• No results found

Oppositie promotie Carlie Geerdink, Regional Economic development games of competition and cooperation, Universiteit Twente, 8 december 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oppositie promotie Carlie Geerdink, Regional Economic development games of competition and cooperation, Universiteit Twente, 8 december 2010"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

  1   Oppositie Michiel Heldeweg

Promotie Carlie Geerdink, Regional Economic Development, Games of Competition and Cooperation,

Universiteit Twente, 8 december 2010. Dank u wel mijnheer de prorector.

Mijnheer de kandidaat,

“Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral”.

De in uw proefschift gehanteerde methode is bij mij geland als de wetenschappelijke pendant van dit adagium. U prioriteert de harde, wiskundig onderbouwde bewijzen. Geheel conform de deductief-axiomatische methode van het standaardmodel van de economische wetenschap. Pas na die harde bewijzen is er, zo lijkt het, eventueel ruimte voor een kwalitatieve analyse, volgens een inductief-casuïstische methode.

Om der tijdswille ga ik voorbij aan de vraag of mijn indruk juist is, dat uw aanpak tevens is bedoeld als een impliciete, maar kritische vingerwijzing voor ‘kwalitatieve beoefenaren’ van de institutionele-economie.

Hoe dan ook, kan ik er niet omheen dat vooral dankzij de

kwalitatieve benadering de institutionele economie voor andere maatschappijwetenschappers, en ik denk nu met name aan de juristen, toegankelijk is gebleken. …

Mij dunkt dat er met uw studie beslist ook voor juristen iets is te halen, maar enkele handreikingen zijn dan toch gewenst en daarvoor heb ik een paar vragen.

In het voorlaatste hoofdstuk van uw proefschrift gaat u in op de rol van de institutionele structuur bij het bevorderen van compensatie-afspraken tussen regio’s.

Die afspraken zijn gewenst teneinde bij dreiging van economische onevenwichtigheden tussen de samenwerkende regio’s, toch al deze regio’s te laten profiteren.

U stelt, dat institutionele structuren verschillen naar hun vermogen om bij de uitvoering van die afspraken, in gevallen waar de meest bevoordeelde regio betaalt, ex post opportunistisch gedrag te voorkomen.

(2)

  2   Angelsaksische, prikkelt tot opportunisme. Daardoor draagt de Romeinse traditie meer bij aan de geloofwaardigheid van de meest bevoordeelde regio om, volgens afspraak, de minder begunstigde regio te compenseren. En dat bevordert ex ante de kans dat de samenwerking toch van de grond komt.

Ten diepste van uw bewijzen hiervoor overtuigd, rijst bij mij wel de vraag: ‘hoe nu verder?’

Hoe zit het bijvoorbeeld met het probleem van de ‘dubbele loop’? Als je na de eerste orde analyse weet wat de superieure

rechtsregel is, kan de toepassing daarvan in de inferieure rechtstraditie, gepaard gaan met aanzienlijke juridische en economische transactiekosten. Ik denk dan aan kosten voor opheffing van een juridische lock-in resp., kosten van herstel van juridische systeemconsistentie, zoals door introductie van

inpassings- en uitzonderingsregels. Ergo, zou ik zeggen, er is een tweede orde analyse nodig om te weten of die aanpassingskosten niet groter zijn dan de daarmee beoogde voordelen.

Deelt u mijn analyse dat de door u gevonden verschillen inderdaad nog een tweede orde analyse vragen om te kunnen beoordelen of, uit een oogpunt van het juridisch ontwerp van regelstelsels,

adaptaties van het inferieure stelsel wenselijk zijn?

Bent u, gelet op uw bevindingen en met name deze eerste en tweede orde transactiekosten, van oordeel dat de, nationale of Europese institutionele raamwerken voor regionale samenwerking aanpassingen behoeven. Zo nee, waarom toch niet en zo ja, gaat uw voorkeur dan uit naar een ‘one size fits all’ raamwerk, of ziet u ruimte voor verschillende institutionele arrangementen, wellicht zelfs toepasbaar naar keuze door de regio’s zelf?

Ten slotte. U weet dat ik iets heb met het juridisch ontwerpen, in het bijzonder van innovatie-bevorderende smart rules & regimes, bijvoorbeeld voor economische kansenzones of regelluwe zones. Ik wil daarom uw voorlaatste hoofdstuk terdege op waarde

schatten. Is de strekking daarvan nu, parafraserend op het

proefschrift van een van uw paranimfen, dat ‘institutions matter’? Anders gezegd, is de kwestie van de risico’s op opportunisme van regio’s de enige kritische kwestie, of moeten we ons bij het

juridisch ontwerpen van samenwerkingsmogelijkheden ook op andere majeure institutionele puzzels voorbereiden en zo ja, wilt u mij dan alvast op weg helpen?

(3)

  3   Graag verneem ik uw antwoorden op deze vragen.

Eventueel voortgezet.

Bieden de uitkomsten van het onderzoek i.h.a. aanwijzingen voor de vormgeving resp. het juridisch ontwerp van regelluwe of

regionale kansenzones?

Is het risico van procesrechtelijk opportunisme niet een te

verwaarlozen factor voor opportunisme en hangt het niet veeleer samen met andere factoren van (netwerk)samenwerking – m.n. politieke wenselijkheid/opportunisme

Wat kunnen we leren voor de kwestie van de alignment tussen intrinsieke prikkels (van regio’s resp. Bedrijven daarbinnen zelf) en extrinsieke prikkels (door regelgevers die willen dat regio’s zich goed ontwikkelen, bijvoorbeeld door samenwerking). Laat samenwerking zich naar uw opvatting ook afdwingen resp. juridisch faciliteren, of komt trust voor de instituties?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

zullen bedrijven die wellicht waardevol waren buiten beschouwing gelaten kunnen zijn. Doordat de criteria van “het internet” is opgesteld, zijn alle bedrijven zonder

Vanaf 2013 is de heffing gebaseerd op de impact van het product op de gezondheid en het milieu, de ‘pesticide load indicator’ (PLI). De opbrengst uit de heffing wordt

de beslissing om een bepaalde relatie met de controlecliënt niet aan te gaan dan wel te beëindigen. Dit betekent dat de inhoud en de uitkomst van de

In het laatste deel verken ik tenslotte de mogelijke implicaties voor beleid van overheid, beroepsgroep en bestuurders en managers van lerarenopleidingen in Nederland en

Kernhoofdstukken: jaarlijkse productiviteitskorting, target costing en prestatiebeloning Er zijn drie niveaus waarop financiële prikkels een rol kunnen spelen bij het

Door deze hervorming kunnen we een difference-in- difference analyse uitvoeren: we vergelijken een controlegroep van grote werkgevers voor wie premiedifferentiatie de hele periode

Dit geldt met name voor het niet optimaal benutten van capaciteiten, om- dat er weinig prikkels zijn voor Wsw’ers om door te stromen, er niet vol- doende reguliere werkgevers zijn

Als nicotine in het lichaam terechtkomt, wordt het snel verspreid door de bloedsomloop. Het duurt gemiddeld zeven seconden voordat de stof in de