• No results found

De implementatie van een digitaal patiëntenplatform in het chirurgisch dagziekenhuis. De bevindingen van de verschillende betrokken actoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De implementatie van een digitaal patiëntenplatform in het chirurgisch dagziekenhuis. De bevindingen van de verschillende betrokken actoren"

Copied!
122
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE IMPLEMENTATIE VAN EEN

DIGITAAL PATIËNTENPLATFORM IN

HET CHIRURGISCH DAGZIEKENHUIS

DE BEVINDINGEN VAN DE VERSCHILLENDE BETROKKEN

ACTOREN

Aantal woorden: 22.030

Laura Syryn

Studentnummer: 01806529

Lucie Van de Looverbosch

Studentnummer: 01806532

Promotor: Prof. dr. Melissa De Regge Copromotor: Prof. dr. Marc Coppens

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad in de richting Master of Science in het management en beleid van de gezondheidszorg

(2)

©Copyright UGent

Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowel de promotor als de auteurs is overnemen, kopiëren, gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen tot of informatie in verband met het overnemen en/of gebruik en/of realisatie van gedeelten uit deze publicatie, wend u tot de promotor.

Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor is eveneens vereist voor het aanwenden van de in de masterproef beschreven (originele) methoden, producten en resultaten voor publicatie of commercieel nut en voor de inzending van deze publicatie ter deelname aan wetenschappelijke prijzen of wedstrijden.

(3)
(4)

DE IMPLEMENTATIE VAN EEN

DIGITAAL PATIËNTENPLATFORM IN

HET CHIRURGISCH DAGZIEKENHUIS

DE BEVINDINGEN VAN DE VERSCHILLENDE BETROKKEN

ACTOREN

Aantal woorden: 22.030

Laura Syryn

Studentnummer: 01806529

Lucie Van de Looverbosch

Studentnummer: 01806532

Promotor: Prof. dr. Melissa De Regge Copromotor: Prof. dr. Marc Coppens

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad in de richting Master of science in het management en beleid van de gezondheidszorg

(5)

i

Abstract

Inleiding: Het chirurgisch dagziekenhuis is aan grote veranderingen onderhevig. Zorgactoren ervaren een grote werkdruk. Daarnaast willen patiënten sterker betrokken worden bij beslissingen over hun zorgtraject. Het eHealth landschap is in volle ontwikkeling en biedt mogelijkheden in het opvangen van deze complexe zorgvraag-uitdagingen.

Doelstelling: In dit onderzoek wordt nagegaan wat mogelijke barrières en ondersteunende factoren zijn voor de betrokken actoren (artsen, opnameplanners, onderzoekers, informatici en patiënten) bij de implementatie van een digitaal patiëntenplatform (DPP) in het chirurgisch dagziekenhuis.

Methode: Er werd een mixed-method onderzoek uitgevoerd in een Belgisch universitair ziekenhuis. Kwantitatieve data werden bekomen om inzicht te verkrijgen in het globaal gebruik van het DPP, aan de hand van loggegevens en drie gevalideerde vragenlijsten afgenomen bij 226 participanten. Om nader inzicht te krijgen in de individuele en organisatorische factoren werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij de betrokken patiënten en zorgactoren.

Resultaten: Tweeënnegentig (41%) effectieve DPP-gebruikers werden geregistreerd. Na analyse van de kwantitatieve gegevens werd er inzicht verworven in de context, de acceptatie en de voorspellers van het gebruik van het platform. Belemmeringen bij het succesvol implementeren werden waargenomen in de technische uitwerking, het gebrek aan tijd en middelen, de betrokken doelgroep en de hoge werkdruk bij de zorgactoren.

Conclusie: Er kan geconcludeerd worden dat het implementeren van een collaboratief zorgplatform een complex proces is. De volgende thema’s van barrières en facilitators werden weerhouden: de innovatie, de individuele professional, de patiënt, maar ook de sociale, organisatorische, politieke en economische context. De gedefinieerde beslissende factoren zijn aandachtspunten die een aanzet kunnen geven om implementatieprocessen in de toekomst op een efficiënte en strategische manier te kunnen doorvoeren.

(6)

ii

Abstract

Introduction: The surgical day hospital is subject to major changes and care providers experience an increasing workload. In addition, patients want to be more involved in decisions about their care path. The eHealth landscape is in full development and offers opportunities to meet these complex healthcare demands.

This study examines possible barriers and facilitators for the actors involved (doctors, nurses, researchers, computer scientists and patients) in the implementation of a digital patient platform (DPP) in a surgical day hospital.

Method: A mixed-method study was conducted in a Belgian university hospital. Quantitative data was obtained in order to gain insight into the general use of the DPP, based on log data and three validated questionnaires taken from 226 participants. Qualitative data was obtained through semi-structured interviews, conducted with all actors involved to gain more insight into the organizational factors of the implementation and other possible bottlenecks.

Results: Ninety-two (41%) effective users were registered. After analysis of the quantitative data, insight was gained into the evolution of use, the substantive use, predictors of use and the acceptance by the users. Barriers to successful implementation were perceived in the technical elaboration, the lack of time and resources, the target group, and the high workload of the care actors.

Conclusion: Implementing a collaborative care platform is a complex process that has not yet been sufficiently adapted into the primary care process. This study provides insight into which barriers and facilitators can be divided, that are: the innovation, the individual professional, the patient, the social, organizational, political, and economic context. These defined decisive factors are points of attention that can initiate implementation processes in the future in a more efficient and strategic way.

(7)

Inhoudsopgave

Abstract ... i

Abstract ... ii

Inhoudsopgave ... i

Lijst van afkortingen ... iv

Lijst van figuren ... v

Lijst van tabellen ... vi

Woord vooraf ... vii

1 Inleiding ... 1

2 Literatuurstudie ... 5

2.1 Wat is eHealth? ... 5

2.2 Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) ... 7

2.3 Digitaal Patiëntenplatform (DPP) ... 9

2.3.1 Pre- en postoperatieve voordelen DPP ... 10

2.4 Beïnvloedende factoren voor het implementeren van een DPP ... 12

2.4.1 Het zes level model van Grol en Wensing ... 12

2.4.1.1 Level 1: Innovatie ... 12

2.4.1.2 Level 2: Individuele zorgprofessional ... 13

2.4.1.3 Level 3: Patiënt ... 15

2.4.1.4 Level 4: Sociale context ... 17

2.4.1.5 Level 5: Organisatorische factoren... 18

2.4.1.6 Level 6: Economische en politieke context ... 20

3 Methode ... 23

3.1 Onderzoeksdesign ... 23

3.2 Case setting ... 24

3.2.1 Collaboratief Zorgplatform (CoZo) ... 24

3.2.2 Innovatieproject... 25

3.2.3 Customer journey... 26

(8)

3.3.1 Kwantitatief onderzoek ... 29 3.3.2 Kwalitatief onderzoek ... 30 3.4 Datacollectie procedure ... 31 3.4.1 Kwantitatief onderzoek ... 32 3.4.1.1 Loggegevens ... 32 3.4.1.2 Vragenlijst gebruik DPP ... 32 3.4.1.3 Postoperatieve vragenlijst ... 34 3.4.1.4 Bloem-studie ... 34 3.4.2 Kwalitatief onderzoek ... 35 3.5 Data-analyse ... 36 3.5.1 Kwalitatief onderzoek ... 36 3.5.2 Kwantitatief onderzoek ... 36

3.6 Ethische overwegingen en privacy ... 37

3.7 Kwaliteit van het onderzoek ... 37

4 Resultaten kwantitatief onderzoek ... 38

4.1 Participanten implementatieproject ... 38 4.2 Gebruik DPP ... 39 4.2.1 Consistentie gebruik ... 41 4.2.2 Moment gebruik ... 43 4.2.3 Gebruik applicatie ... 44 4.2.4 Inhoudelijk gebruik DPP ... 44

4.3 Voorspellende factoren gebruik DPP ... 45

4.3.1 Loggegevens ... 45

4.3.2 Vragenlijst DPP ... 47

4.3.2.1 Stellingen uit vragenlijst ‘DPP gebruik’ ... 49

4.3.2 2 Tevredenheid CDZ ... 50

4.3.2.3 Tevredenheid DPP ... 50

4.3.3 Postoperatieve vragenlijst ... 51

4.3.4 Type gebruikers ... 52

5 Resultaten kwalitatief onderzoek ... 54

5.1 Acceptatie zorgactoren ... 54

5.1.1 Karakteristieken zorgactoren ... 54

5.1.2 Beïnvloedende factoren ... 56

5.1.2.1 Level 1 – Innovatie DPP ... 56

5.1.2.2 Level 2 – Individuele professional ... 58

(9)

5.1.2.4 Level 4 – Sociale context ... 60

5.1.2.5 Level 5 – Organisatorische context ... 60

5.1.2.6 Level 6 – Economische en politieke context ... 62

5.1.3 Vergelijking zorgactoren ... 63

5.1.4 Barrières en facilitators van de implementatie van een DPP ... 64

5.2 Ervaringen gebruikers en niet-gebruikers van het DPP ... 67

5.2.1 Meerwaarde platform ... 68

5.2.2 Gevoel van controle ... 69

5.2.3 Gevoel van veiligheid ... 69

5.2.4 Communicatie zorgverleners ... 69

5.2.5 Technologie en extra inspanning ... 70

6 Discussie ... 71

6.1 Methodologische beperkingen onderzoek ... 77

6.2 Aanbevelingen voor de praktijk vanuit het zes level model van Grol en Wensing ... 79

6.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 82

7 Conclusie... 83

8 Bibliografie ... 84

9 Bijlages ... 91

Bijlage 1: Collaboratief Zorgplatform (CoZo, 2020) ... 91

Bijlage 2: Vragenlijst gebruik DPP (Bakken et al., 2006) ... 96

Bijlage 3: Postoperatieve vragenlijst (Chazapis et al., 2016) ... 103

Bijlage 4: Semi-gestructureerde interviews (Grol & Wensing, 2004) ... 104

Bijlage 5: Moment gebruik DPP per afdeling ... 106

Bijlage 6: Evolutie postoperatieve pijnscore ... 107

(10)

iv

Lijst van afkortingen

AVG Algemene vordering

gegevens-bescherming

CDZ Chirurgisch dagziekenhuis

CoZo Collaboratief Zorgplatform

DPP Digitaal patiëntenplatform

eHealth Electronic Health

EHR Electronic Health Record

EPD Elektronisch Patiënten Dossier

FESS Functional Endoscopic Sinus Surgery/

Endoscopische sinuschirurgie

GDPR General Data Protection Regulation

ICT Informatie- en communicatietechnologie

mHealth Mobile Health

NKO Neus-keel-oor

(11)

v

Lijst van figuren

Figuur 1: eHealth terminologie (Bossuyt et al., 2017) ... 6

Figuur 2: Overzicht gegevensregistratie EHR (Mohandas, 2019) ... 8

Figuur 3: De innovatietheorie van Everett Rogers (2003) ... 14

Figuur 4: Laddervragen gezondheidsbeleving (Bloem & Stalpers, 2016) ... 16

Figuur 5: Kwadranten en richtingen van ondersteuning (Bloem & Stalpers, 2016) ... 17

Figuur 6: The Triple Aim model (Vetter et al., 2014) ... 19

Figuur 7: Fases innovatieproject implementatie DPP ... 25

Figuur 8: Customer journey patiënt chirurgisch dagziekenhuis ... 26

Figuur 9: Onderzoekspopulatie ... 29

Figuur 10: Overzicht verzamelde kwantitatieve en kwalitatieve data ... 31

Figuur 11: Redenen van exclusie innovatieproject (Neyt & Pollaert, 2018) ... 39

Figuur 12: Geslachtsverdeling onderzoekspopulatie ... 40

Figuur 13: Frequentie totaal gebruik ... 41

Figuur 14: Frequentie totaal pre- en postoperatief gebruik ... 42

Figuur 15: Moment DPP gebruik ... 43

Figuur 16: Aanbevelingen voor de praktijk model (Grol & Wensing, 2004)…………..79

Figuur 17: Aanmelding CoZo portaal ... 91

Figuur 18: Algemene informatie CoZo ... 92

Figuur 19: Functies CoZo ... 93

(12)

vi

Lijst van tabellen

Tabel 1: Overzicht e-mail herinneringen ... 27

Tabel 2: Inclusie- en exclusiecriteria participanten onderzoek ... 28

Tabel 3: Zes level model (Grol & Wensing, 2004) ... 35

Tabel 4: Leeftijdscategorie gebruikers, niet-gebruikers ... 40

Tabel 5: Inhoudelijk gebruik DPP ... 44

Tabel 6: Demografische gegevens vragenlijst 'gebruik DPP' ... 47

Tabel 7: Opleidingsniveau gebruikers ... 48

Tabel 8: Constructen DPP-gebruik ... 50

Tabel 9: Postoperatief herstel (Chazapis et al., 2016) ... 51

Tabel 10: Type gebruikers (Bloem & Stalpers 2016) ... 52

Tabel 11: Bloem-kwadrant en gebruik DPP ... 53

Tabel 12: Karakteristieken geïnterviewde zorgactoren ... 55

Tabel 13: Barrières en facilitators DPP ... 65

(13)

vii

Woord vooraf

Met het schrijven van deze scriptie ronden wij, Laura Syryn en Lucie Van de Looverbosch als studenten van de Master of Science in het Management en het Beleid van de Gezondheidszorg onze opleiding af. Aanvullend op onze vooropleiding als Zorgtechnologen heeft de masteropleiding ons op organisatorische en individuele vlakken veel nieuwe inzichten geboden. Het onderzoeksthema van deze scriptie stelt de vraag wat de barrières en facilitators zijn van de implementatie van een digitaal patiëntenplatform in een chirurgisch dagziekenhuis. Het betreft een mixed-method studie naar een nieuwe communicatietechnologie waar velen voor het eerst mee in contact komen.

Graag willen wij van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. In de eerste plaats willen wij onze promotoren Prof. dr. Melissa De Regge en Prof. dr. Marc Coppens bedanken om ons verschillende inzichten aan te reiken en ons professioneel te begeleiden tijdens dit traject. Een bijzondere dank aan Prof. dr. De Regge. De drempel tot haar bureau was niet enkel letterlijk, maar ook digitaal in tijden van COVID-19 erg klein, wat wij erg op prijs gesteld hebben.

Vanzelfsprekend richten wij ook een speciaal woordje van dank tot onze ouders. Wij danken hen voor de onvoorwaardelijk steun, begrip en motivatie die zij ons boden tijdens deze drukke en stressvolle periode. Ook Stephanie Deprez zijn wij zeer dankbaar voor de hulp en het advies bij het statistisch rapporteren van de onderzoekdata. Heel veel dank aan Sofie Van Roosbroeck voor de revisie van onze scriptie.

In het bijzonder willen wij de respondenten bedanken die hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Patiënten, artsen, onderzoekers, opnameverpleegkundigen en informatici die open stonden voor dialoog en hun ervaringen ons te delen. Deze manier van onderzoek voeren heeft ons meer inzicht verworven in de mogelijkheden en uitdagingen van zorg-op-afstand.

(14)

1

1 Inleiding

Vroeger was er sprake van een paternalistische relatie tussen de zorgverlener en de patiënt. De arts werd gezien als een expert en de patiënt aanvaardde wat hem werd opgelegd. In de huidige gezondheidszorg is dit echter niet aan de orde, de zorgvraag en noden van de patiënt worden centraal gesteld. Er is dus met andere woorden sprake van een patiëntgerichte zorg (Risling, Martinez, Young, & Thorp-Froslie, 2017). Patiëntgerichte zorg betekent dat de verpleegkundige activiteiten voortkomen uit de zorgvraag en zorgbehoeften van de individuele patiënt met respect voor zijn totaliteit. Betrokkenheid tonen, de patiënt respecteren en vertrouwen schenken zijn enkele sleutelkenmerken voor patiëntgerichte zorg (Universitair Ziekenhuis Gent, 2015). Uit de literatuur blijkt dat patiënten meer betrokken willen worden bij beslissingen over hun zorgtraject. Ze willen beter geïnformeerd worden over de aandoening, de behandelingsmogelijkheden enzovoort. De patiënt wil steeds meer zelfsturing en regie in zijn gezondheid (Risling et al., 2017). Verschillende vormen van zelfmanagement en zelfhulp worden ontwikkeld om de positie van de patiënt te versterken en hen meer verantwoordelijkheid te geven over hun gezondheidszorg (European Patients Forum, 2016). Tegelijkertijd is er een toename aan dagchirurgie1 in de Westerse landen. De reden hiervoor is de vooruitgang in chirurgische verdovings- en bestrijdingstechnieken, die de opnameduur verkorten. De evolutie van klassieke chirurgie naar dagchirurgie brengt grote uitdagingen met zich mee. Zorgverleners worden geconfronteerd met een hoge werkdruk en complexe operatieve procedures waarbij patiënten in beperkte tijd behandeld moeten worden (KCE, 2017). Chirurgen worden belemmerd in het optimaal opvolgen van de patiënt na de ingreep (Kummerow Broman et al., 2015). Patiënten ervaren na een dagopname veel onzekerheid over hun herstel (Van Der Meij et al., 2018). Educatie en ondersteunen van de patiënt zou dit postoperatief herstelproces kunnen verkorten (Vonk Noordegraaf et al., 2014).

De sterke groei in de implementatie van technologie in de gezondheidszorg, beter bekend als eHealth, zorgt voor heel wat opportuniteiten om bovenstaande uitdagingen aan te pakken en de patiënt meer te betrekken bij zijn gezondheidszorg (Bateman &

1 Dagchirurgie: bij dagchirurgie worden patiënten die een heelkundige ingreep moeten ondergaan voor

(15)

2 Keefe, 2016). Online postoperatieve zorg kan ondersteuning bieden in deze snelle evoluties (Kummerow Broman et al., 2015). Een specifieke technologie die gebruikt wordt hiervoor is een digitaal patiëntenplatform (DPP). Dergelijk platform werd eind 2017 opgestart in een universitair ziekenhuis in Vlaanderen. Het betreft een web-gebaseerd portaal als informatie- en communicatietool tussen de patiënt en zorgverleners met betrekking tot het zorgtraject (Weingart, Rind, Tofias, & Sands, 2006). Dit project werd uitgerold in het chirurgisch dagziekenhuis (CDZ).

Een DPP wordt in de huidige literatuur namelijk gezien als een potentieel gegeven met heel wat voordelen. Zo beweren meerdere studies bijvoorbeeld dat een DPP zorgt voor patiënt empowerment en een efficiëntere zorg (Rippa, Linna, Rönkkö, & Kröger, 2014). Ook de overheid ziet een meerwaarde in het implementeren van eHealth. Het opstellen van een actieplan eGezondheid 2013 – 2018 tracht de uitdagingen die gepaard gaan met het doorvoeren van technologie in de gezondheidszorg te beantwoorden (eGezondheid, 2019).

Echter werd de concrete meerwaarde en effectiviteit van eHealth-toepassingen nog niet bewezen (Ammenwerth, Schenell-Inderst, & Hoerbst, 2012). De verwachte voordelen voor het implementeren van een eHealth blijkt in de praktijk vaak niet tot stand te komen (Van Gemert-Pijnen et al., 2011). Meerdere studies duiden de nood aan vaste standaarden bij het ontwikkelen en implementeren van de toepassingen (Berello et al., 2016). Ook in het Chirurgisch dagziekenhuis blijkt dat het DPP door 83,5% van de patiënten niet gebruikt wordt.

Deze scriptie tracht een antwoord te vinden op de vraag of een digitaal patiëntenplatform een meerwaarde kan bieden in de zorg voor de patiënt en de betrokken zorgactoren. Er wordt onderzocht wat mogelijke barrières of bevorderende factoren zijn bij het succesvol implementeren van een DPP.

Om inzicht te krijgen in het gebruik van het DPP wordt in de literatuur nagegaan welke processen en factoren hierin een rol kunnen spelen. Aanvullend op de literatuurstudie werd a.d.h.v. een mixed-method studie gepeild naar de ervaringen en waarderingen van de betrokken actoren door middel van empirisch onderzoek. Dit empirisch onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van vragenlijsten, loggegevens en semi-gestructureerde interviews.

(16)

3 Voorgaande probleemstelling leidt ons tot de hoofdonderzoeksvraag:

“Wat zijn mogelijke barrières en ondersteunende factoren voor de betrokken actoren (patiënten, artsen, opnameplanners, onderzoekers en informatici) bij

de implementatie van een digitaal patiëntenplatform in het chirurgisch dagziekenhuis?”

Bovenstaande onderzoeksvraag bestaat uit drie deelvragen. De eerste deelvraag zal zich focussen op de beschrijvende analyse van het al dan niet gebruik van het DPP bij de participanten. Als eerste wordt onderzocht of er een verschil is in leeftijd, geslacht en de aard van de ingreep tussen de gebruikers en niet-gebruikers van het DPP. Verder wordt aan de hand van een descriptieve analyse de frequentie van gebruik en het moment waarop het DPP gebruikt werd in kaart gebracht. Als laatste wordt bij deze onderzoeksvraag ook stilgestaan bij het inhoudelijk gebruik van het platform.

Onderzoeksvraag 1: In welke context wordt er gebruik gemaakt van het DPP

doorheen het zorgpad (pre- en postoperatief)?

Nadat de descriptieve onderzoeksvraag in kaart wordt gebracht, kan er gezocht worden naar mogelijke verklaringen voor de vastgestelde fenomenen. Aan de hand van statistische testen uitgevoerd op gevalideerde vragenlijsten afgenomen bij de participanten, wordt nagegaan wat mogelijke voorspellende factoren zijn voor het gebruik. Dit ons bij de tweede deelonderzoeksvraag.

Onderzoeksvraag 2: Welke factoren voorspellen het gebruik van een DPP door de

patiënt?

Aanvullend op de bepalende factoren voor de patiënten wordt ook stilgestaan bij de acceptatie van de zorgactoren. Zorgactoren spelen namelijk een essentiële rol bij het succesvol implementeren van een innovatie (Grol & Wensing, 2004).

Onderzoeksvraag 3: Welke factoren bepalen de acceptatie van het gebruik van een

(17)

4 Door een gebrek aan efficiënte richtlijnen in de implementatie van de zorgtechnologische toepassing het digitaal patiëntenplatform, tracht deze scriptie een overzicht te bieden van de knelpunten en ondersteunende factoren van het proces. Er wordt onderzocht welke factoren het succes van een implementatie van een DPP kunnen beïnvloeden. Het doel van deze scriptie is het formuleren van aanbevelingen die zorginstellingen in de toekomst kunnen hanteren bij het organiseren van soortgelijke implementatieprocessen.

(18)

5

2 Literatuurstudie

eHealth biedt een groot potentieel voor het verbeteren van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Echter slaagt de gezondheidszorg er niet ten volle in dit potentieel te benutten zoals in andere sectoren (Ovretveit, Scott, Rundall, Shortell, & Brommels, 2007). Volgende literatuurstudie kadert het algemene begrip eHealth. Vervolgens wordt kort uitgelegd wat een digitaal patiëntenplatform is en waar we de technologische toepassing kunnen situeren in ons huidig zorglandschap.

In een volgend hoofdstuk wordt stilgestaan bij de implementatie en acceptatie van de innovatie aan de hand van bestaande theorieën en modellen. De voornaamste en meest bekende zijn het Technology Acceptance Model (TAM) en de Unified Theory of Acceptance and Use of Technology - UTAUT (Venkatesh, Thong, & Xu, 2003). Echter wordt in deze scriptie een recenter model van Grol en Wensing (2004) gebruikt als theoretisch kader. Er wordt stilgestaan bij zes levels (1) innovatie, (2) individuele professional, (3) patiënt, (4) sociale context, (5) organisatorische context, en (6) de economische en politieke context om inzicht te krijgen in mogelijke facilitators en barrières bij de implementatie van een DPP.

2.1 Wat is eHealth?

Zorg en technologie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, denk maar aan het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) welk onmisbaar is geworden in de gezondheidszorg. In de literatuur is geen universeel aanvaarde definitie terug te vinden voor eHealth. Maar tot nu toe is een alomvattende gebruikte definitie deze van Gunther Eysenbach (2001):

“eHealth is an emerging field in the intersection of medical informatics, public health and business, referring to health services and information delivered or enhanced

through the internet and related technologies. In a broader sense, the term characterizes not only a technical development, but also a state-of-mind, a way of thinking, an attitude, and a commitment for networked, global thinking, to improve health care locally, regionally and worldwide by using information and communication

technology.” (Eysenbach, 2001)

De World Health Organization (WHO) omschrijft eHealth als het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in de gezondheidszorg. Het gaat dus

(19)

6 over het gebruik van informatica in de zorg, zoals bijvoorbeeld het elektronisch patiënten dossier en gezondheidsapps. Het doel van eHealth is om de gezondheid en de gezondheidszorg te ondersteunen en indien mogelijk te verbeteren (WHO, 2019). In de literatuur worden heel vaak verschillende termen voor eHealth gegeven. De auteurs Bossuyt, Pouillon, Bonnaud, Danese en Peyrin-Biroulet (2017) ontwikkelden een overzichtelijke weergave zoals Figuur 1: eHealth terminologie (Bossuyt et al., 2017)). De figuur laat zien dat eHealth een overkoepelende term is die onder te verdelen is in vijf subgroepen. De verschillende subgroepen worden hieronder besproken.

Figuur 1: eHealth terminologie (Bossuyt et al., 2017)

Binnen telemedicine (of beter bekend als telemonitoring) wordt een afstand tussen de zorgverlener en de patiënt overbrugd door informatietechnologie of telecommunicatie. Er is dus sprake van het verlenen van medische diensten aan de hand van verschillende technologieën zoals audio, video en sensoren. Telemedicine maakt het mogelijk om vanop afstand zorgadvies te verlenen waardoor de patiënt thuis kan blijven (World Health Organization, 2019).

Web-based applications zijn softwareprogramma’s die uitgevoerd worden in de vorm

van interactieve websites. De applicaties opereren via het internet en kunnen dus overal gebruikt worden. De interactieve platformen kunnen gebruikt worden voor educatieve doeleinden, maar ook om data te verzamelen over de toestand van de

(20)

7 patiënt (Bossuyt et al.,2017). Het digitaal patiëntenplatform kan gecategoriseerd worden onder de categorie web-based applicaties en maakt het mogelijk medische gegevens en ziekenhuisinformatie op een efficiënte manier mee te delen aan de patiënt. Een ander medium die hiervoor ingezet kan worden is een mobiele applicatie. Dergelijke applicaties vallen onder de noemer mHealth.

Mobile health (mHealth) omvat de mobiele communicatietechnologie. mHealth bevat

gsm’s, smartphones, tablets en draagbare toestellen zoals stappentellers en smartwatches. Tegenwoordig heeft iedere smartphone een standaard applicatie die enkele gezondheidsparameters zoals een stappenteller bijhoudt. Deze toestellen zijn namelijk vaak voorzien van sensoren die de parameters meten. Op die manier wordt constant en op een permanente wijze informatie over de gezondheidstoestand van de patiënt verzameld (RIZIV, 2018).

Bij virtual clinics gaat het over geplande virtuele contacten tussen de zorgverlener en de patiënt aan de hand van videocommunicatie (Bossuyt et al., 2017).

Sociale media zijn online platformen waar gebruikers binnen een netwerkinformatie

met elkaar delen. Hoewel de meeste platformen niet gezondheid-gerelateerd zijn, kan het toch een meerwaarde bieden voor heel wat patiënten. Het meest bekende voorbeeld hiervan is Facebook, hierop zijn verschillende lotgenotengroepen te vinden die mensen met een bepaalde ziekte samenbrengt (Bossuyt et al., 2017).

2.2 Elektronisch Patiënten Dossier (EPD)

Elektronische patiënten dossiers hebben het potentieel om de papier gebaseerde gezondheidszorgsysteem om te vormen tot een systeem waarin klinische en andere informatie elektronisch geraadpleegd kunnen worden. Dergelijke informatiesystemen kunnen de zorgverleners en patiënten helpen bij het leveren van een hogere kwaliteit van zorg (Menachemi, Ford, Beitsch, & Brooks , 2007).

Het EPD, of in het Engels Electronic Health Record (EHR), is een elektronisch informatiesysteem dat recent geïmplementeerd wordt in Belgische ziekenhuizen met als doel data van patiënten te centraliseren en gegevens door te spelen naar verschillende zorgverleners binnen en buiten het ziekenhuis.

(21)

8 De elektronische registratie van gezondheidsgegevens van patiënten omvatten gegevens betreffende de patiënt en diens medische en financiële gegevens zoals weergegeven in Figuur 2: Overzicht gegevensregistratie EHR (Mohandas, 2019).

Figuur 2: Overzicht gegevensregistratie EHR (Mohandas, 2019)

Volgens het eGezondheidsplan2 dient van iedere patiënt een elektronisch patiënten dossier (EPD) bijgehouden te worden binnen ziekenhuizen door de behandelende arts. Om multidisciplinaire en transmurale gegevensuitwisseling te realiseren zijn ziekenhuizen zelf verantwoordelijk voor wie er aangesteld wordt voor de ontwikkeling van EPD’s. Er is een sterk ICT-infrastructuur vereist om een optimale informatieverwerking tussen de verschillende zorgactoren te verwezenlijken (Thijssens, 2009).

Alle data worden verzameld in een beveiligde kluis (Vitalink, Intramed en BruSafe). Om een link te maken tussen de beveiligde kluis en het digitaal patiëntenplatform stellen ziekenhuizen een hub3 op. Ook psychiatrische instellingen en labo’s publiceren hun documenten in de hub. Het is een manier om de patiëntengegevens, die opgeslagen worden in de beveiligde kluis, te transformeren naar de betrokken patiënt in de vorm van een digitaal patiëntenplatform (Actieplan e-Gezondheidszorg, 2015). Een voorbeeld van de in deze studie onderzocht samenwerkingsplatform is het Collabortatief Zorgplatorm, CoZo genaamd (CoZo, 2020).

2 eGezondheidsplan: Om de digitale evolutie op korte termijn te realiseren in België werd in

2013 een eGezondheid actieplan opgesteld om een eHealth platform te integreren in de gezondheidszorg (eGezondheid, 2019).

(22)

9 Met het eGezondheidsplan (2019) worden er naast de zorgverleners ook voor de patiënt doelen opgesteld. Zo heeft de patiënt recht op toegang tot alle informatie over zichzelf die in de kluizen en hub’s ter beschikking is. Er wordt onderzocht of een consolidatieplatform voorzien kan worden waarop voor de patiënt alle informatie wordt samengesteld waardoor de patiënt zijn dossier en gezondheid beter kan begrijpen. De vraag die hier centraal staat is of naast de overheid en zorgverleners ook de patiënt nood heeft aan dergelijke platformen ter ondersteuning van het zorgproces (eGezondheid, 2019).

2.3 Digitaal Patiëntenplatform (DPP)

Iedere patiënt heeft recht op toegang tot alle informatie over diens eigen gezondheid met als doel controle te krijgen en bij te leren over hun gezondheid en hen vanop afstand te ondersteunen (eGezondheid, 2019). Om dit te kunnen faciliteren bieden gezondheidszorgsystemen patiënten steeds vaker elektronische methoden aan, het zogenaamde digitaal patiëntenplatform (Coldzweig, Towfigh, Maglione, & Shekelle, 2009).

Patiëntenportalen zijn toepassingen die ontworpen zijn om de patiënt op een beveiligde manier toegang te geven tot deze gezondheidsinformatie (Weingart et al., 2006). Daarnaast zorgen ze voor interactie met hun beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg en streven naar meer betrokkenheid in het zorgproces van de patiënten (Kooij et al., 2018).

Een digitaal patiëntenplatform wordt gezien als een mechanisme die de dienstverlening en de resultaten van het zorgproces verbeteren op vlak van (Otte-Trojel, de Bont, Rundall, & van de Klundert, 2014):

• Toegang van patiënten tot informatie en diensten; • Ondersteuning van de besluitvorming door de patiënt; • Coördinatie van de zorg rond de patiënt;

• Interpersoonlijke continuïteit van de zorg; • Efficiëntie van de gezondheidszorg;

(23)

10 2.3.1 Pre- en postoperatieve voordelen DPP

Er zijn heel wat voordelen aan het gebruik van een DPP, zowel voor de zorgprofessional als voor de patiënt. Systemen zoals een digitaal patiëntenplatform bieden aanzienlijke mogelijkheden ter verbetering van de veiligheid, kwaliteit en efficiëntie van de gezondheidszorg in ziekenhuizen, maar het realiseren van deze voordelen is sterk afhankelijk van de systeemoptimalisatie (Cresswell & Sheikh, 2017). Een eerste voordeel voor de professional is dat het zorgt voor een grotere efficiëntie tijdens de behandeling aangezien er meer tijdswinst is. De zorgprofessionals worden namelijk steeds meer belast met werkdruk en een platform kan de taken ondersteunen en vergemakkelijken. Niet alleen gaat de patiënt zelf meer aan de slag, ook het dossierbeheer verloopt eenvoudiger aangezien de administratieve lasten worden verlicht (Abukhousa, Mohamed, & Al-Jaroodi, 2012). Daarnaast kan de professional zich beter voorbereiden op de consultatie.

Door vooraf informatie te verzamelen over de patiënt, bijvoorbeeld aan de hand van een online vragenlijst, kan de hulpverlener gerichtere vragen stellen tijdens het face-to-face gesprek. Hierdoor kan de meer tijd besteden aan de effectieve problemen van de patiënt, sneller de juiste behandeling geven en fouten voorkomen (Cresswell & Sheikh, 2017). Een recente studie van Mullen-Fortino et al. (2019) toont aan dat het preoperatief consult voor chirurgische ingrepen via een eHealth applicatie 20 minuten uitspaart voor de patiënt in vergelijking met een face-to-face consultatie in het ziekenhuis.

Uit enkele pilootprojecten blijkt dat eHealth ervoor zorgt dat het aantal consultaties afneemt, de ligdagen in het ziekenhuis dalen en de medicatie fijner kan worden afgesteld. Er traden minder spoedsituaties op en er was een vermindering in het aantal complicaties (De Block, 2018).

Postoperatief kan eHealth ook een meerwaarde bieden voor de patiënt (Ricciardi et al., 2013). Zo onderzocht Debono et al. (2016) dat het gebruik van een mobiele applicatie een nuttig instrument kan zijn voor het monitoren van de ambulante controle van de wervelkolom na een chirurgische ingreep. Dit kan de behoefte aan een persoonlijk bezoek in het ziekenhuis minimaliseren.

(24)

11 Een belangrijk voordeel voor de patiënt is dat het kennisniveau aanzienlijk stijgt. De patiënt krijgt niet alleen toegang tot diverse medische informatiebronnen, hij/zij krijgt ook inzicht in zijn/haar eigen gezondheid. Een gevolg hiervan is dat de patiënt beter voorbereid is, relevantere vragen stelt, sneller stappen zal nemen in het verbeteren van hun gezondheid en zich meer in controle voelt (Ricciardi et al., 2013).

De patiënt dient tijdig herinnerd te worden aan het gebruik van het DPP volgens Zheng, Tulu, Choi en Franklin (2017). Training van de patiënten en deelname van zorgverleners is cruciaal om patiënten te motiveren in hun gebruik. Al blijkt dit zeer tijdrovend te zijn voor de zorgverleners. Er zal een betere samenwerking moeten plaatsvinden tussen de patiënt en zorgverlener om telegeneeskunde om een robuuste informatieverstrekking tijdens de follow-up van operatie/anesthesie in dag-chirurgie te kunnen verwezenlijken.

Ondanks alle kansen en voordelen die een digitaal patiëntenplatform biedt, zijn er toch nog een aantal obstakels die in de weg staan. Een eerste groot obstakel is dat niet iedereen even geleerd is met technologie te werken. Zo moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de ‘digitale autochtonen’ en de ‘digitale immigranten’. De digitale autochtonen zijn de jongeren van tegenwoordig, die het gewoon zijn om met technologie te werken. De digitale immigranten zijn de oudere generaties, die het moeilijk vinden om de technologische veranderingen te volgen (Ricciardi et al., 2013). Het is nodig dat we gebruik maken van stabiele en betrouwbare software. Ook Minister van Volksgezondheid Maggie De Block stelt dat storingen in eHealth niet aanvaardbaar is. Dit kan gerealiseerd worden door alle betrokken stakeholders intens met elkaar te laten samenwerken op een constructieve manier bij het ontwikkelen van een eGezondheidsdienst. Een duidelijker overheidsbeleid speelt hier een cruciale rol (De Block, 2020).

Door eHealth vrezen veel patiënten dat het face-to-face contact zal afnemen. Het is van groot belang technologie in te zetten ter ondersteuning van de zorg en menselijke waarden zoals warmte, contact en verbondenheid, als primair te blijven beschouwen. Het is niet de bedoeling dat technologie in de zorg de hulpverleners zal vervangen, maar het is de bedoeling dat het de hulpverleners ondersteunt bij het uitvoeren van hun taken (Abukhousa et al., 2012).

(25)

12 2.4 Beïnvloedende factoren voor het implementeren van een DPP

Ondanks het gegeven dat patiëntenportalen positieve effecten kunnen hebben en zich kunnen ontwikkelen tot een standaardonderdeel van de zorg, heeft de doorvoering grote gevolgen voor de gezondheidszorginstellingen. Een groot gevolg van de doorvoering is het meebrengen van complexe veranderingen in een organisatie (Fanjiang, Grossman, Compton, & Reid, 2005). We zien nog maar weinig succesvolle implementatieprojecten van dergelijke platformen (Ovretveit et al, 2007).

2.4.1 Het zes level model van Grol en Wensing

Om inzicht te verkrijgen in redenen waarom digitale patiëntenplatformen slechts in beperkte mate deel uitmaken van het dagelijks zorgproces, werd aan de hand van het theoretisch model van Grol en Wensing (2004) een overzicht gegeven van mogelijke barrières en bevorderende factoren bij verandering in de gezondheidszorgsetting (Grol & Wensing, 2004). Er wordt stilgestaan bij de zes levels: (1) innovatie, (2) individuele professional, (3) patiënt, (4) sociale context, (5) organisatorische context, en (6) de economische en politieke context, die zowel op individueel als organisatorisch vlak de innovatie benaderen.

2.4.1.1 Level 1: Innovatie

Een eerste factor die aan bod komt in het model van Grol en Wensing is ‘innovatie’. Innovatie betekend letterlijk een invoeging van een nieuwigheid. Het kan gedefinieerd worden als een vernieuwend en duurzaam idee, goed, dienst of proces (Hoffmann, 2011).

Er zijn verschillende niet-medische factoren die een invloed uitoefenen op de behoefte aan innovatie en deze kunnen stimuleren in de gezondheidszorg. In de openbare sector zijn dienstverlenende bedrijven getuige geweest van managementtechnieken die hen in staat stellen maatwerk te leveren voor burgers. De innovatie in de gezondheidzorgsector heeft een breed kader nodig om na te denken over de drijvende krachten erachter (Rangachari, 2018).

Technologische veranderingen dienen ertoe de gezondheidszorg te ondersteunen en bevorderen (Dwivedi, Bali, & Naguib, 2007). Computers in de ziekenhuissector stellen zorgverleners in staat de kwaliteit van zorg te verbeteren en het papierwerk te

(26)

13 verminderen. Telemedicine biedt mogelijkheden in het streven naar een kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Het snelle tempo waar de technologische evolutie onderhevig aan is, heeft geresulteerd in een geleidelijke ontkoppeling van medische innovatie en de ontwikkeling van de organisatie (Adams, Hollenberg, Lui, & Broom, 2009).

De werking van de innovatie zelf en de wijze waarop de implementatie tot stand komt, kunnen een mogelijke barrière vormen die het succes van de implementatie belemmeren. Volgens het UTAUT-model heeft het gebruiksgemak een invloed op de gebruikersintentie. Wanneer de toepassing gebruiksvriendelijk is, zal er meer adoptie zijn (Venkatesh et al., 2003). Ook de aantrekkelijkheid, de betrouwbaarheid en de privacy-veiligheid spelen een rol (Grol & Wensing, 2004).

Een andere mogelijke facilitator is het waargenomen nut van de innovatie, bijvoorbeeld het ervaren van een hogere kwaliteit van zorg voor de patiënt en minder papierwerk voor de zorgactoren (Kooij, Groen, & van Harten, 2018). Het betrekken en selecteren van patiënten in de ontwikkeling van DPP’s is volgens Ovretveit et al. (2007) van groot belang. Het gebruik van vakjargon en complexe functies dient te worden vermeden. Daarnaast is de kwaliteit van de innovatie afhankelijk van de mate waarin de toepassing voldoet aan de wensen en behoeften van de beoogde gebruikers (Ovretveit et al., 2007).

2.4.1.2 Level 2: Individuele zorgprofessional

Volgens het onderzoek van Grol en Wensing (2004) is het belangrijk de individuele professional steeds geïnformeerd, gemotiveerd en getraind wordt om de nieuwe tool te implementeren in de dagelijkse werking. Het niet vertrouwd zijn met de technologie en een gebrek aan richtlijnen kunnen een lage motivatie creëren bij de zorgprofessional. Voorts heeft volgens het UTAUT-model het geslacht, de leeftijd en de ervaring op de werkvloer een invloed op de gebruikersintentie (Venkatesh et al., 2003).

De innovatietheorie van Everett Rogers onderscheidt vijf soorten categorieën van personen die optreden in het proces van implementatie. Het werk van Rogers dateert uit 1962, maar het blijft één van de meest geciteerde en herwerkte studies over innovatie. Een individu kan geassocieerd worden met één van de vijf adaptatiecategorieën in vergelijking met de tijd waarop de innovatie doorgevoerd

(27)

14 wordt, zoals weergegeven in Figuur 3: De innovatietheorie van Everett Rogers (2003). Wanneer men een innovatie tot stand wil brengen in een organisatie zoals een universitair ziekenhuis is het van groot belang de kenmerken van de doelgroepen die de adoptie zullen helpen of belemmeren te begrijpen. Hoe complexer de innovatie gepercipieerd wordt, hoe lager de adaptatiegraad (Rogers, 2003).

Figuur 3: De innovatietheorie van Everett Rogers (2003)

Vernieuwers: zijn niet bang om risico’s te nemen. Ze zijn bereid vanaf de start de

innovatie, het product te testen. Typerend voor deze personen is hun ondernemend karakter. Men moet weinig moeite doen om deze mensen aan te spreken of te motiveren (Rogers, 2003).

Early adopters: opinieleiders, zien de noodzaak van verandering in en nemen nieuwe

ideeën gemakkelijk aan. Het zijn typisch leiderschapsrollen die veranderingen omarmen. Deze personen goed informeren aan de hand van handleidingen en informatiebladen is een strategie om deze populatie mee te krijgen in de innovatie (Rogers, 2003).

Early Majority: deze personen worden gekenmerkt geen leiderstypes te zijn en nemen

nieuwe ideeën vroeger aan dan de gemiddelde persoon. De meerderheid moeten vaak bewijs hebben dat de innovatie werkt alvorens ze het zelf zullen toepassen. In deze fase is het belangrijk het succes en de effectiviteit van de innovatie te kunnen bewijzen (Rogers, 2003).

Late Majority: deze personen staan sceptisch tegenover verandering. Ze gaan de stap

(28)

15 uitgeprobeerd. Hier tracht er aandacht besteed te worden aan de hoeveelheid mensen die de innovatie reeds getest heeft (Rogers, 2003).

Laggards: conservatieve en traditie gebonden personen, sceptisch tegenover

verandering en vormen dan ook de moeilijkste groep om mee te krijgen in nieuwe ideeën uittesten. Er kan motivatie vanuit de vorige adoptiegroepen gebruikt worden om de groep te motiveren. Een andere strategie om deze bevolkingsgroep aan te spreken is het kunnen aantonen van statistieken die de meerwaarde van de innovatie aantonen (Rogers, 2003).

2.4.1.3 Level 3: Patiënt

Het derde level is de patiënt. De gezondheidsgeletterdheid speelt een belangrijke rol bij het al dan niet gebruiken van een innovatie. Volgens het model van Grol en Wensing wordt voorspeld dat hoe lager het inzicht in de gezondheidstoestand is, hoe minder de patiënt geneigd zal zijn de innovatie te gebruiken (Grol & Wensing, 2004). De gezondheidsbeleving kan bepalen welke vorm van ondersteuning een individu nodig heeft (Bloem & Stalpers, 2016). Het referentiekader werd gebaseerd op een wereldwijd gekende ladderschaal omtrent gelukbeleving van de wetenschapper Handley Cantril (1965).

“De gezondheidsbeleving wordt gedefinieerd als de beleving van het geestelijk en lichamelijk functioneren om het leven te leiden dat je wilt leiden binnen de grenzen

van je mogelijkheden”, Bloem & Stalpers (2016).

De gezondheidsbeleving kan gemeten worden a.d.h.v. een gevalideerde ladderschaal zoals weergegeven in figuur 4.

De score op de gezondheidsbeleving wordt bepaald door twee factoren enerzijds de acceptatie en anderzijds de controle. De acceptatie geeft de mate weer waarin een individu in staat is diens gezondheidstoestand een plaats te geven in zijn leven. Controle wijst op de mate waarin het individu denkt zelf invloed te kunnen uitoefenen op de gezondheidstoestand. Om de tevredenheid en doelmatigheid van het digitaal patiëntenplatform te doen toenemen zal er ingezet moeten worden op deze twee factoren.

(29)

16

Figuur 4: Laddervragen gezondheidsbeleving (Bloem & Stalpers, 2016)

In termen van gezondheidsbeleving zijn er vier types mensen te onderscheiden, deze worden onderverdeeld in vier kwadranten rekening houdend met de mate van controle en acceptatie van de persoon (Bloem & Stalpers, 2016). De profielen van de vier typen personen worden weergegeven in Figuur 5: Kwadranten en richtingen van ondersteuning (Bloem & Stalpers, 2016)zorg.

Eigenschappen kwadrant 1: Dit zijn patiënten met een hoge acceptatie en een hoge

controle. Zij hebben nood aan informatie.

Eigenschappen kwadrant 2: Hierbij horen patiënten met een hoge acceptatie en lage

controle, zij hebben vooral planning en structuur nodig. Een hulp voor hen is bijvoorbeeld een agenda-app.

Eigenschappen kwadrant 3: Personen met een lage acceptatie en hoge controle

hebben volgens Bloem en Stalpers veel behoefte aan emotionele ondersteuning bijvoorbeeld lotgenotengroepen.

Eigenschappen kwadrant 4: Dit zijn patiënten met een lage controle en lage acceptatie,

zij hebben het meeste zorg nodig. Deze zorg kan zowel praktisch als emotioneel zijn, ze moeten aan de hand genomen worden.

(30)

17

Figuur 5: Kwadranten en richtingen van ondersteuning (Bloem & Stalpers, 2016)

Naast de gezondheidsgeletterdheid speelt volgens Kooij et al. (2018) de leeftijd een rol bij het gebruik van het DPP. Een studie van Zettel-Watson en Tsukerman (2016) stelde vast dat gebruikers van online gezondheidsmanagementtools vaker jonger zijn. Jongeren zouden meer ervaring en interesse hebben in het gebruik van technologie, terwijl ouderen meer waarde hechten aan persoonlijk contact en online contact afstandelijk vinden. Echter stelt de studie van Motivaction en NPCF (2012) dat jongeren (18 t/m 29 jaar) net minder interesse tonen in patiëntenportalen. Uit hun onderzoek blijk dat 62% van de jongeren niet geïnteresseerd is in de inhoud van hun medisch dossier (Motivaction & NPCF, 2012).

Verder bleek het opleidingsniveau ook een positieve invloed te hebben op de acceptatie van technologie. Heart en Kalderon (2013) tonen aan dat personen met een hogere opleiding een hogere mate van acceptatie vertonen.

Het rapport van Motivaction en NPCF (2012) stelt dat personen met een chronische ziekte vaker geïnteresseerd zijn in het bijhouden van hun medische gegevens. De reden hiervoor is dat deze patiënten vaak een langdurige en complexe gezondheidzorg beleven (Motivaction & NPCF, 2012). Er kan geconcludeerd worden dat de beoogde doelgroep bepalend is voor het succes van de implementatie.

2.4.1.4 Level 4: Sociale context

Het vierde level heeft betrekking tot de sociale context. Volgens het model van Grol en Wensing kunnen de mening van de collega’s, de organisatiecultuur en de samenwerkingsverbanden barrières zijn voor het implementeren van een innovatie. Het UTAUT-model geeft aan dat het gebruik van technologie bepaald wordt door de

(31)

18 sociale invloeden. Meer bepaald de perceptie van belangrijke personen uit hun omgeving zoals vrienden, collega’s en familie (Venkatesh et al., 2003).

Het “implementatieklimaat” is tevens van belang, wat omschreven wordt als de mate waarin zorgverleners zich gesteund en beloond voelen na gebruik te maken van de innovatie (Helfrich, Weiner, McKinney, & Minasian, 2007). Studies die retrospectief te werk gaan identificeren de communicatiestructuur, gebruikt door het management in ziekenhuizen, van groot belang doorheen het proces. De innovatie moet getoetst worden aan de waarden van de organisatie. Daarnaast brengt het implementeren van een innovatie enige veranderingen met zicht teweeg. Het is dan ook genoodzaakt dat de cultuur van de organisatie leeft en voldoende matuur is om de verandering te doen slagen (De Cock & Everearts, 2003).

2.4.1.5 Level 5: Organisatorische factoren

Organisatorische factoren spelen een belangrijke rol bij de implementatie van een innovatie. In het onderzoek van Grol en Wensing (2004) werden enkele organisatorische barrières vastgesteld, namelijk: de structuur van de organisatie, de innovatieve ingesteldheid van de organisatie, een hoge werkdruk en een inadequaat beheer van het proces. Daarnaast werden ook enkele facilitators vastgesteld. Het hebben van de steun van het management en heldere communicatie omtrent de innovatie zouden het succes bevorderen.

Ook Faber, van Geenhuizen en de Reuver (2017) hebben onderzoek gedaan naar dergelijke factoren. Uit hun onderzoek blijkt dat de grootte van de zorginstelling een invloed heeft op het gebruik van eHealth. Hoe groter de zorginstelling, hoe meer acceptatie en gebruik van eHealth. De reden hiervoor is volgens Faber et al. (2017) dat grote organisaties grotere hulpbronnen bezitten zoals bijvoorbeeld financiële middelen.

Zoals eerder aangekaart blijkt het management een belangrijke rol te spelen. Zij kunnen een positieve werking uitoefenen op de implementatie door de nieuwe innovatie binnen de organisatie de introduceren en communiceren. Het personeel kan van bovenaf gemotiveerd worden in hun prestaties (Brady Germain & Cummings, 2010) en het kan indirect een belangrijke rol voor de uitkomsten van de patiënt betekenen.

(32)

19 Een volgende voorwaarde betreft de communicatie binnen de organisatie over de innovatie. De communicatie moet repetitief zijn en gericht op het plaatsen van verwachtingen op een correct en verantwoord niveau. Te hoge verwachtingen kunnen namelijk leiden tot frustraties en ontgoochelingen (De Cock & Everearts, 2003). Het implementatiemodel Triple Aim van Vetter, Boudreaux, Jones, Hunter en Pittet (2014) weergegeven in figuur 6, kan als hefboom dienen voor een optimale organisatorische samenwerking op hoger niveau tussen anesthesisten, ziekenhuisartsen, huisartsen, verpleegkundigen, apothekers, revalidatiespecialisten en maatschappelijk werkers in het hele preoperatieve zorgcontinuüm. De volgende doelstellingen kunnen in rekening gebracht worden bij het streven naar een geïntegreerde zorg (Vetter et al., 2014):

1) Verbeterde gezondheidstoestand in de gehele bevolking, 2) Verbeter de kwaliteit van zorg zoals de patiënt die ervaart,

3) Verhoog de efficiëntie en verlaag de kosten van de gezondheidszorg

Figuur 6: The Triple Aim model (Vetter et al., 2014)

De populatie die nood heeft aan een geïntegreerde zorg moet geïdentificeerd worden. Een integrator die de verantwoordelijkheid heeft de drie doelstellingen in samenhang te brengen met de populatie kan onder de vorm van (Vetter et al., 2014):

- Een organisatie,

- Een netwerk van organisaties of

(33)

20 2.4.1.6 Level 6: Economische en politieke context

Het laatste level heeft betrekking tot de economische en politieke context van de zorginstelling. De financiële middelen, de wetgeving en maatregelen kunnen een barrière vormen in de ontwikkeling van het samenwerkingsplatform.

Wereldwijd is de gezondheidszorg aan een digitale transformatie onderhevig. Beleidsmakers kunnen met de juiste maatregelen mee vorm geven aan het gezondheidszorgsysteem van de toekomst waarin technologie niet meer weg te denken is (Annemans, 2018). Om de digitale evolutie op korte termijn te kunnen realiseren in België werd in 2013 een eGezondheid actieplan opgesteld om een eHealth platform te integreren in de gezondheidszorg. Het plan werd geactualiseerd in 2015 door de toenmalige Minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Actieplan e-Gezondheidszorg. Actiepunt 2: Ziekenhuis-EPD, 2015)

De Roadmap 3.0 is het actieplan, dat op 28 januari 2019 werd goedgekeurd, om eGezondheid in België vorm te geven. Het betreft een actieplan met 20 actiepunten waaraan initiatieven en ontwikkelingen zullen moeten streven om multidisciplinair het digitaliseren van de gezondheidszorg mogelijk te maken. De actiepunten zijn gericht naar de overheid zelf, de zorgverstrekkers en de patiënt (eGezondheid, 2019).

Met het eGezondheidsplan worden er naast de zorgverleners ook voor de patiënt doelen opgesteld. Zo heeft de patiënt recht op toegang tot alle informatie over hemzelf die in de kluizen en hub’s ter beschikking is (eGezondheid, 2019). Er wordt onderzocht of het haalbaar is een consolidatieplatform te voorzien waarop alle informatie voor de patiënt wordt samengesteld waardoor de patiënt zijn dossier en gezondheid beter kan begrijpen. De vraag die hier centraal staat is of naast de overheid en zorgverleners ook de patiënt nood heeft aan dergelijke platformen ter ondersteuning van het zorgproces.

Daarnaast is het bij informatieoverdracht van gezondheidsgegevens van groot belang de privacy en veiligheid te kunnen garanderen. Er is vaak een gebrek aan vertrouwen bij patiënten, ze maken zich namelijk zorgen over het verwerken van hun persoonlijke gegevens (Gilson, 2016-2017). Er moet rekening gehouden worden met de privacywetgeving en normen ten aanzien van beveiliging en omgang met de

(34)

patiënten-21 informatie. Dit om situaties te vermijden waarbij niet bevoegden toegang krijgen tot deze gegevens. Voorstaande blijkt uit een recentelijk artikel waarin voormalig Minister van Sociale Zaken Maggie De Block bekend maakte dat gezondheidsgegevens zichtbaar zijn voor verzekeringsartsen (De Morgen, 2020).

De overdracht aan confidentiële informatie via het digitaal patiëntenplatform is enkel geoorloofd bij naleving van de privacywet die sinds mei 2018 binnen de Europese Unie in werking trad onder de naam Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) of beter bekend als de General Data Protection Regulation (GDPR). Deze wet stelt duidelijke richtlijnen met betrekking tot het verzamelen, bijhouden en verwerken van persoonsgegevens4 (RIZIV, 2018). Er dient een toestemming van de patiënt bekomen te worden via een eHealth consent. En er is de noodzaak aan een therapeutische relatie om toegang te krijgen tot gedeelde informatie binnen de CoZo-hub. Deze therapeutische relatie wordt nagegaan bij aanmelding van de eID in het ziekenhuis. De principes die moeten nageleefd worden met betrekking tot een rechtmatige, transparante en vertrouwelijke gegevensuitwisseling tussen de betrokken zorgactoren worden opgesomd. De opsomming geeft een overzicht van de maatregelen, die het gehanteerde digitaal patiëntenplatform dat onderzocht werd in deze studie, in rekening nam (CoZo, 2020):

• Rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie

• Doelbinding: het uitwisselen van elektronische gezondheidsgegevens zoals onderzoeksresultaten, resultaten van medische beeldvorming, ontslagbrieven en operatieverslagen.

• Minimale gegevensverwerking: zorgverleners krijgen enkel toegang tot de relevante delen van uw medisch dossier via beveiligde verbindingen.

• Juistheid: de actieve therapeutische relatie tussen patiënt en arts wordt nagegaan door middel van de elektronische identiteitskaart. De patiënt heeft recht tot verbetering van diens persoonsgegevens.

• Opslagbeperking: gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk.

4 Persoonsgegevens: Alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare persoon (“de

betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijk persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd a.d.h.v. identificatoren zoals een naam, elementen die kenmerkend zin voor de fysieke identiteit enzovoort (RIZIV, 2018)

(35)

22 • Integriteit en vertrouwelijkheid: noodzakelijke maatregelen genomen om een beveiligde verwerking te garanderen. De elektronische uitwisseling via CoZo zijn onderworpen aan de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de wet betreffende de rechten van de patiënt.

De GDPR beschermt niet alleen de privacy van de betrokkene, maar het kent ook enkele rechten toe aan de patiënten. Deze rechten steunen op de volgende principes:

• Recht op informatie: de patiënt krijgt toegang tot relevante delen van het medisch dossier.

• Recht op inzage: in medische persoonsgegevens in het DPP.

• Recht op rectificatie: de patiënt heeft recht op verbetering bij onjuiste of onvoldoende verwerking van diens persoonsgegevens.

• Recht op wissen van gegevens

• Recht op beperking van verwerking: de patiënt beslist zelf welke zorgverleners toegang krijgen tot de gegevens en deze gegevens worden steeds bewaard bij de zorgverleners of -instellingen die het dossier aangemaakt hebben.

• Kennisgevingsplicht: u moet de betrokkene in kennis stellen van elke wijziging van zijn gegevens.

Het niet naleven van de Privacywet kan sanctionerende gevolgen hebben voor de betrokken partijen. Voor specifieke vragen met betrekking tot het gebruik van persoonsgegevens kan de gegevensbeschermingsautoriteit geraadpleegd worden (Gegevensbeschermingsautoriteit, 2019).

(36)

23

3 Methode

3.1 Onderzoeksdesign

Vanwege de aard van het onderzoek werd gekozen voor een single case study, aangezien een hedendaags sociaal fenomeen – de implementatie van een digitaal patiëntenplatform – onderzocht werd in zijn real-life context: het chirurgisch dagziekenhuis, waarbij de onderzoeker weinig controle had over het gedrag van de participanten (Yin, 2009).

Meer specifiek kan dit onderzoek omschreven worden als een mixed-method onderzoeksbenadering om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Om inzicht te krijgen in het algemeen gebruik van de patiënt wordt kwantitatief aan de hand van loggegevens nagegaan of de patiënt het platform al dan niet gebruikt heeft. Er werden ook klinisch gevalideerde vragenlijsten afgenomen bij patiënten die toegang kregen tot het DPP.

Eerder onderzoek van Kooij et al. (2018) toont aan dat voornamelijk de patiënt betrokken wordt in het ontwikkelen van patiëntenportalen, en er weinig gekend is over organisatorische factoren die de implementatie van DPP’s vergemakkelijken en verhinderen. Om hier meer inzicht in te krijgen werd de theorie afgestemd op de praktijk in een exploratief kwalitatief onderzoek. Hierbij werden gegevens verzameld d.m.v. semi-gestructureerde interviews afgenomen bij zeven zorgactoren waaronder opnameplanners, artsen, informatici en projectmedewerkers van het DPP.

Aanvullend werden zestien patiënten geïnterviewd enerzijds tijdens de consultatie bij de opnameverpleegkundige, waarbij de patiënten voor het eerst in contact kwamen met het samenwerkingsplatform, en anderzijds telefonisch meteen na de opname benaderd. Het doel is te achterhalen waarom het digitaal patiëntenplatform al dan niet gebruikt wordt en welke elementen inzicht geven in de gebruikspatronen van de patiënten in het chirurgisch dagziekenhuis.

(37)

24 3.2 Case setting

Het innovatieproject werd op een bottom-up wijze ontstaan, met de vraag van het diensthoofd en andere zorgactoren van de afdeling dagchirurgie, om patiënten binnen het chirurgisch dagziekenhuis beter te informeren over hun behandeling. Een stuurgroep van zowel zorgverleners als ICT’ers trachten het DPP te implementeren in de gepaste setting. Dit gebeurde onder begeleiding van een projectverantwoordelijke die het platform presenteerde aan artsen en verpleegkundigen. Hierop volgend werden twee zorgpaden ontwikkeld voor de dienst orthopedie en de dienst neus-keel-oor binnen het chirurgisch dagziekenhuis. De stuurgroep was in het verdere implementatieproject het aanspreekpunt voor vragen en bijsturingen van het DPP. 3.2.1 Collaboratief Zorgplatform (CoZo)

We zien reeds verschillende zorgplatformen op de markt verschijnen. Allen willen ze de besturingscomplexiteit van zorgorganisaties in de hand houden. Een samenwerkingsplatform geeft de mogelijkheid rond een patiënt te kunnen werken. Het zorgt voor een betere informatiedoorstroming en als de patiënt weer thuis is, wordt continuïteit gewaarborgd (Collaboratief Zorgplatform, 2019).

Binnen het chirurgisch dagziekenhuis werd er een digitaal patiëntenplatform via CoZo opgestart om de patiënt toegang te geven tot diens gezondheidsgegevens. Door middel van een persoonlijke inlogcode kan de gebruiker het platform consulteren. Als bijlage 1 wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van het digitaal patiëntenplatform die gehanteerd werd in het chirurgisch dagziekenhuis.

Het digitaal samenwerkingsplatform staat in connectie met het EPD en deelt informatie met de patiënt omtrent therapeutische relaties, dossierlogging, medische resultaten afspraken, volmachten en voorschriften, zoals weergegeven in bijlage 1. Sinds 2018 is er ook de mogelijkheid het platform vanop de smartphone met een mobiele applicatie te raadplegen.

(38)

25 3.2.2 Innovatieproject

Een longitudinaal onderzoek met verschillende fasen die in elkaar overvloeien werd uitgevoerd, zoals afgebeeld in Figuur 7: Fases innovatieproject implementatie DPP. In elke fase worden gegevens verzameld, geanalyseerd en conclusies getrokken om naar een volgende fase te kunnen evolueren.

Figuur 7: Fases innovatieproject implementatie DPP

In oktober 2017 werd een pilootstudie opgestart waarbij het digitaal patiëntenplatform geïntroduceerd werd in het chirurgisch dagziekenhuis. Tijdens de pilootstudie werden aan de hand van educatieve sessies, gegeven door de projectverantwoordelijke, de deelnemende zorgactoren geïnformeerd inzake de werking en mogelijkheden van het DPP. Binnen het chirurgisch dagziekenhuis werd de opnameplanner verantwoordelijk gesteld voor het informeren van de patiënt omtrent het bestaan en de werking van het DPP. De opnameplanner is een centraal figuur die verantwoordelijk is voor de regeling van de instroom van patiënten in het chirurgisch dagziekenhuis. Daarnaast voorzien deze zorgactoren patiënten van medische en praktische informatie over de behandeling. De opnameplanners staan nauw in contact met de behandelende verpleegkundigen en artsen.

Fase I omvat het bekend maken van het DPP bij de zorgverleners op de betrokken diensten. Er werden vanaf dit moment tot maart 2020 patiënten-vragenlijsten verzameld en de aanmelding op het platform wordt vergemakkelijkt door de opkomst

(39)

26 van de CoZo applicatie. De tweede fase focust zich op het gebruik van het DPP overheen de tijd. Aanvullend werden de ervaring van de verschillende betrokken zorgactoren in kaart gebracht.

3.2.3 Customer journey

Figuur 8: Customer journey patiënt chirurgisch dagziekenhuis

Het gehele traject dat de patiënten van het chirurgisch dagziekenhuis doorlopen gedurende het implementatieproces wordt visueel voorgesteld in Figuur 8: Customer journey patiënt chirurgisch dagziekenhuis. Dit met de bedoeling de momenten van tevredenheid en ontevredenheid in kaart te brengen vanuit het standpunt van de eindgebruiker. Het laat ons toe de verbeterpunten van het DPP te detecteren en te verwerken in de resultaten van het onderzoek (De Couvreur & Vollens, 2012).

Stel dat een patiënt een knieblessure oploopt. Het zorgproces start bij een consultatie bij de arts. Na de diagnose zal, indien een operatie nodig is, de patiënt doorverwezen worden naar de opnameplanner.

Tijdens de consultatie met opnameplanning krijgt de patiënt informatie omtrent de behandeling en wordt gevraagd of hij/zij wil deelnemen aan een studie omtrent de implementatie van een digitaal patiëntenplatform. Indien de patiënt wil deelnemen, ontvangt hij/zij een geïnformeerde toestemming omtrent het elektronisch uitwisselen van gezondheidsgegevens tussen zorgverleners in het kader van diens gezondheid. Er wordt toestemming gegeven via het overdragen van de patiënts ID. Hierbij heeft de patiënt kennisgenomen van het feit dat via de website van het eHealth-platform of via diens huisarts, apotheker, ziekenfonds of ziekenhuis bijkomende informatie kan

(40)

27 verkregen worden. Daarna activeert de opnameplanner het zorgpad voor de desbetreffende behandeling. De patiënt ontvangt ter ondersteuning een brochure met informatie over de werking van het platform mee naar huis.

Preoperatief kan de patiënt functionaliteiten van het platform van thuis uit raadplegen

op de computer of via de applicatie. De aanmeldmethode op het platform is met een eID kaartlezer of de Itsme® applicatie. Na aanmelding, kan de patiënt informatie over de ingreep nalezen, resultaten bekijken. De patiënt wordt herinnerd preoperatieve vragenlijsten in te vullen waarin de ervaren gezondheidstoestand bevraagd wordt.

Postoperatief kan de patiënt de zorgverlener vanop afstand bereiken via de

chatfunctie. De verzonden berichten van de patiënt komen terecht bij het secretariaat van de dienst orthopedie of NKO van het ziekenhuis. Zij gaan vervolgens na bij de arts om wie het gaat en sturen het medisch advies van de desbetreffende arts door. Voor een uitgebreide beschrijving van de raadpleegbare functies van het samenwerkingsplatform wordt verwezen naar bijlage 1.

Participanten ontvingen pre- en postoperatief, e-mail herinneringen waarin men gemotiveerd werd het platform te consulteren en de vragenlijsten en dagboeken in te vullen. In totaal werden elf e-mail herinneringen op verschillende tijdstippen verzonden naar zowel patiënt die een knie of sinusoperatie ondergingen, zoals weergegeven in Tabel 1: Overzicht e-mail herinneringen. Dit met de bedoeling de gezondheidstoestand en de tevredenheid van het CDZ van de patiënten vanop afstand op te volgen.

Tabel 1: Overzicht e-mail herinneringen

ORTHO-vragenlijsten NKO-vragenlijsten Tijdstip

Preoperatieve vragenlijst

Preoperatieve vragenlijst 7 dagen preoperatief, 3 dagen preoperatief

Beoordelingsformulier CDZ Beoordelingsformulier CDZ 5 dagen postoperatief

Alle dagboeken:

- Huidige gezondheidstoestand

Alle dagboeken:

- NKO klachten & gevolgen - Gezondheidstoestand - Sinussymptomen 7 dagen preoperatief, 3 dagen preoperatief, 1 maand postoperatief, 3 maand postoperatief, 6 maand postoperatief, 12 maand postoperatief Postoperatief dagboek

(Chazapis et. al, 2016)

Postoperatief dagboek (Chazapis et. al, 2016)

1 dag postoperatief, 3 dagen postoperatief

(41)

28 3.3 Participanten

De disciplines waarbij de patiënten werden betrokken in het onderzoek zijn neus-keel-oor (NKO) vneus-keel-oor de ingrepen endonasale sinuschirurgie (FESS) en orthopedie vneus-keel-oor een artroscopie van de knie, voorste kruisband of meniscus.

Nederlandstalige patiënten met de Belgische nationaliteit (cf. rijksregisternummer voor login DPP) die opgenomen werden voor een knieoperatie of een endonasale sinusingreep via dagopname en hospitalisatie, kwamen in aanmerking om deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast diende de patiënt ouder te zijn dan 12 jaar, te kunnen lezen en schrijven en in het bezit te zijn van een computer, een eID kaartlezer, een internetverbinding en een Belgische identiteitskaart, zoals weergegeven in Tabel 2: Inclusie- en exclusiecriteria participanten onderzoek. Door gebrek aan patiënten die bereid zijn het patiëntenplatform daadwerkelijk te gebruiken, werd er niet gerandomiseerd om voldoende onderzoeks-participanten te includeren.

Tabel 2: Inclusie- en exclusiecriteria participanten onderzoek

Inclusie Exclusie

Belg en Nederlandstalig Niet Belgische identiteit of niet

Nederlandstalig Knieoperatie of endonasale sinusingreep

Via dag-opname of hospitalisatie

Alle andere ingrepen

Computer met internetverbinding Geen computer met internetverbinding

eID-reader of Itsme® applicatie Niet in het bezit van eID-reader of app

Zonder cognitieve of psychologische stoornis Lijdend aan een cognitieve of psychologische

stoornis

Afbeelding

Figuur 1: eHealth terminologie (Bossuyt et al., 2017)
Figuur 2: Overzicht gegevensregistratie EHR (Mohandas, 2019)
Figuur 3: De innovatietheorie van Everett Rogers (2003)
Figuur 4: Laddervragen gezondheidsbeleving (Bloem & Stalpers, 2016)
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To investigate whether fluctuations in enzymatic activities were reflected at the level of mRNA, we measured expression levels for GBA, and genes encoding CathD (CTSD), GCase ’s

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Vooruitlopend op de resultaten van het nadere onderzoek naar validiteit en betrouwbaarheid van de WISC-III wordt in de onderstaande paragraaf van dit artikel een voorstel gedaan

This investigation brought to light a clear difference in poetic form be twe en the med.i eva.l and Renaissance poets chosen for discussion. 1:;e- dieval metrical verse generally

The ease of dispersion of the contents of Aspen Stavudine capsules was equivalent to that of Zerit, and resulted in a mean recovery of active drug from solution of over 97%,

Om 'n re l evante studie van die sosio-kulturele ontwikkeling van Krugersdorp onder munisipale bestuur tot 1993 te verseker, word in die proefskrif aandag gegee aan:.. •

Ruwvoeders die daar niet aan voldoen komen niet in aanmerking voor Horse Delight- certificering?. De eerste pakken paardenhooi zullen we bij meerdere gerenommeerde paardenhouders in

Omdat in de to- matenteelt mineervlieg, wittevlieg en bladluis voor problemen kunnen zorgen, kunt u het beste gebruik ma- ken van gele