Richtlijnen voor anti-infectieuze behandeling in ziekenhuizen BVIKM 2017
PARAPNEUMONISCHE (PLEURALE) EFFUSIE, THORACAAL EMPYEEM:
ACUTE, NOSOCOMIALE INFECTIE
• Klinische aspecten en commentaren
o Betreft parapneumonische effusie die ≥ 48 uur na de ziekenhuisopname optreedt en niet geassocieerd is met mechanische ventilatie.
o Meestal secundair aan nosocomiale pneumonie, trauma of chirurgie.
o Bij patiënten met subacute of chronische parapneumonische effusie moeten tuberculose, maligniteiten, chylothorax, auto-immuun ziekten (lupus erythematosus) uitgesloten worden [tuberculine huidtest, interfe-ron gamma release assay test (IGRA), diagnostische thoracocentese of pleurale biopsie, cultuur voor my-cobacteriën, histologie, cytologie, ...). Bij patiënten met tuberculose wordt een typisch exsudaat aangetrof-fen met predominante aanwezigheid van lymfocyten, een hoge proteïne-, hoge LDH en lage glucosecon-centratie, lage pH. Empirische anti-infectieuze behandeling is bij deze patiënten niet aangewezen (behalve in geval van hoge koorts), de geschikte behandeling moet worden gekozen na een volledige diagnostische work-up.
• Betrokken pathogenen o Gram-positieve kokken. o Gram-negatieve bacillen. o Anaëroben.
• Empirische anti-infectieuze behandeling
o Regimes, standaard posologieën en duur van de behandeling: te behandelen als een nosocomiale pneu-monie.