• No results found

Conservering van gepyritiseerde fossielen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conservering van gepyritiseerde fossielen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

65 AFZETTINGEN WTKG21 (4). 2000

Conservering

van

gepyritiseerde

fossielen

RuudWiggers*

Na de

exemplaren

vandeze soortentehebben

geteld, borg

ikzeop in slides. Enkele maanden laterwildeiknogeens

naarenkele details

kijken.

Er had zicheenramp voltrok-ken! De aanblik door de

microscoop

was

bijzonder

treu-rig.

Debrokstukken van de foraminifcren

lagen

in alle hoekenvande slide.Deze soorten metbollevormen

zijn

vaak

geheel gevuld

methonderden minuscule

pyriet-bol-letjes

die op vocht reageren endan al

spoedig

gaan

ex-panderen.

Sommige schelpen

en foraminiferen hebben

weinig

last

van

pyriet.

Nuculana

deshayesiana,

het

gidsfossiel

voor

het

Midden-Oligoceen,

wordt meestal

betrekkelijk

gaaf

aangetroffen.

De

schelpen

zijn

in dezware kleivan de

afzetting

vanWoold in de

verdrukking gekomen

en daar-door

gebroken.

Ook gaanze er niet

opvooruitwanneer ze

langdurig

aan de lucht

zijn blootgesteld, natregenen

en weer

drogen.

Ze worden dan

bros,

slaan

roestig

uiten

val-lenna

verloop

van

tijd

uit elkaar. Dat

geldt

vooralle

schel-pen uit De

Vlijt.

Ermoetonderscheid worden

gemaakt

tussenvondsten uit

de

Afzetting

van

Winterswijk (bovenin

groeveDe

Vlijt,

juist

onder de

keileem)

enuit de

Afzetting

van Woold daaronder. In de

Afzetting

van

Winterswijk

komen rela-tief

weinig

fossielenvooromdat deze

afzetting

in

betrek-kelijk

korte

tijd

is

afgezet.

Het

pakket

is veel

zandiger

dan de

Afzetting

vanWoolden nahet

drogen

van de

schel-pen kan de inhoud meestal

gemakkelijk

worden

uitgeklopt

of

uitgepeuterd.

Deze

schelpen zijn goed

tebewaren. Semicassisrondeleti,dieeentereschaalheeft,wordt

wei-nig gevonden

in de groeveenkomt alleenweleens

onge-schonden uit de

Afzetting

van

Winterswijk.

Wordterniets

gedaan

dan zullen de

pyriethoudende

schel-pen op korte of

langere termijn

sneuvelen door de

wer-king

vanhet

pyriet.

Watis hiernu aantedoen?

Droog

bewaren iseeneerste vereiste. De actie kan verderbestaan uit

behandeling

met

placeton (een oplossing

van

lijm

in

aceton).

De

schelp

wordtmetditmiddel

afgedekt.

Het

geeft versteviging

en maakt hetzuurstof

moeilijk

ombinnente

dringen.

In

Af-zettingen

van

september

1999 2

wordt door

Freddy

van

Nieulandeen Marcel Vervoenenbeschreven hoe

schel-penenandere voorwerpen op deze manier kunnen wor-den

verstevigd.

Voor veel

schelpen

uit De

Vlijt

is diteen

probaat middel;

voorenkele

problematische

soortenwerkt

dit niet.

Een voorbeeldvan een soort

waarbij

deze

behandeling

niet

helpt

is

Thyasira nysti (fig. 2).

Ineenvitrinevanhet

museumFreriks in

Winterswijk

bekeek ik

onlangs

de

ver-zameling Oligocene

molluskenenkon daarconstateren dat detwee

exemplaren

van

Thyasira nysti

al

bijna

tot

grijs poeder

warenvervallen. Inde

Afzetting

vanWoold wordenvandezesoortfraaie

exemplaren gevonden

maar deze

tweekleppigen

hebben

altijd

eenharde,

gepyritiseerde

kemen

zijn

daardoor

problematisch.

Schelpen

die

gevonden

wordenin de

Oligocene

Afzettin-genvan

kleigroeve

“De

Vlijt”, omgeving Winterswijk, zijn

meestal geen

lang

levehbeschoren. Het

pyriet

dat vaak in de

schelpen zit,

doet

meedogenloos zijn vernietigend

werk. Ineencollectie

schelpen

uit die groevezullen

sommige

soorten niet voorkomen omdatzewel werdenverzameld

maarniet bewaard bleven.

Schelpen

met tere schaal die

gevuld zijn

met

pyriethoudende

klei worden zelden heel

gevonden

enhebbendan

alsnog

een

geringe

overlevings-kans.

Voorforaminiferen

geldt

hetzelfde. Ten Dam1

,

die

Oligo-ceenmateriaal uit Oost-Nederlandbestudeerde,meldt dan ook dat ineen‘vers’monstereen

rijke

foraminiferen-fauna kan worden

aangetroffen.

Zelfbekeek

hij

materiaal dat al

in de 19eeeuwwasverzameldendat inmiddelswas

aan-getast.

Na

verwerking

van eenmonster doorhet te was-sen,

spoelen

e.d.gaatbinnen korte

tijd

veel verloren we-gens de

aanwezigheid

van

pyriet.

Diverse soorten zoals

Globigerina

bulloides

d’Orbigny

en

Sphaeroidina

bulloi-des

d’Orbigny (fig. 1) verging

het in

mijn

monstersuit De

Vlijt

dramatisch.

Fig. 1:Sphearoidinabulloides

d’Orbigny,

x60

(2)

AFZETTINGENWTKG 21 (4), 2000 66

In

“Winterswijk, Geologie

deell”3wordt

uitgelegd

wat erchemischaande handis. Het

pyriet reageert

met zuur-stofen waterwaardoor zwavelzuurenferrosulfaat ont-staan.Dit ferrosulfaatgaat

vervolgens

een

verbinding

aan metdezuurstofenhet zwavelzuur zodat ferrisulfaat ont-staatdatweer

oxyderend

op het

pyriet

inwerkt waardoor

opnieuw

ferrosulfaatontstaatenhetproces

opnieuw

be-gint.

Het

pyriet

bevattendevoorwerp zal na

enige tijd

steeds verderuiteenvallen;de kalkvande

schelpen

wordt

ernstig aangetast.

Ik heb

geëxperimenteerd

methet

roestverwijderingsmiddel

“Dithioniet”. Drie chemicaliën worden

daarbij

in

de juiste

verhouding

metelkaar

gemengd.

Het natriumdithioniet

zorgtvoor het in

oplossing brengen

van

ijzeroxyde.

De tweeandere chemicaliën houden de

zuurgraad

vande

op-lossing

neutraal.De

oplossing

is dusnietzuur.De chemi-sche

samenstelling zorgt

erverdervoordat het

opgeloste

ijzer

niet

opnieuw gaat oxyderen.

Enkelehonderden

exemplaren Thyasira nysti

uit De

Vlijt,

dievoor eendeel al uit elkaar

vielen,

heb ikmetdat mid-del behanmid-deld. Na deeerste

behandeling

ontstond er

bij

eenaantal

exemplaren

na

enige

maanden toch weer

uit-slag

door

oxydatie.

Misschien is de

oplossing

niet sterk genoeggeweest.Vooreentweedekeerwerden de schel-penmetDithioniet behandeld. Na

bijna

een

jaar

is de toe-stand

tamelijk

stabiel. Slechts enkele

exemplaren

begin-nen minimaalte

oxyderen

enhebben

mogelijk

nogeen

behandeling nodig.

De

behandeling

kan nog worden

ver-fijnd.

Pasover eenaantal

jaren

zal

blijken

of de achteruit-gangdefinitieftotstilstand is

gebracht.

Er

zijn

tenslotte

verzamelingen

metmollusken uit De

Vlijt

diepasna

tien-tallen

jaren

uit elkaar vielen.De

schelpen

raakten

bij

de

behandeling

helaas wel de kleur

kwijt

diezehadden

bij

het verzamelen.

Roestig

enbruin wordt het

uiterlijk,

maar

nog

altijd

te verkiezen boven weg moeten

gooien.

Een fors

exemplaar

Semicassis

rondelet!,

dooren door

gepyritiseerd,

heeft geenbaat

gehad bij bovengenoemde

behandeling.

Het

exemplaar

waswel inzeerslechtestaat

opgeraapten had misschien meerderekeren behandeld

moeten worden.

Ook heb ik in

september

1999een

proef gedaan

met vier

bronzen/koperen

Romeinse munten. Ze hadden de eeu-wenslecht doorstaan. Het betreft ondermeer een as

(van

koper)

met de

afbeelding

vankeizer

Augustus

die werd

geslagen

onderkeizer

Tiberius,

naAD22

(fig. 3).

Op

de

voorzijde

staatde randtekst DIVVS AVGVSTVS

PATER,

waaruit

blijkt

dat de

goddelijke Augustus

inmid-delsterzielewas.

Op

de

keerzijde

staateenaltaartussen de letters S enC. Voor het slaanvan een

koperen

as

gaf

namelijk

de Romeinse Senaat

toestemming.

Onder het altaarstaatdereclametekst

PROVIDENT,

wantzo wer-denmunten doordemachthebbers

gebruikt.

Zo mooi als de hier

afgebeelde

muntzagdeonze erechter niet uit. Die munt was in het verledenal

herhaaldelijk

ontdaanvandeontsierendegroene

uitslag

die door

oxy-datieontstaatmaarhet

probleem

kwam steedsterug.Ook enkele munten uit de

regeringsperiode

vankeizer

Constan-tijn

de Grote

(306-337)

en Constans

(330-350)

werden

uitgeselecteerd

wegens hun slechte

conservering.

Ze ver-toonden allemaaleen

heftige gifgroene uitslag.

Secundaire

koper-

en loodmineralen mogen,

volgens

de

gebruiksaanwijzing bij

het

Dithioniet,

niet worden

behan-deld. In de

hoop

dat deze munten niet in die

categorie

vallen, zijn

zeop dezelfde

wijze

als de

schelpen

behan-deld. Ze zien ernu heel

behoorlijk

uit. Ook dekleur is

behouden.Al

langer

daneen

jaar

wordenze met

regel-maat

gecontroleerd

entotnutoe is ergeenenkel teken van

uitslag

meer.

Mogelijk

hebben de munteneen

percen-tage ijzer

bevatwaarvande

oxydatie

opdeze manieris

geneutraliseerd.

In

Waasdorp

4is

sprake

vanbronzen mun-ten met

ijzeren

kem. Ook hier

geldt

daterpasnaenkele

jaren

meerzekerheidzal

zijn.

Kümmerle5

schrijft

ook over het

gebruik

van

natrium-dithioniet,

wanneer

hij zijn

maniervanwerkenmet fora-miniferen

beschrijft; “Wegen

der Brauneisen-Verkrus-tungen,diebesondersim tieferen

Chattprofil

des Ahnetals

haufig sind,

erwies sich beimanchenProbeneine

Behand-lung

mit heissen

Natriumdithionitlösung

als

notwendig.

Darin loste sich das

Brauneisen,

ohne dassdiezarten Kalk-schalen der Foraminiferen litten.”.

Het middel Dithioniet is

gekocht bij Stichting Geologica,

Grotestraat

61,

7622 GB Borne

(Ov.),

tel./fax: 074-26 63 605

De firma Kranz

brengt

eveneens een

roestbestrijdend

mid-delopde

markt, Ethanolaminthioglycollat.

Een brochure is

bijgevoegd

met de titel: Der Gebrauchvon

Ethanolamin-thioglycollat

für die

Konservierung

von

pyritisierten

Fossi-lien. Het is de

vertaling

van een artikelvan Comish &

Doyle

6.

Hierondereenkorte

samenvatting.

De relatieve

luchtvochtigheid speelt

eengroterol

bij

het

oxydatie-proces. Zolang

ergeen

gelegenheid

isomde fos-sielentebehandelenmoeten zeineen

omgeving

worden

bewaardmeteenrelatieve

luchtvochtigheid

van40-50%. Het

aanbrengen

van een afdekkende

laag

vanhars of lak

op het fossiel is onvoldoende. Deze

laag

zal wateren zuur-stof toch doorlaten. Voor

behandeling

met hethier

be-sproken

middelmoetdeze

laag

daaromzo

goed mogelijk

(3)

67 AFZETTINGEN WTKG21 (4), 2000

worden

verwijderd.

Als menwil weten ofeenfossiel

on-derhevig

is aanverval door

pyriet

dan kan worden

getest

of de

pH-waarde

vanhet fossiel de waarde 3 niet

over-schrijdt.

Hiervoor is

speciaal papier

in de handel datmet

gedestilleerd

waterwordt

bevochtigd

en dantegenhet fossiel wordt

gedrukt.

Dan de

behandeling.

Hetfossiel wordteerstzo

goed

mo-gelijk

aande

oppervlakte gereinigd. Vervolgens

wordteen

oplossing

gemaakt

uit 2-5%

Ethanolaminthioglycollat

opgelost

in bv.

watervrij Isopropylalkohol.

De

concentra-tiemoet wat

hoger zijn

voorzwaar

geoxydeerd

materiaal.

Danwordthetfossiel

royaal ondergedompeld, bij

voor-keur ineen

glazen

schaal, vooreen

periode

van max. 4

uur,

afhankelijk

vandestaatwaarin het fossiel verkeerde. De kleurloze

oplossing

zal een violette kleur

krijgen.

Daarnawassenin zuivere

alcohol,

3 maalde

behandel-tijd.

De hele

behandeling

eventueelherhalentot ernog

nauwelijks

kleur in de

oplossing

komt. Aan deluchtlaten

drogen.

Hoewel het middel niet erg

giftig

is moetwelmet PVC-handschoenenenbeschermbril worden

gewerkt

in een

geventileerde

ruimte of ondereen

afzuigkap.

Degrote

Nautilus,

Aturia sp.,

onlangs

door

mij

in groeve De

Vlijt gevonden (zie Afzettingen

december

1999),

moet

nog een conserverende

behandeling krijgen.

Dithioniet

lijkt

hier nietvan

toepassing

omdat

dieptewerking

is ver-eist. Het middelvanKranz zal hier wegens de omvang vanhet fossiel misschien ook geen uitkomstbieden,maar datmoet nog worden

geprobeerd.

Grote

objecten

schij-nenalleentekunnen worden

geconserveerd

doorzemet

paraffine

te

impregneren (mondelijke mededeling

hr.

Krie-ken).

VooreenNautilusvan8 kilo

lijkt

de aanschafvan2 kilo

paraffine nodig. Bij

de

gespecialiseerde apotheker

is datte

verkrijgen.

Het fossiel wordt ongeveer 4

dagen

in

paraffine gelegd

en

matig

verwarmd. Dit moet buitens-huis

gebeuren

wegens de

buitengewoon

onaangename lucht. Na

afloop zijn

vocht enzuurstof

uitgedreven.

He-laas heb iknuniet de faciliteitenvoordeze

proef

maardat

experiment

moetik noguitvoeren. De

tijd dringt

natuur-lijk

want de Nautilusgaatbinnenafzienbare

tijd

uiteen

vallen. Omdat te voorkomen houd ik

mij

aanbevolenvoor betere methoden.

Literatuur

1.

Dam,

A. ten &Th.

Reinheid,

1942. Die

Stratigraphi-schen

Gliederung

desNiederlandischen

Oligo-Miozans

nach Foraminiferen.

Mededeelingen

van de

Geologi-sche

Stichting.

2

Afzettingen, Jrg

20

(3), september

1999,

pp. 47-49. 3. Pelletier. W. en H.G.

Kolstee,

1986.

Winterswijk,

Geologie

Deel

I, Inleiding

totde

geologie

van

Winters-wijk.

Wet. Med.

KNNV,

nr.

175,

p.68.

4.

Waasdorp,

J.A.,

1999. Van Romeinse Soldaten en Cananefaten.

Gebruiksvoorwerpen

vande

Schevening-seweg.VOM-reeks,nr.

2,

Gemeente Den

Haag,

Dienst

Stadsbeheer,

p. 36.

5.

Kümmerle, Eberhard,

1963. Die Foraminiferenfauna des Kasseier Meeressandes

(Oberoligozan)

im Ahnetal bei Kassei.

Abhandlungen

des Hessischen Landes-ambtes für

Bodenforschung,

Heft

45,

p. 9.

6

Comish,

L. & A.

Doyle,

1984. Use of Ethanolamine

Thioglycollate

in the Conservation of

Pyritized

Fossils. In:

Paleontology 27,

Part2

1984,

pp. 421-424.

*Ruud

Wiggers,

Orteliuskade76-III, 1056NG

Amster-dam,

tel 020-61 24

960,

email:

ruudw@cs.vu.nl

Opeas

( Opeas)

minutum

(Klein,

1353)

(Tek.

Cor

Karnekamp)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze module behandelen we enige voorbeelden van berekeningen met matrices waarvan de elementen polynomen zijn in plaats van getallen.. Dit soort matrices worden vaak gebruikt in

R14 Door een systematische fout ligt de gevonden waarde gemiddeld altijd boven of onder de werkelijke waarde, dus de juistheid wordt

Aan het einde van het onderzoek worden de resultaten van de onderzoeksthema’s A, B en C samengevoegd en wordt daarmee gepoogd om enerzijds een samenhangend beeld van de

The objective of this question was to determine the extent to which the following factors, namely: increase in the cost of materials, increase in cost of labour, increase

Cells were immunostained with antibodies showing the detection of rotavirus proteins, (A) VP1, (B) NSP2 and (C) NSP5 in MA104 cells following the transfection of the

Ooit alcohol gedronken (alleen slokjes of heel glas of meer) 63 Laatste 4 weken alcohol gedronken (heel glas of meer) 31 Laatste 4 weken alcohol gedronken (alleen slokjes of

[r]