• No results found

Radicaal rechts : een wind waar op meegewaaid wordt? : een onderzoek naar radicaal rechtse partijen en hun invloed op het EU- standpunt van traditionele middenpartijen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Radicaal rechts : een wind waar op meegewaaid wordt? : een onderzoek naar radicaal rechtse partijen en hun invloed op het EU- standpunt van traditionele middenpartijen"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Radicaal Rechts: Een Wind Waar Op

Meegewaaid Wordt?

Een onderzoek naar radicaal rechtse partijen en hun invloed op

het EU- standpunt van traditionele middenpartijen

Bachelorscriptie Politicologie

Universiteit van Amsterdam

Datum:

20-06-2014

Auteur:

Jeroen van Dijk

Studentnr.:

6045995

(2)

1

Samenvatting

Uit onderzoek is gebleken dat politieke partijen geneigd zijn hun standpunt op het gebied van immigratie aan te passen op het moment dat radicaal rechtse partijen succesvoller worden. Dit interactie effect tussen politieke partijen wordt ook wel het ‘’contagion effect’’ genoemd. In dit artikel onderzoek ik of er ook sprake is van contagion effects op de standpunten over de Europese Unie van traditionele middenpartijen wanneer radicaal rechtse partijen succesvol zijn. Op basis van cross-sectioneel vergelijkend onderzoek naar 47 partijen uit 15 EU-lidstaten concludeer ik dat dit niet het geval is. In plaats van contagion effects, is er sprake van hetgeen ik adversarial effects noem. Het blijkt dat traditionele middenpartijen juist een tegenovergesteld standpunt innemen ten opzichte van radicaal rechtse partijen. Ook blijkt dat partijen die hoger scoren op de links-rechts schaal, gevoeliger zijn voor adversarial effects.

(3)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

1. Theorie ... 3

1.1 Eerder werk ... 3

1.2 Definitie radicaal rechts ... 6

1.3 Euroscepticisme van radicaal rechts ... 6

1.4 Partijstrategie ... 8 2. Hypothesen ... 10 3. Data en Methoden ... 10 3.1 Causale gevolgtrekking ... 12 4. Resultaten ... 14 5. Conclusie ... 18 Literatuur ... 20 Appendix ... 22

(4)

3

Inleiding

Radicaal rechts wordt tegenwoordig al lang niet meer geassocieerd met het nazisme en het fascisme, zoals vlak na de Tweede Wereldoorlog het geval was. Tot de jaren ’80 bekleedden radicaal rechtse partijen (RRP’s) in Europa slechts een marginale positie. Pas vanaf de tweede helft van de jaren ’80 lukte het radicaal rechts om zich te manifesteren als een nieuwe partijfamilie (Rydgren, 2005; Mudde, 1996). In het afgelopen decennium hebben RRP’s in verschillende West-Europese landen electoraal succes weten te behalen. Onder andere in Nederland, Belgie en Denemarken bekleden RRP’s meerdere zetels in het huidige parlement (site: parlgov)1. Ook bij de meest recente Europese verkiezingen in 2014 hebben RRP’s forse overwinningen geboekt. Het euroscepticisme is een gemene deler van deze partijen. Met name in Frankrijk en Engeland heeft het volk massaal aangegeven weinig in de EU te zien. Zo behaalde het Franse Front National 26% van de stemmen en de UKIP partij uit het Verenigd Koninkrijk 27,5%2. De uitslag van deze Europese verkiezingen is tekenend voor de tendens die sinds de eurocrisis lijkt te zijn ontstaan. In het maatschappelijke debat worden steeds meer vraagtekens gezet bij de wenselijkheid van de integratie van beleid binnen de EU.

Naar aanleiding van de bovengenoemde ontwikkelingen, vraag ik me af in hoeverre euro-sceptische standpunten van RRP’s worden overgenomen door andere politieke partijen. Uit verschillende onderzoeken uit de afgelopen decennia blijkt namelijk dat politieke partijen geneigd zijn om bepaalde standpunten aan te passen op het moment dat RRP’s succesvoller worden (Van Spanje, 2010; Bale et.al., 2010; Rydgren, 2005; Harmel & Svasand, 1997; Schain, 1987). In mijn onderzoek wil ik op dit fenomeen aanhaken door een antwoord te geven op de vraag: welk effect heeft het succes van radicaal rechtse partijen op het standpunt over de Europese Unie van traditionele midden partijen in hedendaags West-Europese lidstaten? Met de beantwoording van deze vraag wil ik mijn steentje bijdragen aan de hedendaagse politicologische literatuur uit de meest recente onderzoeken is gebleken dat partijen hun standpunten omtrent immigratie aanpassen wanneer RRP’s succesvol zijn (Van Spanje, 2010; Bale, 2010). De vraag of dit ook het geval is bij de standpunten over de Europese Unie (EU) is in de bestaande politicologische literatuur nog niet behandeld.

1. Theorie

1.1 Eerder werk

In het merendeel van de bestaande wetenschappelijke literatuur over RRP’s hebben wetenschappers zich gefocust op het onderzoeken van de oorzaken die ten grondslag liggen aan het succes van deze partijen (Zaslove, 2011; Arzheimer, 2009; Van der Brug en Fennema, 2007; Mudde, 2007; Rydgren, 2005). In aansluiting op onderzoek naar het succes van RRP’s, is men onderzoek gaan verrichten naar

1 Site ParlGov, http://www.parlgov.org/stable/data.html (geraadpleegd op 30-05-2014)

2 Site NRC,

(5)

4 de invloed van succesvolle RRP’s op beleid en standpunten van andere politieke partijen. Hierbij is gekeken naar de invloed van RRP’s vanuit het parlement op het gevoerde beleid, maar ook naar de invloed die zij hebben wanneer zij deel uit maken van de regering (Heinisch, 2003). Dit zijn vormen van directe invloed die door politieke partijen uitgeoefend kan worden. Naaste deze directe invloed kan het electorale succes van RRP’s ook een indirecte gevolg hebben, namelijk op de standpunten van andere politieke partijen.

In de wetenschappelijke literatuur is door verschillende auteurs aandacht besteed aan de beïnvloeding van de standpunten van de ene politieke partij door de andere politieke partij. Dit indirecte gevolg, waarbij sprake is van een interactie tussen RRP’s en andere partijen, wordt ook wel ‘’contagion

effect’’ genoemd (Van Spanje, 2010; Bale, 2010). Een effect kan als contagion worden beschouwd

wanneer blijkt dat door het electorale succes van een RRP een andere partij haar standpunt omtrent een bepaald onderwerp verschuift richting het standpunt van de RRP (ibid.). Het contagion effect is een eenzijdige beïnvloeding van een partij door standpunten van een andere partij. In enkele andere artikelen waarin er onderzoek is gedaan naar de beïnvloeding van de ene politieke partij op de ander, wordt er gesproken van ‘’interactie effecten’’ (Loxbo, 2010) of van ‘’invloed’’ (Harmel & Svasand, 1997). De term ‘’interactie effecten’’ krijgt niet mijn voorkeur vanwege het feit dat deze term de aanwezigheid van wederzijdse gevolgen kan impliceren. Dat komt niet overeen met hetgeen dat ik onderzoek, namelijk alleen de gevolgen voor TMP’s en niet eventuele gevolgen voor RRP’s. De andere term ‘’invloed’’ mijd ik ook vanwege het feit dat deze term de suggestie kan wekken dat er sprake is van een bewuste vorm van beïnvloeding, vanuit de RRP’s. Daarom zal ik in navolging van Van Spanje en Bale in dit onderzoek de term contagion effects hanteren omdat deze term naar mijn mening goed aansluit op de vorm van indirecte invloed die succesvolle RRP’s kunnen hebben op de standpunten van andere partijen.

De theoretische basis van onderzoek naar contagious effects kan gevonden worden in theorie van electorale competitie van Anthony Downs (Van Spanje, 2010; Meguid, 2005). Downs stelt dat bij verkiezingen er twee rationele actoren zijn, namelijk de mensen die stemmen en de partijen waarop gestemd kan worden. Verkiezingen kunnen als een electorale markt worden gezien waarin de politieke partijen de aanbodzijde vertegenwoordigen en de kiezers de vraagzijde (1957: 137,142). Het overnemen van bepaalde partijstandpunten door een rivaliserende partij kan beschouwd worden als een electorale strategie om succesvol te zijn op deze markt (Van Spanje, 2010:4). Als bijvoorbeeld een politieke partij veronderstelt dat het het electorale succes van een RRP verklaard kan worden door hun standpunt over immigratie, kan deze rivaliserende partij denken meer stemmen te vergaren door hun standpunt hierover richting dat van de RRP te verschuiven.

Uit de literatuur van de afgelopen decennia blijkt dat contagion effects van RRP’s op andere partijen kan worden aangetoond op het gebied van het issue immigratie. Een aantal wetenschappers deelt de mening dat mainstream partijen hun standpunt omtrent immigratie hebben overgenomen van RRP’s (Van Spanje, 2010; Minkenberg, 2002, Schain, 1987). Een van de eerste onderzoekers die het

(6)

5 bestaan van contagion effects aantoonde, was Schain. Schain schreef eind jaren ’80 dat gevestigde Franse partijen de retoriek over immigratie van het National Front overnamen. Dit werd voornamelijk waargenomen bij de mainstream rechtse partijen (1987: 242). In het verlengde van de resultaten van dit onderzoek ontdekte Minkenberg een ‘’agenda setting effect’’ in de Franse politieke arena. Dit effect hield in dat andere partijen de agenda van het Front National overnamen op het gebied van immigratie. In Duitsland nam hij eenzelfde tendens waar (2002: 266). Daar bleek dat grote partijen de rechts radicale definitie van het asielzoekersprobleem omarmden (ibid.: 267)

Het meest recente onderzoek op het gebied van contagion effects is verricht door Joost van Spanje (2010). Van Spanje heeft onderzocht welke invloed het electorale succes van immigratiepartijen heeft op andere partijen (2010: 2). Hiervoor kijkt hij naar 26 anti-immigratiepartijen uit 11 verschillende West-Europese landen (ibid.:8). Tegenover de verandering van het electorale succes van deze partijen in de jaren ’90, wordt de verandering in het immigratiestandpunt van de overige partijen tussen de jaren 2000 en 2004 gezet (ibid.: 14). Eén van de belangrijkste conclusies die Van Spanje uit zijn analyse trekt, is dat electoraal succes van anti-immigratiepartijen een contagion effect heeft op het standpunt omtrent immigratie van andere partijen (ibid.: 16). Bij succes van de anti-immigratie partij blijkt dat een andere partij een negatiever standpunt inneemt ten aanzien van immigratie ten aanzien van immigratie.

Ik baseer mijn onderzoek grotendeels op het werk van Van Spanje om verschillende redenen. Ten eerste is de generaliseerbaarheid van Van Spanje’s bevinding over contagion effects hoog omdat hij een groot aantal partijen meeneemt in zijn onderzoek. In tegenstelling tot het onderzoek van bijvoorbeeld Schain (1987) en van Minkenberg (2002) waarin het onderzoek is beperkt tot één of twee landen3. Ten tweede bestaat er weinig literatuur waarin onderzoek wordt gedaan naar contagion effects van RRP’s op andere partijen (Bale, 1010:410) Omdat ik in mijn onderzoek gebruik maak van een vergelijkbare kwantitatieve methode als die van Van Spanje kan ik zijn werk ook gebruiken als methodologische basis voor mijn onderzoek.

Mijn belangrijkste uitbreiding van onderzoek naar contagion effects op dat van Van spanje en de andere hiervoor genoemde onderzoekers, is dat ik me in mijn onderzoek niet richt op de contagion

effects die zich voordoen wat betreft het immigratiestandpunt van partijen, maar op de effecten van

succesvolle RRP’s op het standpunt over de Europese Unie (EU) van andere partijen. Dat eerder onderzoek gericht is op het issue immigratie is te verklaren aan de hand van het feit dat immigratie beschouwd wordt als de core issue van RRP’s (Ivarsflaten, 2008: 17). Ik zal echter aan de hand van Mudde’s (2007) definitie van RRP’s beargumenteren waarom de EU ook als een kenmerkend issue voor RRP’s in Europa beschouwd kan worden. Vervolgens behandel ik literatuur waarin euroscepticisme als een gemene deler wordt toegedicht aan RRP’s. Aan de hand van de ‘’modified

3

(7)

6

spatial theory’’ van Meguid (2005), die een uitbreiding is van Downs’ ‘’theorie van electorale

competitie’’, laat ik zien dat issue salience en issue ownership, beide voorwaarden voor het optreden van contagion effects, van toepassing zijn op het EU issue zoals omarmd door RRP’s.

1.2 Definitie radicaal rechts

Zoals Mudde in zijn werk aangeeft, is in de afgelopen decennia een enorme terminologische chaos ontstaan rond de definitie van de radicaal rechtse ideologie (2007: 12). Om duidelijkheid te creëren gebruik ik een minimale definitie van de radicaal rechtse ideologie zoals Mudde die omschrijft. Het doel van het opstellen van een minimale definitie is om de belangrijkste aspecten van de ideologie, die partijen verbindt tot dezelfde partijfamilie, te beschrijven (ibid.: 15). De ideologische kernwaarde van radicaal rechtse familie is nativisme. De term nativisme vloeit voort uit een combinatie van nationalisme en xenofobie (ibid.: 22). Wanneer hier het kenmerk autoritarisme aan wordt toegevoegd, kan er gesproken worden van radicaal rechts (ibid.: 24).

Mudde stelt dat nativisme een ideologie is, die behelst dat staten alleen bewoond behoren te worden door mensen die tot een bepaalde native groep behoren (de natie) en dat nonnative elementen (personen en ideeën) een fundamentele dreiging vormen voor de homogene natiestaat (ibid.: 19). Deze definitie van nativisme maakt het mogelijk dat nativisme kan bestaan op grond van discriminatie op basis van ras, maar dat hoeft niet per sé. Het buitensluiten van mensen kan ook gebaseerdzijn op een afwijkende cultuur of religie. Deze extreme vorm van xenofobie zorgt ervoor dat deze definitie RRP’s niet reduceert tot single-issue partijen, zoals de veelgebruikte term anti-immigratie partijen dat doet. Hierdoor wordt de basis gelegd voor voor RRP’s kenmerkende issue, de EU, dat in dit onderzoek wordt meegenomen. De definitie van nativisme geeft dus theoretische basis voor de claim dat de EU ook als core issue van RRP’s gezien kan worden. Men kan beargumenteren dat de EU als supranationale instelling inbreuk maakt op de native groep van een lidstaat, zoals ook Europese immigranten uit andere EU lidstaten dat doen.

1.3 Euroscepticisme van radicaal rechts

Naast de definitie van RRP’s die Mudde in zijn boek geeft, blijkt ook uit andere hedendaagse literatuur dat Europa een kenmerkend issue voor RRP’s is geworden. Marks en Steenbergen hebben onderzoek gedaan naar onder andere politieke partijen die tot TAN (traditional/ authoritarian/nationalism) groep behoren. Deze partijen noemen zij radicaal rechts of rechts populistisch (2004: 133), en komen dus overeen met de partijen die ik onderzoek. Zij vragen zich af of het mogelijk is om aan de hand van de ideologie van RRP’s (TAN) vast te stellen hoe deze partijen tegenover Europese integratie staan (ibid.: 131). Volgens hun reageren RRP’s op dreigingen die de nationale gemeenschap in gevaar brengen. Dat zijn er veel: immigranten, buitenlandse culturele invloeden, kosmopolitische elites en internationale organisaties. Europese integratie combineert

(8)

7 meerdere van deze dreigingen en brengt de grootste nieuwe dreiging met zich mee. De EU ondermijnt namelijk de nationale soevereiniteit (ibid.). Marks en Steenbergen geven aan dat wetenschappers die zich bezig hebben gehouden met het onderzoeken van Europese integratie tot de conclusie zijn gekomen dat het verzwakken van de nationale autoriteit een van de belangrijkste consequenties is van Europese integratie. Dit aspect van multilevel governance is de belangrijkste reden waarom RRP’s zich zo duidelijk verzetten tegen de EU (ibid.). In hun onderzoek concluderen Marks en Steenbergen dat sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw ‘’Parties on the radical right have become by far the most

Euroskeptic of any party family’’ (ibid.: 132).

De hierboven genoemde bevindingen bevestigen de beredenering aan de hand van Mudde’s definitie van RRP’s, dat het euroscepticisme van deze partijen voortvloeit uit hun ideologische grondslag. Maar als we Downs zijn theorie volgen, waarin hij stelt dat politieke partijen rationele actoren zijn en zoveel mogelijk stemmen proberen te winnen, mag verwacht worden dat RRP’s naast ideologische redenen ook strategische overwegingen hebben bij het formuleren van hun rechts-radicale standpunten, waaronder hun standpunt ten aanzien van het EU issue.

In de meeste literatuur zien we voor dergelijke strategische overwegingen bij RRP’s inderdaad aanwijzingen . Aangetoond is dat het voor RRP’s verstandig is om een duidelijk standpunt in te nemen over een bepaald issue omdat hum extreme positie op de links-rechts schaal zorgt dat er sprake is van een ‘’laag plafond voor hun electorale steun’’(De Vries, 2007: 367). In Anthony Downs’ termen gezegd, houdt dit in dat RRP’s door hun ideologische positie te maken hebben met een lage vraag op de electorale markt. Van partijen die een extreme positie op de ideologische links-rechts schaal bekleden, kan dus over het algemeen verwacht worden dat zij weinig kiezers achter zich hebben staan. Voor deze partijen met een extreme ideologische positie is het daarom van belang om issues te vinden waarbij verwacht kan worden dat een nieuwe doelgroep kiezers wordt gevonden die door deze issues wordt aangesproken en daarom op een dergelijke partij zal stemmen (ibid.) Om in de politieke arena te kunnen concurreren met de TMP’s is het van belang dat RRP’s daarbij alternatieve issues vinden (Riker, 1982: 209). Uiteraard is het logisch dat RRP’s issues uitzoeken die consistent zijn met hun ideologie. De Vries onderkent dat tegenstand bieden aan Europese integratie overeenkomt met het ideologische profiel van RRP’s (2007: 367). Dit is ook te beredeneren aan de hand van Mudde’s definitie. Ook Kriesie constateert dat de radicaal rechtse ideologie ter verdediging van de nationale privileges ingaat tegen de Europese integratie. RRP’s proberen stemmen te winnen door in te spelen op de eventueel aanwezige of toenemende angst onder het electoraat voor het wegvallen van nationale grenzen (2007: 87).

Uit de aangehaalde literatuur kunnen we twee dingen concluderen. Ten eerste kan er gesteld worden dat het EU issue en het daarbij behorende euroscepticisme een kenmerk is van RRP’s. Naast het onderzoeken van contagion effects die opspelen bij het immigratie issue, lijkt het dus logisch om in het verlengde daarvan ook contagion effects te onderzoeken bij het EU issue. Ten tweede nemen RRP’s een duidelijk standpunt in over de EU vanuit strategisch oogpunt. RRP’s verwachten meer

(9)

8 (nieuwe) stemmen te vergaren op het moment dat zij duidelijk negatief tegenover Europese integratie staan. Als dit het geval is dan kunnen TMP’s ook stemmen vergaren of juist behouden door hier op te anticiperen en zich terughoudender op te stellen op het gebied van Europese integratie. Deze strategie word door Meguid (2005) de accommodative strategie genoemd. Hier zal ik verderop in dit stuk op ingaan.

1.4 Partijstrategie

Van Spanje doet in zijn onderzoek de aanname dat er sprake is van een bepaalde mate van salience van het immigratie issue in hedendaags West Europa (2010: 4). Deze aanname wordt verder nergens door hem onderbouwd. Wel stelt hij dat áls er sprake is van contagion effects, deze vooral betrekking hebben op het immigratiestandpunt van de partijen. Hij baseert dit op eerder onderzoek waaruit is gebleken dat immigratie als core issue van RRP’s wordt beschouwd (ibid.). Omdat ik in mijn onderzoek in haak op hetzelfde fenomeen van contagion effects maar op een nog niet eerder onderzocht issue, is het van belang om theoretisch te onderbouwen dat er sprake is van salience op het

issue EU. Ik heb reeds aangetoond dat de EU en euroscepticisme een kenmerk is van RRP’s en voor

een goede onderbouwing zal ik in tegentelling tot Van Spanje ook laten zien dat de EU een salience

issue is.

De reden dat er sprake is van contagion effects is dat partijen strategisch handelen om stemmen te vergaren. Dit mechanisme kan pas in werking treden wanneer er sprake is van enige mate van salience van een bepaald issue. (Van Spanje, 2010; Meguid, 2005). Maar wat is een salience issue eigenlijk? Wlezien vraagt zich dit ook af en geeft in zijn artikel een kort overzicht van het gangbare gebruik van het concept salience. Hij constateert dat het concept salience vaak door politicologen wordt gebruikt maar weinig aandacht wordt besteed aan het definiëren ervan (2005: 556) . Van origine gebruiken politicologen het woord salience als ze verwijzen naar het belang dat kiezers hechten aan een bepaald issue. Dit betekent hoe hoger het issue salience, hoe belangrijker het issue voor de kiezer is (ibid.). Wlezien geeft aan dat salience in surveys vaak gemeten wordt aan de hand van de vraag wat de respondent als meest belangrijke probleem ziet (ibid.). Oftewel, een salience issue wordt vaak beschouwd als het issue dat het electoraat het meest belangrijke acht. Inmiddels wordt salience ook in bredere zin gebruikt. Dit houdt in dat salience naast het aantonen van het belang dat kiezers aan een bepaald issue hechten, ook gebruikt kan worden om te verwijzen naar andere dingen die politiek relevant zijn. Sommige wetenschappers gebruiken de term bijvoorbeeld om aan te geven in welke mate een bepaald issue speelt in de hoofden van de bevolking (ibid.:558). Zoals Franklin en Wlezien Simpel stellen: salience issues zijn politiek belangrijk, mensen hechten waarde aan deze issues en hebben er een mening over (1997: 350)

Kunnen we stellen dat de EU het afgelopen decennium een salience issue is geweest? Franklin en Wlezien stellen van wel. Zij hebben in 1997 onderzocht of de responsiviteit van het publiek is mee geëvolueerd met de evolutie van de salience van het EU issue. Zij komen tot de conclusie dat vanaf de

(10)

9 eind jaren 70 tot midden jaren 90 van de vorige eeuw de salience van het EU issue is toegenomen. Zij koppelen dit voornamelijk aan de groei van de macht en de uitbreiding van de Europese Unie (1997: 360).

Naast de enige mate van salience is ook issue ownership een voorwaarde voor het optreden van

contagion effects. Issue ownership houdt in dat de kiezer van een bepaalde partij verwacht dat deze het

beste met een bepaald issue om kan gaan. Kiezers geloven dat wanneer zij stemmen op de partij met het ownership van een bepaald issue, deze partij problemen omtrent dit issue beter kunnen oplossen dan partijen op dit issue niet ‘’bezitten’’. Petrocik noemt dit ‘’the issue handling reputations of the party and the voters bias toward the party advantaged by the issue agenda’’ (1996: 826). Verondersteld word dat wanneer een bepaald issue salience wordt, kiezers het issue ownership toedichten aan een bepaalde partij (ibid.:827). Er kan dus gesteld worden dat de partij met he issue

ownership de stemmen zal krijgen wanneer het issue salient is. Andere partijen kunnen de

concurrentie met hun aan gaan, door bijvoorbeeld het standpunt op een bepaald issue over te nemen. Meguid onderzoekt welke strategie mainstream partijen kunnen hanteren op het moment dat een nichepartij een nieuw politiek issue introduceert waarvan zij de owner is. Radicaal rechts behoort tot een niche partijfamilie (2005: 353). De gekozen strategie heeft invloed op de salience van een bepaald issue. Zo kunnen partijen de salience van zo’n issue de kop in drukken door hier geen aandacht aan te besteden (dismissive), of salience van het issue versterken door juist een tegenovergesteld standpunt in te nemen (adversarial) of het standpunt over te nemen (accommodative) (2005: 349).

Nu dat we kunnen spreken van enige mate van salience van het EU- issue en dat dit issue ‘’bezit’’ is van RRP’s, verwachten we dat partijen hierover hun standpunt aanpassen als reactie op het standpunt van RRP’s. Als een issue niet salience is, is er voor partijen geen stimulus om hun standpunt hierover te veranderen. Want als kiezers een bepaald issue niet belangrijk achten, zullen zij hun partijkeuze niet op een dergelijk issue baseren. Omdat we echter hebben aangetoond dat het EU- issue op een bepaald niveau salience is, mag aangenomen worden dat de strategie om afstand te doen van het onderwerp geen effectieve aanpak in de electorale strijd om de kiezer. Daarom wordt in dit onderzoek de dismissive strategie niet verder onderzocht. Op basis van de aangehaalde theorie uitgegaan van de accommodative of de adversarial strategie. Echter, de het causale gevolgtrekking is in dit onderzoek omgedraaid. In plaats van het effect van de gekozen strategie van andere partijen op RRP’s, onderzoek ik de contagion effects van RRP’s op de TMP’s.

Concluderend zien we dat dat het EU issue kenmerkend is voor RRP’s en dat dit issue salience is. De vraag is of de TMP’s hierop inspelen door middel van de accommodative strategie door hun standpunt af te stemmen op dat van RRP’s. Oftewel, is er sprake van contagion effects?

(11)

10

2. Hypothesen

Aan de hand van de theoretische bevindingen kunnen er hypothesen opgesteld worden. De euro- sceptische houding is een kenmerk van RRP’s en door de salience van het EU issue kan men verwachten dat RRP’s hierdoor stemmen winnen. Omdat TMP’s deze concurrentie van RRP’s de kop in willen drukken om zelf electoraal succes te behalen, ligt het in de lijn der verwachting dat zij hun standpunt omtrent het EU issue aanpassen in de richting van dat van de RRP’s. De eerste hypothese luidt dus als volgt:

Hypothese 1: Hoe groter het electorale succes van radicaal rechtse partijen, hoe negatiever het

standpunt van de TMP’s over de EU.

Naast partijcompetitie gebaseerd op bepaalde issues, vloeit uit de bevindingen theorie van Downs (1957) voort dat partijen die dicht bij elkaar op de links-rechts schaal zitten, in grotere mate bedreigend voor elkaar zijn Eerder in dit stuk heb ik de accommodative strategie van Meguid (2005) genoemd. De accommodative strategie is een onderdeel van Meguid’s modified spatial theory waarin wordt voortgebouwd op de eerder aangehaalde theorie van Downs over electorale competitie. De tweede hypothese die ik zal onderzoeken luidt dus als volgt:

Hypothese 2: Hoe rechtser de traditionele middenpartij, hoe vatbaarder deze is voor contagion effects

omtrent het EU issue.

3. Data en Methoden

Om een antwoord te kunnen vinden op de onderzoeksvraag maak ik gebruik van de kwantitatieve onderzoeksmethode. In dit onderzoek hanteer ik een vergelijkend cross-sectioneel onderzoeksdesign. Om aan te tonen of sprake is van contagion effects moeten verkiezingsuitslagen en partijstandpunten door de jaren heen geanalyseerd worden door middel van het uitvoeren van een meervoudige regressie.

Hierbij maak ik gebruik van een zelf samengestelde dataset4 met data geabstraheerd uit het

comparative manifesto project (CMP). In de dataset van het CMP zijn sinds 1945 de

verkiezingsprogramma’s van politieke partijen uit meer dan vijftig landen gecodeerd. Het CMP meet het percentage zinnen dat een partijprogramma aan een bepaald beleidsterrein besteedt ten opzichte van het totaal aantal zinnen in het programma. De variabelen die hieruit voortvloeien zijn een weergave van de salience van een bepaald issue bij de partijen. Bovendien is in het CMP gekeken naar de manier waarop partijen over bepaalde issues spreken; op een positieve of op een negatieve manier. Logischerwijs zal men in partijprogramma’s geen neutrale standpunten kunnen lezen omdat

4

(12)

11 partijprogramma’s als doel hebben om de standpunten van de partij kenbaar te maken, en niet om de kiezer feitelijk te informeren. Dankzij de codering van de variabelen die in het CMP wordt gehanteerd, is het uiteindelijk mogelijk om een verandering over een bepaalde periode in standpunten van partijen waar te nemen in een positieve of negatieve richting. Omdat voor elk land dezelfde criteria zijn gebruikt in het vaststellen van hun standpunten, is het ook mogelijk om de partijen met elkaar te vergelijken.

De units die onderzocht worden zijn West-Europese EU-lidstaten waarbinnen de politieke partijen de cases vormen. Per land wordt er gekeken welke politieke partijen tot de TMP’s (TMP’s) behoren, en welke RRP’s er zijn. Ook de landen waarin geen RRP’s zijn, worden meegenomen in het onderzoek. Op deze manier kan er onderzocht worden of partijen ook hun standpunten veranderen in de situatie dat er in een bepaald land geen succesvolle RRP’s zijn. Met niet succesvol bedoel ik dat er bij de landelijke verkiezingen geen stemmen op een RRP zijn uitgebracht. Indien standpunten toch veranderen kan dit impliceren dat er andere verklaringen zijn voor deze verandering en er dus geen sprake is van contagion effects. De onafhankelijke variabele is het electorale succes van de RRP’s. Deze wordt gemeten als het percentage van het totaal aantal uitgebracht stemmen bij de landelijke verkiezingen. In de landen waar meerdere RRP’s zijn, wordt het electorale succes van deze partijen bij elkaar opgeteld. Ik ben immers opzoek naar het totale succes van RRP familie. Het electorale succes van radicaal rechts bestaat dus uit het totaal aantal stemmen in een land op een partij die tot de RRP familie behoort.

De periode die ik onderzoek is vanaf de laatste landelijke verkiezingen tussen 1997 en 20135. Er is gekozen voor het onderzoeken van de landelijke verkiezingen omdat in navolging van Van Spanje aangenomen kan worden dat contagion effects bij deze verkiezingen het sterkst zijn (Van Spanje, 2010:10). Ook worden de landelijke verkiezingen gezien als de belangrijkste ‘first order’ verkiezingen (Reif en Schmitt, 1980; Van Spanje, 2010:10) De afhankelijke en de onafhankelijke variabelen zijn geabstraheerd uit het CMP . De onafhankelijke variabele is het electorale succes van de RRP’s dat gemeten wordt als het percentage stemmen behaald tijdens de landelijke verkiezingen. De afhankelijke variabele is de verandering van de standpunten van de TMP’s over het issue Europese Unie. Deze verandering wordt gemeten aan de hand van de score die vastgelegd is in de dataset van het CMP. Hierbij wordt er per partij gekeken naar de behaalde score op het onderwerp ten tijde van landelijke verkiezingen. Deze wordt vergeleken met de score van de landelijke verkiezingen daarvoor. Het verschil hiertussen is de waarde van de afhankelijke variabele.

De afhankelijke variabele is het standpunt van een partij over de onvrede over de Europese Unie. In het CMP zijn er twee variabelen die hier betrekking op hebben; ‘’per108’’ en ‘’per110’’.

5

Deze keuze is gebaseerd op het feit dat in vergelijkbaar onderzoek data gebruikt zijn uit het decennium hiervoor. Zie het onderzoek van Van Spanje (2010) waarin data gebruikt worden uit de periode 1990-2004.

(13)

12 ‘’Per108’’ meet van partijen hun positieve statements over de EU en ‘’per110’’ de negatieve.6

Ik gebruik het verschil tussen deze waarden als de variabele die het standpunt van de partij over de EU weergeeft. Hoe lager de score, hoe negatiever het standpunt.

Het is van belang toe te lichten wat ik onder TMP’s versta. Ten eerste hebben deze partijen een sociaaldemocratisch, liberale of christendemocratische grondslag. Dit is in overeenstemming met verschillende bestaande datasets van het CMP en het Parliament and Government Composition

Database7 waarin deze drie partijfamilies ook worden onderscheiden. Om van een traditionele middenpartij te kunnen spreken moeten dergelijke partijen al voor langere tijd een rol van betekenis spelen in de politieke arena. Dat wil zeggen dat ze minstens 30 jaar bestaan, waarbij eventuele samenvoegingen of naamsveranderingen van deze partijen in het verleden worden meegerekend, op voorwaarde dat zij dezelfde ideologische grondslag hebben behouden. Tot slot zijn deze partijen door de jaren heen altijd succesvol geweest. Zij moeten dus gemiddeld genomen altijd de grootste in zijn categorie zijn geweest. Aan de hand van deze criteria heb ik een lijst van TMP’s opgesteld. Omdat er geen directe wetenschappelijke literatuur bestaat waarin deze partijen worden beschreven, is de lijst met TMP’s opgesteld aan de hand van nieuwsberichten, internetsites en algemene kennis.8 De selectie van RRP´s geschiedt op basis van de links-rechts classificatie die de codeurs van ParlGov aan de politieke partijen hebben toegekend. De links-rechts schaal loop van 0 tot 10 waarbij 10 de meest rechtse score is. Partijen met een links-rechts score vanaf 8,5 tot 10 beschouw ik als RRP. Dit is onder andere gebaseerd op het feit dat de partijen die in de bestaande wetenschappelijke literatuur als radicaal rechts worden aangeduid, een score van 8,5 of hoger toegekend hebben gekregen door de codeurs van ParlGov9. Een tweede criterium waar rekening mee wordt gehouden is wederom algemene informatie uit nieuwsberichten en internetsites10:

3.1 Causale gevolgtrekking

Voor de causale gevolgtrekking is het van belang dat er rekening wordt gehouden met het verloop van de tijd. Ik ben immers op zoek naar het gevolg van succesvolle RRP’s op de standpunten van de

6 De beschrijving van per108 uit het CMP codeboek is als volgt: European Community/Union: Positive;

Favourable mentions of European Community/Union in general; desirability of expanding the European Community/Union and/or of increasing its competence; desirability of expanding the competences of the European Parliament; desirability of the manifesto country joining (or remaining a member). En per109 is

omschreven als: European Community/Union: Negative Hostile mentions of the European Community/Union;

opposition to specific European policies which are preferred by European authorities; opposition to the net-contribution of the manifesto country to the EU budget; otherwise as 108, but negative

7 ‘’ParlGov is a new data infrastructure for political science. It contains data on elections and governments for

all EU and most OECD members from 1945 until today’’, van www.parlgov.org.

8

Inwoners van een land kunnen vaak aangeven wat de TMP’s zijn. In Nederland zijn dit bijvoorbeeld de PvdA, het CDA en de VVD. Wikipedia is bij het samenstelling van de lijst ook aangehaald omdat hierin vaak wordt gesteld of een partij traditioneel is. Het blijft echter geen harde wetenschap.

9 O.a. Partij Voor de Vrijheid, Front National, Vlaams Belang, Fremskridtspartiet. 10

(14)

13 klassieke partijen. Dit betekent dat de klassieke partijen tijd nodig hebben gehad om hun standpunten aan te passen. Dit kan alleen gebeuren nadat is gebleken dat RRP’s electorale successen hebben behaald. Wanneer in de analyse de onafhankelijke variabele (succes RRP) tegenover de afhankelijke variabele (verschil standpunt) wordt gezet, zal de waarde van de onafhankelijke variabele altijd van het vorige verkiezingsjaar zijn ten opzicht van het verkiezingsjaar waarin het verschil van de afhankelijke variabele is gemeten. Op deze manier is het mogelijk om een causatie in verloop van tijd vast te stellen.

De vraag blijft echter of er een causaal verband tussen electoraal succes van RRP’s en de verandering van standpunten van TMP’s aanwezig is wanneer er sprake is van een correlatie tussen de variabelen. Om van een causaal verband te kunnen spreken moet er eerst naar alternatieve verklaringen worden gezocht om deze vervolgens te toetsen. Wanneer deze verklaringen worden uitgesloten kan er met enige zekerheid gesteld worden dat er een causaal verband is. Als controle variabele voeg ik daarom de publieke opinie in een land over het EU issue toe. Het causale mechanisme dat omschreven wordt in de literatuur veronderstelt dat partijen hun standpunten aanpassen om kiezers bij RRP’s weg te trekken, of om kiezers bij hun eigen partij te houden. Het is echter niet uitgesloten dat burgers in het algemeen euro-sceptischer worden. Hierdoor verschuift het gehele ideologische spectrum en kunnen we verwachten dat alle politieke partijen hun standpunten hierop mee veranderen. De stimulus voor de TMP’s is dan niet het succes van RRP’s, maar de verandering van de publieke opinie. De publieke opinie wordt gemeten aan de hand van de variabele ‘’support for EU membership’’ uit de data van Eurobarometer11

. De waarde is het percentage van de ondervraagden in een EU lidstaat die het EU lidmaatschap als een bad thing zien.

Van Spanje besluit om in zijn onderzoek geen controle variabelen toe te voegen. Wel toetst hij vier hypothesen waarin het bestaan van contagion effects worden aangetoond. In dit onderzoek maak ik ook gebruik van de variabelen ‘’links-rechts positie van de partij’’ en ‘’partij in de regering’’ die door Van Spanje meegenomen zijn voor het toetsen van deze hypothesen. De overige hypothesen uit zijn onderzoek vloeien voort uit de eerste hypothese waarin wordt onderzocht of er überhaupt sprake is van

contagion effects. Vervolgens gaat hij in op factoren die de mate van contagion effects beïnvloeden.

De links-rechts positie is hierin een bepalende factor welke ik ook gebruik voor het toetsen van mijn tweede hypothese. Deze score is overgenomen van de waarde die ParlGov toekent aan de partijen. De links-rechts schaal loopt van 1 tot en met 10 waarbij 1 het meest links is en 10 het meest rechts.

Daarnaast stelt Van Spanje dat partijen die in de regering zitten minder gevoelig zijn voor

contagion effects. Het is voor regerende partijen lastig om hun standpunten aan te passen ten tijde van

hun regeringsperiode omdat hun beleid niet los staat van het gevoerde beleid van de vorige regering, waarin zij medeverantwoordelijkheid hadden. Bovendien kan het plotseling veranderen van

11

(15)

14 standpunten bepaalde verwachtingen bij de kiezers scheppen waaraan waarschijnlijk niet voldaan kan worden. Tot slot verandert een regeringspartij minder snel van beleid omdat zij reeds succesvol zijn wanneer zij deel uit maakt van de regering (2010: 6)

Ik toets deze hypothese niet maar neem wel de dummyvariabele ‘’in regering’’ mee in de regressieanalyse ter ondersteuning van de claim dat er contagion effects aanwezig kunnen zijn. Eventuele schijnverbanden of alternatieve verklaringen voor de verandering in standpunten van de TMP’s worden hierdoor niet blootgelegd. Als de extra variabele van invloed blijkt dan ondersteunt dit het causale verband omdat er meerdere causale mechanismen worden bevestigd. De extra variabelen haal ik dus niet aan om het causale mechanisme te ontkrachten maar te bevestigen.

4. Resultaten

De vraag is of er uit de data-analyse blijkt of er sprake is van een verband tussen het succes van RRP’s en een verandering in het standpunt over de EU bij TMP’s. In figuur 1 staat een strooidiagram waarin de afhankelijke variabele tegenover de onafhankelijke variabele is gezet. Hierin zijn ook de cases meegenomen waarin geen succesvolle RRP’s aanwezig zijn. Deze cases analyseer ik later nog apart.

Figuur 1: Strooidiagram succes RRP’s en standpunten TMP’s

Op het eerste gezicht valt een spreiding naar de rechterbovenhoek te zien wat een positief verband kan betekenen. Om vast te stellen of er daadwerkelijk een verband is draai ik een enkelvoudige regressie. In tabel 2 staan de resultaten hiervan.

Tabel 2: Enkelvoudige regressie met succes RRP als verklaring voor verandering in standpunt EU

Model 1 Coëfficiënt Standaard- Bèta Overschrijdingskans afwijking

(16)

15 Aantal Cases 145

Pearson’s R2

0,062 Adjusted R2 0,056

Tweezijdig significant met * α= 0,05 ** α= 0,01 *** α= 0,001

Uit de enkelvoudige regressie blijkt dat er een significant verband bestaat. De R² heeft een waarde van 0,056 wat betekent dat slechts 5,6% van de variantie in de afhankelijke variabele ‘’standpunt traditionele middenpartij op EU issue’’ kan worden verklaard door de variantie in de onafhankelijke variabele ‘’electoraal succes van RRP’s’’. Met een overschrijdingskans van 0,002 is aangetoond dat er een significant verband bestaat. De kans dat er een verband is gevonden terwijl dat in werkelijkheid niet aanwezig is, is kleiner dan 0,01 dus vrij sterk significant. Definitieve uitspraken zal ik doen aan de hand van een meervoudige regressie. Hieronder in figuur 2 is het positieve lineaire verband gevisualiseerd.

Figuur 2: Strooidiagram met regressielijn van succes RRP’s en standpunten TMP’s

Om evenutele alternatieve verklaringen aan te tonen voor het gevonden verband en te kijken of het aangetoonde verband standhoudt, maak ik gebruik van meervoudige regressie waarin er controlevariabelen aan het model worden toegevoegd. Tabel 3 weergeeft het model waarbij de hiervoor besproken onafhankelijke variabelen ‘’publieke opinie over de EU’’, ‘’links-rechts positie’’ van de traditionele middenpartij en de dummy variabele ‘’in de regering’’ zijn meegenomen.

(17)

16

Tabel 3: Meeervoudige regressie verklaringen verandering in standpunt EU

Model 2 Coëfficiënt Standaard- Bèta Overschrijdingskans afwijking Succes RRP 0,081 0,027 0,239 0,003** Publieke opinie EU -0,001 0,001 -0,099 0,217 Regeringspartij 0,390 0,358 0,088 0,278 Links-Rechts positie -0,233 0,114 -0,164 0,043* Pearson’s R2 0,104 Adjusted R2 0,078

Tweezijdig significant met * α= 0,05 ** α= 0,01 *** α= 0,001

In tabel 3 valt af te lezen dat er nog steeds een significant verband bestaat tussen het electorale succes van RRP’s en de verandering in standpunt over de EU van de TMP’s. Met een overschrijdingskans van 0,003 blijft dit onder de 0,05. De Beta-waarde is 0,239 wat betekent dat wanneer het succes van RRP’s met één procentpunt stijgt, het standpunt van de TMP’s met 0,239 punt positiever wordt. De sterkte van het verband is dus met 0,01 afgenomen vergeleken met de enkelvoudige regressie. Als we kijken naar hypothese 1 : “Hoe groter het electorale succes van RRP’s, hoe negatiever het standpunt van de TMP’s over de EU’’ dan is het gevonden verband precies het tegenovergestelde van wat er verwacht werd. Uit de data blijkt dat hoe groter het electorale succes van RRP’s des te positiever het standpunt van de TMP’s. Zodoende is er dus geen sprake van contagion effects. Sterker nog, als we in Meguid’s (2005) termen spreken kan er gesteld worden TMP’s een adversarial strategie hanteren als gevolg van het succes van RRP’s. In plaats van contagion effects, kan er dus gesproken worden van

adversarial effects.

De R² van 0,104 is in model 2 hoger dan de R² (0,056) bij model 1. Dit betekent dat 10,4 % van de in de variantie van de afhankelijke variabele wordt verklaard door de meegenomen onafhankelijke variabelen. Deze stijging is een gevolg van het tweede significante verband dat we kunnen waarnemen, namelijk het verband tussen de links-rechts positie van de TMP’s en de verandering in de standpunten van deze partijen over de EU. In tabel 3 zien we dat met een overschrijdingskans van 0,043, die kleiner is dan 0,05 gesteld kan worden dat er significant negatief verband tussen deze twee variabelen bestaat. De R² is echter vertekend omdat ook de niet significante verbanden in dit model zijn meegenomen. In tabel 4 is te zien dat de R² bij een meervoudige regressie met alleen de significante variabelen op 0,087 ligt. Dit betekent dat 8,7% van de variantie in het standpunt over de EU wordt verklaard door het succes van RRP’s en de links-rechts positionering van de TMP’s.

(18)

17

Tabel 4: Meervoudige regressie met de significante variabelen

Model 3 Coëfficiënt Standaard- Bèta Overschrijdingskans afwijking Succes RRP 0,085 0,027 0,250 0,002** Links-rechts positie -0,225 0,133 -0,159 0,049* Pearson’s R2 0,087 Adjusted R2 0,075

Tweezijdig significant met * α= 0,05 ** α= 0,01 *** α= 0,001

De bèta-waarde bij de onafhankelijke variabele links-rechts positionering is -0,164 (tabel 3), dus bij een stijging van één punt op de links-rechts schaal (hoe hoger de waarde, hoe rechtser), verandert het standpunt van de TMP’s over de EU met -0,164 punt. Dit betekent dat er een negatiever standpunt wordt ingenomen. We hebben bij het toetsen van hypothese 1 een tegenovergesteld verband hebben gevonden en hebben dus aangetoond dat er geen sprake is van contagion effeects. Daarom wordt hypothese 2 automatisch verworpen. Immers, als er geen contagion effects zijn, kan de ene partij hiervoor niet gevoeliger zijn dan de andere partij. Uiteraard is het gevonden verband wel relevant. Als we het verband omdraaien kan er gesteld worden dat hoe linkser de TMP, hoe positiever het standpunt over de EU. Deze bevinding is een toevoeging aan het gevonden adversarial effect. We kunnen concluderen dat hoe linkser de TMP, hoe gevoeliger deze is voor het adversarial effect.

De heersende publieke opinie in de betreffende lidstaat is niet bepalend voor de standpunten van TMP’s over het EU issue. Met een score van 0,217 op de overschrijdingskans, is er een kans van 21,7% dat we onterecht aannemen dat er sprake is van een verband. Dit betekent dat TMP’s hun standpunt niet aanpassen aan de heersen publieke opinie om zo meer electorale winst te boeken. Hiermee wordt het causale verband tussen het standpunt en het succes van RRP’s meer plausibel. Ook de dummyvariabele die meet of de TMP’s in de regering zitten, vertoont geen significant verband met de afhankelijke variabele. De kans dat we onterecht aannemen dat dit verband er wel is, is 27,8%. Deze dummyvariabele is meegenomen om bij te dragen aan het bevestigen van de theorie over

contagion effects. Wanneer dit effect aanwezig zou zijn geweest, zou deze variabele waarschijnlijk een

significant verband hebben aangetoond (Van Spanje, 2010; 15) In dit geval is hier geen sprake van. Zoals in figuur 1 al te zien was, is er een aantal cases waarin geen succesvolle RRP aanwezig is. Wel is er een spreiding op de afhankelijke variabele (EU standpunt) Aan de hand van een meervoudige regressie waarin het succes van RRP’s niet wordt meegenomen, kunnen we onderzoeken of er andere verklaringen zijn voor de veranderende standpunten. In tabel 4 staat model 3 weergeven waarin de cases zonder succesvolle RRP’s zijn meegenomen.

(19)

18

Tabel 5: Meervoudige regressie verandering standpunt EU met alleen cases waar succes RRP = 0

Model 4 Coëfficiënt Standaard- Bèta Overschrijdingskans afwijking Publieke opinie EU -0,001 0,001 -0,150 0,229 Regeringspartij 0,027 0,376 0,009 0,943 Links-Rechts positie -0,133 0,119 -0,138 0,268 Aantal cases 66 Pearson’s R2 0,104 Adjusted R2 0,078

Tweezijdig significant met * α= 0,05 ** α= 0,01 *** α= 0,001

Er zijn 66 cases waarbij er geen sprake is van een succesvolle RRP. Voor geen van de gebruikt onafhankelijke variabelen is een significant verband gevonden. Dit houdt in dat er nog andere factoren zijn die ten grondslag liggen aan de veranderende standpunten, die we niet gemeten hebben. Hierdoor zijn we minder zeker van het veronderstelde causale mechanisme dat aanwezig is bij de gevonden significante verbanden.

5. Conclusie

In dit onderzoek heb ik geprobeerd aan te tonen welke effecten succesvolle RRP’s hebben op het standpunt over de EU van TMP’s. Door middel van een vergelijken cross-sectionele analyse van 47 partijen uit 15 West-Europese EU lidstaten tussen 1997 en 2013 is gebleken dat electoraal succes van RRP’s een adversarial effect heeft op het standpunt over de EU van TMP’s (weerlegging hypothese 1). Het adversarial effect houdt in dat de TMP’s een positiever standpunt over de EU innemen op het moment dat RRP’s succesvol zijn. Ook blijkt dat hoe linkser de TMP, hoe meer deze zijn standpunt aanpast dus hoe positiever hij staat tegenover de EU (weerlegging hypothese 2). Deze bevindingen zijn interessant want zij bewijzen precies het tegenovergestelde dan uit de aangehaalde literatuur verwacht kon worden.

Er kan geconcludeerd worden dat er op het EU issue geen sprake is van contagion effects van RRP’s op TMP’s. Uit de bestaande literatuur is gebleken dat dit wel het geval is bij het immigratie

issue. Op dit moment lijkt het immigratie issue dus nog het enige issue waarbij partijcompetitie

zichtbaar wordt in de vorm van contagion effects. Mijn bevindingen passen wel binnen een door Meguid (2005) beschreven adversarial strategie waarbij TMP’s juist tegenovergestelde standpunten van nichepartijen innemen. Hiermee wordt het issue ownership van RPP’s versterkt wat hun electorale succes ten goede zou komen (2005:349). In dat opzicht lijkt het vreemd dat we de adversarial strategie terug zien bij TMP’s. Echter zien we dat hoe linkser de TMP, hoe positiever hun standpunt over de EU. Aan de hand van de behandelde theorie van Downs (1957) hadden we de verwachting dat rechtse TMP’s meer geneigd zijn om hun standpunt richting dat van de RRP’s aan te passen. Deze

(20)

19 theorie kan verklaren waarom de meer rechtse TMP’s minder geneigd zijn een positief standpunt in te nemen over de EU dan de meer linkse partijen. Meer linkse partijen hebben wellicht minder te vrezen voor van hun partij weglopende kiezers. In feite kan er gesteld worden dat linkse partijen de issue

owners zijn van een positieve attitude jegens de EU.

Het feit dat partijen een adversarial strategie hanteren kan betekenen dat het EU issue, of beter gezegd dat euro-scepticisme vergeleken met het immigratie issue niet salient genoeg is om als subject van electorale strijd te fungeren. Het hanteren van een adversarial strategie zal dan geen positieve invloed hebben op het succes van RRP’s, evenals dat het overnemen van de standpunten van RRP’s niet zal leiden tot succes voor de TMP’s. Ook kan het zijn dat door de beperkte salience van het EU

issue, er geen sprake is van een partijfamilie die het issue nadrukkelijk ‘’bezit’’ (issue ownership). Het

EU issue kan dat niet beschouwd worden als kenmerkend voor de RRP familie waardoor de bestaande consensus over het feit dat immigratie de core issue van RRP’s is (Van Spanje, 2010; Bale, 2010; Ivarsflaten, 2008) nog eens versterkt wordt.

(21)

20

Literatuur

Arzheimer, Kai (2009) ‘’Contextual Factors and the Extreme Right Vote in Western Europe, 1980-2002’’ American Journal of Political Science 53: 259-275, Midwest Political Science Association

Bale, Tim, Christoffer Green-Pedersen, André Kouwel, Kurt Richard Luther, Nick Sitter (2010) ‘’If

You Can’t Beat Them, Join Them? Explaining Social Democratic Responses to the Challenge from the Populist Radical Right in Western Europe’’ Political Studies 58: 410-426

Brug, Wouter van der, Meindert Fennema (2007) ‘’What causes people to vote for a radical right party?: A review of recent work’’ International Journal Of Public Opinion Research 19: 474-487, Oxford: Oxford University Press

Downs, Anthony (1957) ‘’An Economic Theory of Political Action in a Democracy’’ journal of Political Economy 65: 135-150, Chicago: University Of Chicago Press

Franklin, Mark, Christopher Wlezien (1997) ‘’The Responsive Public: Issue Salience, Policy Change, and Preferences for European Unification’’ Journal of Theoretical Politics 9: 347-363, London: Sage Publications

Harmel, Robert, Lars Svasand ‘’The Influence of New Parties on Old Parties’ Platforms: The Cases of the Progress Parties and Conservative Parties of Denmark and Norway, Party Politics 3: 315-340, London: Sage Publications

Heinisch, Reinhard (2003) ‘’Succes in Opposition – Failure in Government: Explaining the

Performance of Right-wing Populist Parties in Public Office’, West European Politics 26: 91-130

Ivarsflaten, Elisabeth (2008) ‘’What Unites Right-Wing Populists in Western Europe?: Re-Examining Grievance Mobilization Models in Seven Successful Cases’’ Comparative Political Studies 41: 3-23 London: Sage Publications

Loxbo, Karl (2010) ‘’The Impact of the Radical Right: Lessons from the Local Level in Sweden, 2002-2006’’, Scandinavian Political Studies 33: 295-315

Marks, Gary, Marco Steenbergen (2004) ‘’European Integration and Political Conflict’’ Cambridge: University Press

Meguid, Bonnie (2005) ‘’Competition between Unequals: The Role of Mainstream Party Strategy in Niche Party Success’’ The American Political Science Review 99: 347-359

Minkenberg, Michael (2002) ‘’The New Radical Right in the Political Process: Interaction Effects in France and Germany’’, Shadows over Europe: The Development and Impact of the Extreme

right in Western Europe, New York: Palgrave Macmillan

Mudde, Cas (1996) ‘’The War of Words: Defining the Extreme Right Party Family’’, West European

(22)

21 Mudde, Cas (2007) ‘’Populist Radical right Parties in Europe’’, Cambridge: Cambridge University

Press

Petrocik, John (1996) ‘’Issue Ownership in Presidential Elections, with a 1980 Case Study’’,

American Journalof Political Science 40: 825-850

Reif, Karlheinz, Hermann Schmitt (1980) ‘’Nine Second-Order National elections. A Conceptual Framework for the Analysis of European Election Results’’, European Journal of Political

Research 8: 3-44

Riker, William H. (1982) Liberalism against Populism: A Confrontation betweenthe Theory of

Democracy and the Theory of Social Choice. San Francisco, CA

Rydgren, Jens (2005) ‘’Is extreme right-wing populism contagious? Explaining the emergence of a new party family’’, European Journal of Political Research 44: 413-437, Oxford: Blackwell Schain, Martin (1987) ‘’The National Front in France and the Construction of Political Legitimacy’’,

West European Politics 10: 229-252

Spanje, Joost van (2010) ‘’Contagious Parties: Anti-immigration Parties and their Impact on Other Parties’ immigration Stances in Contemporary Western Europe’’, Party Politics

Vries, Catherine de (2007) ‘’Sleeping Giant: Fact or Fairytale? How European Integration Affects National Elections’’ European Union Politics 8: 363-385, London: Sage Publications Wlezien, Christopher (2005) ‘’On the salience of political issues: The problem with most important

problem’’, Electoral Studies 24: 555-579 London: Elsevier

Zaslove, Andrej (2011) ‘’The populist radical right in government: The structure and agency of success and failure’’, Comparative European Politics 10: 421-448, London: Macmillan Publishing

(23)

22

Appendix

Appendix A: Tabel landen met onderzochten partijen (genoemd zoals in CMP dataset)

Land Sociaaldemocraten Christendemocraten Liberalen Radicaal Rechts

België SP Socialist Party Different CD&V Christian Democratic and Flemish VLD Flemish Liberals and Democrats Flemish Block en Front National

Denemarken SD Social Democratic Party

KF Conservative People’s Party

V Liberals DF Danish Peoples Party en FrP Progress Party Duitsland SPD Social Democratic Party CDU/CSU Christian Democratic Union/Social Union FDP Free Democratic Party Die republikaner en deutsche volksunion (1998) en NPD (2005 en 2009)

Frankrijk PS Socialist Party UMP Union for a Popular Movement UDF Union for French Democracy Front national Finland SSDP Social Democrats

KK National Coalition SK Finnish Centre

-

Groot Brittannië

Labour Party Conservative Party Liberal Party - Ierland LP Labour Party Fine Gael Fianna Fail -

Italie - CCd/white flower/UdC FI / Pdl Go Italy / People of Freedom Lega nord

Luxemburg POSL/LSAP Socialist Workers' Party

PCS/CSV Christian Social People's Party

PD/DP Democratic Party ADR Action Committee for Democracy and Pension Justice

Nederland PvdA CDA VVD Lpf/pvv

Oostenrijk SPOE Austrian Social Democratic Party

OVP Austrian Peoples Party

- FPO Austrian

Freedom Party /BZO Allience for the Future of Austria Portugal Socialist Party (PSP) CDS-PP Democratic

and Social Center (CDS+PP)

- -

Spanje PSOE Socialist Workers' Party

PP Popular Party (voorheen populair allience)

- -

Zweden SdaP Social Democratic Labour Party MSP Moderate Coalition Party CP Centre party ND Ny Demokrati (1991)

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het SYNTRA-netwerk pleit daar- om voor meer transparantie en duidelijkheid over het statuut van de jongere in de leertijd, zowel voor de jongere zelf (en zijn ouders) als voor

When at the end of this period the ventricular pressure falls below the aortic pressure level, the aortic valve is closed by the starting back flow from

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Het effect van bodemverbetering op de oppervlakkige afvoer, waterbergend vermogen, vocht- houdend vermogen en de mogelijkheid om droge perioden te overbruggen is bepaald

Zoals deze korte excursie door West-Europa laat zien, stond Nieuw Links bepaald niet alleen in zijn streven naar democratisering, partijvernieuwing en internationale solidariteit..

Wat mij betreft heeft Kuitert in — zijn zoektocht een juiste koers - we kunnen niet om de vragen heen, we moeten onze kennis en onze kritische zin ook inbrengen in de wereld van

Alongside the working group discussions, the EDUsummIT 2013 engaged editors from various International Journals in active dialogue about possible actions to enhance