conference on t h e i m p r o v e m e n t a n d on t h e s t a n d a r d i z a t i o n of v e g e t a b l e v a r i e t i e s a t W a g e n i n g e n , N e t h e r l a n d s on A u g u s t 26 a n d 27. A u g u s t u s 1955 ƒ 0.75 82. F l o o r , J . , P . A. W e z e l e n b u r g en H . H . v a n D o e s b u r g . P r o e v e n m e t v e r m e e r d e r i n g van h o u t i g e g e w a s s e n . S e p t e m b e r 1956 ƒ 0.80 IS

(19)

P E R S B E R I C H T E N U I T S L A G E N P R A K T I J K P R O E V E N 10- 3-'50. 4-10-'50. 29-ll-'50. 29-11-'50. 12-12-'50. 21- 3-'51. 3- 9-'51. 7-12-*51. 23- l-'52. 31- 3-'52. 4 - l l - ' 5 2 . 4 - l l - ' 5 2 . 25-11-'52. 23- l - ' 5 3 . 13- 5-'53. 10- 9-'53. 18-12-'53. 3- 6-'54. 17-ll-'54. 2-12-'54. 12- 2-'55. 1- 9-'55. 14-11-'55. 27-12-'55. 2- 3-'56. 5- 3-'56. 28- 5-'56. 28- 5-'56. 30- 7-'56. 1- 9-'56. 1- 9-'56. 1- 9-'56. U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g U i t s l a g P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n P r a k t i j k p r o e v e n W o r t e l E e r l i k u m e r 1949. T u i n b o n e n 1949—1950. B a k - en Z o m e r w o r t e l e n 1949—1950. P l a t r o n d e en R o n d e K r o t e n 1949—1950. P r o n k b o n e n 1950. W e s t l a n d s e B o e r e n k o o l 1949—1950. S p i t s k o o l 1950—1951. F l a k k e e s e W i n t e r w o r t e l 1950—1951. V r o e g e en H e r f s t R o d e k o o l 1950—1951. S p r u i t k o o l 1950—1951. R o n d e R o d e R a d i j s 1951—1952. V r o e g e R i j s p e u l e n 1951—1952. L a n g e K r o t e n 1951—1952. R a d i j s R o n d e S c h a r l a k e n r o d e E x t r a K o r t l o o t 1951—1952 B e w a a r R o d e Kool 1951—1952. V r o e g e W i t t e Kool 1952—1953. H e r f s t W i t t e Kool 1952-1953. B e w a a r W i t t e Kool 1952—1953. S t o k s n i j b o n e n 1953—1954. R o n d e R o d e W i t p u n t R a d i j s 1953—1954. K n o l s e l d e r i j 1953—1954. V r o e g e G r o e n e Savoyekool 1954—1955. T o m a t e n 1954—1955. Witlof v r o e g e t r e k 1954—1955. Witlof m i d d e l v r o e g e t r e k 1954—1955. S c h o r s e n e r e n 1954-1955. Savoye Kool 1954-1955.

Witlof K o u d e kuil en Meilof 1954-1955. T u i n b o n e n 1955-1956. A m s t e r d a m s e B a k w o r t e l 1955-1956. V r o e g e R o d e Kool 1956. P l a t r o n d e K r o t e n 1955-1956. Zijn g e p l a a t s t in d i v e r s e ' t u i n b o u w -b l a d e n . R A S S E N L Ï J S T E N i ) U I T G E G E V E N DOOR H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N A c h t s t e Beschrijvende R a s s e n l ö s t voor G r o e n t e g e w a s s e n . A c h t s t e Beschrijvende R a s s e n l i j s t voor F r u i t . 1956 1956. R e d a c t e u r D r O. B a n g a ƒ ƒ 1.75 1.75 J A A R V E R S L A G E N i) V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N J a a r v e r s l a g 1950. 1 (1951) J a a r v e r s l a g 1951—1952, 2 (1954) U i t v e r k . ƒ 3.50 P U B L I K A T I E S V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N I N A N D E R E O R G A N E N OF I N BOEKVORM E V E N T U E E L I N S A M E N W E R K I N G MET A N D E R E I N S T E L L I N G E N 2) De p u b l i k a t i e s , w a a r v a n prijs èn u i t g e v e r w o r d e n v e r m e l d , zijn v e r k r i j g b a a r in de b o e k h a n d e l . O v e r i g e n s w e n d e m e n zich t o t d e o p g e g e v e n b r o n n e n of t o t d e b i b l i o t h e e k v a n h e t I . V . T . K o m e n , G. W a t g r o e i t er in de m o e s t u i n ? U i t g . W. J . T h i e m e & Cie, Zutfen, 1955, 127 p., ƒ3.50. G e r r i t s e n , C. J . De w a l n o o t als f r u i t t e e l t g e w a s . G r o e n t e n en F r u i t 10, 1955: 747, 803-804, 875-876,

890-891.

W a s s e n a a r , i,. M. W e l k e n i e u w e a a r b e i r a s s e n zijn voor N e d e r l a n d van b e l a n g ? De T u i n d e r i j 35, 1955, No. 12. P e t i e t , J , I s o l a t i e m i d d e l e n . Z a a d b e l a n g e n 9, 1955: 53-54. Boom, B . K. P o l y g o n u m c u s p i d a t u m . De B o o m k w e k e r i j 10 1955: 84-85. K r o n e n b e r g , H . G. N a c h t v o r s t s c h a d e a a n z w a r t e b e s s e n r a s s e n 1954. De F r u i t t e e l t 45, 1955: 400-401. E l z e n g a , G. D i g i t a l i s l a n a t a en de b l a d v l e k k e n z i e k t e . V . N . K . - N i e u w s 1955: 26-27. E l z e n g a , G. D e selectie v a n A n g e l i c a - w o r t e l o p w o r t e l g e w i c h t e n v l u c h t i g e o l i e g e h a l t e in v e r b a n d m e t m i l i e u - f a c t o r e n . V . N . K . - N i e u w s 1955: 34-39, 42-47. G e r r i t s e n , C. J . De selectie van ( o k k e r ) - n o t e n . D e n d r o l o g i s c h J a a r b o e k 1954: 40-43. J e n s m a , J . B . Mei in Mechelen, G r o e n t e n en F r u i t 10, 1955: 1292. F l o o r , J . en P . A. W e z e l e n b u r r . P l a n t e n in p l a s t i c . U i t g . I.V.T. J u n i 1955, 10 p. ƒ 0.25. 1) Z o l a n g de v o o r r a a d s t r e k t k u n n e n deze p u b l i k a t i e s franco w o r d e n t o e g e z o n d e n , n a o n t v a n g s t v a n h e t v e r m e l d e b e d r a g op g i r o n o . 425340 v a n h e t I n s t i t u u t voor d e V e r e d e l i n g v a n T u i n b o u w -g e w a s s e n , S. L. M a n s h o l t l a a n 15 t e W a -g e n i n -g e n o n d e r v e r m e l d i n -g v a n w a t v e r l a n -g d w o r d t ; ook b e s t a a t d e mogelijkheid deze p u b l i k a t i e s u i t de b i b l i o t h e e k van h e t I.V.T. t e lenen.

2) E e r d e r v e r s c h e n e n p u b l i k a t i e s zijn vermeld a c h t e r i n de M e d e d e l i n g e n n o s 1 t / m 70 van h e t I . V . T .

(20)

Banga, O. De plantenveredeling als factor in de strijd om het bestaan. Extra nummer

Landbouw-kundig Tijdschrift Mei 1955 en Zaadbelangen 9, 1955: 173-174, 187-188.

KronenbeTg, H. G. Ervaringen met aardbeirassen in 1955. Groenten en Fruit 11, 1955: 138. Elzenga, G. Het kweken van plantmateriaal van Valeriaan. V.N.K.-Nieuws 1955: 70—72. Jensma, J. K. Is sDits + vroeg + groen = Vroege Groene Spitse? Groenten en Fruit 11, 1955: 221.

Elzenga, G. Digitalis lanata. V.N.K.-Nieuws 1955: 87—91.

Boom, B. K. Notes on cultivated plants. Acta Botanica Neerlandica 4, 1955: 167—171.

Banga, O. Het XlVe Internationale Tuinbouwcongres. Zaadbelangen 9, 1955: 232—233. Gaag, H. C. v. d. Het kweken en het gebruik van vleesvliegen bij het veredelingswerk.

Zaad-belangen 9. 1955: 233—236.

Elzenga, G. Veredelingsproblemen bij Angelica archangelica. Meded. Dir. Tuinbouw 18, no. 8/9,

1955: 748—752.

Floor, J. Problemen bij de selectie van rozenonderstammen. Meded. Dir. Tuinbouw 18, no. 8/9,

1955: 706—710.

Kronenberg, H. G. (I.V.T.) en J. J. Doesburg (I.B.V.T.). Meer aandacht voor het

vitamine-C-gehalte van zwarte bessenrassen. Groenten en Fruit 11, 1955: 365. De Fruitteelt 45, 1955. 869.

Banga, O. De benaming van rassen. Zaadbelangen 9, 1955: 247—248.

Boom, B. K. Cotoneaster wardii en verwante soorten. De Boomkwekerij 11. 1955: 3. Gerritsen, C. J. Zit er wat in de teelt van hazelnoten? De Fruitteelt 45, 1955: 865.

Kronenberg, H. G. Aardbeien. Wat moeten we toch Dlanten? De Fruitteelt 45, 1955: 866—867. Gerritsen, C. J. Gaat U kersen planten? De Fruitteelt 45, 1955: 909—910.

Bnrg, J. P. ~L. L. A. en G. Elzenga. Rapport over een studiereis aangaande de teelt en verwerking

van geneeskrachtige en aromatische gewassen in Duitsland en Frankrijk (16 t.m. 31 augustus 1955). V.N.K.-Nieuws september 1955: 92—99.

Boom, B. K. Sorbus pratti en S. koehneana. De Boomkwekerij 11, 1955: 27.

Elzenga, G. Het rooien van de wortels van Angelica en Valeriaan. V.N.K.-Nieuws, november 1955:

110—111.

Elzenga, G. Pepermunt opnieuw inplanten. V.N.K.-Nieuws, november 1955: 112.

Boom, B.K. Vraagstukken rondom het Cotoneaster-sortiment. De Boomkwekerij 11, 1955: 41—42. Jensma, 3. B. Rassenkeuze bij bloemkool. Groenten en Fruit 11, 1956: 721.

Bruyne, A. S. de. Nieuwe appel rassen tot James Grieve. De Fruitwereld 1, 1956; no. 4; 8—9. Boom, B. K. Cercidiphyllum. De Boomkwekerij 11, 1955: 27.

Broertjes, C. Reactie op vraagstukken rondom het Cotoneaster-sortiment. De Boomkwekerij 11,

1956: 67—68.

Broertjes, C. Veredeling op ziekteresistentie bij rozen. De Boomkwekerij 11, 1956: 73. Boom, B. K. Acer platanoides ,,reitenbach" en ,,rubrum". De Boomkwekerij 11, 1956: 74. Bruyn, J. W. de. De exportcontrole van kruiden in 1955. V.N.K.-Nieuws, januari 1956: 134—135. Boom, B. K. Buxus, buksus of buks. De Boomkwekerij 11, 1956: 80—81.

Boom, B. K. Drie nieuwe wilgen. De Boomkwekerij 11, 1956: 81—82. Boom, B. K. Enkele bontbladige bomen. De Boomkwekerij 11, 1956: 88.

Boom, B. K. Een nieuwe monographie over het geslacht Philadelohus. De Boomkwekerij 11,

1956: 96-97.

Gerritsen, C. J. Zal de noot een deugd worden? De Fruitwereld 1, 1956; no. 14: 5.

Banga, O. Enkele opmerkingen naar aanleiding van een internationale conferentie. Zaadbelangen 10, 1956: 101-102.

Kronenberg, H. G. Strawberry growing in the Netherlands. American Fruit Grower 76, 1956;

no. 4: 77.

Elzenga, G. Lobelia inflata. V.N.K.-Nieuws, maart 1956: 163-166. Boom, B. K. Variëteit en cultivar. De Boomkwekerij 11, 1956: 112-113. Andeweg, J. M. Vroegrijpende moneymaker's. Zaadbelangen 10, 1956: 145.

Boom, B. K. Verwarring over de plantennamen. Vakblad voor de Bloemisterij 11, 1956: 130-131.

Güsbers, 3. W. Ruimtebesparing bij de opberging van dia's en negatieven. Meded. Dir. Tuinbouw 19, 1956: 298-300.

Boom, B. K. Over een verzameling prijscouranten. De Boomkwekerij 11, 1956: 128-129. Boom, B. K. Een Amerikaan over Boskoop. De Boomkwekerij 11, 1956: 130.

Huyskes, 3. A. Klauwenselectie bij asperges geeft goede resultaten. Boer en Tuinder (Land en Vee) 10, 1956: no. 482.

Koot, Y. van en J. M. Andeweg. De groenteteelt in Amerika. Uitgave C.O.P., 's-Gravenhage, 1956.

ƒ 7.—.

Banga, O. Kweker en overheid in de sector groentezaden. Zaadbelangen 10, 1956: 189-190. Kho, Y. O. Opbrengstvermindering en kiemkrachtverlaging van wortelzaad als gevolg van

aan-tasting door wantsen. Zaadbelangen 10, 1956: 193-194.

Elzenga, G. Digitalis lanata Ehr. V.N.K.-Nieuws 1956: 167-170 en 193-199. Andeweg, J. M. Rationalisatie en rassenkeuze. Groenten en Fruit 12, 1956: 111.

Kho, Y. O. en J. P. Braak. Opbrengstvermindering en kiemkrachtverlaging van wortelzaad als

gevolg van aantasting door wantsen. Meded. Dir. v. d. Tuinbouw 19, 1956: 440-445.

Kronenberg, H. G. Praktijkproeven met aardbeien in 1956. Groenten en Fruit 12, 1956: 177. De

Tuinderij 36, 1956, no. 33: 1-3.

Floor, J. en P. A. Wezelenburg. Stekken onder plastic. De Boomkwekerij 11, 1956: 174-175. Terpstra, W. Some factors influencing the abscission of debladed leaf petioles. Acta Botanica

Neerlandica 5, 1956: 157-170.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

FDCA is een veelbelovende biogebaseerde grondstof voor de productie van het nieuwe polymeer PEF (zie structuurformule onderaan deze bladzijde). PEF bezit eigenschappen

Wanneer het volgende antwoord is gegeven: „PEF kan worden gerecycled doordat de polyester door hydrolyse uiteenvalt tot zijn monomeren.”, dit goed rekenen. 25

Voor de vorming van synthesegas uit methaan, waarbij geen zuivere zuurstof nodig is, wordt gebruik gemaakt van een buisreactor die hieronder schematisch is weergegeven.. In het

Dit plastic afval wordt naar een sorteerstation gebracht, waar de plastics op soort worden gescheiden.. Voorbeelden van plastics die kunnen worden gerecycled, zijn polyetheen,

organiseren van deze bijeenkomst voor Nienke Dijkstra (Doe eens Wad) en complimenten voor inzet Programma Rijke Waddenzee om minder plastic in de Waddenzee te faciliteren.. Vragen-

De beste wordt ingehaald, maar als je iets als eerste ontdekt, blijf je altijd de eerste: we maakten als eerste plastic zonnecellen uit een op- lossing die geschikt zijn

Thus, the problem statement of this research is: What are the needs and competencies of school sport managers required for the sport management training of educators, according to