• No results found

HWF Toekomstscenario’s van de workforce “artsen” 2004-2034

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HWF Toekomstscenario’s van de workforce “artsen” 2004-2034"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Toekomstprojecties ten behoeve van de Planningscommissie-medisch

aanbod

Basisscenario rapport Artsen 2009

Scenario nummer S_000040

Versie 1.1

April 2009

Technisch Document

Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Cel planning gezondheidsberoepen

(2)

Colofon

Projectverantwoordelijke: Henk Vandenbroele

Redactie van het rapport:

Christophe Cop en Henk Vandenbroele

Directeur-generaal: Michel Van Hoegaerden

Verantwoordelijke uitgever:

Dirk Cuypers, Victor Hortaplein 40, bus 10, 1060 Brussel Contactgegevens:

Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg & Crisisbeheer

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Eurostation II

Victor Hortaplein 40, bus 10 – 1060 Brussel T. +32 (0)2 524 97 16

+32 (0)2 524.97.97 F. +32 (0)2 524 97 98 www.health.fgov.be

2009, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Elk gedeeltelijke reproductie van dit document is toegestaan mits bronvermelding.

Dit document is beschikbaar op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

(3)

Voorwoord

In 2006 begon de cel planning gezondheidsberoepen met een project om de workforceplanning van de gezondheidsberoepen te harmoniseren en te optimaliseren. In 2008 werd een eerste basisscenario uitgewerkt en gerapporteerd. Vandaag, een jaar later, zijn er zoveel aanpassingen gebeurd in de parameterschattingen, dat een eenvoudig uitbreidingsscenario of variantscenario niet meer valabel blijkt te zijn.

Dit document geeft een inschatting van het aantal artsen (huisartsen en specialisten) tot het jaar 2034, met een grondige uiteenzetting van de gebruikte cijfers en scenarioveronderstellingen.

Onze dank gaat uit naar onze externe en interne medewerkers aan dit project. Experian voor het ontwikkelen en leveren van de software en applicaties. HIVA voor het documenteren van de bronnen, Qernel voor de organisatorische en management aspecten, MAS voor het uitvoeren van enquêtes.

Hiernaast mogen we de input van de verschillende werkgroepen niet vergeten. Voor dit document is vooral de werkgroep artsen en de wetenschappelijke werkgroep van de planningscommissie medisch aanbod belangrijk geweest. Zij hebben het basisscenario grondig nagekeken en hun commentaren en suggesties toegevoegd. Bijzondere dank gaat uit naar professor emeritus Deliège en professor De Wever voor de kritische doorlichting van het eerste (niet gepubliceerde) basisscenariorapport 2008.

Zonder de medewerking van deze mensen, en natuurlijk de mensen van cel planning zelf, kon dit document niet tot stand komen.

Hierbij moet ook direct verteld worden dat dit document niet als eindpunt dient beschouwd te worden, aangezien nieuwe gegevens en evoluties in de maatschappij het nodig maken sommige of meerdere hypotheses te herzien. Hier wordt het herziene scenario beschreven voor de artsen, dat nog wel aansluit op de oudere scenario’s, maar aangerijkt is met nieuw bekomen gegevens en aanvullingen bevat van reeds gebruikte gegevens.

Ook dit scenario is op tal van punten optimaliseerbaar, waarvan niet de minste verbetering een inschatting van de voorspellingsfout (variantie) zou zijn.

We mogen niet nalaten de noodzaak van een wetenschappelijke manier van werken te onderstrepen bij het beleidsvoorbereidende werk van een op kennis gebaseerd bestuur. Zonder een voortdurende wetenschappelijke onderbouwing en validering van het model, is het maken van voorspellingen immers niet veel beter dan het kijken naar de sterren of in een kristallen bol te staren.

Tenslotte willen we de geïnteresseerde lezer nog meegeven dat suggesties ter verbetering steeds ernstig worden genomen en in dank zullen worden aanvaard (en, na verificatie, mogelijk ook toegepast).

Christophe Cop,

(4)

Inhoudsopgave

Basisscenario rapport Artsen 2009... i

Colofon ... ii Voorwoord ... iii Inhoudsopgave ... iv Figuren...v Tabellen ... vi 1 INLEIDING ...1

2 BESCHRIJVING VAN DE SIMULATIE...4

2.1 Model ...4

2.2 Beschrijving van het scenario...6

3 GEGEVENS...7

3.1 Populatie 18-jarigen [Population 18 years] ...7

3.2 Inschrijvings-verhouding [Attractivity rate]...8

3.3 Proportie afstuderenden [Graduation rate] ...9

3.4 Registraties voor erkenning bij de FODvvvl [Registration rate]...10

3.5 Registraties bij het Riziv [Practicing rate] ...11

3.6 Herverdeling per beroepsgroep [Professional repartition rate by qualification] ...12

3.7 Quota’s ...12

3.8 Verdeling van de quota’s per Gemeenschap [Quota repartition rate by community] . ...13

3.9 Verdeling van de quota’s per beroepsgroep [Quota repartition rate by qualification] ...13

3.10 Geslachtsverhoudingen van de instroom [Inflow new repartition rate by sex]...14

3.11 Leeftijdsverhoudingen van de instroom [Inflow new repartition rate by age class] 14 3.12 Instroom migranten [Migration inflow] ...16

3.13 Emigratie [Migration outflow] ...17

3.14 Geslachtsverdeling van de migranten [Migration repartition rate by sex]...17

3.15 Leeftijdsverdeling van de migranten [Migration repartition rate by age class] ...18

3.16 Extra inflow (internal and external) ...18

3.17 Extra outflow (internal and external) ...18

3.18 Extra flow repartition rate by sex (internal and external) ...18

3.19 Extra flow repartition rate by class age class (internal and external) ...18

3.20 Bridge flow ...19

3.21 Bridge flow repartition rate by sex ...19

3.22 Bridge flow repartition rate by age class...19

3.23 Beginstock [Starting stock] ...19

3.24 Overlevingsgraad [Survival rate]...20

3.25 Inactiviteitsgraad [Inactivity rate]...21

3.26 Migratie tussen Gemeenschappen [Communication migration rate]...21

3.27 Index voor activiteit [Activity rate] ...21

3.28 Vermindering van de werktijd [Work time reduction rate]...22

3.29 De Belgische Populatie [Population] ...23

3.30 Verdeling van taalrol in Brussel [Brussels population community distribution] ...24

3.31 Medische consumptie-index [Population consumption rates]...24

3.32 Aanbod geïnduceerde vraag [Supply induced demand]...25

(5)

4 RESULTATEN ...26

4.1 Evolutie van het aanbod ...26

4.1.1 Ruwe aantallen ...26

4.1.2 Voltijds equivalenten [Full time equivalents]...27

4.1.3 Voltijds equivalenten met werktijd reductie...28

4.1.4 Percentage vrouwelijke beroepsbeoefenaars ...29

4.1.5 Quota ten opzichte van de schatting ‘natuurlijk verloop’...29

4.2 Evolutie van de vraag...31

4.3 Evolutie van de vraag/aanbod indicatoren ...31

5 BESLUITEN ...34

5.1 De gebruikte parameters...34

5.2 Algemene bespreking...35

6 REFERENTIES ...37

Figuren

Figuur 1. Stock en flow model planning gezondheidsberoepen. ...4

Figuur 2. Populatie 18-jarigen: jaarlijkse aantallen ...8

Figuur 3. Aantrekkingsgraad van de universitaire opleiding geneeskunde voor de twee Gemeenschappen ...9

Figuur 4. Slaagpercentage universitair onderwijs geneeskunde ...10

Figuur 5. FOD-registratie-rate volgens Gemeenschap...11

Figuur 6. Verdeling per geslacht: proportie vrouwen per jaar...14

Figuur 7. Migratie per Gemeenschap en specialisatie: jaarlijkse aantallen...17

Figuur 8. Leeftijdsverdeling van de migratie-instroom...18

Figuur 9. Starting stock: aantallen per leeftijdsklasse, taalrol en kwalificatie ...20

Figuur 10. Overlevingsgraad ...20

Figuur 11. Activiteitsgraad huisartsen (2004=geobserveerd, 2009=geprojecteerd). ...21

Figuur 12. Activiteitsgraad specialisten (2004=geobserveerd, 2009=geprojecteerd)...22

Figuur 13. Bevolking en bevolkingsvooruitzichten België: aantallen per leeftijdscategorie en jaar...23

Figuur 14. Bevolkingspiramides voor de verschillende Belgische regio’s ...24

Figuur 15. Consumptie index per kwalificatie en leeftijdscategorie...25

Figuur 16. Absoluut aantal artsen, per kwalificatie, Gemeenschap, leeftijd en geslacht ...26

Figuur 17. Full time equivalents artsen per Gemeenschap en kwalificatie ...27

Figuur 18. Full time equivalents, met arbeidstijdreductie, per Gemeenschap en kwalificatie .28 Figuur 19. Verwacht percentage vrouwelijke artsen per Gemeenschap en kwalificatie...29

Figuur 20. Jaarlijks verschil tussen quota en de verwachte invulling ervan per Gemeenschap en kwalificatie...29

Figuur 21. Jaarlijks verschil tussen quota en de verwachte invulling ervan per Gemeenschap en kwalificatie, indien de minima voor huisartsen wordt gehanteerd. ...30

Figuur 22. Cumulatief verschil tussen quota en de verwachte invulling ervan, per Gemeenschap en kwalificatie. ...30

Figuur 23. Aantal artsen per 10000 inwoners, per Gemeenschap en kwalificatie...31

Figuur 24. Aantal voltijds equivalenten per 10000 inwoners per Gemeenschap en kwalificatie ...32

Figuur 25. Aantal voltijdsequivalenten met arbeidstijdreductie per 10000 inwoners per Gemeenschap en kwalificatie ...32

Figuur 26. Aantal voltijdsequivalenten met arbeidstijdreductie per gewogen 10000 inwoners per Gemeenschap en kwalificatie ...32

(6)

Tabellen

Tabel 1. Oplijsting modelparameters ...6

Tabel 2. Verdelingspercentages voor de beroepskeuze volgens Gemeenschap ...12

Tabel 3. Globaal overzicht van de huidige situatie m.b.t. de contingenten met “toegang tot de opleiding” (KB van 30/05/2002, gewijzigd door KB van 11/07/2005, 8/12/2006; KB van 12/06/2008.): de geldende maxima voor België ...13

Tabel 4.c Procentuele verdeling per leeftijdscategorie, specialiteit en geslacht...16

Tabel 5. Proportie vrouwen migratie instroom ...17

Tabel 6. Starting stock geneeskundigen per leeftijd, geslacht en beroepscategorie ...19

Tabel 7. Absoluut aantal artsen, per kwalificatie en Gemeenschap...27

Tabel 8. Full time equivalents artsen per Gemeenschap en kwalificatie...27

Tabel 9. Full time equivalents, met arbeidstijdreductie, per Gemeenschap en kwalificatie ....28

Tabel 10. Bevolking en gewogen bevolking voor huisartsen en specialisten per taalgroep en totaal België...31

Tabel 11. Aantal artsen en voltijdsequivalenten met arbeidstijdreductie per gewogen 10000 inwoners ...33

(7)

1 INLEIDING

De wettelijke basis voor deze werkzaamheden ligt in de opdracht van de Planningscommissie Medisch Aanbod (KB 78, Art. 35octies, § 2):

“de behoeften inzake medisch aanbod na te gaan met betrekking tot de beroepen vermeld in de artikelen 2, §1, en 3. Bij het bepalen van deze behoeften dient rekening gehouden te worden met de evolutie van de behoeften inzake medische zorgen de kwaliteit van de zorgenverstrekking, en de demografische en de sociologische evolutie van de betrokken beroepen.”

Daarnaast voorziet art 35novies van hetzelfde KB 78, waarop de verschillende contingenteringsbesluiten zijn gebaseerd, in § 2 punt 1 dat de contingenten “ten vroegste uitwerking hebben na een termijn die gelijk is aan de duur van de studies die nodig zijn voor het behalen van de (…) diploma's”. De noodzaak om de toekomst in te schatten, is zo wettelijk voorzien.

Al van bij de aanvang (2004) van haar werkzaamheden werd de Planningscommissie door de administratie Volksgezondheid ondersteund met behulp van een “mathematisch model”. In de loop van de jaren werd dit model doorgelicht, bijgeschaafd en actueel gehouden. Toen de bevoegdheden van de Planningscommissie werden uitgebreid van artsen naar tandartsen, kinesitherapeuten en verpleegkundigen, werden er ook voor die beroepsgroepen modellen ontwikkeld en dit in samenwerking met wetenschappers van het SESA (UCL) en het HIVA (KUL). Om het geheel beheersbaar en begrijpbaar te houden werd in 2007 het geharmoniseerd model ontwikkeld.

Sinds einde 2007 tracht de cel planning gezondheidsberoepen, met het geharmoniseerd model, toekomstprojecties te maken voor de gezondheidsberoepen. Een belangrijke reden om deze projecties te maken is het anticiperen op mogelijke tekorten en overschotten aan werkkrachten in de gezondheidszorg. Zo is het belangrijk te weten of we met het huidige beleid de vergrijzing kunnen opvangen. Bovendien worden de simulaties gebruikt als basis voor de bepaling van de quota in het kader van de contingentering van de toegang tot het beroep van arts, tandarts en kinesitherapeut.

Voor elk van de vier gezondheidsberoepen (met name artsen, tandartsen, kinesitherapeuten en verpleegkundigen) worden er meerdere simulaties gemaakt, om zo een gedifferentieerd en genuanceerd beeld te kunnen krijgen van wat er zich, onder bepaalde voorwaarden, in de toekomst kan afspelen.

Dit document rapporteert de basissimulatie 2009 voor de artsen in België. De simulatie begint vanaf 2004 en toont de projecties tot 2035.

Dit document dient als referentiepunt om dit scenario met andere simulaties te vergelijken. Vandaar dat dit document uitgebreider is dan rapporten die varianten van dit scenario geven. Het is immers onze opvatting dat de toekomstprojecties onderdeel vormen van een dynamisch proces, waarbij vanuit het basisscenario verschillende varianten worden gesimuleerd (zoals bij weersvoorspellingen ook verschillende scenario’s worden uitgewerkt). De varianten zullen dienen om de voorspellingen bij te schaven, alternatieve hypothesen te testen, en/of een duidelijker beeld van de situatie te creëren. Dit alles dient natuurlijk in samenwerking met onze stakeholders te gebeuren, en in de eerste plaats de Planningscommissie.

(8)

Een tweede betrachting van dit document is het vertrouwd maken van de lezer met het model zoals dit momenteel bestaat. Dit document beoogt echter géén exhaustief overzicht van alle details en formules te geven. De essentie blijft de projectie van het aantal artsen in België. Hoofdstuk twee geeft weer hoe een simulatie tot stand komt. In hoofdstuk drie wordt dieper ingegaan op de gegevens en aannames (veronderstellingen) die gebruikt zijn voor het bekomen van de toekomstprojecties. De parameters met de daarbij gebruikte cijfers en de model- en scenario- assumpties worden hier dus inhoudelijk besproken en verantwoord. Hoofdstuk vier geeft de belangrijkste resultaten weer, samen met een bespreking en evaluatie. De besluiten vindt u beknopt samengevat in hoofdstuk vijf.

Als laatste opmerking vooraf, dient er een verduidelijking gemaakt te worden over wat we onder ‘het model’ en ‘het scenario’ verstaan.

Het model:

Onder het model verstaan we het geharmoniseerd model voor de planning van de gezondheidsberoepen zoals op dit moment bestaat.

Dit model is een stock en flow model (KCE reports 72A, 2008). Het model gaat ervan uit dat er voor elk gezondheidsberoep een vraag en een aanbod is. De vraag wordt ingevuld door de populatie (de Belgen) die nood heeft aan gezondheidszorg. Het aanbod wordt bepaald door het aantal mensen die in de gezondheidszorg werken voor dat beroep (in dit geval geneeskunde).

In het model zitten een hele reeks parameters vervat die het aantal mensen bepaalt, alsook een maat van geleverde prestaties (Full time equivalents), en maten voor mogelijke evoluties in de toekomst.

Een scenario:

Onder scenario verstaan we het geheel van cijfers, assumpties en gegevens die ingevoerd worden in het model voor één beroepsgroep.

In een scenario hoeven niet alle mogelijkheden die in het model zitten benut te worden. Het is echter wel belangrijk om aan te geven welke gegevens zijn gebruikt, en waarom die gegevens zijn gebruikt (en welke niet).

Dit heeft enkele concrete gevolgen:

- Begrippen als validiteit, betrouwbaarheid, accuraatheid kunnen betrekking hebben op zowel het model als het scenario. Vandaar dat er soms verwarring kan zijn.

- Dit document heeft betrekking op een scenario. De bespreking van het model vindt u in andere documenten terug (Experian Business Strategies, 2007).

Een simulatie:

Het model en het scenario samen geven een simulatie als resultaat. Een simulatie is het laten lopen van een scenario op het model. Dit betekent dat er een toekomstprojectie (forecast) gecreëerd wordt. Een simulatie toont dus wat in de toekomst het geval kan zijn. Het mag duidelijk zijn dat een voorspelling niet steeds perfect uitkomt. Vandaar dat simulaties ook niet als volledig zeker beschouwd dienen te worden. Maar dit betekent niet dat een simulatie een wilde gok is. We geven aan wat we mogen en kunnen verwachten in de toekomst en berekenen daarmee de

(9)

projectie. Op dit moment kunnen we nog geen betrouwbaarheidsintervallen geven van de schattingen, omdat er nog geen validering gebeurd is1.

1

Validering op zich is mogelijk. De voornaamste manier is wachten en kijken in hoeverre de voorspellingen afwijken van de reële cijfers. Hiernaast kan men ook een sensitiviteitsanalyse doen, en varianties van de gegevens berekenen. Het is belangrijk dat de validering in de toekomst ook effectief gebeurd.

(10)

2 BESCHRIJVING VAN DE SIMULATIE

2.1 Model

Het model dat gebruikt wordt voor het schatten van de vraag en het aanbod bij gezondheidsberoepen, kan beschouwd worden als een ‘stock en flow’ model (KCE reports 72A, 2008). Hieronder vindt u een kort schema van het model.

Figuur 1. Stock en flow model planning gezondheidsberoepen.

Zowel de instroom en uitstroom van het aantal mensen in België worden berekend. Dit zijn het aantal mensen voor een bepaald gezondheidsberoep aan de aanbodszijde, en het totale aantal Belgen aan de vraagzijde. De groepen zijn verdeeld per taal, geslacht, leeftijd en beroepsindeling. Deze aantallen worden omgezet in vraag en aanbod cijfers, die dan ten opzichte van elkaar en over de jaren heen worden vergeleken.

De onderstaande tabel toont alle variabelen en parameters in het model.

Niet elke van deze variabelen is een gegeven. Een aantal ervan zijn resultaten en tussentijdse uitkomsten. Een uitgebreide uitleg met een definitie en situering van de parameters en formules waarmee het model is opgebouwd, vindt u bij in het document Réécriture

mathématique (Experian 2007, technisch document) en Formules Model plan1_2006_4_0

(Cop C. 2007, technisch document)

Thema Afkorting Beschrijving Type

POP18 Population aged 18 Input

T1_ATTRACT_R Attractivity Rate, by training 1 Ratio T1_ST1 Nbr of students of first year, by training 1 Intermediary T2_ATTRACT_R Attractivity Rate, by training 2 Ratio T2_ST1 Nbr of students of first year, by training 2 Intermediary T1_SUCCES_R Success Rate, by training Ratio T1_GR Nbr of new Graduates, by training Intermediary T2_SUCCES_R Success Rate, by training Ratio T2_GR Nbr of new Graduates, by training Intermediary GR Nbr of new Graduates, by training Intermediary GR_REG_R Rate of registration to FPS Health Ratio REG Nbr of new graduates registered to FPS Health Intermediary REG_RP_R Rate of registered FPS who intend to practice Ratio

Op-leiding

(11)

NP

Number of new professionals: Nbr or registered to FPS who

intend to practise Intermediary

QT Quotas

QT_COMM_R Repartition rate between communities Ratio quota

QT_Q_R Qualification Repartition Rate for quota's Ratio IFNEW_MW_R Men/Women Repartition rate for inflow new Ratio IFNEW_A_R Age Class Repartition Rate for inflow new Ratio

IFNEW New inflows intermediary

Inflow New

SQ Difference between IFNEW and quota output

MF Migration flows Intermediary

MIFLOW Migration inflows Input

MOFLOW Migration Outflows Input

MF_MW_R Men/Women Repartition Rate for Migration Flows Ratio Migratio

n Flows

MF_A_R Age Class Repartition Rate for Migration Flows Ratio

IEF Internal Extra Flows Intermediary

IEIFLOW Internal Extra Inflows Input

IEOFLOW Internal Extra Outflows Input IEF_MW_R Men/Women Repartition Rate for Internal Extra Flows Ratio Internal

Extra Flows

IEF_A_R Age Class Repartition Rate for Internal Extra Flows Ratio

EEF External Extra Flows Intermediary

EEIFLOW External Extra Inflows Input

EEOFLOW External Extra Outflows Input EEF_MW_R Men/Women Repartition Rate for External Extra Flows Ratio External

Extra Flows

EEF_A_R Age Class Repartition Rate for External Extra Flows Ratio

BF Bridge flows Intermediary

BIFLOW Bridge inflows Input

BF_MW_R Men/Women Repartition Rate for Bridge Flows Ratio Bridge

Flows

BF_A_R Age Class Repartition Rate for Bridge Flows Ratio

Starting

Stock SS Starting Stock Input

INT_INDIV Intermediary Individuals Intermediary

INDIV Individuals Result

I_SURV_R Individuals Survival Rate Ratio I_CM_R Individuals Migration between communities Rate Ratio I_INACT_R Individuals Inactivity Rate (to clarify) Ratio I_ACT_R Individuals Activity Rate Ratio FTEAR Full Time Equivalent, taken account of the activity rate Result FTEWTR

Full Time Equivalent, taken account of the work time reduction

rate Result

WTR_R Work Time Reduction Rate Ratio

D_INDIV Nbr of individuals by population Result D_FTEWTR Nbr of full time equivalents by population Result WD_INDIV Nbr of individuals by weighted population Result Result

Computa tion

WD_FTEWTR Nbr of full time equivalents by weighted population Result

POP_WAL population in Walloon region Input POP_FL population in Flemish region Input POP_BXLS population in Brussels-Capital Region Input POP_Bxls_R

Bxls Population Repartition Rate between linguistic

communities Ratio

Demand

(12)

POP_CONS_R Consumption Rate Ratio POP_WCONS Population weighted by consumption Intermediary POP_SD_R “Supply induced demand” Rate Ratio POP_WSD

Population weighted by consumption and “Supply/Demand”

Rate Intermediary

POP_SOC_R Society Evolution Factor Ratio POP_WSOC

Population weighted by consumption and “Supply/Demand”

Rate and Society Evolution factor Intermediary Tabel 1. Overzicht modelparameters

2.2 Beschrijving van het scenario

Zoals in de inleiding vermeld staat, is een scenario het geheel van cijfers, assumpties en gegevens die ingevoerd worden in het model voor één beroepsgroep, in dit geval de artsen. Ruw geschetst bestaan de gegevens uit de evolutie van de instroom van artsen via opleidingen (universiteiten), en een migratiestroom. De uitstroom hangt vooral samen met veroudering (bv.: pensionering, vermindering in werktijd en sterfte). De vraagzijde wordt gegenereerd door te kijken naar de ganse Belgische bevolking.

In de resultaten zien we welke verwachtingen we met de gebruikte gegevens hebben aangaande het aantal artsen en de totale werkkracht (in voltijds equivalenten) in de toekomst. Deze simulatie gebeurde met de online versie 2009 van het geharmoniseerd planningsmodel (https://portal.health.fgov.be:445/Manpower). Deze applicatie werd geprogrammeerd door Experian B.S. Het maakt gebruik van HTML en Java. De (pdf) documenten ModelDB_Doc_NL, ModelInstall_Doc_NL_rev, ModelInterface_Doc_NL en ModelDataImport_Doc_NL (Experian Business strategies (2007) Plan1.2006 - pakket1) geven een uitgebreide informatie hieromtrent.

(13)

3 GEGEVENS

Dit gedeelte geeft een overzicht van de gegevens zoals ze in dit scenario gebruikt zijn.

De numerieke gegevens zijn niet steeds allen weergegeven, maar kunnen opgevraagd worden bij de Cel Planning Gezondheidsberoepen.

De gegevens worden wel visueel voorgesteld in grafieken. Verder is er een beknopte bronvermelding en een beschrijving van de gedetailleerdheid van de gegevens.

Hoewel de meeste gegevens ingevuld zijn, zijn er hier en daar nog lege parameters. Dit heeft twee redenen. Ofwel komt dit doordat de gegevens niet beschikbaar of gekend waren, ofwel omdat de parameter redundant is in deze simulatie, en dus niet gebruikt dient te worden. Voor een uitgebreide beschrijving van de gegevensbronnen en de andere parameters van het model, dient u “Gegevenswoordenboek van het geharmoniseerde model” (Pacolet, J. en Merckx, S. 2008) te raadplegen.

Aangezien het model een volledige invoer van alle variabelen nodig heeft om een scenario te laten draaien, worden alle invoerparameters hier weergegeven. Indien er geen gegevens beschikbaar waren, of indien deze niet van toepassing zijn, worden ‘lege’ gegevens ingevoerd (0 voor optelling, 1 voor vermenigvuldiging).

Noot: in de verschillende grafieken en cijfers worden gemiddelden gebruikt van vroegere observaties. Dit wordt zo gedaan omdat er nog te weinig data zijn om een trendanalyse te kunnen doen. Vandaar dat een variabele curve meestal vlak wordt getrokken voor de toekomstprojecties.

De naam van de parameter, zoals ze benoemd is in het mathematisch model, is in de tittel aangegeven met vierkante haakjes (indien ze verschilt van de gewone titel).

3.1

Populatie 18-jarigen [Population 18 years]

De populatie 18-jarigen wordt gebruikt om de instroom in de opleidingen geneeskunde te schatten. De bedoeling is een basis te hebben waarmee kan geschat worden hoe groot het aantal toekomstige studenten in een gezondheidsberoep zou kunnen zijn.

Modelassumptie: hoewel we weten dat de leeftijd bij de start van de opleiding verschillend kan zijn van achttien, wordt voor de eenvoud gewerkt alsof de beginnende studenten allen 18 zijn.

Dit heeft enkele voordelen:

- Voor elk jaar hebben we een nieuwe cohorte 18-jarigen, zodat de evolutie van tijd per jaar gevrijwaard is.

- De cijfers van jaar tot jaar zijn vergelijkbaar.

De werkelijke leeftijd van de mensen die uiteindelijk afstuderen is ook verschillend, en we moeten géén rekening houden met individuele verschillen op dit niveau.

Eigenlijk gebeurt de toekenning van leeftijd in het model pas na het afstuderen. Op deze manier kunnen we zinnig gebruik maken van deze gegevens.

Bron: A.D.S.E.I. (vroegere NIS) bevolkingscijfers en prognoses 2008. Dimensies: taalrol, jaar.

(14)

Populatie 18 jarigen 0 20000 40000 60000 80000 100000 120000 1972 1979 1986 1993 2000 2007 2014 2021 2028 2035 2042 2049 NL Obs NL Exp FR Obs FR Exp

Figuur 2. Populatie 18-jarigen: jaarlijkse aantallen

Deze gegevens kunnen als redelijk betrouwbaar beschouwd worden (Mathematische demografie Bevolkingsvooruitzichten, A.D.S.E.I. , planbureau 2008).

Er zijn nog geen statistische maten van betrouwbaarheid opgevraagd.

De gegevens tot 2007 zijn geobserveerde gegevens, de latere gegevens zijn geschat door het A.D.S.E.I., die bevolkingsvooruitzichten maken voor België.

3.2

Inschrijvings-verhouding [Attractivity rate]

De verhouding van het aantal inschrijvingen ten opzichte van het aantal 18-jarigen voor de opleiding geneeskunde wordt de attractiviteitgraad genoemd. Deze rate dient om in te schatten hoe groot het aantal eerstejaars zou kunnen zijn op basis van het aantal 18-jarigen in België (en per Gemeenschap).

Voor elk jaar, waarvoor beide gegevens beschikbaar waren, werd deze graad berekend (per Gemeenschap). Voor de jaren die nog komen wordt de gemiddelde attractiviteitgraad van de afgelopen jaren gebruikt.

De parameterschattingen gebruikt in deze scenario’s zijn gebaseerd op het aantal eerstejaars uit het verleden enerzijds en het aantal 18-jarigen anderzijds. Tot en met 2007 gaat het om geobserveerde gegevens, vanaf 2008 om (geprojecteerde) schattingen: in de Vlaamse Gemeenschap werd 0,0125 gebruikt en, in de Franse Gemeenschap 0,034.

Deze cijfers zijn gebaseerd op een ARIMA analyse, waarbij de eerste voorspelde waarde gebruikt werd als constante voor de toekomstige jaren. De reden om autoregressieve analyse te hanteren, is vanuit de afweging dat recentere metingen predictiever zijn in tijdsanalyses dan oudere gegevens (zo is het weer van morgen beter te voorspellen door naar gisteren te kijken dan naar vorig jaar).

Het probleem was dat 10 observaties niet informatief zijn voor goede schatting van de attractiviteitgraad:

 voorstel: constante: dit is de assumptie die je moet maken als je niet beter weet.  Welke constante: diegene die als eerste waarde uit de ARIMA komt

(15)

Een andere optie had het gemiddelde van de observaties kunnen zijn (zoals in het basisscenario 2008 werd gebruikt).

Merk op dat voor de Vlaamse Gemeenschap de toegang wordt beperkt door een selectie-examen. Bij de Franse Gemeenschap is dit niet het geval (de selectie gebeurt tijdens de opleiding, zie ook het slaagpercentage 3.3).

Figuur 3 toont de gebruikte cijfers van attractiviteit.

Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement onderwijs (Hoger Onderwijs); Ministère de la Communauté Française, direction générale de la santé: Louis Grède en eigen bewerkingen.

Dimensies: taalrol, Gemeenschap, jaar.

Attractivity rate 0,000 0,005 0,010 0,015 0,020 0,025 0,030 0,035 0,040 1998 2002 2006 2010 2014 2018 2022 2026 2030 2034 Year p ro p o rt io n o f 1 8 o ld s NL Observed FR Observed NL Expected FR Expected

Figuur 3. Aantrekkingsgraad van de universitaire opleiding geneeskunde voor de twee Gemeenschappen

3.3

Proportie afstuderenden [Graduation rate]

De graduation rate, of het slaagpercentage, geeft de ratio van de studenten die uiteindelijk hun opleiding afwerken ten opzichte van het aantal ingeschrevenen (bij het aanvangsjaar voor generatiestudenten). Dus het aantal studenten op het einde van de opleiding ten opzichte van de studenten aan het begin van de opleiding.

De duur van de opleiding wordt hiermee in rekening gebracht, en men kan een onderscheid maken tussen verschillende opleidingen.

Deze rate wordt berekend op basis van cijfers uit het verleden. Het aantal inschrijvingen voor een bepaald jaar wordt vergeleken met het aantal geslaagden een aantal (=de opleidingsduur) jaar later. Het gemiddelde van deze gegevens van vroeger wordt gebruikt om de succesgraad van de toekomst te schatten.

Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement onderwijs (Hoger Onderwijs); Ministère de la Communauté Française, direction générale de la santé: Louis Grède en eigen bewerkingen.

(16)

graduation rate 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 2001 -200 2 2004 -200 5 2007 -200 8 2010 -201 1 2013 -201 4 2016 -201 7 2019 -202 0 2022 -202 3 2025 -202 6 2028 -202 9 2031 -203 2 2034 -203 5 Year p ro p o rt io n NL Observed FR Observed NL Expected FR Expected

Figuur 4. Slaagpercentage universitair onderwijs geneeskunde

De parameterschattingen gebruikt in deze scenario’s zijn gebaseerd op het aantal laatstejaars uit het verleden enerzijds en het aantal eerstejaars anderzijds. Tot en met 2007 (d.w.z. in 2007 afgestudeerd en 7 jaar eerder gestart) gaat het om geobserveerde gegevens, vanaf 2008 gaat het om geprojecteerde schattingen. In de Vlaamse Gemeenschap werd dan 0.875 gebruikt in de Franse Gemeenschap 0.344. Merk op dat:

- De stijging in de geobserveerde rates in de Vlaamse Gemeenschap het effect van het ingangsexamen weergeeft (dat vanaf 2006 pas duidelijk werd);

- Het slaagpercentage aan de kant van de Franse Gemeenschap merkelijk lager ligt. Dit komt doordat de selectie (voor contingentering) niet aan het begin, maar tijdens de opleiding gebeurt.

De slaagpercentages zijn redelijk stabiel over de jaren heen, wat de aanname van een constant slaagpercentage plausibel maakt.

3.4

Registraties voor erkenning bij de FODvvvl [Registration rate]

De bedoeling van deze rate is in te schatten hoeveel van de gediplomeerden uiteindelijk een erkenning bij de FOD aanvragen.

Dimensies: taalrol, jaar Bron: FOD vvvl (kadaster)

De parameterschattingen gebruikt in deze scenario’s zijn gebaseerd op de verhouding van het aantal stageplannen ten opzichte van het aantal gediplomeerden van hetzelfde jaar. Tot en met 2008 gaat het om geobserveerde gegevens, vanaf 2009 gaat het om geprojecteerde schattingen. In beide Gemeenschappen werd 1.00 gebruikt. Dit is het theoretische maximum, en ligt ook redelijk dicht bij de geobserveerde waarden van de laatste jaren. Merk op dat de rates hoger dan 1 kunnen zijn omdat er bijvoorbeeld een deel van de gediplomeerden hun stage later starten dan het jaar van afstuderen.

Een tweede reden voor cijfers boven de 100% registratie, is dat het kadaster de beste bron van gegevens is, en we wensen de cijfers van instroom in het kadaster juist te hebben. Zo is de registratie-rate dus de berekende verhouding tussen de gediplomeerden en de (in België gediplomeerde) geregistreerden.

De instroom van mensen die in het buitenland een diploma hebben bekomen, worden in rekening gebracht in de migratie-instroom. Dit onderscheid werd in het scenario van 2008 niet gemaakt.

(17)

Registration Rate 0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 jaar p ro p o rt io n r e g is te re d NL observed FR observed NL expected FR expected

Figuur 5. FOD-registratie-rate volgens Gemeenschap

3.5

Registraties bij het Riziv [Practicing rate]

Een diploma betekent niet meteen dat men daarom meteen begint te werken in de sector waarvoor de opleiding bedoeld is. Normaal gezien is er steeds een uitval. Langs de andere kant kan er ook een ‘vertraging’ van intrede zijn, waar de personen bijvoorbeeld een sabbatjaar nemen, of een bijkomende opleiding volgen alvorens in het beroepsleven te treden. De bedoeling van deze rate is in te schatten hoeveel van de personen die een erkenning hebben gekregen uiteindelijk ook actief zijn. Een mogelijke maat hiervoor is de aanvraag van een Riziv nummer en het gebruik van dit nummer. Een Riziv nummer bezitten betekent niet dat men ook actief is, maar het zijn wel de nieuwkomers die het beroep kunnen uitoefenen. Er moet eigenlijk naar het uitvoeren van medische handelingen gekeken worden (in het eerste werkjaar). Dit is echter moeilijk te meten aangezien vooral jongere artsen wel actief zijn, maar hun akten onder de naam van de stagemeester vallen.

Bron: geen

=> momenteel nemen we aan dat 100% werkt.

Deze rate zou eigenlijk lager dan 100% moeten zijn. Toch is het mogelijk dat deze hoger ligt (bv. door instroom van een niet nader gedefinieerde oorsprong).

Voorlopig is deze rate op 1 gezet, dus zonder effect voor dit scenario. Deze rate is vooral belangrijk voor de andere beroepsgroepen, aangezien er daar meer uitstroom is naar andere sectoren.

(18)

3.6

Herverdeling per beroepsgroep [Professional repartition rate by

qualification]

De bedoeling van deze rate is het resultaat van de vorige stap (het aantal artsen met een Riziv-nummer) te verdelen over de gekozen disciplines/kwalificaties.

Repartition rates zitten ook in het model om leeftijd, geslacht of taalrol toe te voegen aan de gegevens. Indien de gegevens niet exact zijn, worden er schattingen gebruikt. Een pijnpunt is dat -zelfs als er géén goede informatie beschikbaar is- er toch een toewijzing van informatie dient te gebeuren.

De parameterschattingen gebruikt in dit scenario zijn gebaseerd op de toekenning van de specialisatiecode die een geregistreerd arts krijgt toegewezen. Tot en met 2008 gaat het om geobserveerde gegevens, vanaf 2009 gaat het om geprojecteerde schattingen. De geprojecteerde rates zijn gebaseerd op het gemiddelde van de vijf geobserveerde jaren.

Dimensies: taalrol, jaar, kwalificatie.

Jaar FR MG FR autre FR spec NL HA NL overig NL spec

observed 2004 27,6 15,9 56,5 22,9 13,5 63,6 2005 25,7 11,7 62,6 27,1 13,4 59,5 2006 25,1 12,3 62,6 21,7 15,0 63,3 2007 31,7 4,7 63,6 28,5 11,9 59,6 2008 31,4 7,8 60,8 24,4 16,6 59,0 expected 2009- 2050 28,3 10,5 61,2 24,9 14,1 61,0 Tabel 2. Verdelingspercentages voor de beroepskeuze volgens Gemeenschap

De drie groepen zijn de huisartsen, curatieve specialisten (zij die onder de contingentering vallen) en de overige artsen.

3.7

Quota’s

Aangezien er voor de artsen contingentering is, zijn er ook dus ook quota’s. De quota’s zijn:

- Voor de periode 2004- 2013: deze zoals reeds vastgelegd in het KB van 30/5/2002;

- Voor de periode 2014-2015: volgens het KB van 12/06/2008;

- Voor het jaar 2016 en volgende: 1230, volgens de aanname dat het quota constant gehouden wordt.

Bron: KB van 30/05/2002, gewijzigd door KB van 11/07/2005, 8/12/2006en het KB van 12/06/2008 betreffende de planning van het medisch aanbod;

Het is steeds inclusief de “geïmmuniseerden2” waarvoor de aantallen bepaald zijn in artikel 3 van het betreffende KB. Voor de simulatie werd dus de aantallen gebruikt zoals weergegeven in de onderste rij van Tabel 3.

Dimensies: jaar.

De quota’s maken het mogelijk om de vergelijking tussen de verwachte en de wettelijke instroom te kunnen maken.

2

Deze term verwijst naar enkele specialisaties waarbij men een extra contingent toeliet (de facto een verhoging van de quota).

(19)

3.8

Verdeling van de quota’s per Gemeenschap [Quota repartition rate by

community]

De verdeling over de Gemeenschappen is de gebruikelijke 40/60 verhouding tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap.

Dimensies: jaar, taalrol.

3.9

Verdeling van de quota’s per beroepsgroep [Quota repartition rate by

qualification]

Om de quota te verdelen over de verschillende beroepsgroepen werden verdeelsleutels gebruikt om te komen tot de aantallen zoals in bijgaande tabel zijn weergegeven.

Dimensies: jaar, taalrol, kwalificatie.

De verhouding van de huisartsen en specialisten binnen artikel 1 werd de bestaande verhouding 30/40 voor de toekomst aangehouden.

Omdat de aantallen van de “geïmmuniseerden” binnen artikel 3 nog niet bepaald zijn voor de periode na 2013, werden dezelfde aantallen voor de toekomst verondersteld. In de gehanteerde scenario’s werden al deze “geïmmuniseerden” bij de specialisten geteld, ook al weten we dat er bij de onderzoeksmandaten ook wel huisartsen zijn.

België 2004-2006 2007-2009 2010-2011 2012 2013 2014 2015 2016 Globaal aantal 700 700 700 833 975 1025 1230 Artsspecialist 400 400 400 476 525 553 680 Aantallen voorzien in art 1 § 1 Huisarts 300 300 300 357 393 415 503 Kinder- en jeugdpsychiaters 20 20 20 20 20 20 20 Onderzoek- en vervangmandaten 22 22 22 22 22 22 22 Acute geneeskunde 10 10 10 10 10 10 Aantallen voorzien in art 3 Urgentie- geneeskunde 5 5 5 5 5 5 Totale aantallen 742 757 757 890 975 1025 1230

Tabel 3. Globaal overzicht van de huidige situatie m.b.t. de contingenten met “toegang tot de opleiding” (KB van 30/05/2002, gewijzigd door KB van 11/07/2005, 8/12/2006; KB van 12/06/2008.): de geldende maxima voor België

Er dient opgemerkt te worden dat de cijfers in het blauw (in tabel 4) géén wettelijk vastgelegde cijfers zijn, maar zijn berekend om de logica van 2004 tot 2009 te behouden (namelijk de geïmmuniseerden eerst af te trekken van het quota, en dit bekomen getal 57/43 te verdelen onder specialisten/huisartsen).

In werkelijkheid is deze verhouding niet correct (zie ook 3.6), en dient er eerder gewerkt te worden met de idee dat het minimum aantal huisartsen wordt gehaald (en niet overschreden). Dit is 300 voor 2014 en 360 voor de jaren 2015 en volgende. Dit wordt behandeld in een alternatief scenario.

(20)

3.10 Geslachtsverhoudingen van de instroom [Inflow new repartition rate by

sex]

Deze parameter verdeelt de instroom per geslacht. Hoewel er in vorige scenario’s sprake was van vervrouwelijking, is er hiervoor de laatste jaren geen evidentie meer te vinden: de verhouding mannen en vrouwen is de laatste jaren stabiel.

Bron: Kadaster (FODvvvl).

Dimensies: jaar, taalrol, geslacht, kwalificatie.

proportie instroom vrouwen

0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 0,80 2 0 0 4 2 0 0 5 2 0 0 6 2 0 0 7 2 0 0 8 2 0 0 9 2 0 1 0 2 0 1 1 2 0 1 2 2 0 1 3 2 0 1 4 2 0 1 5 2 0 1 6 2 0 1 7 2 0 1 8 2 0 1 9 2 0 2 0 FR GENE observed FR OVERIG observed FR SPEC observed NL GENE observed NL OVERIG observed NL SPEC observed FR/NL GENE expected FR/NL OVERIG expected FR/NL SPEC expected

Figuur 6. Verdeling per geslacht: proportie vrouwen per jaar

3.11 Leeftijdsverhoudingen van de instroom [Inflow new repartition rate by

age class]

Deze verdeelsleutel deelt de instroom in leeftijdsklassen.

De hier gebruikte cijfers zijn berekend op basis van de instroom, zoals weergegeven in het kadaster. De geprojecteerde cijfers zijn een gemiddelde, waarbij de enkele geobserveerde extreme waarden niet zijn meegerekend (indien er sporadisch een oudere persoon intreedt, wordt dit dus als een uitzondering gezien).

Bron: Kadaster FOD vvvl.

Dimensies: jaar, taalrol, geslacht, leeftijdsklasse, kwalificatie.

Ten opzichte van vorige simulaties (en oude planningsmodellen) is dit een serieuze vooruitgang, aangezien die gebaseerd waren op héél ruwe (vrijwel arbitraire) cijfers.

(21)

FR NL kwalificatie sexe leeftijd

2004 2005 2006 2007 2008 projec tie 2004 2005 2006 2007 2008 project ie GENE M _24 0 2 0 3 3 2 2 0 3 0 0 1 GENE M 25_29 93 85 92 72 89 87 91 95 90 94 89 92 GENE M 30_34 5 13 8 14 8 9 6 2 0 0 3 3 GENE M 35_39 2 0 0 7 0 2 2 2 7 3 3 3 GENE M 40_44 0 0 0 3 0 0 0 0 0 3 3 1 GENE M 45_49 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 GENE M 50_54 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE M 55_59 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE M 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE M 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE M 70_74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE M 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V _24 6 0 4 1 1 3 3 0 2 1 0 1 GENE V 25_29 85 94 96 90 90 91 92 98 86 95 96 94 GENE V 30_34 5 5 0 7 7 5 4 1 6 0 4 3 GENE V 35_39 3 2 0 0 0 1 1 1 4 1 0 1 GENE V 40_44 0 0 0 0 1 0 0 0 0 2 0 1 GENE V 45_49 0 0 0 1 0 0 0 0 2 0 0 0 GENE V 50_54 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V 55_59 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V 70_74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 GENE V 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 4.a Procentuele verdeling per leeftijdscategorie, specialiteit en geslacht

FR NL

kwalificatie sexe leeftijd

2004 2005 2006 2007 2008 projec tie 2004 2005 2006 2007 2008 project ie OVERIG M _24 0 3 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 OVERIG M 25_29 56 69 74 40 63 64 90 69 77 78 85 80 OVERIG M 30_34 19 13 9 20 19 15 3 25 21 13 10 14 OVERIG M 35_39 11 9 9 20 13 11 0 6 0 4 2 2 OVERIG M 40_44 7 0 4 0 6 4 6 0 0 0 0 1 OVERIG M 45_49 4 3 0 20 0 3 0 0 0 4 0 0 OVERIG M 50_54 0 3 4 0 0 2 0 0 3 0 0 0 OVERIG M 55_59 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 OVERIG M 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG M 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG M 70_74 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG M 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V _24 0 12 0 0 0 2 0 3 6 0 7 2 OVERIG V 25_29 81 65 78 70 91 78 97 83 88 81 72 86 OVERIG V 30_34 14 24 13 10 9 14 3 10 6 7 17 8 OVERIG V 35_39 2 0 4 0 0 2 0 0 0 4 3 1 OVERIG V 40_44 2 0 0 10 0 2 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 45_49 0 0 0 10 0 0 0 3 0 7 0 2 OVERIG V 50_54 0 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 55_59 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 70_74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 OVERIG V 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

(22)

FR NL kwalificatie sexe leeftijd

2004 2005 2006 2007 2008 projec tie 2004 2005 2006 2007 2008 project ie SPEC M _24 2 5 0 1 2 2 2 1 1 2 1 1 SPEC M 25_29 86 88 94 93 95 90 96 93 94 94 96 95 SPEC M 30_34 5 5 5 4 2 4 2 7 5 2 1 3 SPEC M 35_39 2 1 1 0 0 1 0 0 0 2 1 1 SPEC M 40_44 2 0 0 1 0 1 0 0 0 0 1 0 SPEC M 45_49 1 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 SPEC M 50_54 2 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 SPEC M 55_59 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC M 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC M 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC M 70_74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC M 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V _24 4 6 4 2 5 4 0 2 4 4 1 2 SPEC V 25_29 91 91 94 95 92 93 99 96 93 94 96 96 SPEC V 30_34 3 2 1 2 2 2 1 1 2 1 2 1 SPEC V 35_39 1 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 SPEC V 40_44 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 45_49 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 1 0 SPEC V 50_54 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 55_59 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 60_64 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 65_69 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 70_74 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 SPEC V 75_ 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 4.c Procentuele verdeling per leeftijdscategorie, specialiteit en geslacht

3.12 Instroom migranten [Migration inflow]

Naast de opleiding die gebeurt bij de jongeren in België, zijn er nog andere mensen die in België als arts beginnen te werken. Eén deelgroep zijn de migranten. Mensen die het beroep van arts willen uitoefenen in België moeten een aanvraag indienen. Vanaf het ogenblik dat zij erkend worden, mogen zij het beroep als arts uitoefenen.

Voor de toekomstprojecties werd het gemiddelde aantal aanvragen van de laatste drie jaar genomen. Dit gemiddelde werd dan constant gehouden als instroom via immigratie.

Bron: FOD VVVL, Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer (DG2), Internationale Mobiliteit van de Gezondheidsberoepen, Kadaster

Dimensies: jaar, kwalificatie, taalrol.

Wat opvalt is dat er de laatste twee jaar een forse toename is bij de Franstalige ‘overige’ artsen. Dit effect blijkt grotendeels te wijten aan de plotse toename van het aantal Roemeense artsen sinds de toetreding van het land bij de Europese unie.

(23)

Immigratie artsen 0 50 100 150 200 250 300 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 FR HA observed FR SPEC observed FR OVERIG observed NL HA observed NL SPEC observed NL OVERIG observed FR HA expected FR SPEC expected FR OVERIG expected NL HA expected NL SPEC expected NL OVERIG expected

Figuur 7. Migratie per Gemeenschap en specialisatie: jaarlijkse aantallen

3.13 Emigratie [Migration outflow]

Net zoals er immigratie is, is het ook mogelijk de emigratie in kaart te brengen en als een deel van de uitstroom te beschouwen.

Bron: géén (mogelijk Europese commissie). Momenteel staat dit op 0.

Om deze cijfers te kunnen invullen moeten we weten of ze al niet opgenomen zijn in de omzetting naar voltijds equivalenten of niet. Aangezien een arts niet hoeft te melden wanneer hij stopt met werken, of migreert naar een ander land, is de invulling van deze cijfers niet eenvoudig. In de toekomst zal het mogelijk worden om dit op te volgen, aangezien Europa deze gegevens internationale migratiecijfers van de gezondheidsberoepen begint te verzamelen. Gedeeltelijke cijfers uit 2005 zijn reeds beschikbaar, maar werden hier nog niet gebruikt.

3.14 Geslachtsverdeling van de migranten [Migration repartition rate by sex]

FR FR FR NL NL NL

GENE OVERIG SPEC GENE OVERIG SPEC 2004 0,60 0,53 0,44 0,33 0,60 2005 0,50 0,48 0,50 0,60 0,36 0,41 2006 0,30 0,47 0,40 0,25 0,40 0,50 2007 0,62 0,54 0,48 0,44 0,59 2008 0,25 0,46 0,65 0,44 0,47 2009-2050 0,47 0,49 0,50 0,44 0,41 0,51 Tabel 5. Proportie vrouwen migratie instroom

De cijfers zijn gebaseerd op de geobserveerde migratiecijfers, de toekomstprojecties zijn de gewogen gemiddelden van de voorgaande jaren.

Bron: FOD VVVL, Kadaster

(24)

3.15 Leeftijdsverdeling van de migranten [Migration repartition rate by age

class]

Dimensies: jaar, taalrol, geslacht, leeftijdsklasse, kwalificatie Verdeling per leeftijdscategorie:

leeftijdsverdeling artsen migranten 2004-2008

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4 0,45 0,5 _ 2 4 2 5 _ 2 9 3 0 _ 3 4 3 5 _ 3 9 4 0 _ 4 4 4 5 _ 4 9 5 0 _ 5 4 5 5 _ 5 9 6 0 _ 6 4 6 5 _ 6 9 7 0 _ 7 4 7 5 _ _ 2 4 2 5 _ 2 9 3 0 _ 3 4 3 5 _ 3 9 4 0 _ 4 4 4 5 _ 4 9 5 0 _ 5 4 5 5 _ 5 9 6 0 _ 6 4 6 5 _ 6 9 7 0 _ 7 4 7 5 _ M M M M M M M M M M M M V V V V V V V V V V V V FR GENE FR OVERIG FR SPEC NL GENE NL OVERIG NL SPEC

Figuur 8. Leeftijdsverdeling van de migratie-instroom

De cijfers zijn gebaseerd op de geobserveerde migratiecijfers, de toekomstprojecties zijn de gewogen gemiddelden (weergegeven in figuur 8) van de voorgaande jaren.

Bron: FOD VVVL, Kadaster.

3.16 Extra inflow (internal and external)

Naast migratie en opleiding is er nog andere instroom (omscholing, herintrede,…). Het model laat toe deze instroom ook te implementeren.

Bron: geen

In het huidige scenario zijn er geen cijfers voor deze instroom gebruikt.

3.17 Extra outflow (internal and external)

Deze parameter dient gebruikt te worden voor uitstroom die niet afkomstig is van emigratie. Momenteel hebben we ook hiervoor géén cijfers ter beschikking.

Bron: geen

3.18 Extra flow repartition rate by sex (internal and external)

Bron: geen

Als er geen extra flow is, hoeven ze natuurlijk ook niet opgedeeld te worden per geslacht.

3.19 Extra flow repartition rate by class age class (internal and external)

Bron: geen

Als er geen extra flow is, hoeven ze natuurlijk ook niet opgedeeld te worden per leeftijdsklasse.

(25)

3.20 Bridge flow

Bridge flow is een parameter die toelaat om het model meer flexibiliteit te geven. Enkel indien er voldoende redenen zijn om deze te gebruiken mag deze gebruikt worden. In regel is deze bridge-flow leeg.

Bron: geen

3.21 Bridge flow repartition rate by sex

Bron : geen

3.22 Bridge flow repartition rate by age class

Bron : geen

3.23 Beginstock [Starting stock]

Om de simulatie te laten draaien, is er nood aan een “starting stock”. Dit betekent dat we een vertrekpunt moeten nemen. Het belangrijkste criterium voor de keuze van een startpunt is de volledigheid en betrouwbaarheid van de gegevens. Eenmaal een “starting stock” gekend is, hoeft hieraan in principe geen verandering meer te gebeuren, hoewel het nuttig kan zijn om af en toe deze “starting stock” te actualiseren, om voor een recenter jaar betrouwbaardere gegevens te hebben.

Bijvoorbeeld: het aantal artsen voor 2010 zoals nu voorspeld zal in 2010 gekend zijn, en van het voorspelde verschillen, dus kan het nuttig zijn om in 2010 projecties te maken.

Bron: FODvvvl (kadaster) DG2/ Data Management Cel, december 2007 Aantal artsen geregistreerd op 31/12/2003.

Dimensies: geslacht, leeftijdsklasse, taalrol, 2004, kwalificatie.

FR NL totalen

GENE SPEC_C OVERIG GENE SPEC_C OVERIG

W M W M W M W M W M W M 20-24 5 0 6 3 0 0 3 2 8 5 0 0 32 25-29 246 118 621 439 39 28 363 175 906 661 77 41 3714 30-34 444 255 790 725 126 68 572 311 914 827 162 90 5284 35-39 350 311 725 820 120 82 458 360 743 834 130 80 5013 40-44 360 525 681 1168 108 100 414 633 578 1163 169 173 6072 45-49 533 892 525 1096 150 158 368 1078 370 1091 150 173 6584 50-54 328 991 483 1081 141 163 192 1080 326 1028 107 155 6075 55-59 107 694 292 837 77 121 45 706 170 808 36 119 4012 60-64 35 298 189 667 30 75 13 347 68 636 16 68 2442 65-69 15 282 117 556 25 69 12 306 51 458 14 67 1972 70-74 11 253 98 516 12 83 10 338 46 384 11 64 1826 75- 11 274 135 731 29 153 7 345 42 570 16 95 2408 totalen 2445 4893 4662 8639 857 1100 2457 5681 4222 8465 888 1125 45434 Tabel 6. Starting stock geneeskundigen per leeftijd, geslacht en beroepscategorie

(26)

Starting stock artsen (2004) 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-FR GENE FR OVERIG FR SPEC_C NL OVERIG NL GENE NL SPEC_C

Figuur 9. Starting stock: aantallen per leeftijdsklasse, taalrol en kwalificatie

De grafiek toont dat jongere artsen (25-40) eerder in de categorie specialisten terug te vinden zijn. Uit deze grafiek kunnen we meteen afleiden dat er een betrekkelijk groot aantal huisartsen in oudere leeftijdscategorieën zijn. Deze zullen in de nabije toekomst de pensioenleeftijd hebben bereikt (rond 2025).

Opmerking: op de figuur staan ook de artsen ouder dan 75. Aangezien hun activiteit nagenoeg 0 is, vallen zij later in de berekeningen weg.

3.24 Overlevingsgraad [Survival rate]

Aangezien we het over toekomstprojecties hebben, moeten we rekening houden met uitstroom, waar sterfte een onderdeel van uitmaakt. We nemen aan dat de levensverwachting (van artsen) overeenkomt met die van de Belgische bevolking.

Bron: 5-jaarlijkse mortaliteitscijfers naar geslacht, Gemeenschap (A.D.S.E.I. sterftetafels, 2008).

Dimensies: geslacht, leeftijd, taalrol, kwalificatie, jaar.

Er wordt momenteel géén onderscheid gemaakt tussen jaar, kwalificatie en taalrol. Overlevingsgraad per vijf jaar (2002-2006)

0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-NL M NL V FR M FR V Figuur 10. Overlevingsgraad

(27)

De nieuwe gegevens laten toe onderscheid te maken per Gemeenschap. De nieuwe cijfers zijn iets pessimistischer, maar zijn niet specifiek voor artsen, waardoor het een schijnoptimalisatie is, en vermoedelijk zelfs een hypercorrectie. Voor de toekomstcijfers is het wenselijk een iets hogere overlevingsgraad te kiezen.

3.25 Inactiviteitsgraad [Inactivity rate]

Bron: géén.

Momenteel staat dit op 0.

In deze simulatie zijn de inactiviteitgraad en de activiteitsgraad niet van elkaar te onderscheiden. Dit wil zeggen dat de artsen met een 0-activiteit mee in de berekening van de activiteitsgraad zijn opgenomen.

3.26 Migratie tussen Gemeenschappen [Communication migration rate]

Bron: géén.

Momenteel staat dit op 0.

3.27 Index voor activiteit [Activity rate]

De activiteitsgraad geeft aan hoe actief een arts is in vergelijking met de meest actieve leeftijdsgroep (op basis van akten).

Voor de geobserveerde gegevens:

De groep met de meeste akten zijn de 50 tot 55-jarige Nederlandstalige mannen. De overige groepen krijgen een fractie van deze activiteit toebedeeld. Zo blijkt dat de vrouwelijke artsen vaker deeltijds werken.

Activiteitsgraad Huisartsen 0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-FR W 2004 FR M 2004 NL W 2004 NL M 2004 FR M 2009 NL W 2009 NL M 2009 FR W 2009

(28)

Activiteitsgraad Specialisten 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-FR W 2004 FR M 2004 NL W 2004 NL M 2004 FR M 2009 NL W 2009 NL M 2009 FR W 2009

Figuur 12. Activiteitsgraad specialisten (2004=geobserveerd, 2009=geprojecteerd).

Bron: Riziv.

Dimensies: geslacht, leeftijd, taalrol, jaar, kwalificatie. De cijfers zijn gebaseerd op geobserveerde cijfers.

Geprojecteerde (geschatte cijfers) zijn gebaseerd op een repeated measurements analyse van de activiteitengegevens van het Riziv (Cop, C. 2009 ongepubliceerd rapport).

Verder dient opgemerkt te worden dat er geen longitudinale verschillen zijn ingebracht. De resultaten hiervan leken de auteur niet betrouwbaar genoeg om deze toe te passen. Er is een daling in de activiteit merkbaar (tussen 2000 en 2006), maar deze wordt momenteel nog in de parameter “werktijdreductie” ingevoerd.

Er dient hier nog een kanttekening bij gemaakt te worden: De geschatte waarden zijn een kwadratische fit3 op de data, en hoewel dit de beste fit is (restricted maximum likelyhood), valt het op dat de schattingen uiteindelijk iets hoger liggen dan de observaties. Mogelijk genereert dit een artefact. Dit komt verder aan bod bij de resultaten.

3.28 Vermindering van de werktijd [Work time reduction rate]

Deze parameter brengt arbeidsduurverschillen over de jaren heen in het model. Aangezien het aantal werkuren sinds de jaren 70 is beginnen dalen, zijn er hypothesen die stellen dat deze trend zich zal blijven voordoen.

Bron: OESO (in Dercq J-P., Van Ouytsel A. & Somer A. (2000), Rapport over de

beperking van het medisch aanbod. AUXIM vzw). Dimensies: per 5 jaar.

3

(29)

Deze cijfers zijn wellicht achterhaald. Momenteel lijkt de tendens tot arbeidstijdreductie af te zwakken. Het mag duidelijk zijn dat deze voorspelling aan actualisering toe is.

Momenteel wordt de formule: 0,3% reductie per jaar gehanteerd.

Hoewel er reeds analyses zijn gebeurd op Riziv-gegevens, is de tijdsperiode (7 jaar) te kort om langetermijneffecten te kunnen schatten.

Een modelmatig probleem is dat werktijdreductie verschilt of kan verschillen tussen de verschillende groepen, maar dat deze niet kunnen ingebracht worden in het rekenmodel via deze variabele. Het is echter wel mogelijk om dit via bv. de activiteitsgraad te modeleren. Deze nuancering zal aangebracht worden in een variant op dit scenario.

3.29 De Belgische Populatie [Population]

Om de vraagzijde te berekenen, hebben we natuurlijk de populatie nodig die beroep doet op de artsen. De inwoners van België dus.

Bron: ADSEI (2006).

Dimensies: geslacht, leeftijdscategorie, taalrol, gewest, per 5 jaar.

De populatiegegevens komen in het model terecht per gewest. Figuur 13 hieronder toont de totalen, maar deze zijn dus verder opgedeeld per geslacht en gewest.

0 0 -0 4 1 0 --1 4 2 0 -2 4 3 0 -3 4 4 0 -4 4 5 0 -5 4 6 0 -6 4 7 0 -7 4 8 0 -8 4 9 0 -9 4 2 0 0 0 2 0 0 4 2 0 0 9 2 0 1 4 2 0 1 9 2 0 2 4 2 0 2 9 2 0 3 4 2 0 3 9 2 0 4 4 2 0 4 9 0 100000 200000 300000 400000 500000 600000 700000 800000 900000

Populatie België

2000 2004 2009 2014 2019 2024 2029 2034 2039 2044 2049

Figuur 13. Bevolking en bevolkingsvooruitzichten België: aantallen per leeftijdscategorie en jaar

Deze gegevens kunnen als betrouwbaar beschouwd worden. ADSEI heeft momenteel al wel recentere schattingen die afwijken van diegene die momenteel voor het model gebruikt worden.

(30)

Het zou interessant zijn mochten er betrouwbaarheidsintervallen voor de projecties beschikbaar zijn. Bevolking Vlaanderen 2009 -300000 -200000 -100000 0 100000 200000 300000 00-04 05-09 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ V M Bevolking Wallonië 2009 -150000 -100000 -50000 0 50000 100000 150000 00-04 05-09 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ V M Bevolking Brussel 2009 -60000 -40000 -20000 0 20000 40000 60000 00-04 05-09 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ V M

Figuur 14. Bevolkingspiramides voor de verschillende Belgische regio’s

3.30 Verdeling van taalrol in Brussel [Brussels population community

distribution]

Bron: schatting.

De verdeling Nederlandstaligen/Franstaligen ligt op 17/83.

Aangezien het model werkt per Gemeenschap, en niet per gewest, dient de bevolking van het Brussels hoofdstedelijk gewest opgesplitst te worden in Nederlandstalige en Franstalige. Deze verdeelsleutel ligt momenteel op 17/83.

Het is niet mogelijk exacte cijfers te bekomen aangezien men geen taaltellingen doet in Brussel.

3.31 Medische consumptie-index [Population consumption rates]

Deze verdeling geeft aan hoeveel er geconsumeerd wordt per bevolkingsgroep, en dit per leeftijd en geslacht. De medische consumptie ligt immers anders op verschillende leeftijden. Deze rate is bepaald op basis van de medische uitgaven.

Bron: Riziv en Dulbea

(31)

0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 00-0 4 _5-1 0 _1 0-14 15-1 9 20-2 4 25-2 9 30-3 4 35-3 9 40-4 4 45-4 9 50-5 4 55-5 9 60-6 4 65-6 9 70-7 4 75-7 9 80-8 4 85-8 9 90-9 4 95 -GENE W GENE M SPEC_C W SPEC_C M

Figuur 15. Consumptie index per kwalificatie en leeftijdscategorie

De rate wordt bepaald door het gebruik van zorg per leeftijdsgroep (2004), waarbij aangenomen wordt dat deze constant blijft over de jaren heen. De groep die het meeste zorggebruiker is, krijgt de waarde 1 toegekend, en de andere leeftijden een fractie in verhouding daarmee.

Voor de categorie ‘overige artsen’ zijn er geen consumptiecijfers gekend via het Riziv, aangezien deze niet terugbetaald worden. Hierdoor is er ook geen weging voor deze groep (in feite doen we momenteel alsof de zorgconsumptie in deze sector uniform is volgens leeftijd en geslacht). Het lijkt ons raadzaam om deze groep nader te documenteren, aangezien een deel hiervan toch behandelingen verstrekken in de zorgsector. De huidige rates zijn afgeleid van uitgaven, maar het lijkt nuttiger om handelingen (prestaties) of tijd (handelingsduur) te gebruiken om deze parameter te schatten.

3.32 Aanbod geïnduceerde vraag [Supply induced demand]

Bron: géén.

Momenteel staat dit op 0.

De reden hiervoor is dat er geen enkele betrouwbare schatter voor bestaat. .

3.33 Trendmatige correcties [Society evolution factor]

Bron: géén.

Momenteel staat dit op 0.

(32)

4 RESULTATEN

De gegevens die dit basisscenario bepalen worden in het model ingevoerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de resultaten van de berekeningen.

Het is belangrijk te onthouden dat de cijfers hier rekening houden met de quota’s zoals beschreven onder 3.9.

Eerst worden de resultaten van de aanbodzijde getoond. Daarna komen de resultaten van de vraagzijde aan bod, waarna de vraag- en aanbodzijde met elkaar vergeleken worden. Tenslotte geven we een korte bespreking van de gezamenlijke resultaten.

Er dient nog opgemerkt te worden dat de belangrijkste maar niet alle resultaten volledig worden weergegeven, aangezien er in de output-bestanden nog meer cijfers en details staan. Deze Excelbestanden zijn te vinden op de website, of kunnen opgevraagd worden.

Tenslotte moet er nogmaals gewezen worden op het feit dat extrapolaties (forecasts) nooit 100% betrouwbaar kunnen zijn, en het vooral belangrijk is om de trends te bekijken en zich niet vast te pinnen op de exacte cijfers.

4.1 Evolutie van het aanbod

De aanbodzijde bestaat uit het totale aantal artsen, en hun totale werkkracht. Eerst geven we de ruwe aantallen, daarna de voltijdsequivalenten, en ten slotte de resultaten waar werktijdreductie mee is opgenomen.

4.1.1 Ruwe aantallen

Figuur 16. Absoluut aantal artsen, per kwalificatie, Gemeenschap, leeftijd en geslacht

Uit deze simulatie blijkt dat we een afremmende groei verwachten voor het aantal artsen. Het absolute aantal artsen blijft tot ‘30-’34 toenemen. De cijfers tonen een lichte afname voor het aantal huisartsen vanaf 2020. Deze afname zou ook wel vroeger kunnen gebeuren als we geen rekening houden met de verdeling volgens de quota’s maar wel volgens de werkelijke instroom. Het blijkt namelijk dat de minimumaantallen nauwelijks gehaald worden. Daartegenover staat dat het aantal specialisten dan nog sterker zal stijgen. De cijfers voor de “overige artsen” blijven systematisch toenemen. Indien deze voorspelde trend zich voortzet, dient hier in steeds belangrijkere mate rekening mee gehouden te worden.

Totaal PERS 0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 40000 2004 2005-20092010-20142015-20192020-20242025-20292030-2034 Periode Huisartsen - FR Huisartsen - NL Huisartsen - BEL Arts-special. - FR Arts-special. - NL Arts-special. - BEL Overige Artsren - FR Overige Artsen - NL Overige Artsen - BEL

(33)

Kwalificatie taal Periode 2004 2005-2009 2010-2014 2015-2019 2020-2024 2025-2029 2030-2034 Huisartsen FR 7053 7196 7504 8068 8244 8026 7757 Huisartsen NL 7786 8145 8657 9586 10203 10461 10645 Huisartsen BEL 14839 15340 16161 17654 18447 18487 18403 Arts-specialisten FR 12435 12721 13298 14132 14730 14970 15175 Arts-specialisten NL 12075 12919 13903 15356 16576 17507 18371 Arts-specialisten BEL 24510 25640 27201 29489 31306 32478 33546 Overige artsen FR 1775 2601 3664 4762 5753 6643 7503 Overige artsen NL 1902 2341 2993 3699 4308 4810 5292 Overige artsen BEL 3677 4942 6657 8460 10061 11453 12795 Tabel 7. Absoluut aantal artsen, per kwalificatie en Gemeenschap

4.1.2 Voltijds equivalenten [Full time equivalents]

Figuur 17. Aantal voltijds equivalente artsen per Gemeenschap en kwalificatie

FTE (Activity Rate)

2004 2005-2009 2010-2014 2015-2019 2020-2024 2025-2029 2030-2034 Huisartsen - FR 3361 3709 3511 3220 2928 2770 2780 Huisartsen - NL 5509 5925 5881 5852 5758 5705 5846 Huisartsen - BEL 8869 9634 9392 9072 8686 8475 8627 Arts-specialisten. - FR 5197 6465 6554 6429 6258 6129 6100 Arts-specialisten. - NL 6931 8409 8811 9078 9367 9692 10068 Arts-specialisten. - BEL 12128 14874 15365 15507 15624 15821 16168 Andere Artsen - FR 1775 2601 3664 4762 5753 6643 7503 Andere Artsen - NL 1902 2341 2993 3699 4308 4810 5292 Andere Artsen - BEL 3677 4942 6657 8460 10061 11453 12795 Tabel 8. Aantal voltijds equivalente artsen per Gemeenschap en kwalificatie

Op gebied van voltijds equivalenten krijgen we een gelijkaardig resultaat in vergelijking met de absolute aantallen. Doordat de activiteitsgraad lager ligt bij de Franstaligen, daalt het aantal daar ook drastischer.

FTE Activity Rate

0 2000 4000 6000 8000 10000 12000 14000 16000 18000 2004 2005-20092010-20142015-20192020-20242025-20292030-2034 Periode Huisartsen - FR Huisartsen - NL Huisartsen - BEL Arts-special. - FR Arts-special. - NL Arts-special. - BEL Overige Artsen - FR Overige Artsen - NL Overige Artsen - BEL

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Combined endocrine disorders were detected in two women with CVID (either partial secondary AI or autoimmune thyroiditis with primary hypogonadism) and in three men with IgGSD/SPAD

Estimation of partially linear models is subjected to at least two types of uncertainty, the uncertainty on which variables to include in the model and the uncertainty on whether

In our multivariable binary regression analysis on the 1-year graft function, the variables that significantly influ- enced the prevalence of PNF, graft failure, or eGFR < 50

In conclusion, these results indicate that the NP-delivered combination therapy of dox and immune adjuvants is more effective than the corresponding free therapy at

In December 1918, Kautsky argued for the institutionalisation of dual power between the National Assembly and the workers’ councils, each per- forming different roles:

Deze stonden in het teken van het werk van Rembrandt én van zijn werkplaats, dat wil zeggen van de grote problemen die het Rembrandt Research Project ontmoet bij het vaststellen

het onderzoek naar deze twee thema's vervangen door ander onderzoek, maar hoopte dat het politiek-morele, oordelende perspectief zou plaatsmaken voor analyse van en inzichten in

Buunks centrale these in dit derde deel vindt eveneens zijn oorsprong bij Ankersmit: historische verhalen belichamen geen reproducties van het verleden, maar visies op dit verleden