• No results found

Verschil moet er wezen : onderzoek naar de verschillen tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg en de open dagbehandeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschil moet er wezen : onderzoek naar de verschillen tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg en de open dagbehandeling"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verschil moet er wezen

Onderzoek naar de verschillen tussen jongeren in de gesloten

jeugdzorg en de open dagbehandeling

Masterscriptie Forensische

Orthopedagogiek,

Pedagogische en Onderwijskundige

Wetenschappen,

Universiteit van Amsterdam,

Door: A.M.P. Stavenuiter,

Studentnummer: 6193528,

Begeleider: dhr. dr. G.H.P. van der Helm,

2e beoordelaar: mw. dr. I.B. Wissink,

(2)

1

Inhoud

Abstract ...2 Inleiding ...3 Methode ...8 Gesloten jeugdzorg ...8 Open dagbehandeling ...8 Steekproef ...8 Gesloten jeugdzorg ...8 Open dagbehandeling ...10

Beschrijving variabelen en operationalisering ...11

School/ werk ...11

Vrije tijd ...12

Gezinsfactoren ...12

Mishandeling ...12

Beperkingen en psychische problemen ...12

Middelengebruik ...13 Delict gedrag ...13 Analyseplan ...14 Resultaten ...15 De Chi-kwadraat toets ...15 School/ werk ...15 Gezinsfactoren ...17 Mishandeling ...17

Beperkingen en psychische problemen ...18

Delictgedrag ...19

Hiërarchische clusteranalyse ...23

Discussie ...28

Beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek ...30

Conclusie ...31

Implicaties ...32

Literatuur ...33

(3)

2

Abstract

The aim of the present study was to contribute to the knowledge of youth characteristics in secure care. The main question in this study was: ‘What are the differences between juveniles (12-18 years) in secure youth care compared to open day care regarding the topics of school/work, spare time, family characteristics, maltreatment, disabilities and psychological problems, substance abuse and criminal offenses?’. Files of 132 juveniles (52 juveniles in secure youth care and 80 juveniles in open day care) were analyzed. By using hierarchical cluster analysis, different profiles of problems in both groups appeared. The results indicated that profiles of youth in secure care were more complex. That is, juveniles in secure youth care show more often signs of maltreatment, more often have disabilities, severe psychological problems and committed more criminal offenses.

(4)

3

Inleiding

Er is de laatste jaren steeds meer gebruik gemaakt van jeugdhulpverlening (Jeugdzorg Nederland, 2011). Sinds de wet op de jeugdzorg in 2005 is ingevoerd is het percentage jongeren dat gebruik maakte van de jeugdhulpverlening steeds met gemiddeld 6% per jaar gestegen. Vanaf 2011 is deze stijging naar 2% gedaald en daarna leek het gebruik van de jeugdzorg te stabiliseren (Jeugdzorg Nederland, 2011).

Daarnaast is uit de literatuur gebleken dat er veel jongeren zijn die met ernstige gedrags- en emotionele problemen kampen. Op basis van onderzoek van Dekker, Koot, van der Ende en Verhulst (2002) en van Tick, van der Ende en Verhulst (2008) is geconcludeerd dat de prevalentie van ernstig probleemgedrag (klinische scores) bij kinderen en jongeren van 6-16 jaar in de Nederlandse populatie tussen de 12.9 en 20 procent ligt. Onderzoek van Dorsselaer et al. (2010) toonde aan dat ongeveer 15% van de Nederlandse middelbare scholieren veel psychische problemen ervaart. Meisjes hadden vooral veel internaliserende problemen, jongens lieten vaker gedragsproblemen zien (Dorsselaer et al., 2010).

Volgens het huidige jeugdbeleid moet de hulpverlening zo kort mogelijk, zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk plaats vinden (Rijksoverheid, z.j.). Pas in het laatste geval, als andere vormen van hulpverlening ontoereikend zijn, mag een jongere uit huis geplaatst worden (Doek & Vlaardingerbroek, 2009), omdat uithuisplaatsing een ingrijpende gebeurtenis is en het voor de ontwikkeling van het kind beter is om bij zijn of haar primaire opvoeders en in interactie met gezinsleden op te groeien. Daarbij speelt tevens mee dat residentiële opvang duurder is dan ambulante zorg waarbij het kind thuis woont (Bakker, Berger, Jagers & Slot, 2000). Wanneer jongeren vanwege ernstige opvoeding- en ontwikkelingsproblemen in hun ontwikkeling worden bedreigd en zich (dreigen) te onttrekken aan hulpverlening, kunnen zij in een jeugdzorgplusinstelling (gesloten jeugdzorg) worden geplaatst en behandeld. Een jeugdzorgplusinstelling is speciaal gericht op jongeren (12-18 jaar) die beschermd dienen te worden tegen zichzelf en/ of de omgeving, of de omgeving tegen de jongere (Bunthof, 2009; Doek & Vlaardingerbroek, 2009). Jaarlijks worden er ruim drieduizend jongeren behandeld in jeugdzorgplusinstellingen (Jeugdzorg Nederland, 2011).

Onderzoek naar jongeren in de gesloten jeugdzorg heeft aangetoond dat bijna alle jongeren externaliserende gedragsproblemen hadden zoals opstandig gedrag, agressief gedrag en politiecontacten (Nijhof, Dam, Veerman, Engels, & Scholte, 2010). Maar ook internaliserend probleemgedrag zoals angstig- en depressief gedrag kwam bij twee derde van

(5)

4

de jongeren in de gesloten jeugdzorg voor. Meer dan de helft van de jongeren in de gesloten jeugdzorg gebruikte softdrugs, bij 62% van de jongeren was een psychiatrische stoornis vastgesteld en mishandeling kwam bij ongeveer 30% van de jongeren voor (Nijhof et al., 2010). Tevens hadden jongeren in de gesloten jeugdzorg vaak al een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug en was er meestal sprake van gezinsproblematiek. Daarnaast hadden jongeren in de gesloten jeugdzorg vaak contacten met antisociale vrienden/ pooiers of loverboys en hadden zij geen binding meer met school of werk (Harder, 2011 & Nijhof et al., 2010).

Jongeren in de open residentiële jeugdzorg (jongeren die vrijwillig zijn opgenomen in behandelingstellingen waar zij tijdelijk wonen, behandeling krijgen en naar school gaan) werden echter gekenmerkt door nagenoeg dezelfde problematiek (Harder, Knorth & Zandberg, 2006). Ook deze jongeren lieten zeer ernstige emotionele- en gedragsproblemen zien, hadden problemen op school en in hun vrije tijd, vertoonden vaak problematisch alcohol- en drugsgebruik, hadden ouders met psychische- en verslavingsproblemen, hadden problemen in het gezin en de opvoedingssituatie en hadden vaak al meerdere hulpverleningstrajecten gehad (Harder et al., 2006).

Het is dan ook niet duidelijk waar de scheidslijn ligt tussen jongeren met ernstige problematiek die nog in een open setting behandeld kunnen worden en jongeren die behandeld moeten worden in een gesloten setting. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat het niet vanzelfsprekend is dat jongeren met de meeste problematiek ook in de meest intensieve behandelsetting opgenomen worden. Onderzoek van Nijhof et al. (2010) toonde bijvoorbeeld aan dat jongeren in jeugdzorgplusinstellingen (gesloten jeugdzorg) meer problemen hadden dan de vroegere civielrechtelijk geplaatste jongeren in de Justitiële Jeugdinrichtingen. Daar komt nog bij dat gesloten behandeling hoge kosten met zich mee brengt en vaak niet de gewenste resultaten oplevert (Breuk, Doreleijers, Loef, Brown, & Slot, 2010).

Uit het onderzoek van Breuk (2008) naar dag- en open dagbehandeling in de kinder- en jeugdpsychiatrie is gebleken dat dagbehandeling een positieve invloed kan hebben op jongeren met ernstige gedragsproblemen (o.a. geweldpleging) en problemen in de thuissituatie. Deze jongeren hadden na het afronden van de behandeling vaker een dagbesteding dan jongeren in de controlegroep (jongeren die de gebruikelijke justitiële interventies hadden gekregen). Ook waren problemen op het gebied van ADHD, gedrag en agressieproblemen afgenomen. De recidive van delictgedrag was echter niet verminderd (Breuk, 2008).

Beschikbaar op het terrein van de gesloten jeugdzorg is de studie van Vermaes en Nijhof (2014). Zij onderzochten de verschillen tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg aan de

(6)

5

ene kant en jongeren in de open residentiële jeugdzorg wat betreft persoonlijke kenmerken, vrije tijd kenmerken en kenmerken van het gezin aan de andere kant. Uit dit onderzoek is gebleken dat jongeren in de gesloten jeugdzorg vaker risicovol gedrag laten zien, meer soft- en harddrugs gebruiken, vatbaarder zijn voor negatieve invloeden van leeftijdgenoten en minder binding hebben met school dan jongeren in de open residentiële jeugdzorg. Jongeren in de gesloten jeugdzorg hadden tevens meer traumatische gebeurtenissen meegemaakt (mishandeling en misbruik) en hadden meer problemen in het reguleren van emoties en frustraties dan jongeren in de open residentiële behandeling. Wat betreft internaliserende problematiek hadden jongeren in gesloten jeugdzorg meer suïcidale gedachten en vertoonden zij meer automutilatie, terwijl jongeren in de open residentiële behandeling meer angstproblemen hadden. Verder waren jongeren in de open residentiële behandeling vaker verwaarloosd, vonden minder steun in hun sociale netwerk, hadden meer bewegingsonrust en concentratieproblemen dan jongeren in de gesloten jeugdzorg (Vermaes & Nijhof, 2014). Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de problematiek van jongeren in de gesloten jeugdzorg zich op meer gebieden lijkt te bevinden dan bij de jongeren die behandeling krijgen in een open setting. Tevens zijn er meer jongeren in de gesloten jeugdzorg dan in de open residentiëlejeugdzorg met problemen die een bedreiging vormen voor de jongere zelf of diens omgeving.

Hoewel uit de studie van Vermaes en Nijhof (2014) bleek dat de problematiek van de jongeren in de gesloten jeugdzorg zich op meer gebieden bevond en tevens vaker een bedreiging vormde voor de jongere of diens omgeving dan de open residentiële jeugdzorg, bleek er een grote overlap te zijn tussen de problemen van jongeren in de gesloten jeugdzorg en open residentiële jeugdzorg (Nijhof et al., 2010, & Harder et al., 2006). Onderzoek op dit gebied is noodzakelijk om de wetenschappelijke kennis wat betreft de doelgroep gesloten jeugdzorg uit te breiden. Vanwege het feit dat gesloten behandeling vaak niet de gewenste resultaten oplevert en hoge kosten met zich mee brengt (Breuk et al., 2010) is het tevens van maatschappelijk belang om nader onderzoek op dit terrein te verrichten.

Met ingang van de transformatie jeugdzorg zal er bij jongeren met ernstige problemen steeds vaker gekozen worden voor intensieve behandelingen waarbij de jongeren nog thuis wonen, zoals bij open dagbehandeling het geval is. Het doel van de transformatie jeugdzorg (die begin 2015 van start is gegaan) is om jongeren met ernstige gedragsproblemen door de steun van hun sociale omgeving en waar nodig ondersteund door professionele hulverlening te leren participeren in de Nederlandse samenleving (Stams & Helm, 2014). Het is de vraag of het voor alle jongeren (met hun verschillende problematiek en leefomgeving) mogelijk is om op

(7)

6

deze manier te leren participeren in de samenleving. Jongeren in de dagbehandeling functioneren, behalve hun behandelmomenten, in hun eigen context, terwijl jongeren in de gesloten jeugdzorg juist uit hun eigen context geplaatst zijn. Een vergelijking tussen beide groepen geeft inzicht bij welke problemen/ probleemachtergrond jongeren in hun eigen context behandeld worden en bij welke problematiek behandeling buiten de eigen context momenteel nog ingezet wordt.

Het huidige onderzoek zal zich richten op de verschillen tussen jongeren (12-18 jaar) in de gesloten jeugdzorg (jongeren die vanwege ernstige gedragsproblemen of een onveilige (thuis) situatie in een gesloten jeugdzorginstelling behandeld moeten worden) en jongeren in de open dagbehandeling (een open behandelvorm waarbij jongeren met ernstige gedragsproblemen maar die nog thuis wonen intensieve behandeling krijgen in groepsverband en naar school gaan).

Het is essentieel om meer kennis te krijgen van de kenmerken van de doelgroep gesloten jeugdzorg omdat zowel voor het welzijn van de jongere als voor de maatschappelijke kosten deze groep zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Door jongeren in de gesloten jeugdzorg te vergelijken met jongeren in de open dagbehandeling zal blijken of beide groepen jongeren vrij hetzelfde of meer verschillend zijn. Wanneer de problematiek van de doelgroepen meer gelijk is dan is het goed mogelijk dat de toestroom naar beide typen zorg vrij willekeurig gebeurt. Wanneer de doelgroepen vrij verschillend zijn dan zijn jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling blijkbaar een ander type jongeren die waarschijnlijk ook een andere aanpak nodig hebben.

In het huidige onderzoek worden jongeren (12-18 jaar) in de gesloten jeugdzorg vergeleken met jongeren in de open dagbehandeling wat betreft school/werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag. De onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen: ‘Op welke gebieden worden significante verschillen gevonden tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling?’ En: ‘Welke profielen van problemen zijn zichtbaar in beide doelgroepen?’

In het huidige onderzoek zijn dezelfde gebieden onderzocht als in het onderzoek van Vermaes en Nijhof (2014), maar er zijntevens enkele extra variabelen bestudeerd en er worden meer gezinsleden betrokken bij het onderzoek. Bovendien worden de gebieden school/werk en vrije tijd uitgebreider onderzocht dan in het onderzoek van Vermaes en Nijhof (2014). Verder worden er in beide behandelsettings verschillende profielen geschetst van de problemen die vaak in combinatie met elkaar voor komen bij de jongeren. In het huidige onderzoek zijn

(8)

7

tenslotte meerdere kenmerken van de jongeren (en hun bredere omgeving) bestudeerd en dit moet dan ook gezien worden als aanvulling op het onderzoek van Vermaes en Nijhof (2014).

Op basis van de conclusies van het onderzoek van Vermaes en Nijhof (2014) wordt verwacht dat de problematiek van de jongeren in de gesloten jeugdzorg zich op meer gebieden bevindt dan bij jongeren in de open dagbehandeling en dat jongeren in de gesloten jeugdzorg vaker dan jongeren in de open dagbehandeling geweld hebben gepleegd, automutileren, suïcide gedachten/ gedragingen vertonen en vaker slachtoffer zijn van mishandeling. Mochten er uit de huidige studie tevens verschillen blijken te zijn tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg en jongeren in de open dagbehandeling dan wijst dit erop dat de jongeren in beide behandelsettings elk hun eigen type problematiek laten zien en dat het goed mogelijk is dat voor beide groepen een andere behandeling noodzakelijk is. Onderzoek naar de specifieke problematiek van deze groepen kan handvatten bieden waar de behandeling zich op zou moeten richten.

(9)

8

Methode

In dit onderzoek zijn twee groepen met elkaar vergeleken: jongeren die (meestal gedwongen) gesloten zijn geplaatst in jeugdzorgplusinstellingen in Friesland en jongeren die open dagbehandeling kregen bij Dagbehandeling Klaas Groen. De twee groepen zijn met elkaar vergeleken wat betreft school/ werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag.

Gesloten jeugdzorg

Deze doelgroep bestond uit jongeren die door Bureau Jeugdzorg Friesland op civielrechtelijke basis zijn geplaatst in accommodaties voor gesloten jeugdzorg (jeugdzorplus). Deze jongeren hadden ernstige (gedrag) problemen, een onveilige thuissituatie, of dreigden zich te onttrekken aan de hulpverlening. De jongeren in de gesloten jeugzorg waren (meestal onder druk of gedwongen) uit huis geplaatst en de jongeren woonden voor een bepaalde tijd in een jeugdzorgplusinstelling. Hier kregen zij zowel onderwijs als behandeling.

Open dagbehandeling

Deze doelgroep bestond uit jongeren die vanwege ernstig probleemgedrag een open dagbehandeling kregen bij Klaas Groen. Klaas Groen is een reguliere behandelinstelling die verschillende vormen van (vrijwillige) zorg biedt aan jongeren tussen de 12 en 18 jaar met ernstig probleemgedrag (Parlan, z.j.). De jongeren in de open dagbehandeling kregen een combinatie van onderwijs en intensieve groepsbehandeling binnen Klaas Groen en woonden thuis. De jongeren die bij de dagbehandeling van Klaas Groen behandeld werden hadden een normale intellectuele begaafdheid, maar konden niet meer naar school of dreigden uit te vallen vanwege hun probleemgedrag. Vaak hadden zij leerproblemen, problemen in de thuissituatie, persoonlijkheidsproblematiek, psychopathologie, alcohol- of drugsproblemen en vertoonden zij crimineel gedrag.

Steekproef

Gesloten jeugdzorg

De steekproef ‘gesloten jeugdzorg’ bestond uit de totale populatie van jongeren die in de periode juli 2010 tot en met juni 2011 waren aangemeld bij Plaatsingscoördinatie Noord (PC-Noord; betreft Friesland, Groningen en Drenthe) of rechtstreeks waren aangemeld bij het

(10)

9

project ‘Doen Wat Werkt’ voor een plaats in een Jeugdzorg Plus instelling1

(ngesloten = 52). Door

middel van dossieronderzoek bij de jongeren die in de gesloten jeugdzorg waren opgenomen in de bovengenoemde periode zijn de data verkregen.

Met behulp van een opnameformulier dat gebaseerd is op het LIJ (Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen; Spanjaard et al., 2011) zijn de dossiers geanalyseerd. Het LIJ is een instrument om bij jongeren die met verschillende instanties in het jeugdstrafrecht te maken krijgen (zoals politie, Halt, de Jeugdreclassering etc.) de psychosociale problemen en het recidive risico in te schatten, evenals om de juiste behandeling te indiceren (Spanjaard et al., 2011). De gegevens met betrekking tot aantallen, geslacht, leeftijd, categorie, differentiatie, urgentie en soort plaatsing van de gesloten jongeren zijn verkregen uit het registratiesysteem van PC-Noord. Een masterstudente van de Hogeschool Leiden heeft de dossiers van de gesloten jongeren geanalyseerd en de gegevens zo objectief en overzichtelijk mogelijk weergegeven in de opnameformulieren. Dit is onder begeleiding van dr. G.H.P. van der Helm gedaan. De dossieranalyses van de jongeren in de open dagbehandeling zijn door twee masterstudenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) gedaan, tevens onder begeleiding van G.H.P. van der Helm. Deze studenten hebben eerst 10 dossiers onafhankelijk gecodeerd en vervolgens vergeleken; de gecorrigeerde kappa varieerde van .71-.79. Dit wordt gezien als een redelijke tot sterke mate van overeenstemming (Vocht, 2007). De studenten van de UvA hebben dezelfde instructies gekregen voor het analyseren van de data en invullen van het opnameformulier als de studente van de hogeschool Leiden die de doelgroep gesloten jongeren heeft geanalyseerd. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de studenten van de UvA en de Hogeschool Leiden kon echter vanwege praktische redenen niet berekend worden. De steekproef van ‘gesloten jeugdzorg’ bestond voor 53.8% uit jongens en voor 46.2% uit meisjes. De gemiddelde leeftijd was 15.1 jaar en de meeste jongeren (86.5%) waren tussen de 13 en 18 jaar. Bijna alle jongeren waren in Nederland geboren (92.3%), één jongere was in Joegoslavië geboren, één in Frankrijk, één in Duitsland en één in Angola. De meeste jongeren waren al eerder uit huis geplaatst (80.8%), hiervan was 19.2% al eerder in een gesloten instelling behandeld. Slechts 19.2% had altijd bij ouders/ opvoeders thuis gewoond. De meeste jongeren verbleven voor de gesloten plaatsing bij ouders (50%) of bij een instelling (40%). Eén jongere verbleef bij familie/vrienden, één jongere kwam uit een pleeggezin en van drie jongeren was de situatie onbekend. Instellingen waar de jongeren voor de gesloten plaatsing verbleven waren:

1

PC-Noord regelt de plaatsingen van jongeren naar jeugdzorgplusinstellingen in de regio Noord (Broeders, 2013). Doen Wat Werkt is een zorgprogramma met als doel het stabiliseren van het gezinsleven van jongeren met ernstige problemen waarbij andere vormen van

hulpverlening niet voldoende hebben gewerkt (www.hetpoortje.nu). De jongeren zijn maximaal zes weken gesloten geplaatst en kunnen daarna met behulp van gezinsprogramma’s (MST of FFT) weer terug naar huis (Broeders, 2012).

(11)

10

Bauhuus, crisisinterventie, de Bocht, Fier (Metta), IRB groep mooi gaasterland, JHD basishuis, KINNIK, Tjallinga Hiem, Veenpoort en Woodbrookers.

De meeste jongeren waren via Bureau Jeugdzorg gesloten geplaatst met druk van een ondertoezichtstelling (OTS) of voogdij maatregel, maar een deel van de jongeren was vrijwillig (of met drang vanuit de jeugdreclassering) opgenomen in de gesloten jeugdzorg. Iets meer dan de helft van de jongeren (53.8%) was vanuit het kader OTS/voogdij opgenomen in de gesloten jeugdzorg, 26.9% was vrijwillig opgenomen, 9.6% was via de Jeugdreclassering vrijwillig opgenomen en 9.6% was via OTS én Jeugdreclassering opgenomen.

Open dagbehandeling

De steekproef ‘open dagbehandeling’ bestond uit de totale populatie van jongeren die in de periode november 2005 tot en met augustus 2009 geplaatst waren bij Dagbehandeling Klaas Groen (ndagbehandeling = 80). Door middel van dossier onderzoek bij de jongeren die in de

bovengenoemde periode behandeld werden bij Dagbehandeling Klaas Groen zijn de data verkregen. Hierbij is gebruik gemaakt van hetzelfde opnameformulier als bij de gesloten jongeren (zie bijlage 1). Daarbij zijn de achtergrond gegevens overgenomen uit het dossier (geslacht, leeftijd, geboorteland). Zoals bij de steekproef gesloten jeugdzorg beschreven, was er een redelijke tot sterke mate van overeenstemming tussen de onderzoekers van de open dagbehandeling, maar kon de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de studenten van de UvA en Hogeschool Leiden vanwege praktische redenen niet berekend worden.

De steekproef ‘open dagbehandeling’ bestond voor 72.5% uit jongens en voor 27.5% uit meisjes. Het percentage jongens en meisjes in beide doelgroepen verschilde significant. In de gesloten jeugdzorg waren significant meer meisjes (en minder jongens) opgenomen dan in de

open dagbehandeling aanwezig waren ( = 4.830, df = 1, p = .028). Hier is in de analyses rekening mee gehouden. De gemiddelde leeftijd van de deeltijd jongeren was 14.6 jaar en de meeste jongeren (98.8%) waren tussen de 12 en 17 jaar oud. De meeste jongeren waren in Nederland geboren (86.3%), twee jongeren waren in Hongarije geboren, één in Polen en één in Soedanië. De meeste jongeren hadden altijd thuis gewoond (70%), 27.5% had tijdelijk ergens anders gewoond en van 2.5% was het onbekend of ze al eerder uit huis geplaatst waren. Voor Dagbehandeling Klaas Groen verbleven bijna alle jongeren bij hun ouders (91.3%), 2.5% verbleef bij familie/vrienden, 2.5% verbleef in een pleeggezin en 3.8% in een instelling. De namen van de instellingen waar de jongeren verbleven voor Dagbehandeling Klaas Groen kwamen niet uit de dossieranalyse naar voren. De meeste jongeren (76.3%) waren vrijwillig behandeld, 11.3% is via de Jeugdreclassering vrijwillig behandeld, 10% stond onder toezicht

(12)

11

(OTS)/ voogdij en 1.3% (één jongere) had zowel een OTS als Jeugdreclasseringmaatregel en is vanuit dat kader behandeld bij Dagbehandeling Klaas Groen.

Beschrijving variabelen en operationalisering

In huidig onderzoek zijn de twee groepen vergeleken op de gebieden: school/werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag (35 variabelen). De 35 variabelen waar in dit onderzoek voor is gekozen zijn problemen die op basis van de beschikbare literatuur zowel bij de jongeren in de gesloten jeugdzorg als in de open residentiële jeugdzorg veel voor zouden moeten komen zoals psychiatrische stoornissen, gewelddadig gedrag, sofdrugsgebruik en automutilatie (Harder, 2006 & Nijhof et al., 2010) of problemen die een indicatie vormen voor gesloten jeugdzorg zoals bij mishandeling het geval kan zijn (Doek & Vlaardingerbroek, 2009). In bijlage 1 is een overzicht gegeven van alle variabelen met precieze beschrijvingen van de vragen zoals gebruikt voor het dossieronderzoek. Ook is weergegeven hoe de variabelen zijn gecodeerd in SPSS2. Om de lezer toch een globale indruk te geven van de variabelen volgt hieronder een vereenvoudigd en puntsgewijs overzicht van de onderzochte gebieden en bijbehorende variabelen. Voor meer informatie specifieke informatie over de precieze codering van de variabelen wordt naar Bijlage 1 verwezen.

School/ werk

Gedrag/ situatie van de jongeren vóór de plaatsing in de specifieke behandelsetting

- Dagbesteding (geen dagbesteding; school; werkt; overig; onbekend)

- Schoolsituatie (diploma behaald; volgt voltijd onderwijs; volgt deeltijd onderwijs; geschorst; voortijdig schoolverlater; van school gestuurd; onbekend)

- Type school jongere (vmbo t/m vwo; praktijkonderwijs; speciaal onderwijs; onbekend) - Speciaal onderwijs/ leerling-gebonden financiering (geen/ wel ondersteuning vanuit

leerling-gebonden financiering (LGF)/ Speciaal Onderwijs (SO); onbekend) - Gedrag op school (positief; neutraal; geen problemen; probleemgedrag op school) - Spijbelen (vaak; soms; nauwelijks, niet; onbekend)

- Schoolprestaties (goed; voldoende; zwak; slecht; onbekend)

2

Voor de variabelen automutilatie, suïcide, verwaarlozing, lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, getuige geweld en seksueel misbruik is er voor gekozen om de ‘onbekend’ scores samen te voegen met ‘geen slachtoffer van verwaarlozing/ mishandeling (etc.)’. Hiervoor is gekozen omdat de variabelen anders niet meegenomen konden worden in het onderzoek vanwege het hoge percentage ‘onbekend’ op deze variabelen (wat gecodeerd zou worden als missende waarde). Door deze scores samen te voegen is het nooit zeker dat een jongere met een score 0 daadwerkelijk géén slachtoffer is geweest van bijv. verwaarlozing, maar informatie over het wel voorkomen van verwaarlozing (score 1; versus niet of niet bekend) kon op deze manier in ieder geval wel meegenomen worden in het onderzoek.

(13)

12

Vrije tijd

Gedrag van de jongeren vóór de plaatsing in de specifieke behandelsetting

- Problematische vrije tijdbesteding (ja; enigszins; nee)

- Omgang vrienden (geen vrienden, alleen procociale vrienden, prosociale en antisociale vrienden, alleen antisociale vrienden, onbekend)

Gezinsfactoren

- Gezinsleden (vader; moeder; andere gezinsleden) met problemen (alcoholmisbruik; drugsmisbruik; lichamelijke gezondheidsproblemen; psychische

gezondheidsproblemen; zwakbegaafdheid; werkeloosheid; justitieverleden -zonder detentie-; detentieverleden)

- Aanwezigheid ouderlijk toezicht (ja; enigszins; onbekend) - Regels van ouders en naleving ervan (ja; enigszins; onbekend)

- Gehoorzaamheid van jongere naar regels en afspraken (ja; enigszins; onbekend)

Mishandeling

- Lichamelijke mishandeling (geen slachtoffer lichamelijke mishandeling; lichamelijk mishandeld door gezinslid; lichamelijk mishandeld door iemand buiten het gezin; onbekend)

- Psychische mishandeling (geen slachtoffer psychische mishandeling; psychisch mishandeld door gezinslid; psychisch mishandeld door iemand buiten het gezin; onbekend)

- Verwaarlozing (geen slachtoffer; fysiek verwaarloosd door ouders/opvoeders; emotioneel verwaarloosd door ouders/opvoeders; onbekend)

- Getuige van geweld (geen getuige geweest van geweld; getuige van fysiek geweld binnen het gezin; getuige van verbaal geweld/ bedreiging binnen het gezin; getuige van geweld buiten het gezin/ op straat; onbekend)

- Seksueel misbruik (geen slachtoffer van seksueel misbruik; seksueel misbruikt door een gezinslid; seksueel misbruikt door iemand buiten het gezin; onbekend)

Beperkingen en psychische problemen

- Verstandelijke beperking (ja, IQ < 75; nee; onbekend)

(14)

13

- Stoornissen indien ja op vorig item (Autisme Spectrum Stoornissen (ASS); Attention Deficit Hyperactivity Disorder/ Attention Deficit Disorder (ADHD/ADD); Oppositional Difiant Disorder/ Conduct Disorder (ODD/ CD)

- Automutilatie (opzettelijke zelfbeschadiging; nooit gedaan; in het verleden wel eens gedaan; recentelijk gedaan; onbekend)

- Suïcidale gedachten en/of gedragingen (heeft geen suïcidale gedachten; denkt serieus aan zelfmoord; heeft recent een zelfmoord plan gehad; heeft recent een zelfmoord poging gedaan; onbekend)

Middelengebruik

- Alcoholgebruik jongere (gebruikt geen alcohol; gebruikt alcohol; alcoholgebruik veroorzaakt problemen; onbekend)

- Drugsgebruik jongere (gebruikt geen drugs; gebruikt drugs; drugsgebruik veroorzaakt problemen; onbekend)

Delict gedrag

- Meldingen van gewelddadig gedrag (geen meldingen; wel meldingen; onbekend) - Meldingen van seksueel gewelddadig gedrag (geen meldingen; wel meldingen;

(15)

14

Analyseplan

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag: ‘Wat is het verschil tussen jongeren (12-18 jaar) in de gesloten jeugdzorg en jongeren in open dagbehandeling wat betreft school/ werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag?’ zijn de volgende twee deelvragen beantwoord:

1. Op welke gebieden (school/ werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag) worden significante verschillen gevonden tussen jongeren in de gesloten jeugdzorg en jongeren in de open dagbehandeling?

2. Welke profielen van problemen zijn zichtbaar in de gesloten jeugdzorg en welke profielen van problemen zijn zichtbaar in de open dagbehandeling?

Voor het beantwoorden van de eerste deelvraag zijn Chi-kwadraat () toetsen uitgevoerd met de groepsvariabele (gesloten jeugdzorg versus open dagbehandeling) als onafhankelijke factor en de 35 variabelen als afhankelijke variabelen. Met deze toets wordt zichtbaar waar de significante verschillen tussen beide groepen liggen.

Door middel van een hiërarchische clusteranalyse zijn vervolgens beide doelgroepen geanalyseerd en is antwoord gegeven op de tweede deelvraag. Met een hiërarchische clusteranalyse kunnen cases/merken/individuen worden ingedeeld in groepen die een grote mate van overeenkomst met elkaar hebben en een lage overeenkomst hebben met cases uit een andere groep. Door middel van de hiërarchische clusteranalyse worden de variabelen die een hoge samenhang met elkaar hebben geclusterd. Op deze manier zijn verschillende profielen zichtbaar geworden van problemen die het meest met elkaar samen hangen in beide groepen.

(16)

15

Resultaten

De Chi-kwadraat toets

Met de Chi-kwadraat toets is getoetst of de jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling significant van elkaar verschilden op de 35 variabelen. Hierbij is gecontroleerd voor geslacht, omdat het anders niet met zekerheid te zeggen is of de (eventueel) gevonden verschillen zijn toe te schrijven aan geslacht of aan het type plaatsing (gesloten jeugdzorg versus open dagbehandeling), aangezien het aandeel jongens en meisjes in beide doelgroepen verschilde. Een aantal variabelen3 is gehercodeerd, omdat sommige cellen samengevoegd moesten worden om aan de voorwaarden van de Chi-kwadraat toets te voldoen. Niet meer dan 20% van de cellen mag namelijk een verwachte celfrequentie hebben lager dan 5. Voor de variabelen waarvan bij 20% of meer de verwachte celfrequentie nog steeds lager was dan 5 is de waarde van de Fisher exact test gebruikt om te bepalen of het verschil significant was (Vocht, 2007). De resultaten van de toetsen lieten zien dat de twee groepen significant van elkaar verschilden op 12 (van de 35) variabelen4 (zie Tabel 1).

School/ werk

Op het gebied van school/werk verschilden de doelgroepen significant op de variabelen dagbesteding, schoolsituatie, type school, speciaal onderwijs/ leerling-gebonden financiering en gedrag op school. Op de overige variabelen (spijbelen en schoolprestaties) verschilden beide doelgroepen niet.

In de gesloten jeugdzorg waren er meer jongeren (46.8%) die speciaal onderwijs volgden of leerling-gebonden financiering kregen dan jongeren in de open dagbehandeling

(24.2%;  = 6.263, df = 1, p = .012). Ook wanneer de jongens en meisjes in beide groepen werden vergeleken waren er significante verschillen aanwezig. Meer jongens in de gesloten

3

Van de variabele type school zijn de cellen vwo, havo en vmbo samengevoegd, waardoor er twee cellen zijn ontstaan, namelijk:

vwo/havo/vmbo en praktijk/SO/anders. Van de variabele suïcide gedachten en/of gedragingen zijn de cellen dreigt zichzelf iets aan te doen, denkt serieus aan zelfmoord, heeft recent een plan gehad om zelfmoord te plegen en heeft recent een zelfmoordpoging gedaan samengevoegd

waardoor er twee cellen zijn ontstaan, namelijk: heeft suïcidale gedachten en gedragingen en heeft geen suïcidale gedachten en gedragingen/

geen aanwijzingen voor suïcidale gedachten en gedragingen in dossiers. Van de variabele gedrag op school zijn de cellen positief gedrag en neutraal gedrag op school samengevoegd waardoor er twee cellen zijn ontstaan, namelijk: positief of neutraal gedrag op school en problemen met gedrag op school. Van de variabele problematische vrijetijdsbesteding zijn de cellen enigszins en ja samengevoegd waardoor er twee

cellen zijn ontstaan, namelijk: (enigszins) problematische vrijetijdsbesteding en geen problematische vrijetijdsbesteding. Van de variabele

alcoholgebruik zijn de variabelen gebruikt geen alcohol en gebruikt alcohol samengevoegd waardoor de cellen problemen door alcohol gebruik en geen problemen door alcohol gebruik. Van de variabele drugsgebruik zijn de variabelen gebruikt geen drugs en gebruikt drugs

samengevoegd waardoor de cellen problemen door drugsgebruik en geen problemen door drugsgebruik zijn ontstaan. Van de variabele

vrienden zijn de cellen antisociaal + prosociaal, antisociaal en antisociaal + prosociaal onbekend samengevoegd naar o.a. antisociaal. De

overige twee cellen blijven alleen prosociaal en geen vrienden. Alsnog was meer dan 20% van de verwachte celfrequenties onder de 5 waardoor deze variabele niet meegenomen kon worden met deze analyse (Chi-kwadraat toets).

(17)

16

jeugdzorg volgden speciaal onderwijs of kreeg leerling-gebonden financiering (57.7%) dan in

de open dagbehandeling (30.6%;  = 5.190, df = 1, p = .023). Voor meisjes was dit ook het geval; 33.3% volgde speciaal onderwijs of kreeg leerling-gebonden financiering in de gesloten jeugdzorg tegenover 5.9% in de open dagbehandeling (p = .053).

Verder volgden de meeste jongeren (69.2%) in de gesloten jeugdzorg speciaal onderwijs, gingen naar een praktijkschool of volgden een ander type onderwijs dan vwo/havo/vmbo. In de open dagbehandeling betrof dit 29.1% van de jongeren ( = 20.388, df = 1, p = .000). Zowel meisjes als jongens verschilden hier significant op: driekwart van de jongens in de gesloten jeugdzorg tegenover 35.1% van de jongens in de open dagbehandeling volgde praktijk- speciaal of een ander type onderwijs ( = 11.979, df = 1, p = .001). Bij meisjes in de gesloten jeugdzorg was dit 62.5% tegenover 13.6% in de open dagbehandeling ( = 11.506, df = 1, p = .001).

Jongeren in de open dagbehandeling hadden minder vaak een dagbesteding voor de plaatsing (zoals school of werk) dan jongeren in de gesloten jeugdzorg (respectievelijk 60.3%

en 82.7%;  = 7.373, df = 1, p = .007). Meisjes in de open dagbehandeling hadden in 54.5% van de gevallen een dagbesteding, tegenover 95.8% van de jongeren in de gesloten jeugdzorg

( = 10.754, df = 1, p =. 001). Jongens in beide groepen verschilden hierin niet significant ( = .658, df = 1, p = .417).

Daarnaast bleken er in de open dagbehandeling meer jongeren met een negatieve schoolsituatie te zijn (van school gestuurd/ geschorst/ schoolverlater; 54.2%) dan in de gesloten jeugdzorg (23.5%;  = 3.584, df = 1 p = .058). Dit verschil leek alleen bij meisjes te liggen; 50.0% van de meisjes in de deeltijd behandelding had een negatieve schoolsituatie tegenover 12.5% van de meisjes in de gesloten jeugdzorg ( = 7.370, df = 1, p = .007). Jongens in beide groepen verschilden niet significant van elkaar wat betreft schoolsituatie ( = 3.584, df = 1, p = .058).

Tenslotte kwam probleemgedrag op school meer voor bij jongeren in de open dagbehandeling (96.2%) dan bij jongeren in de gesloten jeugdzorg (81.3%;  = 7.660, df = 1,

p = .006). Bij alleen de jongens was dit verschil significant; 96.5% van de jongens in de open

dagbehandeling tegenover 74.1% in de gesloten jeugdzorg hadden problemen met gedrag op

school ( = 9.624, df = 1, p = .002). Meisjes verschilden hier niet significant op (p = 1.00). Samengevat: jongeren in de gesloten jeugdzorg volgden vaker speciaal onderwijs of kregen LGF en gingen vaker naar het speciaal onderwijs, een praktijkschool of volgden een ander type onderwijs dan vwo/havo/vmbo. Meisjes in de open dagbehandeling hadden minder

(18)

17

vaak een dagbesteding en een negatieve schoolsituatie (van school gestuurd/ geschorst/ schoolverlater) kwam vaker voor dan bij meisjes in de gesloten jeugdzorg. En verder waren er meer jongens in de open dagbehandeling met probleemgedrag op school dan jongens in de gesloten jeugdzorg.

Gezinsfactoren

Op het gebied van gezinsfactoren verschilden de doelgroepen significant op de variabelen gezinsleden met problemen en lichamelijke problemen van gezinsleden. Op de overige variabelen (problemen van gezinsleden op het gebied van: alcohol/drugs gebruik, psychische gezondheidsproblemen, zwakbegaafdheid, werkeloosheid, justitieverleden met/ zonder detentie) verschilden beide doelgroepen niet significant.

Problemen in het gezin kwamen meer voor in de dossiers van de jongeren in de open

dagbehandeling dan bij jongeren in de gesloten jeugdzorg ( = 10.914, df = 1, p = .001). De percentages waren respectievelijk 79.1% en 50.0%. Bij 79.2% jongens in de open dagbehandeling en 40.7% van de jongens in de gesloten jeugdzorg speelde gezinsproblematiek ( = 11.265, df = 1, p = .001). Meisjes verschilden hier niet significant op ( = 1.591, df = 1,

p = .207).

Met betrekking tot lichamelijke problemen in het gezin werden wederom significante verschillen gevonden ( = 10.692, df = 1, p = .001). In de dossiers van jongeren in de open dagbehandeling werd er bij 23.4% van de jongeren lichamelijke problemen bij gezinsleden gevonden, in de gesloten jeugdzorg was dit slechts bij 2.0% van de jongeren het geval ( = 5.642, df = 1, p = .018). In de open dagbehandeling had 25% van de jongens (ten minste) een gezinslid met lichamelijke problemen, tegenover 3.7% in de gesloten jeugdzorg ( = 5.642, df = 1, p = .018). Meisjes verschilden hier niet significant op; in de open dagbehandeling hadden zij in 17.6% van de gevallen een (of meerdere) gezinsleden met lichamelijke problemen tegenover 0.0% in de gesloten jeugdzorg (p = .069).

Samengevat: problemen in het gezin kwamen meer voor in de dossiers van meisjes in de open dagbehandeling dan in de gesloten jeugdzorg. Lichamelijke problemen van gezinsleden werden vaker genoemd in de dossiers van meisjes in de gesloten jeugdzorg dan in de open dagbehandeling.

Mishandeling

Op het gebied van mishandeling verschilden de doelgroepen significant op de variabelen lichamelijke mishandeling en getuige van fysiek/ verbaal geweld. Op de overige variabelen

(19)

18

(psychische mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik) waren geen significante verschillen gevonden tussen beide doelgroepen.

In de gesloten jeugdzorg waren er significant meer jongeren (30.8%) lichamelijk mishandeld dan in de open dagbehandeling (10.0%;  = 9.138, df = 1, p = .003). Bij 25% van de jongens in de gesloten jeugdzorg en bij 3.4% van de jongens in de deeltijd behandeling had lichamelijke mishandeling plaats gevonden ( = 9.361, df = 1, p = .002). Bij meisjes was dit verschil niet significant ( = .546, df = 1, p = .460).

Jongeren in de gesloten jeugdzorg waren vaker getuige geweest van fysiek of verbaal geweld dan jongeren in de open dagbehandeling (respectievelijk 48.1% en 23.7%;  = 8.393, df = 1, p = .004). Dit verschil kwam naar voren bij jongens; 46.4% van de jongens in de gesloten jeugdzorg en 19.0% van de jongens in de open dagbehandeling is getuige geweest van fysiek of verbaal geweld ( = 7.079, df = 1, p = .008). Bij meisjes waren hier geen significante verschillen gevonden (= .869, df = 1, p = .351).

Samengevat: jongens in de gesloten jeugdzorg waren vaker slachtoffer van lichamelijke mishandeling dan jongens in de open dagbehandeling. Tevens waren zij vaker getuige van fysiek of verbaal geweld dan jongens in de open dagbehandeling.

Beperkingen en psychische problemen

Op het gebied van beperkingen en psychische problemen verschilden de doelgroepen significant op de variabelen psychische problemen, autisme en suïcidale gedachten en gedragingen. Op de overige variabelen (verstandelijke beperking, ADHD/ ADD, ODD/ CD en automutilatie) verschilden beide doelgroepen niet significant.

Psychische problemen (en vermoedens hiervan) kwamen meer voor bij jongeren in de open dagbehandeling (95.1%) dan bij jongeren in de gesloten jeugdzorg (80.4%;  = 5.842, df = 1, p = .016). Significante verschillen tussen beide doelgroepen werden echter niet gevonden

wanneer er werd gecontroleerd voor geslacht (jongens:  = 3.821, df = 1, p = .051, meisjes:  = 1.253, df = 1, p = .263).

Een autisme spectrum stoornis (ASS) kwam meer voor bij jongeren in de gesloten

jeugdzorg (15.4%) dan bij jongeren in de open dagbehandeling (5.0%;  = 4.112, df =1, p = .043). Het verschil leek te worden veroorzaakt door het verschil tussen de jongens in beide groepen. Bij 28.6% van de jongens in de gesloten jeugdzorg kwam ASS voor, in de open dagbehandeling was dit slechts 6.9% ( = 7.389, df = 1, p = .007). In beide doelgroepen waren er geen meisjes gediagnosticeerd met ASS.

(20)

19

Er waren verder meer jongeren in de gesloten jeugdzorg met suïcidale gedachten en

gedragingen dan in de open dagbehandeling (respectievelijk 32.7% en 1.3%;  = 26.456, df = 1, p = .000). Zowel voor jongens als meisjes verschilden de percentages per doelgroep significant. Bij meisjes in de deeltijd behandeling waren suïcidale gedachten en gedragingen niet aanwezig (voor zover bekend), terwijl dit bij één derde van de meisjes in de gesloten jeugdzorg voor kwam (f = .004). Iets minder dan één derde van de jongens (32.1%) in de gesloten jeugdzorg kampte met suïcidale gedachten en gedragingen tegenover 1.7% in de open dagbehandeling ( = 7.004, df = 1, p = .000).

Samengevat: bij jongeren in de open dagbehandeling leken er meer psychische problemen voor te komen, echter wanneer er specifiek naar jongens/ meisjes werd gekeken werden er geen significante verschillen gevonden. Bij jongeren in de gesloten jeugdzorg kwamen ASS en suïcidale gedachten en gedragingen vaker voor dan in de open dagbehandeling (bij ASS werden alleen significante verschillen tussen jongens gevonden).

Delictgedrag

Ten slotte zijn er op het gebied van delictgedrag significante verschillen gevonden tussen beide doelgroepen wat betreft gewelddadig gedrag. Het aantal meldingen van seksueel gewelddadig gedrag verschilde niet tussen beide doelgroepen.

Jongens in de gesloten jeugdzorg hadden vaker meldingen van geweld op hun naam staan dan jongens in de open dagbehandeling. Bijna alle jongens in de gesloten jeugdzorg (96.4%) en bij een groot deel van de jongens in de open dagbehandeling (77.1%) waren er meldingen van geweld gedaan ( = 4.977, df = 1, p = .026). Bij meisjes en de totale doelgroep waren er geen significante verschillen gevonden (meisjes:  = .567, df = 1, p = .452, totaal:  = 1.466, df = 1, p = .226).

Samengevat: in beide doelgroepen hebben de meeste jongens meldingen van geweld op hun naam staan. In de gesloten jeugdzorg komt gewelddadig gedrag bij jongens nog vaker voor dan bij jongens in de open dagbehandeling.

(21)

20 5 SO = Speciaal onderwijs 6 LGF = Leerling-gebonden financiering Tabel 1

Kenmerken van jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling die significant van elkaar verschillen (p < .05).

Kenmerken jongeren Percentage jongeren gesloten jeugdzorg

Percentage jongeren open dagbehandeling Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal

School/ werk Dagbesteding

school/ werkt/ andere dagbesteding 71.4b (n=20) 95.8 (n=23) 82.7 (n=43) 62.5b (n=35) 54.5 (n=12) 60.3 (n=47) geen dagbesteding jongens:  = .658, df = 1, p = .417 meisjes:  = 10.754, df = 1, p = .001 totaal:  = 7.373, df = 1, p = .007 28.6b (n=8) 4.2 (n=1) 17.3 (n=9) 37.5b (n=21) 45.5 (n=10) 39.7 (n=31) Schoolsituatie

diploma gehaald/ voltijd/ deeltijd onderwijs 66.7b (n=18) 87.5 (n=21) 76.5 (n=39) 44.2b (n=23) 50.0 (n=10) 45.8 (n=33)

geschorst/ schoolverlater/ van school gestuurd jongens:  = 3.584, df = 1, p = .058 meisjes:  = 7.370, df = 1, p = .007 totaal:  = 3.584. df = 1 p = .058 33.3b (n=9) 12.5 (n=3) 23.5 (n=12) 55.8b (n=29) 50.0 (n=10) 54.2 (n=39) Type school

vwo/ havo/ vmbo 25.0

(n = 7) 37.5 (n=9) 30.8 (n=16) 64.9 (n=37) 86.4 (n=19) 70.9 (n=56) praktijkschool, SO5 of anders jongens:  = 11.979, df = 1, p = .001 meisjes:  = 11.506, df = 1, p = .001 totaal:  = 20.388, df = 1, p = .000 75.0 (n=21) 62.5 (n=15) 69.2 (n=36) 35.1 (n=20) 13.6 (n=3) 29.1 (n=23) SO/LGF6 geen LGF of SO 42.3 (n=11) 66.7 (n=14) 53.2 (n=25) 69.4 (n=34) 94.1 (n=16) 75.8 (n=50) krijgt LGF of SO jongens:  = 5.190, df = 1, p = .023 meisjes: f = .053 totaal:  = 6.263, df = 1, p = .012 57.7 (n=15) 33.3 (n=7) 46.8 (n=22) 30.6 (n=15) 5.9 (n=1) 24.2 (n=16) Gedrag op school

positief of neutraal gedrag op school 25.9 (n=7) 9.5a (n=2) 18.8 (n=9) 3.5 (n=2) 4.8a (n=1) 3.8 (n=3)

problemen met gedrag op school

jongens:  = 9.624, df = 1, p = .002 meisjes: f = 1.00 totaal:  = 7.660, df = 1, p = .006 74.1 (n=20) 90.5a (n=19) 81.3 (n=39) 96.5 (n=55) 95.2a (n=20) 96.2 (n=75)

a. De subgroepen ‘meisjes’ verschilden niet significant van elkaar. b. De subgroepen ‘jongens’ verschilden niet significant van elkaar. c. De totale groepen verschilden niet significant van elkaar.

(22)

21

Tabel 1 (vervolg)

Kenmerken van jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling die significant van elkaar verschillen (p < .05).

Kenmerken jongeren Percentage jongeren

gesloten jeugdzorg

Percentage jongeren open dagbehandeling Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal

Gezinsfactoren Gezinsproblemen

geen gezinsproblemen bij gezinsleden 59.3 (n=16) 39.1a (n=9) 50.0 (n=25) 20.8 (n=10) 21.1a (n=4) 20.9 (n=14)

gezinsproblemen vader, moeder, ander gezinslid of bij meerdere gezinsleden jongens:  = 11.265, df = 1, p = .001 meisjes:  = 1.591, df = 1, p = .207 totaal:  = 10.914, df = 1, p = .001 40.7 (n=11) 60.9a (n=14) 50.0 (n=25) 79.2 (n=38) 78.9a (n=15) 79.1 (n=53)

Lichamelijke problemen gezin

geen lichamelijke problemen bij gezinsleden 96.3 (n=26) 100.0 (n=23) 98.0 (n=49) 74.5 (n=35) 82.4 (n=14) 76.6 (n=49)

lichamelijke problemen vader, moeder, ander gezinslid of bij meerdere gezinsleden jongens:  = 5.642, df = 1, p = .018 meisjes: f = .069 totaal:  = 10.692, df = 1, p = .001 3.7 (n=1) 0.0 (n=0) 2.0 (n=1) 25.5 (n=12) 17.6 (n=3) 23.4 (n=15) Mishandeling Lichamelijke mishandeling

niet lichamelijk mishandeld/ onbekend 75.0 (n=21) 62.5a (n=15) 69.2 (n=36) 96.6 (n=56) 72.2a (n=16) 90.0 (n=72) lichamelijk mishandeld jongens:  = 9.361, df = 1, p = .002 meisjes:  = .546, df = 1, p = .460 totaal:  = 9.138, df = 1, p = .003 25 (n=7) 37.5a (n=9) 30.8 (n=16) 3.4 (n=2) 27.3a (n=6) 10.0 (n=8) Getuige geweld

geen getuige geweest van geweld 53.6

(n=15) 50.0a (n=12) 51.9 (n=27) 81.0 (n=47) 63.6 (n=14) 76.3 (n=61)

getuige van fysiek/ verbaal geweld jongens:  = 7.079, df = 1, p = .008 meisjes:  = .869, df = 1, p = .351 totaal:  = 8.393, df = 1, p = .004 46.4 (n=13) 50.0a (n=12) 48.1 (n=25) 19.0 (n=11) 36.4a (n=8) 23.8 (n=19)

a. De subgroepen ‘meisjes’ verschilden niet significant van elkaar. b. De subgroepen ‘jongens’ verschilden niet significant van elkaar. c. De totale groepen verschilden niet significant van elkaar.

(23)

22

7

ASS = Autisme Spectrum Stoornis

Tabel 1 (vervolg)

Kenmerken van jongeren in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling die significant van elkaar verschillen (p < .05).

Kenmerken jongeren Percentage jongeren

gesloten jeugdzorg

Percentage jongeren open dagbehandeling Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal

Beperkingen en psychische problemen

Psychische problemen

geen psychische problemen 14.3b

(n=4) 26.1a (n=6) 19.6 (n=10) 2.3b (n=1) 11.8a (n=2) 4.9 (n=3)

(vermoedens van) psychische problemen Jongens:  = 3.821, df = 1, p= .051 Meisjes:  = 1.253, df = 1, p = .263 Totaal:  = 5.842, df = 1, p = .016 85.7b (n=24) 73.9a (n=17) 80.4 (n=41) 97.7b (n=43) 88.2a (n=15) 95.1 (n=58)

Autisme spectrum stoornissen

ASS7 28.6 (n=8) 0.0a (n=0) 15,4 (n=8) 6.9 (n=4) 0.0a (n=0) 5.0 (n=4) geen ASS jongens:  = 7.389, df = 1, p = .007 meisjes: ASS is een constante. totaal:  = 4.112, df = 1, p = .043 71.4 (n=20) 100.0a (n=24) 84.6 (n=44) 93.1 (n=54) 100a (n=22) 95.0 (n=76) Delict gedrag Meldingen geweld jongere

geen meldingen van geweld 3.6

(n=1) 37.5a (n=9) 17.2c (n=10) 22.9 (n=11) 50.0a (n=7) 29.0c (n=18)

meldingen van geweld

jongens:  = 4.977, df = 1, p = .026 meisjes:  = .567, df = 1, p = .452 totaal:  = 1.466, df = 1, p = .226 96.4 (n=27) 62.5a (n=15) 80.8c (n=42) 77.1 (n=37) 50.0a (n=7) 71.0c (n=44)

a. De subgroepen ‘meisjes’ verschilden niet significant van elkaar. b. De subgroepen ‘jongens’ verschilden niet significant van elkaar. c. De totale groepen verschilden niet significant van elkaar.

(24)

23 Hiërarchische clusteranalyse

Met de Spearman Roh rangcorrelatietest is eerst de samenhang tussen alle variabelen8 onderling nagegaan, voor de gesloten jeugdzorg groep en voor de open dagbehandeling groep. Een hoge samenhang (.90 of hoger) tussen de variabelen zou de clusteranalyse onbetrouwbaar kunnen maken (Pelsmacker & Kenhove, 2007). Voor beide groepen bleek dat geen van de variabelen een correlatie van .90 of hoger met elkaar hadden. Dit betekent dat alle variabelen meegenomen konden worden in de clusteranalyses.

Met behulp van een hiërarchische clusteranalyse is onderzocht welke variabelen vaak met elkaar samen hangen en clusters vormen in beide doelgroepen. In figuur 1 wordt het dendrogram behorende bij de clusteranalyse van de jongeren in de gesloten jeugdzorg weergegeven en in figuur 2 wordt het dendrogram van de jongeren in de open dagbehandeling weergegeven. Aan de hand van de dendrogrammen kunnen de clusters geïnterpreteerd worden.

Op basis van het dendrogram van de jongeren in de gesloten jeugdzorg (zie figuur 1) komen drie clusters naar voren. Het eerste cluster loopt van lichamelijke problemen van

gezinsleden tot en met psychische mishandeling. Het tweede cluster start bij spijbelen en gaat

door tot en met vrienden. Daarna volgt er een groot cluster waar veel variabelen onder vallen, maar waarbij de samenhang steeds minder sterk wordt (de variabelen zijn trapsgewijs met elkaar verbonden). Dit derde cluster begint bij schoolsituatie en eindigt bij speciaal onderwijs. In tabel 2 zijn de drie clusters behorende bij de gesloten jeugdzorg weergegeven.

Het eerste cluster (oftewel: een eerste groep jongeren binnen de gesloten jeugdzorg) typeert zich door problemen die zich binnen het gezin bevinden. Het zijn problemen in het gezin zoals een justitie/detentie verleden, problemen met drugs en verwaarlozing van kinderen. Het tweede cluster (oftewel: een tweede groep jongeren binnen de gesloten jeugdzorg) bestaat uit jongeren met voornamelijk problemen op het gebied van opvoeding en onderwijs. Het gaat hier vooral om regelovertredend gedrag van jongeren zoals middelengebruik en spijbelen. Het derde cluster wordt gekenmerkt door jongeren met (psychiatrische) stoornissen en problemen die bij de jongeren zelf liggen (zoals een problematische dagbesteding hebben en meldingen van geweld op hun naam hebben staan). Ook vormen traumatische gebeurtenissen (lichamelijke en seksuele mishandeling) een onderdeel van dit cluster.

(25)

24 Figuur 1

(26)

25

Tabel 2

Clusters gesloten jongeren

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3

Lichamelijke problemen van gezinsleden

Werkeloosheid van gezinsleden

Verwaarlozing

Justitieverleden met detentie van gezinsleden

Drugsproblemen van gezinsleden

Justitieverleden zonder detentie van gezinsleden Psychische mishandeling Spijbelen Vrije tijd Regels Ouderlijk toezicht Drugsgebruik jongere Alcohol gebruik jongere Type school Gehoorzaamheid Gedrag op school Vrienden Schoolsituatie Dagbesteding Seksueel gedrag Psychische problemen Geweld meldingen jongere Verstandelijke beperking Stoornis ASS Seksueel misbruik Stoornis ADHD/ADD Stoornis ODD/CD Lichamelijke mishandeling Gezinsproblemen

Psychische problemen van gezinleden

Getuige geweld Speciaal onderwijs

Uit het dendrogram van de jongeren in de open dagbehandeling (zie figuur 2) kunnen zeven clusters gehaald worden. De variabelen in de eerste vijf clusters hebben een sterke samenhang met elkaar (zij bevinden zich op de lijn van 1) en zijn duidelijk te onderscheiden. Het eerste cluster loopt van werkeloosheid van gezinsleden tot verstandelijke beperking. Het tweede cluster wordt gevormd door seksueel gedrag en alcoholproblemen van gezinsleden. Het derde cluster bestaat uit drugsproblemen van gezinsleden, justitieverleden zonder detentie van

gezinsleden en stoornis ODD/CD. Het vierde cluster wordt gevormd door speciaal onderwijs

en psychische mishandeling. Het vijfde cluster bestaat uit schoolsituatie en dagbesteding. Het zesde cluster begint bij gedrag op school en loopt door tot en met regels. Het zevende cluster begint bij vrije tijd en eindigt bij type school. Cluster 6 en 7 zouden samen genomen kunnen worden in combinatie met nog meer variabelen die hiermee correleren (zie figuur 2), maar dan wordt het een groot cluster waarvan de correlaties minder sterk zijn. Daarom is besloten om voor de kleinere clusters (6 en 7) te kiezen waarbij de onderlinge samenhang tussen de variabelen sterker was. De scheiding tussen deze clusters vindt plaatst tussen de variabelen

regels en vrije tijd; deze variabelen zijn niet direct met elkaar verbonden. In tabel 3 zijn de

(27)

26 Figuur 2

(28)

27

Tabel 3

Clusters open dagbehandeling

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3

Werkeloosheid van gezinsleden Justitieverleden met detentie van gezinsleden Verwaarlozing Seksueel misbruik Verstandelijke beperking Seksueel gedrag Alcoholproblemen van gezinsleden Drugsproblemen van gezinsleden Justitieverleden zonder detentie van gezinsleden

Stoornis ODD/CD

Cluster 4 Cluster 5 Cluster 6 Cluster 7

Speciaal onderwijs Psychische mishandeling Schoolsituatie Dagbesteding Gedrag op school Ouderlijk toezicht Suïcide Psychische problemen jongere Regels Vrije tijd Alcoholgebruik jongere Drugsgebruik jongere Automutilatie Type school

Doordat er veel clusters te zien zijn waarbij het zelfde type variabelen in verschillende clusters voor komen (bijv. mishandeling of een psychiatrische stoornis) en omdat sommige clusters slechts uit twee variabelen bestaan, is het lastig om aan elk cluster een andere interpretatie te geven. De eerste drie clusters bestaan vooral uit gezinsproblematiek (mishandeling, justitie/detentie verleden e.d.). Bij elk van de clusters is ook één kindfactor aanwezig zoals een verstandelijke beperking. Cluster vier (speciaal onderwijs en psychische mishandeling) en cluster vijf (schoolsituatie en dagbesteding) bevatten beiden een onderwijsvariabele. Het zesde cluster bestaat uit een combinatie van psychische/gedrag problemen bij de jongere zelf en problemen in de opvoedingssituatie (regels en toezicht). Het zevende cluster bestaat vooral uit een combinatie van grensoverschrijdend gedrag (zoals middelengebruik), probleemgedrag van de jongere (bijv. automutilatie) en schooltype.

Er kan voornamelijk geconcludeerd worden dat de groep jongeren in de open dagbehandeling meer heterogeen lijkt dan de groep jongeren binnen de gesloten jeugdzorg. Beide doelgroepen verschillen verder sterk wat betreft het aantal en de grootte van de profielen. In de gesloten jeugdzorg zijn er drie profielen zichtbaar waarbij meerdere problemen met elkaar samen hangen, terwijl er in de open dagbehandeling zeven profielen zichtbaar worden met minder problemen die met elkaar samen hangen.

(29)

28

Discussie

Het huidige onderzoek heeft zich gericht op het onderzoeken van de verschillen tussen jongeren (12-18 jaar) in de gesloten jeugdzorg en open dagbehandeling wat betreft school/ werk, vrije tijd, gezinsfactoren, mishandeling, beperkingen en psychische problemen, middelengebruik en delict gedrag. Behalve op de gebieden middelengebruik en vrije tijd zijn er op alle gebieden verschillen gevonden tussen beide groepen. Jongeren in de gesloten jeugdzorg bleken vaker gekenmerkt te worden door suïcidale gedachten en/ of gedragingen, bleken een lager onderwijsniveau te hebben en zij hadden vaker extra ondersteuning vanuit leerling-gebonden financiering en speciaal onderwijs dan jongeren in de open dagbehandeling. Daarnaast waren er in de gesloten jeugdzorg meer jongens met meldingen van gewelddadig gedrag, die getuige waren geweest van geweld, die slachtoffer waren geweest van lichamelijke mishandeling en meer jongens met een autisme spectrum stoornis dan in de open dagbehandeling. Jongens in de open dagbehandeling vertoonden vaker probleemgedrag op school en problemen bij gezinsleden werden bij deze jongens vaker genoemd dan bij jongens in de gesloten jeugdzorg. Meisjes in de open dagbehandeling hadden meer problemen wat betreft schoolsituatie en hadden minder vaak een dagbesteding vóór de plaatsing dan meisjes in de gesloten jeugdzorg.

Een deel van de gevonden verschillen tussen beide groepen sluit aan, zoals verwacht werd, bij de resultaten van het onderzoek van Vermaes en Nijhof (2014). Uit hun onderzoek bleek namelijk ook dat jongeren in de gesloten jeugdzorg meer geweld toonden, vaker mishandeling hadden meegemaakt en meer suïcidale gedachten en gedragingen hadden dan jongeren in de open (residentiële) jeugdzorg (Vermaes & Nijhof, 2014).

Een verklaring voor het feit dat er alleen verschillen zijn gevonden bij jongens wat betreft mishandeling, zou kunnen zijn dat jongens deze traumatische ervaringen uiten met externaliserend probleemgedrag en dat hierdoor de mishandeling eerder aan het licht komt en zij ook sneller in de gesloten jeugdzorg terecht komen dan meisjes. Het aantal jongens dat geweld heeft gepleegd was namelijk ook groter in de gesloten jeugdzorg dan in de open dagbehandeling, terwijl meisjes hierin niet verschilden. Dit zou kunnen wijzen op een samenhang bij jongens tussen het plegen van geweld en eerdere ervaringen met mishandeling. Sroufe, England, Carlson en Colllins (2005) concludeerden ook dat jongens die op jonge leeftijd waren mishandeld, in de adolescentie driemaal zo vaak externaliserend probleemgedrag vertoonden en significant vaker psychiatrische stoornissen hadden dan jongens die vroeger niet mishandeld waren (Sroufe et al. 2005).

(30)

29

Het is tevens opvallend dat (voor de plaatsing in de specifieke behandelsetting) het onderwijsniveau van de groep ‘gesloten jeugdzorg’ lager bleek en dat meer van deze jongeren ondersteuning kregen vanuit leerling-gebonden financiering en speciaal onderwijs, terwijl er in de groep ‘open dagbehandeling’ juist weer meer jongeren geschorst/ van school gestuurd waren (voor de plaatsing in de specifieke behandelsetting). Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het onderwijsniveau voor de jongeren in de open dagbehandeling te hoog lag en zij de juiste ondersteuning misten waardoor zij in de problemen kwamen, terwijl de jongeren in de gesloten jeugdzorg meer op hun niveau onderwijs kregen en met extra begeleiding het hoofd boven water kunnen houden. Uit de literatuur is inderdaad gebleken dat schooluitval veel voor komt bij jongeren die niet mee kunnen komen op het betreffende onderwijsniveau en voortdurend falen, terwijl extra ondersteuning door middel van specifieke onderwijsprogramma’s, extra steun en support kan zorgen voor vermindering van schooluitval (Baat, Messing & Prins, 2014; Middendorp, 2011).

Ten slotte is het opvallend dat er (voor de plaatsing in de speficieke behandelsetting) in de groep ‘open dagbehandeling’ meer jongeren waren met een negatieve schoolsituatie, probleemgedrag op school of zonder dagbesteding dan in de gesloten jeugdzorg. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze problemen type problemen zijn waarvoor behandeling in de geslotenheid niet noodzakelijk is en behandeling vanuit de eigen context juist effectiever is. Het onderzoek van Breuk (2008) ondersteunt deze mogelijke verklaring. Dit onderzoek naar dag- en open dagbehandeling in de kinder- en jeugdpsychiatrie heeft aangetoond dat jongeren na de dagbehandeling vaker werk hadden of naar school gingen dan de groep jongeren in de justitiële instellingen. Ook waren de internaliserende gedragsproblemen, agressieproblemen en problemen op het gebied van aandacht en concentratie verminderd.

Naast de gevonden verschillen is het opvallend dat beide groepen geen verschillen vertoonden wat betreft vrije tijd besteding, omgang met (antisociale) vrienden en (problematisch) middelen gebruik, spijbelgedrag, ouderlijk toezicht, regels, gehoorzaamheid, psychische mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik, verstandelijke beperking, automutilatie, seksueel gewelddadig gedrag en de psychiatrische stoornissen ADHD/ ADD en ODD/ CD. Een verklaring hiervoor kan zijn dat deze problematiek niet de hoofdreden vormde voor behandeling in de specifieke setting (gesloten jeugdzorg of open dagbehandeling), maar dat dit bijkomende problemen waren die bij beide doelgroepen in gelijke mate aanwezig waren. Uit onderzoek van Tick (2008) is gebleken dat regelovertredend gedrag, externaliserend probleemgedrag, kenmerken van ADHD/ADD en denkproblemen ook bij de normale populatie

(31)

30

jongeren regelmatig voorkomen (bij ongeveer 8-20% van de jongeren); dit laat zien dat deze problematiek niet altijd een reden hoeft te zijn voor intensieve behandeling.

Behalve de eerder genoemde verschillen worden beide doelgroepen ook gekenmerkt door verschillende profielen van problemen die vaak in combinatie met elkaar voorkomen. In de gesloten jeugdzorg lijkt er één profiel met problemen aanwezig te zijn dat bestaat uit ernstige problemen in het gezin zoals drugsproblemen, detentieverleden en mishandeling van de jongere. De problemen zouden kunnen getypeerd worden als ‘life course persistent’ oftewel: problemen die stabiel en langdurig aanwezig zijn (Moffit, 1993). Een tweede profiel binnen de gesloten zorg bevat jongeren met voornamelijk probleemgedrag dat bij de jongere zelf ligt (zoals spijbelen, problematische vrijetijdsbesteding, alcoholgebruik), en van een iets minder ernstige vorm lijkt te zijn. Het lijkt hier vooral om ‘adolescence limited’ probleemgedrag te gaan; regel overtredend gedrag dat bij veel jongeren in de adolescentie voor komt (Moffit, 1993). Een derde profiel binnen de gesloten zorg wordt gekenmerkt door jongeren met een combinatie van (psychiatrische) stoornissen en problemen die bij de jongere zelf liggen, plus een geschiedenis van traumatische ervaringen (mishandeling) die de jongeren hebben meegemaakt.

Bij de groep jongeren in de open dagbehandeling zijn er drie profielen aanwezig die voornamelijk lijken te bestaan uit ‘life course persistent’ problemen (Moffit, 1993), zoals mishandeling, justitie verleden en middelengebruik in het gezin, in combinatie met problematiek die bij de jongere zelf ligt. Tevens zijn er drie zeer kleine profielen zichtbaar waarbij hoofdzakelijk problematiek in de opvoeding, het gezin of problemen in het gedrag van de jongere zelf aanwezig is. Tenslotte lijkt er een profiel aanwezig met vooral ‘adolescence limited’ probleemgedrag (Moffit, 1993); zoals alcohol- en drugsgebruik van de jongere.

Beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Voordat wordt overgegaan tot het trekken van conclusies op basis van alle resultaten van huidig onderzoek is er een aantal beperkingen aan het onderzoek die besproken dienen te worden. Deze beperkingen zijn van invloed op de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten en conclusies. Allereerst kan de betrouwbaarheid in het geding zijn, omdat er verschillende studenten betrokken zijn geweest bij het coderen van de gegevens bij beide doelgroepen waardoor de dossieranalyse en interpretatie van de gegevens mogelijk op sommige punten kan verschillen. Een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de studenten van de UvA en de Hogeschool Leiden kon echter vanwege praktische redenen niet berekend worden (zoals in de resultaten beschreven was de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid binnen

(32)

31

doelgroep open dagbehandeling voldoende). Om de betrouwbaarheid in vervolgonderzoek te vergroten, wordt aanbevolen beide doelgroepen door dezelfde onderzoekers te laten analyseren en een interbeoordelaarsbetrouwbaarheidsanalyse toe te passen.

Tevens is het niet met zekerheid te zeggen of alle gevonden verschillen tussen beide doelgroepen daadwerkelijk bestaan. Aangezien het huidige onderzoek is gebaseerd op dossieranalyses is het mogelijk dat bepaalde problematiek die als ondergeschikt werd gezien niet altijd in de dossiers terug te vinden is. Hierdoor kunnen er ten onrechte verschillen danwel overeenkomsten gevonden zijn. Hoewel het niet met zekerheid te zeggen is of de verschillen/ overeenkomsten daadwerkelijk bestaan, blijkt wel dat in beide settings de informatie die in de dossiers aanwezig is verschilt. Zowel in het belang van onderzoek als de behandeling is het noodzakelijk om in verschillende instellingen gelijke dossiers aan te leggen met gelijke meetinstrumenten (risico-inventarisatieinstumenten e.d.).

Verder is de steekproefgrootte een zwak punt van dit onderzoek. Voor de chi-kwadraattoets moest er gecontroleerd worden voor geslacht en vanwege de relatief kleine steekproef (ngesloten = 52, ndeeltijd = 80) moesten sommige cellen worden samengevoegd,

waardoor niet alle kenmerken onderzocht konden worden. Desalniettemin was de algehele steekproef (N = 132) van redelijke omvang.

Tevens is het verstandig om een andere methode dan een hiërarchische clusteranalyse te gebruiken voor het in kaart brengen van de doelgroepen. Dit, omdat een clusteranalyse een relatief subjectieve onderzoeksmethode is (Bijleveld & Commandeur, 2009) en hierdoor de repliceerbaarheid van het onderzoek vermindert.

Tot slot zou kanskapitalisatie een probleem kunnen vormen in dit onderzoek. Vanwege het grote aantal variabelen (35) dat is onderzocht, is het vanzelfsprekend dat er significante verschillen worden gevonden. Het significantieniveau van 5% geeft aan dat er een kans van 5 op de 100 is dat er ten onrechte geconcludeerd wordt dat er een verschil is tussen beide doelgroepen (Schroots, 2002). In dit onderzoek verschilden 12 variabelen significant.

Conclusie

In het licht van bovengenoemde beperkingen dienen de resultaten van huidig onderzoek met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Desalniettemin lijken de resultaten erop te wijzen dat jongeren in de gesloten jeugdzorg een groep jongeren vormen met een opeenstapeling van problemen op verschillende gebieden, terwijl het bij jongeren in de open dagbehandeling minder vaak lijkt te gaan om samenhangende problemen. Verder lijken de problemen van de groep jongeren in de gesloten jeugdzorg te kenmerken als ofwel ‘life course persistent’, ofwel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorliggend onderzoeksrapport gaat dan ook na of PIJ- en GJZ-jongeren (dezelfde) neuropsychologische disfuncties laten zien inzake executief functioneren (i.e. inhibitie,

Voor dit onderzoek zijn acht onderzoeksvragen geformuleerd. In deze paragraaf wor- den per onderzoeksvraag de conclusies uit het onderzoek samengevat. 1) Welke informatie over

The experimental program involves both innovation in the process of service delivery, organizing services around the needs of local residents rather than professional

Recently, it has been shown that performance of a face recognition system depends on the quality of both face im- ages participating in the recognition process: the reference and

We distinguish between two kinds of reductions: (1) LPPE simplification techniques, which do not change the actual state space, but improve readability and speed up state

De Chemiehistorische Groep [CHG] van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging [KNCV] organiseert op, donderdag 8 oktober 2015 het symposium: Van open naar gesloten

10 Een Duitser uit Gronau ontvangt salaris van het bedrijf in Enschede waar hij werkt. 10 Een Duitser uit Gronau ontvangt salaris van het bedrijf in Enschede waar

Een gevaar ontstaat dan ook wanneer zich binnen die open samenleving gesloten gemeenschappen nestelen met alle kenmerken van de gesloten/tribale samenleving van dien, te weten