• No results found

Battered Woman Syndrome : syndroom of subcategorie van PTSS?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Battered Woman Syndrome : syndroom of subcategorie van PTSS?"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Battered Woman Syndrome:

Syndroom of Subcategorie van PTSS?

Gea-marit Dekker

10190988

Deelopdracht 4: Definitieve Versie Begeleider:

Arnold van Emmerik Datum:

29 januari 2015

Aantal woorden abstract: 124

Aantal woorden tekst: 4779

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 2

Het Battered Woman Syndrome: Syndroom of Subcategorie van PTSS? 3

Battered Woman Syndrome als Syndroom 6

Battered Woman Syndrome als Subtype van PTSS 10

Battered Woman Syndrome: Een Alternatief Model 12

Conclusie & Discussie 15

Literatuur 17

(3)

Abstract

Het Battered Woman Sydrome (BWS) is volgens onderzoekster Lenore Walker de verklaring voor het feit dat sommige mishandelde vrouwen hun partner vermoorden om te ontsnappen aan partnergeweld. BWS ontstaat volgens haar uit een combinatie van aangeleerde hulpeloosheid en het herhalende karakter van het geweld. In de psychologie wordt dit syndroom echter niet erkend. In het huidige onderzoek wordt uitgezocht wat de status van BWS is.

Gebleken is dat BWS niet voldoet aan de definitie ‘syndroom’. Ook kan BWS niet gezien worden als subtype van PTSS, omdat de twee concepten niet genoeg overeenkomen. De problemen van mishandelde vrouwen verdienen dus een andere plek in de psychologie. Daarom wordt een alternatief model gepresenteerd waarin partnergeweld leidt tot depressie en/of PTSS, wat gemedieerd wordt door aangeleerde hulpeloosheid.

(4)

Het Battered Woman Syndrome: Syndroom of Subcategorie van PTSS?

Jaarlijks worden in Nederland rond de 200.000 personen slachtoffer van huiselijk geweld, wat door de overheid gedefinieerd wordt als ‘geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is’ (Movisie, 2003). Huiselijk geweld komt voor in uiteenlopende soorten, naast fysiek geweld behoren bijvoorbeeld ook psychologisch geweld en seksueel misbruik tot huiselijk geweld. In ruim 60% van de gevallen van huiselijk geweld gaat het om partnergeweld, wat omschreven kan worden als geweld tussen partners of ex-partners (Verwijs & Lünnemann, 2012). Welke gevolgen het huiselijk geweld voor het slachtoffer heeft, hangt samen met een groot aantal variabelen, zoals het soort geweld en de socioculturele achtergrond (Briere & Jordan, 2004). In het geval van langdurige mishandeling kan het slachtoffer fysieke, psychologische en sociale problemen ontwikkelen, zoals depressie, sociale isolatie en een laag zelfbeeld. In 80% van de gevallen van partnergeweld gaat het om een mannelijke dader waarbij het slachtoffer in meer dan de helft van de gevallen een vrouw is. Het geweld tegen vrouwen is doorgaans van langere duur en heeft een hogere frequentie dan geweld tegen mannen. Bovendien zijn het letsel en de andere gevolgen meestal ernstiger bij vrouwelijke slachtoffers dan wanneer het een mannelijk slachtoffer betreft (Movisie, 2003). In dit overzicht zal daarom van een mannelijke dader en een vrouwelijk slachtoffer worden uitgegaan.

In sommige gevallen ziet een slachtoffer van partnergeweld geen andere oplossing om te ontsnappen aan het geweld dan het doden van de partner. Deze vrouwen zouden het Battered Woman Syndrome (BWS) hebben ontwikkeld, aldus onderzoekster Lenore Walker (2009). BWS zou een verklaring voor het geweld zijn en wordt in de rechtbank aangedragen om strafvermindering te bewerkstelligen.

In 1978 werd de term Battered Woman Syndrome geïntroduceerd door Walker. BWS zou ontstaan doordat het geweld zich in een vast patroon herhaalt, wat vervolgens leidt tot aangeleerde hulpeloosheid. Het vaste patroon is de Cycle of Violence, bestaande uit drie fasen, zie ook Figuur 1. In de eerste fase ontstaat een steeds grotere spanning bij de dader. Deze spanning uit zich in de vorm van verbale en/of emotionele mishandeling. Het slachtoffer zal in deze fase proberen om verdere conflicten te voorkomen, maar hierdoor loopt de spanning juist nog verder op. De spanning uit zich uiteindelijk in de daadwerkelijke, lichamelijke mishandeling. Dit is de tweede fase in de Cycle of Violence en het slachtoffer loopt in deze fase het grootste risico op verwondingen. Na de

mishandeling zal de dader spijt tonen en probeert hij zijn partner terug te winnen. In deze derde fase krijgt het slachtoffer opnieuw hoop en de relatie zal stand zal houden. De cyclus zal zich echter

(5)

herhalen en volgens Walker ontstaat hierdoor de aangeleerde hulpeloosheid bij het slachtoffer (Craven, 2003; Walker, 2006).

De aangeleerde hulpeloosheid is een essentieel onderdeel van BWS en is het gevolg van een oncontroleerbare en onaangename stimulus, in dit geval het partnergeweld. Door de aangeleerde hulpeloosheid zal het slachtoffer niet meer proberen te ontsnappen, omdat zij door het herhalende karakter van het geweld heeft geleerd dat ontsnappen aan de mishandeling niet mogelijk is. Het slachtoffer heeft een verstoorde perceptie van de eigen capaciteit om de situatie te verbeteren en kan het effect van haar eigen acties niet goed meer inschatten (Russell, Ragatz, & Kraus, 2010). In de Verenigde Staten werd BWS in 1983 voor het eerst in de rechtbank genoemd (Russell et al., 2010). Ook in Nederland wordt BWS in de rechtbank naar voren gebracht. Zo kreeg een vrouw in 1997 strafvermindering voor het vermoorden van haar partner (Peskens, 1998). Hoewel BWS in de rechtbank dus geaccepteerd wordt, is het in de psychologie niet duidelijk wat de status van BWS is. BWS is niet opgenomen als syndroom in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) (American Psychiatric Association, 2013) en het wordt niet gezien als een officieel syndroom. De term BWS wordt tegenwoordig met name gebruikt door advocaten en niet-klinisch psychologen, die naar eigen inzicht de definitie van BWS hebben aangepast. In de rechtbank worden dus

verschillende definities van BWS gebruikt (Walker, 2006).

Aangeleerde Hulpeloosheid

Fase 1:

Oplopende spanning bij dader

Slachtoffer vermijdt conflict Fase 2: Lichamelijke mishandeling Fase 3:

Dader toont spijt en berouw Slachtoffer krijgt

hoop en relatie houdt stand

(6)

Overigens heeft het naar voren brengen van BWS in de rechtbank geen eenduidig effect. Vaak zorgt het aandragen van BWS in de rechtbank voor een strafvermindering, maar in sommige gevallen heeft het een tegenovergesteld effect. Wanneer een vrouw niet aan het prototype van een slachtoffer voldoet, en dus niet vrouwelijk, passief en/of hulpeloos lijkt, kan het aandragen van BWS juist een averechts effect hebben. Dit wordt ook wel de prototype theorie genoemd. Volgens deze theorie worden meningen over personen gevormd op basis van sociale categorisatie. Iemand wordt bij de categorie ingedeeld waarin hij of zij op basis van prototypes het best past. Een vrouw die niet aan het standaard beeld van slachtoffer voldoet, zou dus juist een hogere straf krijgen wanneer BWS wordt aangedragen als verklaring voor haar gedrag. Dit komt omdat de vrouw dan als krankzinnig of gek wordt gezien (Russell et al., 2010).

Hoewel BWS in de rechtbank dus een geaccepteerd en algemeen gebruikt begrip is, is er geen duidelijkheid over de status van BWS in de psychologie. Het is niet duidelijk of BWS wel of niet een syndroom is (Peskens, 1998). Bovendien is gebleken dat wanneer BWS een syndroom genoemd wordt, dit positieve (strafvermindering) maar ook negatieve (strafvermeerdering) gevolgen kan hebben voor een vrouw. Omdat partnergeweld veel voorkomend is, is het van groot belang dat uitgezocht wordt of BWS daadwerkelijk een syndroom genoemd mag worden en als zodanig in de rechtbank gepresenteerd mag worden. In dit overzicht zal daarom worden onderzocht wat de status van het Battered Woman Syndrome is.

Om vast te stellen of BWS een syndroom genoemd mag worden, wordt eerst het begrip ‘syndroom’ gedefinieerd. Vervolgens wordt op de kritiek naar het onderzoek naar BWS ingegaan. Met de kritiek in het achterhoofd, wordt vastgesteld of BWS aan de definitie van syndroom voldoet. In de tweede paragraaf wordt onderzocht of BWS als subtype van de Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) kan worden gezien. PTSS is een angststoornis die ontstaat als reactie op een traumatische gebeurtenis. Deze stoornis gaat onder meer gepaard met herbelevingen, vermijding, prikkelbaarheid en hevige schrikreacties. Om vast te stellen of BWS gezien kan worden als subtype van PTSS, zal eerst het begrip PTSS worden gedefinieerd en vervolgens wordt gekeken of de twee concepten voldoende overeen komen. Tot slot zal in de laatste paragraaf een alternatief model worden aangedragen om de problemen van mishandelde vrouwen een passende plaats te geven in de psychologie.

(7)

Battered Woman Syndrome als Syndroom

De term Battered Woman Syndrome is geïntroduceerd door onderzoekster Walker, afgeleid uit de resultaten van een grootschalig empirisch onderzoek. Van 1978 tot 1981 interviewde Walker 435 vrouwen die langdurig door hun partner mishandeld waren, of tijdens het onderzoek nog steeds regelmatig slachtoffer waren van partnergeweld (Walker, 2006). De interviews waren zo opgezet om de symptomen van BWS op te sporen en om te onderzoeken of er sprake was van een Cycle of Violence en aangeleerde hulpeloosheid (Craven, 2003). Op het onderzoek is veel kritiek geweest en in de psychologie wordt BWS niet tot de syndromen gerekend. Daarom wordt hier uitgezocht of BWS wel of niet een syndroom genoemd mag worden.

Om te concluderen of BWS tot de syndromen gerekend kan worden, wordt het begrip BWS vergeleken met de definitie van ‘syndroom’. Vervolgens wordt de kritiek op het onderzoek naar BWS besproken. Aan de hand van de definitie van syndroom en de kritiek zal worden bepaald of BWS tot de syndromen gerekend mag worden.

In de gezondheidszorg wordt onderscheid gemaakt tussen de begrippen ‘ziekte’, ‘stoornis’ en ‘syndroom’. Een ziekte verwijst naar een fysiologische stoornis, met een specifieke etiologie en pathogenese (Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Omdat er in de psychologie bijna nooit sprake is van een duidelijk aan te wijzen fysiologische oorzaak, zijn er nauwelijks

psychologische ziekten. In de psychologie wordt dus met name gewerkt met stoornissen en syndromen. Taalkundig gezien bestaat een stoornis uit gestoord en afwijkend gedrag dat bij meerdere mensen voorkomt, terwijl een syndroom bestaat uit symptomen die vaak samen

voorkomen. Een symptoom is hierbij het kleinst aanwijsbare onderdeel van een stoornis (Hulpgids, zj). Strikt gezien kan een syndroom dus voortkomen uit een stoornis, terwijl dit andersom niet kan. In de praktijk worden de begrippen door elkaar gebruikt en wordt het onderscheid nauwelijks gebruikt (Vandereycken et al., 2008).

In de DSM 5 (American Psychiatric Association, 2013) wordt een syndroom gedefinieerd als “A grouping of signs and symptoms, based on their frequent co-occurrence that may suggest a common underlying pathogenesis, course, familial pattern, or treatment selection”.

Een soortgelijke definitie wordt gegeven door het Handboek Psychopathologie

(Vandereycken et al., 2008, pag. 17): “Een syndroom is een groep van (dikwijls) tezamen optredende symptomen. Daarmee is echter nog niets gezegd over de aard van het verband (de relatie of

samenhang) tussen symptomen, noch over de reden van groepering. Een symptoom is de kleinst beschrijfbare onderzoekseenheid in de geneeskunde c.q. psychopathologie en is letterlijk te

beschouwen als ziekteteken. Door iets een symptoom te noemen, bedoelen we meteen dat het naar een stoornis verwijst, dat het een uiting, signaal of kenmerk is van een pathologisch proces” (p. 17).

(8)

Ook de Dikke Van Dale (2014) definieert syndroom als “het geheel van verschijnselen van een ziekte”. Wanneer de verschillende definities worden gecombineerd, kan geconcludeerd worden dat vaak samen voorkomende symptomen suggereren dat er een algemene onderliggende

pathogenese, beloop en patroon kan worden verwacht, maar dat de symptomen zelf niets kunnen vertellen over de aard van het verband.

Er zijn zes symptomen die BWS kenmerken (Walker, 2009), zie Tabel 1. De eerste drie criteria gelden voor zowel PTSS als BWS, terwijl de laatste drie symptomen BWS specificeren. Wanneer de definitie van Walker wordt vergeleken met de voorwaarde wanneer iets een syndroom genoemd kan worden, namelijk het vaker samen voorkomen van symptomen, zou BWS tot de syndromen gerekend kunnen worden. Het onderzoek naar BWS is echter niet betrouwbaar genoeg om met zekerheid te stellen dat de symptomen vaker tezamen optreden.

De kritiek op het onderzoek naar BWS kan worden verdeeld in drie verschillende

categorieën. De methodologische kritiek richt zich op de methode en werkwijze in het onderzoek van Walker. De conceptuele kritiek bestaat uit kritiek op het begrip BWS (Craven, 2003). De laatste categorie bestaat uit kritiek die zich richt op de stereotypering die BWS met zich mee heeft gebracht. De methodologische kritiek bestaat uit het feit dat het onderzoek naar BWS nooit is

gerepliceerd (Craven, 2003). Het is dus niet uit te sluiten dat de bevindingen van Walker eenmalige resultaten geweest zijn, die bij toeval gevonden zijn. Bovendien is in de onderzoeken (Walker, 2006) niet gewerkt met een controle groep, wat betekent dat mishandelde vrouwen nooit zijn vergeleken met niet-mishandelde vrouwen. Er kan dus niet met zekerheid gesteld worden dat mishandelde vrouwen verschillen van niet-mishandelde vrouwen. Hier komt bij dat vrouwen die al een psychologische stoornis hebben vaker slachtoffer zijn van partnergeweld dan gezonde vrouwen (Barhai, Ben-Shakar & Shalev, 2007), wat betekent dat niet met zekerheid gesteld kan worden dat het specifiek het partnergeweld is wat leidt tot BWS. Daarnaast is het niet duidelijk of er

mishandelde vrouwen zijn die geen BWS ontwikkelen. Al met al blijkt uit de methodologische kritiek dat niet met zekerheid gezegd kan worden of BWS een gevolg is van partnergeweld.

Tabel 1

Symptomen van het Battered Woman Syndrome (Walker, 2006) 1. Intrusive recollections of the trauma event(s)

2. Hyperarousal and high levels of anxiety

3. Avoidence behavior and emotional numbing usually expressed as depression, dissociation, minimization, repression and denial

4. Disrupted interpersonal relationships from batterer’s power and control measures 5. Body image distortion and/or somatic or physical complaints

(9)

Onder de conceptuele kritiek valt het feit dat naast het gedrag van het slachtoffer ook het gedrag van de dader in de diagnose is opgenomen. De Cycle of Violence is het gevolg van het gedrag van de dader, waardoor de dader voor een deel de diagnose bepaalt (Craven, 2003). Wanneer naar de definitie van syndroom wordt gekeken, is dit echter niet een probleem, aangezien een syndroom niets zegt over de reden van groepering (Vandereycken et al., 2008). Wel onderscheidt BWS zich hiermee van andere psychologische syndromen, aldus Craven (2003). Een ander punt van conceptuele kritiek is dat de Cycle of Violence en de hieruit volgende aangeleerde hulpeloosheid verklaren waarom een vrouw bij haar partner blijft, wat in strijd is met de acties van de vrouwen om te ontsnappen aan het geweld. Kortom, het concept BWS wordt in de rechtbank ten onrechte gebruikt, aangezien BWS niet verklaart waarom vrouwen hun partner zouden vermoorden. Tot slot heeft het concept BWS misschien gezorgd voor herkenning in het wijdverspreide probleem van mishandeling, maar hiermee creëerde het ook een stereotype dat alle mishandelde vrouwen zouden delen. Volgens het onderzoek naar BWS zou elke mishandelde vrouw een zwak, passief en hulpeloos slachtoffer zijn. Wanneer een mishandelde vrouw niet voldoet aan dit beeld zou ze juist als krankzinnig en gestoord worden gezien, wat er toe leidt dat het aandragen van BWS in de rechtbank juist voor een hogere straf kan zorgen. Dit wordt ook wel de prototype theorie genoemd: wie voldoet aan het beeld van slachtoffer zal een lagere straf krijgen, dan iemand die niet aan dit standaard beeld voldoet (Russell et al., 2010). Het concept BWS heeft dus tot een dubbele standaard geleid en hier komt bij dat de meeste mishandelde vrouwen juist niet passief zijn

(Terrance & Matheson, 2003), wat betekent dat het stereotype dat BWS van mishandelde vrouwen heeft gecreëerd niet juist is. Bovendien voldoet een mishandelde vrouw uit een homoseksuele relatie niet aan het stereotype en passen mishandelde mannen ook niet in het standaard beeld. BWS is dus niet gender neutraal (Russell et al., 2010). Het beeld dat BWS van mishandelde vrouwen heeft gecreëerd, klopt niet met de werkelijkheid en BWS wordt dus ten onrechte in de rechtbank gebruikt. Al met al kan geconcludeerd worden dat in het onderzoek naar BWS geen goede methode werd gehanteerd, waardoor niet met zekerheid vastgesteld kan worden of mishandelde vrouwen de zes symptomen van BWS ontwikkelen. Het samen voorkomen van symptomen is een voorwaarde om tot de syndromen gerekend kan worden, en hier voldoet BWS door het onbetrouwbare onderzoek niet aan. Daarnaast verklaart BWS passief gedrag van vrouwen, terwijl het syndroom ingezet wordt om het gedrag te verklaren van vrouwen die niet passief zijn. Tot slot heeft BWS een stereotype gecreëerd van mishandelde vrouwen, dat niet overeenkomt met de werkelijkheid.

Concluderend kan worden gesteld dat BWS niet aan de definitie ‘syndroom’ voldoet. De term Battered Woman Syndrome is dus eigenlijk niet gepast. In de literatuur is BWS een

(10)

veelgebruikte term voor de problemen die slachtoffers van partnergeweld kunnen ontwikkelen en daarom zal de term in dit overzicht gebruikt blijven worden. Daarnaast moet vooropgesteld worden dat het feit dat BWS geen syndroom is, niet direct betekent dat mishandelde vrouwen nergens aan lijden. BWS zal daarom een andere status verdienen in de psychologie dan de status van syndroom.

(11)

Battered Woman Syndrome als Subtype van PTSS

Door sommige onderzoekers worden de reacties van de mishandelde vrouwen als overreactie op het geweld gezien, net als bij PTSS het geval is. Sommigen scharen BWS dan ook onder PTSS en in de rechtbank wordt BWS soms gepresenteerd als subtype van PTSS (Terrace & Matheson, 2003). In de psychologie wordt BWS echter niet gezien als subtype van PTSS en daarom zal uitgezocht worden of BWS gezien mag worden als subtype van PTSS.

De Post Traumatische Stress Stoornis ontstaat als reactie op een ingrijpende gebeurtenis, zie Bijlage 1 voor de exacte DSM 5 criteria. De aangehaalde onderzoeken maken gebruik van de definitie uit de DSM IV wat voor dit overzicht niet uitmaakt, aangezien de verschillen tussen beide edities wat betreft PTSS klein zijn. Iemand die lijdt aan PTSS is vaak in een levensbedreigende situatie terecht gekomen, of in een situatie waarin de betrokkene bedreigd werd met ernstig letsel. Voorbeelden hiervan zijn oorlog of een natuurramp. Ook het zien van iemand met ernstig letsel kan tot PTSS leiden. De betrokkene reageert vaak met veel emoties en is in de meeste gevallen extreem angstig (Vandereycken et al., 2008). De symptomen van PTSS bestaan uit intrusies, vermijding, afvlakking en hyperarousal. Klachten zijn bijvoorbeeld het herbeleven van het trauma, slaapproblemen en

schrikreacties. Kortom, mensen met PTSS vertonen reacties alsof het gevaar nog steeds aanwezig is (Mechanic, 2004). In de DSM 5 (American Psychiatric Association, 2013) valt PTSS onder de Trauma- and Stressor-Related Disorders. Van de vrouwen die hulp hebben gezocht bij huiselijk geweld blijkt tussen de 31% en 60% PTSS te hebben. Bovendien bestaat er een positief verband tussen de ernst van het partnergeweld en het ontwikkelen van PTSS (Terrance & Matheson, 2003).

Mishandelde vrouwen kunnen dus PTSS ontwikkelen en het verschuiven van BWS als los syndroom naar een subcategorie van PTSS is in principe niet meer dan het veranderen van de naam die het probleem krijgt. Toch brengt deze verschuiving grote maatschappelijke gevolgen met zich mee. Zo is gebleken dat het presenteren van BWS als subcategorie van PTSS meer invloed heeft in de rechtbank dan het naar voren brengen van BWS als losstaand syndroom. Het aandragen van BWS als categorie van PTSS wordt in de rechtbank geloofwaardiger bevonden en als aannemelijkere

verklaring gezien dan wanneer BWS als losstaand syndroom wordt gepresenteerd. Bovendien wordt een vrouw minder schuldig bevonden wanneer BWS als subcategorie van PTSS gepresenteerd wordt (Terrance & Matheson, 2003). De manier waarop het probleem van mishandelde vrouwen wordt gepresenteerd heeft dus maatschappelijke gevolgen en het is daarom van belang om uit te zoeken of BWS een subcategorie van PTSS is.

Onderzoekster Walker geeft aan dat BWS inderdaad gezien kan worden als een subcategorie van PTSS (Walker, 2006). In haar onderzoek vulden 76 mishandelde vrouwen twee vragenlijsten in

(12)

om de BWS en PTSS criteria te meten. Uit de resultaten bleek dat mishandelde vrouwen inderdaad voldeden aan criteria van beide stoornissen en hiermee is volgens Walker aangetoond dat BWS gezien kan worden als een vorm van PTSS, aangezien drie van de zes symptomen van BWS ook bij PTSS horen. Het gaat hierbij opnieuw om een onderzoek waarin geen controlegroep voorkomt en de resultaten zijn niet gerepliceerd. Daarnaast blijft het onduidelijk hoe Walker concludeert dat BWS een subcategorie van PTSS is. Er is daarom niet genoeg empirisch bewijs om vast te stellen dat BWS gezien kan worden als vorm van PTSS.

Bovendien is het nog maar de vraag of de concepten PTSS en BWS overeenkomen. PTSS is namelijk een overreactie op een traumatische gebeurtenis die minimaal één maand geleden

plaatsvond (American Psychiatric Association, 2013). Het is een postreactie, daarentegen gaat het bij BWS om een reactie op geweld die op dat moment plaatsvindt (Mechanic, 2004). Bij BWS gaat het dus om overlevingsreactie, het is een adequate en natuurlijke reactie bedoeld ter verdediging. De concepten van BWS en PTSS komen dus niet overeen en BWS kan daarom geen subtype van PTSS zijn.

Concluderend kan gesteld worden dat het presenteren van BWS als een subcategorie van PTSS in de rechtbank kan zorgen voor een strafvermindering, maar dat de concepten BWS en PTSS niet genoeg overeenkomen om te spreken van een subcategorie van PTSS. Tegelijkertijd is wel gebleken dat PTSS veel vóórkomt bij mishandelde vrouwen. Er is dus sprake van sterke

comorbiditeit. Omdat BWS niet als los syndroom en ook niet als subcategorie van PTSS gezien mag worden, zal een alternatief model worden aangedragen om BWS een passende plek in de

(13)

Battered Woman Syndrome: Een Alternatief Model

BWS kan niet tot de syndromen gerekend worden en vormt ook geen subtype van PTSS. Het is maar de vraag of het wenselijk is om een algemene diagnose te stellen voor mishandelde

vrouwen, aangezien elk slachtoffer op een unieke manier reageert op partnergeweld en de symptomen per slachtoffer verschillen. Volgens Briere en Jordan (2004) zou geen enkel syndroom daardoor alles kunnen verklaren. Bovendien is gebleken dat de reactie van een mishandelde vrouw een overlevingsreactie is. Naast dat het bijna niet mogelijk is om een diagnose te stellen voor mishandelde vrouwen, is het dus ook niet nodig aangezien ontsnappen aan geweld een natuurlijke reactie is. Daarom zal een nieuw model worden gepresenteerd om BWS een passende plek te in de psychologie te geven, zonder dat er sprake is van pathologie.

Door de vele variabelen die meespelen bij partnergeweld, lopen de gevolgen van mishandeling erg uiteen en zou één algemene diagnose nooit kunnen voldoen (Briere & Jordan, 2004). Geen enkele geweldssituatie is gelijk, zo zijn de ernst en het soort geweld altijd verschillend. Ook de demografische kenmerken van het slachtoffer, de algemene copingstyle en de geschiedenis van het slachtoffer met psychologische stoornissen spelen een rol en maken dat elk slachtoffer anders reageert (Briere & Jordan, 2004). Er zijn daarom verschillende syndromen bedacht, om verschillende reacties van slachtoffers in aparte, kleine categorieën te plaatsen. Een van deze kleinere syndromen is BWS, om de gevolgen van partnergeweld te verklaren. Daarnaast wordt in de literatuur gesproken over het Rape Trauma Syndrome; om de gevolgen van een verkrachting te verklaren, Complexe PTSS; als verklaring voor de gevolgen van langdurige, zware stress zoals kindermisbruik en PTSS niet anders omschreven als restcategorie (Briere & Jordan, 2004). Deze syndromen zijn opgezet om de verschillende variabelen die mee spelen in beschouwing te nemen en elk slachtoffer een zo specifiek mogelijke diagnose te kunnen geven die goed past bij haar specifieke situatie. Dit geeft echter veel problemen. De symptomen en kenmerken van de verschillende diagnoses overlappen dusdanig, waardoor de syndromen erg veel op elkaar lijken. Dit leidt automatisch tot grote comorbiditeit; het tegelijkertijd voorkomen van syndromen in één persoon. Het gebruik van zeer specifieke syndromen heeft tot gevolg dat geen enkel slachtoffer precies voldoet aan één syndroom, maar juist aan alle syndromen een beetje (Briere & Jordan, 2004). Het gebruik van specifieke syndromen werkt dus juist averechts en zorgt voor een grote comorbiditeit. Er bestaan verschillende soorten comorbiditeit. In sommige gevallen ontwikkelt iemand twee stoornissen zonder dat het duidelijk is waardoor deze stoornissen samen voorkomen. De stoornissen staan dan als het ware los van elkaar. In het geval van de kleine syndromen als Rape Trauma Syndrome en BWS is comorbiditeit eigenlijk een artefact. Wanneer stoornissen veel

(14)

gemeenschappelijke kenmerken hebben, lijkt het alsof iemand meerdere stoornissen heeft, terwijl dit in werkelijkheid komt doordat de stoornissen op elkaar lijken en de symptomen onder beide stoornissen vallen. Tot slot kan de comorbiditeit ook het gevolg zijn van een gemeenschappelijk en onderliggend lijden (Vandereycken et al., 2008).

Depressie en PTSS komen veel voor onder mishandelde vrouwen en er bestaat een relatie tussen aangeleerde hulpeloosheid, depressie, PTSS en de ernst en duur van het geweld (Barhai et al., 2007). Dit is gebleken uit een onderzoek waarin mishandelde vrouwen vragenlijsten invulden om PTSS, depressie en aangeleerde hulpeloosheid te meten. Uit de resultaten bleek dat 65% van de deelnemers PTSS had ontwikkeld en 40% een depressie. Bovendien bleek 80% van de mishandelde vrouwen met PTSS nog een andere stoornis te hebben ontwikkeld. PTSS komt dus zelden alleen voor. Uit het onderzoek bleek ook dat het effect dat de mishandeling op een vrouw heeft, wordt gemedieerd door de mate van aangeleerde hulpeloosheid. Vrouwen die PTSS of een depressie ontwikkelden als gevolg van mishandeling, hadden namelijk ook een hogere mate van aangeleerde hulpeloosheid. De relatie tussen de verschillende factoren wordt weergegeven in Figuur 2 (Barhai et al., 2007).

BWS

Partnergeweld hulpeloosheid Aangeleerde

PTSS

Depressie

Figuur 2. Alternatief model om de reactie van mishandelde vrouwen te plaatsen in de psychologie (Barhai et al., 2007)

(15)

In dit model zouden partnergeweld en aangeleerde hulpeloosheid gezien kunnen worden als de factoren die meespelen bij BWS, aangezien BWS uit een combinatie van het geweld (de Cycle of Violence) en de aangeleerde hulpeloosheid bestaat. Uit dit model blijkt dan dat BWS kan leiden tot PTSS en/of depressie en het verklaart direct de grote comorbiditeit tussen depressie en PTSS. Het gebruik van een model zorgt dus voor meer inzicht in de verschillende factoren die meespelen en de mediërende factoren worden zichtbaar. Daarnaast is het model, in tegenstelling tot een diagnose, niet categoriaal maar continu. Bij een diagnose kan enkel gesproken worden van het wel of niet hebben van een stoornis, terwijl een model kan verklaren dat er een positief verband bestaat tussen de ernst van het geweld is en het optreden van PTSS en/of depressie. In het model zit dus meer speling dan in een diagnose. Bovendien is het model spaarzamer: het model bestaat namelijk enkel uit al bestaande begrippen en hoeft er geen nieuwe naam gebruikt te worden voor de reactie van een mishandelde vrouw.

BWS zou dus niet moeten worden benaderd als syndroom of als subtype van PTSS. Door het grote aantal variabelen die met mishandeling te maken hebben en de uiteenlopende reacties hierop is het namelijk niet mogelijk om met één syndroom alles te kunnen verklaren. Daarnaast is het niet nodig om de reactie van mishandelde vrouwen als een syndroom te zien, omdat het om een overlevingsreactie gaat. De factoren die meespelen bij BWS kunnen daarom in een model geplaatst worden, zodat BWS een plek in de psychologie krijgt zonder dat er nieuwe begrippen gebruikt hoeven worden en zonder dat er sprake is van een syndroom.

(16)

Conclusie & Discussie

Wat Walker het Battered Woman Syndrome noemt, bestaat in de psychologie niet. Het onderzoek naar BWS is niet betrouwbaar genoeg om te stellen dat de zes symptomen van BWS vaker voorkomen als gevolg van partnergeweld. BWS mag daarom geen syndroom genoemd worden. Daarnaast komen de concepten PTSS en BWS niet goed genoeg overeen, wat betekent dat BWS geen subtype van PTSS is. Bij partnergeweld spelen veel verschillende variabelen mee, wat het onmogelijk maakt om een algemene diagnose op te stellen waarin alle gevolgen van partnergeweld gedekt worden. Daarnaast gaat het bij BWS om een natuurlijke reactie, wat betekent dat de reactie van een mishandelde vrouw niet als een stoornis gezien zou moeten worden. De problemen kunnen in een model geplaatst worden, zodat de veelvoorkomend comorbiditeit van depressie en PTSS als gevolg van mishandeling verklaard wordt en er geen algemene diagnose gesteld hoeft te worden. Bij het feit dat BWS niet als syndroom gezien mag worden, moet een kleine kanttekening geplaatst worden. Het feit dat een onderzoek niet goed uitgevoerd is en de resultaten niet gerepliceerd zijn, betekent niet automatisch dat de gevonden resultaten verworpen moeten

worden. Het onderzoek van Walker (2006) is niet gerepliceerd en niet goed uitgevoerd, en daarom is gesteld dat BWS niet als syndroom gezien mag worden. Dit kan echter niet met zekerheid gezegd worden. Wellicht kloppen de resultaten namelijk wel en worden ze bij een replicatie opnieuw gevonden. Dit zou betekenen dat de zes symptomen wel vaker samen voorkomen en BWS wel als syndroom gezien kan worden. Om dit uit te sluiten zou het onderzoek van Walker opnieuw

uitgevoerd moeten worden waarbij een controle groep in het onderzoek wordt opgenomen. Tot die tijd kan BWS niet als syndroom gezien worden.

Naast het feit dat het onderzoek naar BWS meer aandacht verdient, is er ook een vervolg onderzoek nodig naar het model uit het onderzoek van Barhai et al. (2007), zie Figuur 2. Het model zou verder uitgebreid moeten worden om duidelijker in kaart te brengen welke variabelen welke rol spelen bij de gevolgen van partnergeweld. Het model kan uitgebreid worden door mishandelde vrouwen vragenlijsten in te laten vullen waarbij behalve naar de al in het model opgenomen factoren ook gevraagd wordt naar andere factoren die een rol kunnen spelen. Denk hierbij aan demografische kenmerken, geschiedenis met psychologische stoornissen of de algemene copingstyle van het slachtoffer. Op die manier zouden ook andere syndromen en variabelen in het model

geplaatst kunnen worden. Wel moet een kanttekening worden geplaatst bij het feit dat het lastig is om alle variabelen in het model te kunnen plaatsen, aangezien er veel factoren een rol spelen bij partnergeweld. Een voordeel van het model boven een diagnose is wel dat de comorbiditeit direct verklaard wordt en dat mediërende factoren, zoals aangeleerde hulpeloosheid in Figuur 2, in beeld

(17)

Overigens geldt het voordeel van een model boven een diagnose niet enkel voor BWS. Comorbiditeit komt erg veel voor in de psychologie. Het samen voorkomen van een depressie met een angststoornis komt bijvoorbeeld vaker wel dan niet voor (Vandereycken et al., 2008). Niet alleen bij mishandelde vrouwen zou dus meer onderzoek gedaan moeten worden naar modellen, dit geldt eigenlijk voor vrijwel alle stoornissen in de psychologie. Wanneer er meer symptomen en

stoornissen in modellen geplaatst kunnen worden, komt er meer inzicht in de oorzaken van comorbiditeit en mediërende factoren worden zichtbaar. Dit kan grote voordelen hebben in de behandeling van stoornissen, omdat een model van stoornissen inzicht kan geven in welke factoren behandeld moeten worden.

Al met al zou BWS niet aangedragen mogen worden in de rechtbank om

strafvermindering te bewerkstelligen voor mishandelde vrouwen die hun partner hebben vermoord. De reactie van een mishandelde vrouw is niets meer dan een natuurlijke overlevingsreactie bedoeld ter verdediging.

(18)

Literatuur

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.

Barhai, N., Ben-Shakar, G., & Shalev, A. Y. (2007). Posttraumatic stress disorder and depresion in battered woman: The mediating role of learned helplessness. Journal of Family Violence, 22, 267-275.

Briere, J., & Jordan, C. E. (2004). Violence against woman: Outcome complexity and impliations for assessment treatment. Journal of Interpersonal Violence, 19(11), 1252-1276.

Craven, Z. (2003). Battered Woman Syndrome.Australian Domestic and Family Violence Clearinghouse, 1-18.

Hulpgids, (z.j.). Opgehaald op 30 december 2014 via http://www.mesters.nl/DSM%20IV.pdf. Mechanic, M. B., (2004). Beyond PTSD: Mental health consequences of violence against women:

A response to Briere and Jordan. Journal of Interpersonal Violence, 19, 1283-1289. Movisie (2003). Huiselijk geweld: Aard en omvang, gevolgen, hulverlening en aanpak.

Geraadpleegd op 29 december 2014 via

https://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/factsheet%20huiselijk%20g weld20[MOV-1830330-0.1].pdf.

Peskens, I. (1998). Ik hou toch van jou. Nemesis, 2, 39-45.

Russell, B. L., Ragatz, L., Kraus, S. (2010). Self-defense and legal decision making: The role of defendant and victim gender and gender-neutral expert testimony of the battered partner's syndrome. Partner Abuse, 1-4.

Terrance, C., & Matheson, K. (2003). Undermining reasonableness: Expert testimony in a case involving a battered woman who kills. Psychology of Woman Quarterly, 27, 37-45. Van Dale Uitgevers (2014). Dikke Van Dale Online. Geraadpleegd op 30 december 2014 via

http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=syndroom&lang=nn#.VKJ9I4DpA. Vandereycken, W., Hoogduin, C. A. L., & Emmelkamp, P. M. G. (2008). Handboek

psychopathologie, deel 1 basisbegrippen, 4e herziene versie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Verwijs, R., & Lünnemann, K. (2012). Parnergeweld: Achtergrond en risicofactoren. Verwey Jonker Insituut. Opgehaald op 29 december 2014 via http://www.verwey

jonker.nl/doc/vitaliteit/7154_Partnergeweld_POD_web.pdf.

Walker, L. E. A. (2006). Battered woman syndrome: Empirical findings. New York Academy of Science, 1087, 142-157.

(19)

Walker, L. E. A. (2009). The batered woman syndrome. New York: Springer Publishing Company, LLC.

(20)

Bijlage 1. PTSS

Diagnostic Criteria, 309.81(F43.10), Posttraumatic Stress Disorder

A. Note: The following criteria apply to adults, adolescents, and children older than 6 years. For children 6 years and younger, see corresponding criteria below.

A. Exposure to actual or threatened death, serious injury, or sexual violence in one (or more) of the following ways:

1. Directly experiencing the traumatic event(s).

2. Witnessing, in person, the event(s) as it occurred to others.

3. Learning that the traumatic event(s) occurred to a close family member or close friend. In cases of actual or threatened death of a family member or friend, the event(s) must have been violent or accidental.

4. Experiencing repeated or extreme exposure to aversive details of the traumatic event(s) (e.g., first responders collecting human remains; police officers repeatedly exposed to details of child abuse).

Note: Criterion A4 does not apply to exposure through electronic media, television, movies, or pictures, unless this exposure is work related.

B. Presence of one (or more) of the following intrusion symptoms associated with the traumatic event(s), beginning after the traumatic event(s) occurred:

1. Recurrent, involuntary, and intrusive distressing memories of the traumatic event(s). Note: In children older than 6 years, repetitive play may occur in which themes or aspects of the traumatic event(s) are expressed.

2. Recurrent distressing dreams in which the content and/or affect of the dream are related to the traumatic event(s).

Note: In children, there may be frightening dreams without recognizable content.

3. Dissociative reactions (e.g., flashbacks) in which the individual feels or acts as if the traumatic event(s) were recurring. (Such reactions may occur on a continuum, with the most extreme expression being a complete loss of awareness of present surroundings.)

Note: In children, trauma-specific reenactment may occur in play.

4. Intense or prolonged psychological distress at exposure to internal or external cues that symbolize or resemble an aspect of the traumatic event(s).

5. Marked physiological reactions to internal or external cues that symbolize or resemble an aspect of the traumatic event(s).

C. Persistent avoidance of stimuli associated with the traumatic event(s), beginning after the traumatic event(s) occurred, as evidenced by one or both of the following:

(21)

2. Avoidance of or efforts to avoid external reminders (people, places, conversations, activities, objects, situations) that arouse distressing memories, thoughts, or feelings about or closely associated with the traumatic event(s).

D. Negative alterations in cognitions and mood associated with the traumatic event(s),

beginning or worsening after the traumatic event(s) occurred, as evidenced by two (or more) of the following:

1. Inability to remember an important aspect of the traumatic event(s) (typically due to dissociative amnesia and not to other factors such as head injury, alcohol, or drugs). 2. Persistent and exaggerated negative beliefs or expectations about oneself, others, or

the world (e.g., “I am bad,” “No one can be trusted,” “The world is completely dangerous,” “My whole nervous system is permanently ruined”).

3. Persistent, distorted cognitions about the cause or consequences of the traumatic event(s) that lead the individual to blame himself/herself or others.

4. Persistent negative emotional state (e.g., fear, horror, anger, guilt, or shame). 5. Markedly diminished interest or participation in significant activities.

6. Feelings of detachment or estrangement from others.

7. Persistent inability to experience positive emotions (e.g., inability to experience happiness, satisfaction, or loving feelings).

E. Marked alterations in arousal and reactivity associated with the traumatic event(s),

beginning or worsening after the traumatic event(s) occurred, as evidenced by two (or more) of the following:

1. Irritable behavior and angry outbursts (with little or no provocation) typically expressed as verbal or physical aggression toward people or objects.

2. Reckless or self-destructive behavior. 3. Hypervigilance.

4. Exaggerated startle response. 5. Problems with concentration.

6. Sleep disturbance (e.g., difficulty falling or staying asleep or restless sleep). F. Duration of the disturbance (Criteria B, C, D, and E) is more than 1 month.

G. The disturbance causes clinically significant distress or impairment in social, occupational, or other important areas of functioning.

H. The disturbance is not attributable to the physiological effects of a substance (e.g., medication, alcohol) or another medical condition.

Specify whether:

With dissociative symptoms: The individual’s symptoms meet the criteria for posttraumatic stress disorder, and in addition, in response to the stressor, the individual experiences persistent or recurrent symptoms of either of the following:

(22)

1. Depersonalization: Persistent or recurrent experiences of feeling detached from, and as if one were an outside observer of, one’s mental processes or body (e.g., feeling as though one were in a dream; feeling a sense of unreality of self or body or of time moving slowly).

2. Derealization: Persistent or recurrent experiences of unreality of surroundings (e.g., the world around the individual is experienced as unreal, dreamlike, distant, or distorted).

Note: To use this subtype, the dissociative symptoms must not be attributable to the physiological effects of a substance (e.g., blackouts, behavior during alcohol intoxication) or another medical condition (e.g., complex partial seizures).

Specify if:

With delayed expression: If the full diagnostic criteria are not met until at least 6 months after the event (although the onset and expression of some symptoms may be immediate).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn personen waarbij de ziekte weinig nadelige gevolgen heeft, maar meer gebruikelijk is dat klachten in wisselende mate zeer hinderlijke of ernstig beperkende vormen

U wordt voor deze test in principe voor een halve dag opgenomen op de afdeling hartbewaking van Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar.. U mag in principe na de test nog

Na de operatie kunt u dus last hebben van zeer vaak ontlasting krijgen, ongewild verlies van ontlasting of het ongecontroleerd laten van windjes.. Hoe veel klachten u ervan heeft,

Zo stelt de Hoge Raad dat – wanneer het binnen een VvE gebruikelijk is om bijvoorbeeld een besluitenlijst of notulen van een vergadering rond te sturen – uitgangspunt is

Een operatie is soms ook mogelijk voor patiënten met ernstig OSAS waarbij behandeling met CPAP niet verdragen wordt of bij wie deze behandeling geen effect had.. De OSAS kan dan

Er bestaat echter altijd een risico dat het oog na de operatie nog steeds problemen heeft met omhoog kijken, omdat de pees van de aangedane oogspier zich niet volledig

Bij recht vooruitkijken staan de ogen recht of staat één oog naar de neus gedraaid (esotropie).. Het aangedane oog kan niet of niet goed in de richting van het oor draaien; bij

3p 16 Teken in de 'cel' in de uitwerkbijlage alleen de chromosomen 14 en 21 bij aanvang van de anafase van meiose I bij een vrouw met deze translocatie- trisomie. Breng het