• No results found

Verwerking van mestoverschot: overleven de ziekteverwekkers?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verwerking van mestoverschot: overleven de ziekteverwekkers?"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

34

Dierlijke mest bevat

ziekteverwekkende

bacteriën en virussen.

Worden deze gedood bij

de verschillende

mest-verwerkingsmethodes?

Die vraag wordt

belang-rijker nu een deel van

de mest overschotten

verwerkt moet worden,

waarmee en

mest-transport en

mestver-werkingsactiviteiten

toenemen.

Wageningen UR en het

RIVM deden een

verken-nend onderzoek.

VERWERKING VAN

MESTOVERSCHOT:

OVERLEVEN DE

ZIEKTEVERWEKKERS?

Omdat er te veel mineralen (stikstof en fosfaat) op het land worden gebracht, verplicht de Nederlandse overheid de veehouderijsector om minder dierlijke mest uit te rijden. Dat leidt onder andere tot meer transport van dierlijke mest en meer mestverwerking. De eind-producten van mestverwerking worden weer als meststof gebruikt in de akkerbouw in binnen- en buitenland. De waterige restfracties worden, na reiniging, geloosd op het riool of het oppervlaktewater.

Door deze activiteiten kunnen eventuele ziekteverwekkers in de mest zich verspreiden via het grond- en oppervlaktewater en via de lucht. Dat brengt voor mensen en dieren verhoogde besmettingsrisico’s met zich mee. Denk bijvoorbeeld aan de EHEC-crisis in 2011, en ook de Q-koorts-epidemie hield mogelijk verband met uitgereden mest.

Voor afzet van dierlijke mest in het buitenland is hygiënisatie van deze mest wettelijk verplicht, maar zo’n verplichting bestaat (nog) niet voor het uitrijden van dierlijke mest en producten van mestverwerking in Nederland.

Er is nog weinig bekend over besmettingsrisico’s vanuit – al dan niet verwerkte – dierlijke mest en hoe ze beperkt kunnen worden. Dat maakt het voor vergunningverleners, zoals waterschappen, praktisch onmogelijk om bij mestverwerkingsinitiatieven een gefundeerde afweging te maken.

In opdracht van de provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas deden Wageningen UR en het RIVM een verkennend onderzoek naar de overleving van ziekteverwekkende micro-organismen tijdens de mestverwerking. Ze keken vooral naar varkensdrijfmest. Hierin is de concentratie aan micro-organismen doorgaans hoger dan in drijfmest van andere die-ren. Met andere woorden: hier is een worst case onderzocht.

ONDERZOEK

Er werden acht mestverwerkingsinstallaties onder de loep genomen: zes installaties voor de productie van mineralenconcentraat en twee voor mesthygiënisatie (hittebehandeling). Van deze laatste werkte er één met vergisting voorafgaand aan de verhitting, en één met mecha-nische scheiding vooraf (zie kader Drie onderzochte methoden).

In de ingaande mest en in de opeenvolgende verwerkingsstappen is de concentratie gemeten van een aantal micro-organismen (namelijk E.coli, intestinale enterococcen, Salmonel-la, Clostridium difficile, MRSA, ESBL-producerende E.coli, somatische colifagen en het hepatitis E-virus). Deze organismen zijn niet allemaal pathogeen, maar staan model voor de aanwezigheid en eventuele afname van ziekteverwekkende bacteriën en virussen tijdens het mestverwerkingsproces.

GROTE VERSCHILLEN

Mestvergisting levert behalve biogas ook zogeheten digestaat op, dat kan worden uitgereden als dierlijke mest. Uit het onderzoek blijkt dat vergisting weinig effect heeft op de

(2)

patho-WATER

WETENSCHAP

TOEGEPASTE WETENSCHAP IN DE WATERSECTOR

genen: virussen en grampositieve bacteriën overleven, het aantal gramnegatieve bacteriën neemt wel enigszins af. Dat laatste is relatief gunstig omdat gramnegatieve bacteriën minder gevoelig zijn voor de gangbare antibiotica dan gram-positieve.

Mineralenconcentraat is microbiologisch min of meer gelijk aan onverwerkte mest. Ook hier lijken tijdens het productie-proces virussen en gramnegatieve bacteriën minder goed te overleven, maar een duidelijke afname van het aantal kiemen is er niet. Ze worden zowel in de vaste fractie als in het mineralenconcentraat teruggevonden.

Het restwater (permeaat) na omgekeerde osmose is micro-biologisch wel nagenoeg schoon. Het kan zonder problemen binnen het bedrijf gebruikt worden als reinigingswater. Het

kan zelfs gewoon geloosd worden op het oppervlaktewater als het eerst nog (met een ionenwisselaar) is ontdaan van het teveel aan stikstof.

Een gevoelige toepassing als het gebruik als drinkwater voor het vee wordt afgeraden, vanwege risico’s bij inciden-tele verminderde zuivering.

Hygiënisatie door compostering of pasteurisatie is effectief: dit resulteert in vrijwel steriele eindproducten, die in binnen- en buitenland als dierlijke mest kunnen worden gebruikt. Hoewel voorzichtigheid geboden is: sommige ziekteverwek-kers overleven mogelijk. Voor het bepalen van de besmet-tingsrisico’s door overlevende ziekteverwerkers in mestver-werkingsproducten is nader onderzoek nodig.

Paul Hoeksma (Wageningen UR) Saskia Rutjes (RIVM) André Aarnink (Wageningen UR) Hetty Blaak (RIVM) Fridtjof de Buisonjé (Wageningen UR)

35

SAMENVATTING

Dit onderzoek laat de invloed zien van mestverwerking op de overleving van ziekteverwekkers.

Mestvergisting heeft op de meeste pathogenen weinig effect maar vermindert wel enigszins het aantal gram-negatieve bacteriën (die bij mensen het moeilijkst te bestrijden zijn). Hetzelfde geldt voor de productie van mineralenconcentraat. Hygiënisatie (door compos-tering of pasteurisatie) resulteert in microbiologisch veilige producten.

Het restwater uit de mineralenconcentraatproductie is microbiologisch nagenoeg schoon en kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Voor het bepalen van de besmettingsrisico’s door overlevende ziekteverwerkers in mestverwerkings-producten is nader onderzoek nodig.

Een uitgebreidere versie van dit artikel staat op H2O-Online. Het is te vinden met de QR-code of door te kijken bij de vakartikelen op www.vakbladh2o.nl

NR5-MEI 2016

DRIE ONDERZOCHTE METHODEN A. Productie van mineralenconcentraat

Deze verloopt in drie stappen:

1. mechanische scheiding van vaste en vloeibare fractie van drijfmest;

2. verwijderen organische stof uit de vloeibare fractie; 3. membraanfiltratie (omgekeerde osmose, RO) van de schone vloeibare fractie; producten: mineralenconcentraat en permeaat (schoon restwater).

Het productieproces levert dus drie eindproducten op: een vaste organische mestfractie (die kan worden vergist en/of gehygiëniseerd), een vloeibaar mineralenconcentraat en waterig permeaat.

B. Hygiënisatie van digestaat

Dierlijke mest wordt eerst samen met ander organisch materiaal vergist (co-vergisting, 60 dagen op 39 graden Celsius). Het vergiste materiaal (digestaat) wordt vervolgens gepasteuriseerd (1 uur op 70 graden Celsius).

C. Hygiënisatie van vaste fractie

De vaste fractie van drijfmest wordt gecomposteerd in een roterende trommel (1 dag op 60 tot 70 graden Celsius).

iSt

ockphot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toe die Fransman Karel die Grote, keiser van die Heilige Romeinse Ryk geword het, het hy begin om onderwys saver as moontlik verpligtend te maak, deur byvoorbeeld te bepaal dat

Samenvattend wordt binnen de GGZ-sector de moeizame opvang van de complexe(re) (forensische) doelgroepen door een groot deel van de respondenten voornamelijk verklaard door: (1)

They believe that reflecting with a colleague can assist in gaining awareness of some of the fixed assumptions a teacher might have and as such help the teacher to view events from

This chapter aims to introduce the study about the role of traditional leadership in democratic governance in South Africa, through the rationale, clearly defining

Sotho-Tswana lineages (descent groups) are connected to totems which seem to indicate that they were once hunters, cultivators and iron­ workers, their cattle complex

Title: Work pressure, emotional demands and work performance among information technology professionals within South Africa: The role of exhaustion and depersonalisation Key

benoemd worden, die later tot predikanten kunnen bevorderd worden. Schotel: De Openbare Eeredienst d.er Nederl. Kerk in de zestiende, zeventieri.de en

Primary criteria: (i) maximum and average lipid concen- tration for the time period on propofol treatment (infusion); (ii) relative frequency of hypertriglyceridaemia (occurrence