• No results found

Het studiejaar 1919-1920

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het studiejaar 1919-1920"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H E T S T U D I E J A A R 1919-1920

R E D E U I T G E S P R O K E N O P D E N 2 0 E N S E P T E M B E R 1920 BIJ D E O V E R -D R A C H T V A N H E T R E C T O R A A T -D O O R DR. D. V A N G U L I K W A G E N I N G E N - H. V E E N M A N - 1920

(2)

H E T S T U D I E J A A R 1919—1920

E D E U I T G E S P R O K E N O P D E N 2 0 E N SEPTEMBER 1 9 2 0 BIJ DE

OVERDRACHT VAN HET RECTORAAT DOOR DR. D. VAN GULIK.

Mijne Heeren Curatoren, Hoogleeraren en Lectoren, Dames en Heeren Assistenten en Studenten ; zeer gewaardeerde Toehoorderessen en Toehoorders.

^ e dag der bestuurswisseling der Landbouwhoogeschool is ,e r i n g e b r o k e n , thans voor de tweede maal in haar bestaan, !K maak mij gereed het rectoraat aan mijn opvolger over te agen. Vooraf wensch ik echter eenige oogenblikken Uwe aan« acht te vragen voor een terugblik over het afgeloopen

cursus-^ e samenstelling van het college van Curatoren is, door e "erbenoeming van den, volgens rooster periodiek aftredenden, °orzitter Jhr. van Gitters, bestendigd. In den Senaat der Hooge-e? °o 1 kon prof. Roepke, reeds benoemd in Juni 1918, dit jaar

mdelijk zijn plaats als hoogleeraar voor de tropische meerjarige eewassen innemen, nadat, als gevolg van de verbeterde

inter-a 10nale verhoudingen aan zijn overkomst uit Indië geen be-• ^ m m e ri n g meer werd in den weg gelegd. Cédant arma togae ;

n 12den Januari van dit jaar hield prof. dr. W. Roepke ziin l na u gu r a l e r e d e

erf r- ^o n' besluit van 6 Januari 1920 werd tot hoogleeraar in AT ^kheidsleer voor plant en dier benoemd Dr. J. A. Honing te

e c lan, die, intusschen reeds in ons midden aangekomen, met en nieuwen cursus gelukkig zijne colleges aanstonds zal kunnen uegmnen.

kr Bßenoy.er ^en aanwinst van deze beide wetenschappelijke Prof H U i 8 h e t v e r l i e s t e b o e k e n van onzen geachten collega

(3)

70-jarigen leeftijd, volgens artikel 20 der wet op het Hooger landbouw en hooger veeartsenij kundig Onderwijs, met het einde van den cursus 1919-1920 zijn a m b t als hoogleeraar moet neerleggen. De Hoogeschool verliest in hem een bekwaam p h y t o -patholoog en docent, die met groote liefde en ijver zich t o t het einde toe onverzwakt a a n zijn t a a k heeft gegeven. Als een der oudste phytopathologen heeft hij op dit gebied pionierswerk verricht, en duizenden in den lande door zijne adviezen a a n zich verplicht. Met voldoening kan worden gememoreerd, d a t prof. Thai Larsen, ondanks een vereerend a a n b o d uit I n d i ë voor onze Hoogeschool behouden bleef ; terwijl met ingang v a n 16 J a n u a r i Prof. Mayer Gmelin, t o t dezen d a t u m buitengewoon hoogleeraar, tot gewoon hoogleeraar werd benoemd, waarmede een reeds t e lang slepend gehouden kwestie t o t gelukkige oplossing kwam.

Aan Prof. Blaauw viel de onderscheiding t e n deel v a n een benoeming t o t lid der Koninklijke Akademie v a n W e t e n s c h a p p e n ; Prof. Aberson werd benoemd t o t Ridder in de orde v a n den Nederlandschen Leeuw en Prof. Olivier t o t Officier d'Académie. Prof. Quanjer ontving wederom een officieele uitnoodiging om in het buitenland over zijne onderzoekingen te spreken, dit-maal uit Frankrijk, en Prof. v a n der Burg vertoeft ingevolge een Regeeringsopdracht t h a n s voor eenige weken in de Vereenig-de Staten. Dr. Sirks werd toegelaten t o t privaat-docent in Vereenig-de genetica aan de Universiteit te U t r e c h t en a a n de Veeartsenij -kundige hoogeschool aldaar.

De Landmeterscursus, w a a r v a n de verhouding t o t de Hooge-school nog steeds a a n duidelijkheid te wenschen overlaat, is op 8 October 1919 met eenige plechtigheid in Junushoff geopend. Voor dezen cursus is het gebouw de Valk in gebruik genomen, w a a r i n ook voor Prof. Roepke een bescheiden lokaliteit is inge-ruimd.

H e t laboratorium voor plantenphysiologie begint, uitwendig althans, zijne voltooiing te naderen, en v a n d a t voor microbio-logie is in J u l i een a a n v a n g met den bovenbouw g e m a a k t . H e t houten hulpgebouw, ter voorziening in de behoefte a a n een groot collegelokaal zal helaas niet met den a a n v a n g v a n den nieuwen cursus, maar eerst met de k e r s t v a c a n t i e , t e r be-schikking staan, gevolg o.a. van vertraging wegens geringen weerklank, die de Senaatsvoorstellen t o t deze absoluut nood-zakelijke voorziening aanvankelijk ondervonden, terwijl ten slotte de moeilijkheden in het bouwbedrijf hinderlijk in den weg t r a d e n .

E e n der allereerste dagen v a n den cursus, waarop wij t h a n s terugzien, de 18 September 1919 werd een dies ater voor de

(4)

Hoogeschool. De Eerste K a m e r der Staten-Generaal onthield

t oe n hare goedkeuring aan den, reeds door de Tweede K a m e r

zonder opmerking goedgekeurde)!, aankoop van terreinen voor 'aboratoria en proefvelden, en eischte onteigening d a a r v a n , i k wil hier niet ingaan op het grievende v a n deze bejegening voor mijn ambtsvoorganger, die, dank zij de uiterste voor-zichtigheid en ten koste v a n veel overleg, tijd en moeite het aaneengesloten complex had weten in handen te krijgen van niet minder dan 40 verschillende eigenaren. Op de zaak zelve

k° m ik terug.

Een tweetal annexionistische pogingen werden door het drachtige en besliste optreden van den Minister van Landbouw, ^\jverheid en H a n d e l ter zijde gesteld. De Utrechtsche kwestie 's_ thans wel voorgoed van de b a a n ; gelukkig, want ook zij

^ e betreuren, d a t de Landbouwhoogeschool aan de gemeente

W ag e n i n g e n is verbonden geworden, zullen toegeven, dat, nu e en m a a l een besluit gevallen is, aan verandering niet langer m ag worden gedacht. I n het tegenovergestelde geval toch zou

enzelfde tijdperk van onzekerheid en twijfel als jarenlang de

ntwikkeling der voormalige Rijks Hoogere Land-, Tuin- en °schbouwschool mét lamheid heeft geslagen, voor de

Land-uwhoogeschool opnieuw worden ingeluid. Bovendien heeft et Rijk door aankoop en bouw de Hoogeschool t h a n s wel definitief hier verankerd.

^ e tweede, de Groningsche actie is te onverkwikkelijker, mdat zij ontspringt uit het complex van een der oudste zuster-s t e l l i n g e n . Dit; mag echter geen reden zijn t o t zwijgen; immerzuster-s

e aanval g a a t niet uit van hier, maar van het andere k a m p . aar het g a a t om de eenheid van het hooger

landbouwonder-WlJs> zal dezerzijds de Senaat niet in gebreke blijven m e t

onver-p a k t e k r a c h t ervoor oonver-p te komen, dat — wat toch eigenlijk vanzelf spreekt — de zorg voor het hooger landbouwonderwijs

fhoort a a n de Landbouwhoogeschool, die uitsluitend voor

m-doel is gesticht.

•°e vereeniging „Studiebelangen" gaf herhaaldelijk blijk haren öaam met eere te dragen.

Het Wageningsch Studentencorps, de Studentenbond en de

e reeniging van Vrouwelijke Studenten kenmerkten zich door

®en opgewekt inwendig v e r e n i g i n g s l e v e n en namen deel aan

. e e n t e r i n g , die allerwegen de studentenmaatschappij voert

*? de richting van nationale en internationale organisatie. Wet Corps heeft door het afschaffen van den groentijd

be-WlJ» gegeyen de teekenen des tij ds te verstaan, wat voor de

(5)

pogen om t e komen t o t betere huisvesting der s t u d e n t e n worden bekroond.

H e t Studentenorkest, d a t in den afgeloopen winter werd opgericht en m e t succes debuteerde, heeft naast het Ceres-octet alle recht van b e s t a a n ; de Senaat verheugt zich d a t prof. van Uven zich m e t de leiding heeft willen belasten.

Een der studeerenden H e n d r i k J a n Heroma, werd ons door den dood o n t n o m e n ; hij overleed den 28 Maart n a een k o r t ziekbed op 21-jarigen leeftijd.

De organisatie der Landbouwhoogeschool schrijdt langzaam m a a r zeker voort. W a t in de eerste plaats de regeling van het onderwijs en van de examens betreft, deze is verleden j a a r grondig herzien, en heeft toen, door beperking van het a a n t a l verplichte e x a m e n v a k k e n en van het d a a r a a n beantwoordende a a n t a l college-uren, een belangrijke verbetering ondergaan en een goeden s t a p voorwaarts g e m a a k t in de richting der vrije studie. E e n koene greep, gelijk noodig was om uit de impasse van de veelheid der vakken, die verdieping van het onderwijs in den weg stond, te worden verlost.

H e t resultaat van dezen ingrijpenden maatregel is t h a n s , n a feitelijk slechts een half j a a r t e n volle in werking geweest t e zijn, natuurlijk nog niet a a n te geven. E r b e s t a a t echter niet de minste aanleiding om de gedane s t a p te betreuren ; en van eenige neiging om, zij het ook ten deele, op den ingeslagen weg terug te komen, is dan ook niet gebleken. Integendeel is de wenschelijk-heid besproken of niet een schrede verder in deze richting ge-waagd kon worden, door een splitsing reeds in het eerste gedeelte der candidaatsstudie, of zelfs in den propaedeutischen leergang in t e voeren. Maar de overweging, d a t — alvorens hiertoe over t e gaan — de resultaten van het t h a n s vigeerende stelsel moe-ten worden afgewacht, heeft terecht het onderwijs- en examen-p r o g r a m m a van den nieuwen cursus vrij wel onveranderd gelaten.

Eenige hervorming, bestaande in verdere concentratie van het onderwijs, zal nochtans op den d u u r moeilijk kunnen uit-blijven. Nog bestaat gevaar voor verdoezeling der hoofdlijnen door secondaire en tertiaire vakken van aanvullend onderwijs; aanhangsels, die op zichzelf beschouwd zeker nuttige kennis kunnen bijbrengen, m a a r die ten slotte gaan ten koste van verdieping der hoofdstudie, welke nog nuttiger, ja onmisbaar is. Zoo zal, om een enkel voorbeeld te noemen, nog eens nader moeten worden onderzocht of een vak als de technologie, d a t feitelijk slechts naast de eigenlijke landbouwstudie s t a a t , als integreerend deel der ingenieursstudie moet voortbestaan

(6)

en imperatief aan het hoogste examen dient verbonden te blijven, voor de vrij uitgebreide technologie der rietsuikerbereiding bijv. berust deze maatregel op gronden van opportunistischen aard in verband met den stelregel, d a t de employés der Indische suikerondernemingen, alvorens in de plantages hun werkkring te vinden, de verschillende fazen v a n de techniek der suiker-bereiding in de fabriek moeten hebben doorloopen. Daarge-laten de vraag, of de combinatie v a n het technische en het landbouwkundig gedeelte der werkzaamheden in dezelfde Persoon bij de voortschrijdende specificeering van beide ge-deelten daar zal gehandhaafd blijven, een kwestie w a a r v a n de pplossing ligt buiten de t a a k en de bevoegdheid van den Senaat,

18 wel de vraag te overwegen in hoeverre het onderwijs en

spe-ciaal de examens eener hoogeschool zich n a a r dergelijke be-palingen en eischen der practijk hebben te richten.

Afgezien van mogelijke reorganisaties van dien a a r d in het onderwijs, die moeten wachten t o t een ruimere en rijpere er-varing zal zijn verkregen, is, m e t het oog op een doelmatige ppleiding van personeel voor de Landbouw-voorlichtingsdienst in Nederlandsch I n d i ë t h a n s reeds wèl een p u n t van onderzoek de mogelijkheid eenër twee of meervoudige v e r t a k k i n g v a n het onderwijs der studierichting v a n den Kolonialen Landbouw.

Omtrent andere reorganisatie-maatregelen, die niet zoozeer ?*t onderwijs 'direkt raken, maar wèl de interne inrichting der fioogeschool, is de Senaat op den ingeslagen weg voortgegaan. *k heb hier vooral het.oog op de kwestie van de I n s t i t u t e n .

Voor afzonderlijke inrichtingen, die I n s t i t u t e n zouden mogen neeten — een n a a m , die op iets min of meer zelfstandigs v a n tamelijke uitgebreidheid wyst — is in het r a a m eener Hooge-school geen plaats. De HoogeHooge-school toch wordt gevormd door df wetenschappelijke leerkrachten met de hulpmiddelen, van

u l*eenloopenden aard, welke beaoodigd zijn, voor hun

onder-*lJs en onderzoek. Als zoodanig zijn te noemen een welvoor-a i e n e bibliotheek,goedgeëquipeerde laboratoria, s t a l t e t e n kassen,

Proef- en demonstratie velden enz. Bij deze hulpmiddelen, welke men gevoegelijk m e t de algemeen bedoelde benaming van ' l a b o r a t o r i u m " zou kunnen aanduiden, behooren dan een

pas-S 6\d S*f1 v a n wetenschappelijke en technische hulpkrachten.

. Nu zijn er echter bij de oprichting der Hoogeschool bovendien aan haar verbonden gebleven drie der I n s t i t u t e n , welke vroeger ^eel hadden u i t g e m a a k t v a n de voormalige Rijks Hoogere Land,-i u Land,-i n - en Boschbouwschool, en t o t welker t a a k het mede behoorde inlichting en voorlichting te geven a a n den practise hen land-, t u m - en boschbouw, overal waar deze w«rd ingeroepen. De

(7)

Senaat heeft t e r e c h t begrepen, d a t de hoogleeraren, a a n wie het directoraat dezer I n s t i t u t e n was opgedragen, door dezen voor- en inlichtingsdienst t e zeer werden in beslag ge-nomen. I n plaats immers van de volle jvrij heid t e bezitten, om die v r a a g s t u k k e n t e bestudeeren, welke uit een wetenschap-pelijk oogpunt daarvoor allereerst in aanmerking k w a m e n , zagen deze directeuren zich bij hun onderzoek en studie hoofd-zakelijk geleid in een v a n buiten opgedrongen richting. Om a a n dezen, voor een Hoogeschool ontoelaatbaren t o e s t a n d te ont-komen, is reeds a a n s t o n d s bij de stichting der Landbouwhooge-school het I n s t i t u u t voor Landbouwwerktuigen en -gebouwen inwendig geheel gereorganiseerd. De hoogleeraar-directeur is erin geslaagd juist omgekeerd de v r a a g s t u k k e n der practijk t h a n s dienstbaar te maken a a n zijn onderwijs, gelijk bijv. ook a a n de Universiteiten de medische klinieken niet in de eerste plaats dienen t e n behoeve van de patiënten, maar van het onderwijs.

Van het I n s t i t u u t voor Phytopathologie, d a t indertijd zeer zeker den n a a m der voormalige Rijks Hoogere Land-, Tuin-en Boschbouwschool heeft helpTuin-en vestigTuin-en, doch aan de Hooge-school niet meer op zijn plaats was, werd reeds in het vorige j a a r de voor- en inlichtingsdienst als een afzonderlijke t a k van

dienst afgesnoerd. Men kan zich moeilijk voorstellen, d a t t h a n s , bij het aftreden van prof. R i t z e m a Bos, de titel van directeur van een I n s t i t u u t , d a t feitelijk niet meer bestaat, zal gehand-haafd blijven.

Voorstellen van overeenkomstige strekking als voor de beide genoemde I n s t i t u t e n reeds min of meer zijn in vervulling ge-treden, hebben ten aanzien van d a t voor Veredeling van Land-bouwgewassen reeds sedert geruimen tijd den Senaat verlaten en zullen — naar te verwachten is — ook hier te zijner tijd aan de gewijzigde omstandigheden, d.i. a a n de eischen van een inrichting van wetenschap, recht doen wedervaren. W a t er dan overblijft van dit I n s t i t u u t is niets meer dan het labora-torium (dit woord in bovenbedoelden ruimen zin genomen) van den hoogleeraar in plantenteelt. H e t zal dan ook geen zin meer hebben hier van I n s t i t u u t te blijven spreken, evenmin als dit woord t h a n s meer v a n toepassing is op de laboratoria voor Phytopathologie en landbouwwerktuigkunde.

Er zijn er, die in dergelijke maatregelen een gevaar zien. Zij vreezen n.l. voor de hoogleeraren der toegepaste wetenschap-pen hierdoor een vervreemding van de v r a a g s t u k k e n van den practischen landbouw. Deze vrees schijnt mij allerminst ge-wettigd; een hoogleeraar moet in zijn vak hoog genoeg staan om van de wisselingen der practijk op de hoogte te blijven

(8)

*aiigs andere wegen, die hij zelf zal weten te kiezen en die hem

zeker niet van buiten behoeven t e worden opgedrongen op een, niet onevenredig verlies van tijd en arbeid gepaard gaande, wijze.

En wie mocht meenen, d a t van hoogleeraren der Hoogeschool ^ a g geëischt worden, d a t zij een goed deel v a n hun arbeid beschikbaar stellen voor vraagstukken t o t rechtstreeksche be-hartiging v a n de belangen der practijk, hem zou ik willen ver-rijzen n a a r hetgeen prof. Söhngen over dit p u n t in zijne "iaugurale rede heeft aangevoerd, als ook naar hetgeen de beroemde Engelsche scheikundige prof. F . Soddy hierover in " a t u r e (1919, bid. 404) a n t w o o r d t aan een voorstander van Wetenschappelijk werken met vooropgesteld practisch nuttig

doel. „T t h i n k , " zegt hij o.a. „ t h a t all t h e great practical advances o f the present scientific era owe their origin to purely

theore-ical investigations pursued for their own s a k e . "

Aangaande het doceerend personeel kan ik gelukkig getuigendat,

a e L. H . S., op dit p u n t hare voltooiing zal beginnen te naderen na verwerkelijking van de voorstellen, welke reeds door den

1 enaat zijn gedaan, hoofdzakelijk ter voorziening in bestaande

®n spoedig te verwachten vacatures in boschbouw,

plantenziek-enkunde en veeteelt. Ook zal het onderwijs in bepaalde ge-eelten van den tuinbouwplantenteelt, d a t t o t nu toe ontbrak,

^ den nieuwen cursus kunnen gegeven worden.

Jvom ik t h a n s aan de hulpmiddelen: de gebouwen, kassen en

e rreinen, de „laboratoria" dus, d a n moet in de zooeven

gebe-l g d e uitspraak, d a t de ontwikkegebe-ling der hoogeschoogebe-l gebe-langzaam

I ï l a ai " zeker voortschrijdt de klemtoon wel zeer nadrukkelijk

°P het woord langzaam vallen. Van de vele benoodigde nieuwe gebouwen is t h a n s , twee en een half j a a r na de opening der

h o ogeschool, nog m a a r één enkel laboratorium voor een goed deel

gereed, en van een tweede — gelijk gezegd — weinig meer

a n de onderbouw; overigens is a a n het vele noodige nog

geen begin v a n uitvoering gegeven. Van enkele volgende . o r a t o r i a worden de ontwerp-teekeningen overwogen of j " beraad gehouden, bedenkelijke termen. D a t , na goed-keuring der projecten van het toekomstige „Groenewoud", <*e bestekteekeningen enz. dezer model-boerderij verder

betrek-*pijk spoedig zullen kunnen volgen, is slechts te danken a a n

c l e gelukkige, toevallige omstandigheid, d a t hier de snelle e n krachtige hulp v a n het I n s t i t u u t voor landbouwwerktuigen

®n -gebouwen ons welwillend wordt ter beschikking gesteld. Neen, als de bouw vata- alles wat hier noodig is in dit tempo nioet doorgaan, zal de huidige toesta**, de noodtoestand be-doel ik, nog minstens tien j a a r .wortgfciren, en t a n binnen een

(9)

10

k w a r t eeuw v a n een voorloopige voltooiing geen sprake zijn. H e t was welbekend, d a t artikel 5 der wet van 15 Dec. 1917, hetwelk l u i d t : „De Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouw-school te Wageningen wordt de Landbouwhoogeboschbouw-school" geen hoogeschool 'in den materieelen zin kon scheppen. I m m e r s liet de t o e s t a n d der laboratoria (dit woord weer.in algemeenen zin genomen) van de voormalige school ook voor haar reeds zeer veel t e wenschen over, o m d a t er op grond van de onzekere toekomst der school t e Wageningen in een reeks van jaren geen radicale verbeteringen waren oirbaar geacht. H o e ergerlijk en letterlijk o n h o u d b a a r de t o e s t a n d in dit opzicht t h a n s is, na de uitbreiding van het studieprogramma en bij het toenemend a a n t a l jaarlijks a a n k o m e n d e jonge studenten, laat zich zonder meer begrijpen.

H e t hulpgebouw op Duivendaal, waarvan ik daareven reeds sprak, zal in dezen nood wel een zeer gewaardeerd hulpmiddel zijn, m a a r moet niettemin geacht worden slechts in de aller-grootste behoefte a a n collegeruimte (en dit nog zeer voorloopig) eeniger m a t e bevredigend t e voldoen. Wij hopen er door te voorkomen, dat, in de eerste jaren a l t h a n s , een deel van het eerste-jaars-auditorium langer wegens plaatsgebrek telken male van bepaalde colleges n.b. moet worden geweerd. I k zal niet t r a c h t e n den onduldbaren toestand, die voor andere colleges dan nog onverminderd zal blijven heerschen, te beschrijven; het zou uwe stemming t o t a a l bederven. Men zal mij willen gelooven, d a t de bouw v a n een a a n t a l laboratoria en auditoria meer dan urgent is, en d a t de allergrootste behoefte bestaat a a n een modelboerderij, ter vervanging van de t h a n s eindelijk afgebroken rijksruïne, alsook a a n een brandvrije bibliotheek en vooral a a n een presentabel hoofdgebouw, o p d a t men niet langer op de vraag waar nu eigenlijk de Landbouwhoogeschool is, den bezoeker moet antwoorden m e t een v a r i a n t op het zooeven genoemde wetsartikel: de Landbouwhoogeschool is de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool.

Regeering en Volksvertegenwoordiging hebben door de stich-ting der Landbouwhoogeschool de plicht op zich genomen om haar spoedig van al het noodige, wat een hoogeschool toekomt, t e voorzien; en de Senaat heeft bij schrijven van 29 October 1919 a a n deze bewindsmannen de verzekering gegeven, d a t hij, bij onbekrompen toepassing, de hoogeschool ook hier stellig zal doen slagen.

D a n k b a a r voor hetgeen in dezen door uitbreiding van per-soneel (ik noemde dit reeds) is bereikt, moet ik met n a d r u k wijzen op den materieelen achterstand, die slechts op regelmatige

(10)

11

wijze zal zijn in te halen, door het onverwijld voteeren v a n

e en bouwfonds, d a t met de redelijk te stellen eischen en den

huldigen deplorabelen toestand ten volle rekening houdt, en dat vooral ook de enorm gestegen bouwkosten, welke nu eenmaal onvermijdelijk zijn, zonder struisvogelpolitiek als een noodzakelijk k w a a d a a n v a a r d t .

Intusschen moet de door de Eerste K a m e r t e onzaliger ure geëischte onteigeningswet a a n de hoogeschool nog de noodige terreinen verschaffen. Wij mogen echter aannemen, d a t hiertegen geen verdere bezwaren worden opgeworpen, waar toch de

* weede K a m e r den aankoop reeds h a d toegestaan en in de e e r s t e K a m e r slechts aanmerking is g e m a a k t op den bedongen Prijs, doch geen bezwaar is vernomen tegen het beginsel van

het ter beschikking stellen van de bedoelde terreinen.

De onzekerheid, door dit v o t u m ontstaan, heeft trouwens de °ntwikkeling der Hoogeschool al genoeg belemmerd om hier

GP de noodzakelijkheid eener snelle behandeling v a n de

ont-eigeningswet te mogen aandringen. Bij lezing van de Handelingen «er Eerste K a m e r v a n 18 Sept. 1919, kan men zich moeilijk ° n t t r e k k e n a a n den indruk, d a t de leden geen voldoende reke-*^ng hebben gehouden met de ernstige gevolgen, die voor de

r^ogeschool noodwendig aan hun v o t u m verbonden waren.

n dit ondanks de waarschuwende woorden van den Minister V an Landbouw om niet te licht over de onteigening te denken,

• deze: „een j a a r is daar minstens mede gemoeid," en verder: 'j ® beele bouw wordt daardoor zeer aanzienlijk v e r t r a a g d en

e beeren moeten weten of zij de verantwoordelijkheid daarvoor WxUen a a n v a a r d e n . "

De feiten hebben Zijne Excellentie volkomen in het geljjk

gesteld. T h a n s een j a a r na dato is het wetsontwerp, ondanks

au e n eraan besteden arbeid, eerst kortgeleden kunnen worden

^ g e d i e n d en wacht het t h a n s zijn beurt van behandeling af, erwyl de „absoluut onhoudbare t o e s t a n d " — om nogmaals

6\ T n*s t e r t e citeeren — onverminderd v o o r t d u u r t .

Me t a i ie n eerbied voor de goede bedoeling, mag worden

opge-merkt, dat er ter besparing van enkele duizenden (een besparing

l e intusschen nog zal moeten blijken!) a a n het hooger

landbouw-onderwijs groote schade is toegebracht, welke zich alleen niet nauwkeurig in geldswaarde l a a t uitdrukken.

-Een tijdperk van onverdeelden voorspoed in het jaar, d a t *nans achter ons ligt, blijkens het zooeven gezegde, voor de

Hoogeschool niet geweest. Betrekkelijk weinig is werkelijk t o t

(11)

12

vooruitgebracht en veel is t o t nadere voltooiing voorbereid. Ieder j a a r zal haar hierdoor in een stadium v a n verdere ont-wikkeling k u n n e n aantreffen; en a a n hetgeen ook nu weder is bereikt hebben velen medegewerkt, die daarom recht hebben op onzen weigemeenden dank. Zonder onvoorwaardelijk te willen toegeven, d a t de Senaat bij zijn ijverig pogen steeds allen steun heeft mogen ondervinden, waarop zijne voorstellen a a n s p r a a k konden doen gelden, waardeert hij niettemin de medewerking van verschillende zijden, waar deze herhaal-delijk de noodige s t u w k r a c h t heeft bijgezet a a n zijn stre-ven om het heil der jonge Hoogeschool te dienen. Met een in hoofdzaak scherp omlijnd doel voor zich zal de Senaat zijn weg met vasten voet vervolgen en (zoo noodig s t a p voor stap) de in zijn baan tredende moeilijkheden overwinnen, in de overtuiging, d a t de Landbouwhoogeschool, welker vorming hem is toevertrouwd, eens zal beantwoorden a a n het beeld, d a t hem duidelijk voor de oogen s t a a t en die in een land van land-bouw en veeteelt als het onze, moederland bovendien van rijke koloniën, op een schitterende toekomst stellig kan rekenen.

H e t vele, d a t — naar ik daareven mocht opmerken — in het afgeloopen j a a r is voorbereid om in de naaste toekomst t e worden verwerkelijkt, is bovenal te danken a a n den ijver en de toewijding, waarmee gij, heeren Senatoren, de belangen der Hoogeschool h e b t gediend en meer in het bijzonder a a n hetgeen door ieder Uwer, als lid v a n onderscheiden Senaatscommissies is t o t s t a n d gebracht. Deze werkzaamheden hebben veel v a n uwen kostbaren tijd in beslag genomen en ik kan U t o t mijn leedwezen voor de eerste jaren nog geen belangrijke verminde-ring v a n commissorialen arbeid in het vooruitzicht stellen. Maar ik ben overtuigd, dat het nader komen t o t het schoone doel U ruimschoots voor de gegeven moeite schadeloos stelt, en in ieder geval Uwe bereidwilligheid om de voorkomende vraagstukken t o t oplossing t e brengen zal bestendigen.

Inzonderheid wensch ik de verdiensten van den secretaris van den Senaat naar voren te brengen. De langdurige Senaats-vergaderingen toch, welke hij genoodzaakt is met onverflauwde a a n d a c h t t o t het einde te volgen, zijn voor hem slechts het voorspel en tevens de inter mitteerende bron van zijne drukke werkzaamheden. Wie zich, als gij waarde Bezemer, een jaar lang t o t aller tevredenheid van deze t a a k heeft gekweten, houde zich v a n onze erkentelijkheid overtuigd.

Voorts a a n U mijne beide assessoren mijn besten dank voor de hulp en voorlichting, waarop ik v a n uwe zijde steeds heb mogen rekenen. Onze wekelijksche bijeenkomsten met hare

(12)

13

opgewekte en zakelijke discussies, waarin de vriendschappe "jke toon geen oogenblik ook m a a r dreigde verloren te gaan,

Z1J hebben het mij mogelijk g e m a a k t mijne werkzaamheden te

volbrengen en zullen bij mij in aangename herinnering blijven. Zij hebben u, van Bijlert, die door H a r e Majesteit als

m iJ n opvolger zijt aangewezen, voorbereid t o t de vervulling

van het R e c t o r a a t , d a t u t h a n s wordt opgedragen. Als assessor hebt ge deze functie voldoende leeren kennen om niet door onderschatting van hare zwaarte te worden gedupeerd en om te

weten, dat van den Rector-magnificus eener hoogeschool in

gording veel tij droovenden administratieven arbeid van aller-handen a a r d wordt gevraagd en nog wel iets meer. Vol

ver-rouwen geef ik echter het s t u u r in uwe handen, o m d a t ik u

k en als een man, die een op zich genomen t a a k met moed weet a a n t e v a t t e n en met volharding ten einde brengt. Waar al de

f e l h e i d der ontwikkeling van onze Hoogeschool aanvankelijk e wenschen moge overlaten, valt te bedenken, d a t een geringe

egmsnelheid het kenmerk juist van de versnelde beweging is.

_ n wanneer de t a a k , die t h a n s Uwe a a n d a c h t bovenal zal ragen, veel van uw krachten eischen moge, houde gij in het °K, dat zij gewichtig genoeg is om de aan haar geofferde arbeid

zorg ten volle te verdienen. Wees overtuigd, dat, waar gij Pkomt voor de belangen der Hoogeschool, de Senaat een-achtig achter u s t a a t en d a t eenmaal zeker de uitslag het

W e rk zal kronen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ingevolge artikel 5.2.2 van de Regeling is het bindend studieadvies, bedoeld in artikel 3.1.7, voor voltijdstudenten negatief en afwijzend indien op het moment dat het advies

In de overgelegde e-mail van appellant van 31 oktober 2019 heeft appellant zijn verontschuldigingen aangeboden aan zijn eerste begeleider voor het niet op de hoogte stellen van

Bij e-mailbericht van 6 juni 2019 heeft [naam] als een van de examinatoren voor haar masterscriptie aan appellante gemaild dat haar scriptie niet aan het vereiste niveau voor

Het College stelt vast dat verweerder aan appellante een maatregel wegens plagiaat heeft opgelegd die is opgenomen in artikel 7.5.5, onder a, van de R&amp;R, namelijk het

Bij besluit van 26 augustus 2013 heeft de Examencommissie Geneeskunde namens verweerder aan appellant een negatief advies gegeven met betrekking tot de voortzetting van de

Het College constateert dat het beroep zich richt tegen het besluit van 28 januari 2010, waarin is medegedeeld dat appellant, om niet te worden geconfronteerd met

Met de op 7 juli 2015 ingekomen brief van 6 juli 2015 tekent appellant beroep aan tegen het besluit van verweerder van 2 juni 2015, waarbij zijn verzoek om te worden toegelaten tot

Het College overweegt dat verweerder weliswaar heeft aangegeven dat zij bij haar besluit ook rekening heeft gehouden met de functiebeperking ASS PDD-NOS, dat pas zeer recent