• No results found

Het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG : Leidt deze beoogde modernisering tot een toekomstbestendig tuchtrecht of is aanpassing van het wetsvoorstel noodzakelijk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG : Leidt deze beoogde modernisering tot een toekomstbestendig tuchtrecht of is aanpassing van het wetsvoorstel noodzakelijk?"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Gezondheidsrecht

K.S. Waldron

Begeleiding:

Mw. mr. dr. R.P. Wijne

Prof. dr. J. Legemaate

18 juli 2016

(2)

Abstract

Mede ingegeven door onwenselijke gebeurtenissen en situaties in de praktijk van de gezondheidszorg en het reeds bestaande voornemen om de Wet BIG te wijzigen, is een Tweede Wetsevaluatie van de Wet BIG uitgevoerd. De onderzoekers constateerden naar aanleiding van deze Tweede Wetsevaluatie onder meer dat het medisch tuchtrecht in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig is, dat de betekenis van het medisch tuchtrecht in deze vorm op een grotere tijdschaal zal afnemen en dat een herziening om de effectiviteit te herstellen onafwendbaar is. In antwoord hierop heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG op 23 september 2015 ter consultatie gepubliceerd.

Doel van deze scriptie is om te achterhalen of de beoogde wetswijzigingen die in het concept wetsvoorstel zijn neergelegd het medisch tuchtrecht wel toekomstbestendig maken. Daartoe is de volgende centrale onderzoeksvraag opgesteld: “Leidt het concept wetsvoorstel

modernisering tuchtrecht Wet BIG in de vorm zoals nu gepresenteerd tot een toekomstbestendig tuchtrecht en zo nee, hoe kan het beter?”

Teneinde de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden is onderzoek gedaan naar literatuur en jurisprudentie.

Het concept wetsvoorstel en de kritiek hierop die onder andere tot uiting is gekomen in de consultatieronde zijn bekeken en verwerkt. Naar aanleiding hiervan kan geconcludeerd

worden dat ondanks dat het concept wetsvoorstel het medisch tuchtrecht wel degelijk tracht te verbeteren, de wijze waarop het concept wetsvoorstel op dit moment is vormgegeven niet voldoende is om een toekomstbestendig tuchtrecht te creëren. Er is nog te veel onduidelijk inzake een aantal beoogde regelingen en er zouden nog bepalingen aan het concept

wetsvoorstel kunnen worden toegevoegd. De vervolgvraag is hoe het zou moeten worden verbeterd. Hierop is een vergelijking met het advocatentuchtrecht gemaakt om te bezien of het concept wetsvoorstel lering kan trekken uit de bepalingen neergelegd in het

advocatentuchtrecht en eventueel van daaruit kan worden verbeterd. Aan de hand van de uitkomsten van de vergelijking met het advocatentuchtrecht en op basis van de literatuur zijn enkele aanbevelingen tot stand gekomen, waarmee wordt gepoogd het concept wetsvoorstel zodanig te verbeteren dat het medisch tuchtrecht wel toekomstbestendig wordt.

(3)

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ...5

1.1AANLEIDING TOT MODERNISERING...5

1.2CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG...5

1.3ONDERZOEKSOPZET EN METHODOLOGIE...6

2. WET BIG EN HET HUIDIGE TUCHTRECHT ...7

2.1INLEIDING...7

2.2TOTSTANDKOMING EN DOEL WET BIG...7

2.2.1 Totstandkoming Wet BIG in vogelvlucht ...7

2.2.2 Doel Wet BIG...7

2.3INSTRUMENTEN IN DE WET BIG TEN BEHOEVE VAN DE KWALITEIT EN BESCHERMING VAN DE PATIËNT...8

2.3.1 Beroepenregulering ...8

2.3.2 Tuchtrecht ...9

2.3.3 Strafbepalingen in de Wet BIG ...10

2.4VERLOOP VAN EEN TUCHTRECHTPROCEDURE...10

2.4.1 Vooraf ...10 2.4.2 De klachtgerechtigden ...11 2.4.3 Indienen klaagschrift ...11 2.4.4 De tuchtnormen ...12 2.4.5 Maatregelen...13 2.5DEELCONCLUSIE...14

3. AANLEIDING TOT AANPASSING WET BIG ...15

3.1INLEIDING...15

3.2AANLEIDING TOT MODERNISERING MEDISCH TUCHTRECHT...15

3.2.1 Uitkomsten Eerste Wetsevaluatie Wet BIG ...15

3.2.2 Rapport van de commissie Huls ...17

3.2.3 Knelpunten onder de huidige rechtspraktijk ...18

3.2.4 Uitkomsten Tweede Wetsevaluatie Wet BIG ...21

3.3AANPASSING WET BIG BLIJKT NOODZAKELIJK...23

3.4DEELCONCLUSIE...24

4. HET CONCEPT WETSVOORSTEL MODERNISERING TUCHTRECHT WET BIG ...25

4.1INLEIDING...25

4.2MEEST IN HET OOG SPRINGENDE VERANDERINGEN...25

4.2.1 Tuchtrechtelijk beroepsverbod ...25

4.2.2 Last tot Onmiddellijke Beëindiging Beroepsuitoefening (LOBB) ...25

4.2.3 Vereenvoudigde afhandeling klachten door voorzitter Tuchtcollege...26

4.2.4 Tuchtrecht tijdens schorsing van toepassing...26

4.2.5 Bij doorhaling op eigen verzoek: aantekening maatregel toch zichtbaar...26

4.2.6 Verbeteren toegankelijkheid tuchtrecht...27

4.3MINDER INGRIJPENDE AANPASSINGEN TER VERBETERING VAN DE TOEGANKELIJKHEID...28

4.3.1 Mogelijkheid tot wijziging en aanvulling van klachten tot aan de terechtzitting ...28

4.3.2 Actievere rol IGZ ...29

4.3.3 Klacht gegrond, geen maatregel ...29

4.3.4 Wijziging art. 96 Wet BIG ...29

4.4HUIDIGE STAND VAN ZAKEN BETREFFENDE HET CONCEPT WETSVOORSTEL...29

(4)

5. VRAAGTEKENS BIJ HET CONCEPT WETSVOORSTEL IN HUIDIGE VORM ...31

5.1INLEIDING...31

5.2KRITIEK VAN DE VERSCHEIDENE BELANGHEBBENDEN...31

5.2.1 Vooraf ...31

5.2.2 Onduidelijke voorwaarden inzake het beroepsverbod en de LOBB...31

5.2.3 Daadwerkelijk verduidelijkte tuchtnorm? ...33

5.2.4 Voorzittersbeslissing en het wijzigen en aanvullen van klachten tot aan de terechtzitting..33

5.2.5 Invoering laagdrempelig griffierecht en de veroordeling in de proceskosten ...34

5.3BESCHOUWING...35

5.4VERBETERING VAN HET CONCEPT WETSVOORSTEL NOODZAKELIJK...40

5.5DEELCONCLUSIE...41

6. EEN VERGELIJKING MET HET ADVOCATENTUCHTRECHT ...42

6.1INLEIDING...42

6.2HET (TUCHT)RECHT WAAR ADVOCATEN AAN ONDERWORPEN ZIJN...42

6.2.1 Algemeen ...42

6.2.2 Het huidige advocatentuchtrecht in een notendop ...43

6.3HET CONCEPT WETSVOORSTEL VS. HET ADVOCATENTUCHTRECHT...45

6.3.1 Vooraf ...45

6.3.2 Geen enorme verschillen tussen het concept wetsvoorstel en het advocatentuchtrecht...45

6.3.3 Vergelijking bepalingen advocatentuchtrecht en kritiekpunten concept wetsvoorstel...46

6.4VERBETEREN CONCEPT WETSVOORSTEL KRACHTENS BEPALINGEN ADVOCATENTUCHTRECHT AANBEVELENSWAARDIG...49 6.5DEELCONCLUSIE...50 7. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ...51 7.1EINDCONCLUSIE...51 7.2AANBEVELINGEN...53 LITERATUUR- EN JURISPRUDENTIELIJST ...59

(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding tot modernisering

“Het tuchtrecht is in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig.”

Dit concludeerden de onderzoekers naar aanleiding van de uitkomsten van de Tweede Wetsevaluatie Wet BIG.1

Zij achtten een herziening nodig om de effectiviteit van het tuchtrecht te herstellen en te voorkomen dat in de komende decennia de centrale rol die het tuchtrecht in de 20ste

eeuw had, verder verloren zou gaan.2

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) heeft hierop in een brief aan de Tweede Kamer te kennen gegeven dat zij naar aanleiding van deze Wetsevaluatie maatregelen zal treffen, om de problemen onder de huidige regelgeving (Wet BIG) op te lossen.3

In antwoord op haar voornemen heeft de Minister van VWS op 23 september 2015 het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG (hierna: concept wetsvoorstel) ter consultatie gepubliceerd.4

Het doel van deze nieuwe regeling is het verbeteren van het medisch tuchtrecht, het verbeteren van het systeem van de voorbehouden handelingen, het verbeteren van de toegankelijkheid van het BIG-register en de instelling van een BIG-register voor huidtherapeuten.5

Dit wetsvoorstel beoogt de Wet BIG dan ook op meerdere punten te wijzigen en is niet alleen gericht op het moderniseren van het medisch tuchtrecht.

1.2 Centrale onderzoeksvraag

De onderzoekers van de Tweede Wetsevaluatie achtten een wijziging van de Wet BIG noodzakelijk. Individuele beroepsbeoefenaren, vakgroepen en de landelijke artsenfederatie KNMG zijn echter bang dat het tuchtrecht onder dit nieuwe wetsvoorstel zal ontaarden in de opkomst van een ‘strafrecht light’. Zij zien liever de focus op preventie in plaats van op repressie.6

Deze tegenstelling tussen het eindoordeel van de onderzoekers aan de ene kant en de angst en kritiek van de medische wereld aan de andere kant, is dan ook een erg interessante.

1 Sijmons e.a. 2013, p. 12. 2 Sijmons e.a. 2013, p. 12.

3 Kamerstukken II 2014-2015, 29 282, nr. 211.

4 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG 5 <www.internetconsultatie.nl> Laatst geraadpleegd op 14-02-2016. 6 <www.knmg.nl> Laatst geraadpleegd op 14-02-2016.

(6)

Naar aanleiding van de uikomsten van de Tweede Wetsevaluatie Wet BIG, de daar juist lijnrecht tegenoverstaande mening van de beroepsbeoefenaren en de werking van het

tuchtrecht onder de huidige regelgeving, in vergelijking tot de beoogde modernisering van het tuchtrecht, heb ik mijn centrale onderzoeksvraag kunnen formuleren. Deze luidt:

Leidt het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG in de vorm zoals nu gepresenteerd tot een toekomstbestendig tuchtrecht en zo nee, hoe kan het beter?

1.3 Onderzoeksopzet en methodologie

Ter beantwoording van de centrale onderzoeksvraag wordt in hoofdstuk 2 beschreven hoe het tuchtrecht er onder het huidige recht uit ziet. Onder andere het doel, de procedure en de tuchtnormen worden onder de loep genomen.

In hoofdstuk 3 wordt de aanleiding tot de modernisering van het medisch tuchtrecht besproken. Hier komt zowel de Eerste Wetsevaluatie van de Wet BIG als de Tweede Wetsevaluatie van de Wet BIG aan de orde. Daarnaast worden de problemen en knelpunten uit de huidige rechtspraktijk besproken, die tevens aanleiding hebben gegeven tot de beoogde modernisering.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het concept wetsvoorstel behandeld en wordt ingegaan op wat het wetsvoorstel zoal beoogt te veranderen.

In hoofdstuk 5 worden vraagtekens bij het concept wetsvoorstel in zijn huidige vorm geplaatst. Voldoet het wetsvoorstel in deze huidige vorm? De kritiekpunten op het concept wetsvoorstel worden besproken.

In hoofdstuk 6 volgt een vergelijking met het advocatentuchtrecht. Het advocatentuchtrecht wordt beschreven en vergeleken met het concept wetsvoorstel, waarbij wordt onderzocht of het concept wetsvoorstel kan worden verbeterd aan de hand van de wettelijke regeling omtrent het advocatentuchtrecht.

Ten slotte volgt in hoofdstuk 7 de eindconclusie met daarbij tevens aanbevelingen.

Teneinde de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, onderzoek ik literatuur en jurisprudentie.

Opmerking verdient nog dat dit wetsvoorstel meer beoogt te wijzigen aan de Wet BIG dan louter het medisch tuchtrecht. Ik baken het in deze scriptie omwille van de opdracht af tot de voorgenomen veranderingen met betrekking tot het medisch tuchtrecht.

(7)

2. Wet BIG en het huidige tuchtrecht

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het medisch tuchtrecht er onder het huidige recht uitziet. In pararaaf 2.2 wordt in het kort de totstandkoming en het doel van de Wet BIG geschetst. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3 ingezoomd op hoe en welke wijze de Wet BIG patiënten tracht te beschermen en wordt tevens besproken wat het doel van het tuchtrecht is. In paragraaf 2.4 staat het verloop van een tuchtrechtprocedure centraal. In paragraaf 2.5 volgt een deelconclusie met de bevindingen uit dit hoofdstuk.

2.2 Totstandkoming en doel Wet BIG

2.2.1 Totstandkoming Wet BIG in vogelvlucht

Voor de inwerkingtreding van de Wet BIG bestond de Wet Uitoefening Geneeskunst (hierna: WUG) uit 1865. De WUG bepaalde dat uitoefening van de geneeskunst als beroep alleen geoorloofd was aan degenen aan wie de bevoegdheid daartoe volgens de wet was toegekend. Met deze wet werd beoogd alleen aan opgeleide beroepsbeoefenaren bevoegdheden toe te kennen en er ontstond een systeem waarin beroepsbescherming tot uitdrukking kwam in een integraal verbod op de uitoefening van de geneeskunst.7 Ondanks de bepalingen neergelegd in

de WUG bleef onbevoegde uitoefening op grote schaal voorkomen en werd (reeds sinds het begin van de 20ste

eeuw) druk uitgeoefend op de regering voor stringentere wetgeving.8

Dit resulteerde echter pas tot publicatie van de Wet BIG in het Staatsblad op 23 december 1993.9 Vervolgens is de wet gefaseerd in werking getreden. De verwachting was dat de wet

effectiever zou zijn en dat het belang van de volksgezondheid beter zou worden gediend.10

2.2.2 Doel Wet BIG

Het doel van de Wet BIG is tweeledig, enerzijds het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en anderzijds het beschermen van patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren.11

De wet spitst zich toe op de individuele gezondheidszorg. Dit is zorg rechtstreeks gericht tot een bepaald persoon.

7 Leenen e.a. 2014, p. 456. 8 Legemaate e.a. 2008, p. 20-22. 9 Stb. 1993, 655.

10 Legemaate e.a. 2008, p. 25 en 26.

(8)

Met de inwerkingtreding van de Wet BIG is het integrale verbod op de uitoefening van de geneeskunst komen te vervallen, zulks met uitzondering van de voorbehouden handelingen, waarover in de volgende paragraaf meer.

2.3 Instrumenten in de Wet BIG ten behoeve van de kwaliteit en bescherming van de patiënt

2.3.1 Beroepenregulering

In plaats van het integrale verbod is voor acht beroepen een stelsel in het leven geroepen van constitutieve registratie, waarbij aan de inschrijving rechten zijn verbonden en

titelbescherming (art. 3 en art. 4 Wet BIG), gekoppeld aan publiekrechtelijk tuchtrecht.12

Met deze regeling tracht de wetgever te voorkomen dat door ondeskundig handelen

onaanvaardbare gezondheidsrisico’s voor de patiënt ontstaan en daarmee dus tevens de kwaliteit te waarborgen.

Bij of krachtens de wet worden eisen gesteld aan de opleiding, waarbij alleen zij die de vereiste opleiding met goed gevolg hebben afgerond zich in het door de overheid beheerde register kunnen laten inschrijven.13

Na de inschrijving ontstaat het recht op het voeren van de beroepstitel voor de verschillende beroepsbeoefenaren die in art. 3 Wet BIG zijn opgesomd (arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige).14

Er geldt wel een plicht tot periodieke registratie (art. 8 Wet BIG). Bovendien volgt hieruit dat alle geregistreerde beroepsbeoefenaren zijn

onderworpen aan het tuchtrecht (art. 47 lid 1 aanhef Wet BIG).15

Op grond van art. 36 Wet BIG zijn zij die een beroepstitel mogen voeren bevoegd tot het verrichten van handelingen (mits bekwaam; art. 36 lid 15), die volgens de wet aan hen zijn voorbehouden. Deze kunnen enkel onder voorwaarden aan een ander worden opgedragen (art. 35 en art. 37 Wet BIG).

Naast het ‘zware’ regime, zoals de beroepenregulering op grond van art. 3 Wet BIG wordt genoemd, is er op grond van art. 34 Wet BIG ook een zogenoemd ‘licht’ regime. Dit verschil is gemaakt door de wetgever, omdat de regeling onder art. 3 Wet BIG uit het oogpunt van de bescherming van patiënten te zwaar werd geacht.

12 Leenen e.a. 2014, p. 456. 13 Oftewel, het BIG-register.

14 Ingevolge het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG is het de bedoeling dat dit wordt uitgebreid naar

negen; de bedoeling is dat huidtherapeuten erbij komen: zie p. 36 MvT concept wetsvoorstel modernisering medisch tuchtrecht Wet BIG.

(9)

Onder het lichte regime gaat het vooral om voor het publiek direct toegankelijke beroepen, waarvan de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied bij AMvB zijn vastgesteld.

Beroepsbeoefenaren die aan de eisen voldoen kunnen de daarbij aangewezen opleidingstitel voeren, onderscheidenlijk van de beroepstitel (op grond van art. 3 Wet BIG).16

Verschil met het zware regime is dat deze beroepsbeoefenaren niet zijn opgenomen in het BIG-register en daarom ook niet zijn onderworpen aan het tuchtrecht.

Ingevolge art. 36a Wet BIG bestaat naast het zware en het lichte regime nog een mogelijkheid aan bepaalde groepen beroepsbeoefenaren bij wijze van een proef bepaalde handelingen voor te behouden. Daarnaast zijn zij bevoegd tot het voeren van een beroepstitel. Dit kan er

vervolgens toe leiden dat het desbetreffende beroep wordt opgenomen in art. 3 Wet BIG.17

2.3.2 Tuchtrecht

De Wet BIG regelt in Hoofdstuk VII ook het medisch tuchtrecht. Geheel nieuw in Nederland was het medisch tuchtrecht niet. Het medisch tuchtrecht stamt namelijk uit 1928, toen de Medische Tuchtwet in werking trad. Deze wet is met de komst van de Wet BIG echter verdwenen. Onder de Medische Tuchtwet kon aan artsen, apothekers, tandartsen en vroedvrouwen bij overtreding van de destijds geldende tuchtnormen (door verkeerde handelingen de stand der geneeskunst ondermijnen) maatregelen worden opgelegd.

Maatregelen onder deze wet bestonden uit een waarschuwing, een berisping, een geldboete, een schorsing of een ontzegging de geneeskunde uit te oefenen.18

Onder het huidige recht kunnen de beroepsbeoefenaren die onder art. 3 Wet BIG vallen worden onderworpen aan het tuchtrecht. Het primaire doel van het tuchtrecht is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.19

Het gaat in het tuchtrecht dus niet primair om het belang van de klager. Toch kan, bezien vanuit de mogelijke behoeften van de klager, de repressiefunctie als secundair doel worden gezien. Hiermee wordt bedoeld de hulpverlener ter verantwoording roepen, hem het in het vervolg anders laten doen en hem openlijk laten boeten voor de (eventuele) veroorzaakte schade door het opleggen van een maatregel.

16 Denk hierbij aan apothekersassistenten, diëtisten en podotherapeuten. Op dit moment zijn er zestien beroepen aangewezen.

Zie <www.bigregister.nl> Laatst geraadpleegd op 31-03-2016.

17 Op dit moment is zo’n proef gaande met de physician assistants, de klinisch technologen en de verpleegkundig

specialisten. Zie <www.bigregister.nl> Laatst geraadpleegd op 31-03-2016.

18 Van Woelderen 1966 , p. 379 en 380 en <www.parlement.com> Laatst geraadpleegd op 03-04-2016. 19 Leenen e.a. 2014, p. 606.

(10)

Bovendien heeft het tuchtrecht nog een lerende functie, namelijk dat de norm van het professionele handelen wordt verduidelijkt en aangescherpt.20

Het algemene belang, de bevordering van de kwaliteit, staat in het tuchtrecht echter voorop. Het is niet mogelijk om schadevergoeding te vorderen bij de tuchtrechter. Daarvoor moet een klachtgerechtigde de gang naar de civiele rechter inzetten. Alleen de maatregelen opgesomd in de Wet BIG kunnen worden opgelegd aan de individuele beroepsbeoefenaar.

2.3.3 Strafbepalingen in de Wet BIG

De Wet BIG bevat in Hoofdstuk X enkele specifieke strafbepalingen die zien op het handelen van zowel BIG-geregistreerden, als niet-BIG-geregistreerden (art. 34 Wet BIG

beroepsbeoefenaren, maar ook alternatieve genezers). In art. 96 Wet BIG is bepaald dat degenen die, ongeacht wel of niet geregistreerd, bij het verrichten van handelingen buiten hun deskundigheidsgebied (handelingen die niet aan hen zijn voorbehouden) treden strafbaar zijn, indien zij daarbij buiten noodzaak (dus niet in een noodsituatie verkerend) schade of een aanmerkelijke kans op schade veroorzaken.21

Aan hen kan hechtenis voor ten hoogste drie maanden, of een geldboete van de tweede categorie worden opgelegd. Bovendien blijkt uit lid 2 dat degene die wist of ernstige reden had om te vermoeden dat hij schade zou

veroorzaken, een misdrijf begaat (art. 102 Wet BIG) en hiermee gestraft kan worden met een gevangenisstraf voor ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie, waarbij bij veroordeling zelfs kan worden overgegaan tot ontzetting van het recht het betrokken beroep uit te oefenen (art. 96 lid 3 Wet BIG).

Ook deze bepalingen uit de Wet BIG zijn ter bescherming van de patiënten en ter waarborging van de kwaliteit.

2.4 Verloop van een tuchtrechtprocedure

2.4.1 Vooraf

Zoals reeds besproken biedt het tuchtrecht een rechtshandhavingsmiddel tegen een BIG-geregistreerde onzorgvuldig en ondeskundig handelende of nalatende individuele beroepsbeoefenaar.

20 Sijmons e.a. 2013, p. 148.

21 Zie HR 2 mei 1938, NJ 1938/806, waarin zij oordeelde dat indien plotseling geneeskundige hulp dringend noodzakelijk

(11)

In deze paragraaf wordt het tuchtrecht nader beschreven met nadruk op het verloop van een tuchtrechtprocedure, geregeld in Hoofdstuk VII Wet BIG en het Tuchtrechtbesluit.

2.4.2 De klachtgerechtigden

Klagers zijn degenen die een klacht bij een tuchtcollege aanbrengen. Bevoegd tot het indienen van een klaagschrift is de rechtstreeks belanghebbende (patiënten of nabestaanden), de

opdrachtgever of werkgever van de beroepsbeoefenaar, collega artsen, de zorgverzekeraar, of de (hoofd-)inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ), zie art. 65 Wet BIG en art. 5 Reglement RTG. Verreweg de meeste klachten worden ingediend door patiënten of hun naasten.22

De verjaringstermijn is precies tien jaar en die vangt aan na de dag van het gewraakte handelen of nalaten. Deze termijn kan niet worden gestuit (art. 65 lid 5 Wet BIG).

De positie van een klager is, vergeleken met andere rechtsgangen, sterk te noemen. Een klager loopt geen enkel (financieel) risico met het indienen van een klacht en krijgt in

beginsel uitgebreid de gelegenheid om de klacht niet alleen schriftelijk, maar ook mondeling toe te lichten. Bovendien is het indienen van een klacht erg eenvoudig en laagdrempelig.23

Reden voor de sterke positie en de laagdrempeligheid is dat klachten de kwaliteit van de beroepsuitoefening ten goede kunnen komen. Overigens is rechtsbijstand voor zowel klager als verweerder niet verplicht in een tuchtrechtprocedure.

2.4.3 Indienen klaagschrift

Er bestaan vijf regionale tuchtcolleges (hierna: RTG) en één centraal tuchtcollege (hierna: CTG). De RTG’s behandelen zaken in eerste aanleg. Bij het CTG kan de klager in hoger beroep en dit is in beginsel tevens de laatste beroepsmogelijkheid, behoudens cassatie in het belang der wet (art. 75 Wet BIG).24

Uit art. 65 lid 1 Wet BIG blijkt dat een klacht in eerste aanleg aanhangig wordt gemaakt door een schriftelijke klacht van een klachtgerechtigde. De verweerder (de individuele

beroepsbeoefenaar) dient vervolgens een verweerschrift in te dienen, binnen de door de wet gestelde termijn. De verweerder mag in een tuchtrechtprocedure te zijner verdediging het medisch dossier bij het verweerschrift voegen, nu art. 6 EVRM van toepassing is en het

22 Leenen e.a. 2014, p. 606. 23 Leenen e.a. 2014, p. 607.

(12)

verdedigingscriterium geldt. Er is hiervoor dus geen toestemming vereist.25

Het verdere verloop van de procedure (neergelegd in art. 65 Wet BIG e.v.) tot de uiteindelijke uitspraak van de tuchtrechter, is voor deze scriptie niet relevant en wordt derhalve niet besproken.

2.4.4 De tuchtnormen

Art. 47 Wet BIG bevat de twee tuchtnormen waaraan het handelen van de desbetreffende beroepsbeoefenaar wordt getoetst.

De eerste tuchtnorm ziet op het handelen of nalaten in strijd met de zorg die de geregistreerde zorgverlener in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen (art. 47 lid 1 sub a Wet BIG). De norm waaraan wordt getoetst is vergelijkbaar met de professionele standaard (ingevuld door onder andere richtlijnen, protocollen, gedragsregels), zoals neergelegd in 7:453 BW. Gekeken wordt naar hoe een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts zou moeten hebben gehandeld, met als

uitgangspunt de geldende professionele standaard ten tijde van het handelen. Bovendien kijkt de tuchtrechter alleen naar het gewraakte handelen of nalaten die de beroepsbeoefenaar in zijn hoedanigheid behoort te betrachten en niet naar de gevolgen van het handelen, zoals de

civiele rechter dat bijvoorbeeld wel zou doen.26

De tweede tuchtnorm, neergelegd in art. 47 lid 1 sub b Wet BIG, ziet op enig ander handelen of nalaten in die hoedanigheid (van een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar) in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Het criterium dat wordt gehanteerd is of het gewraakte handelen voldoende weerslag heeft gehad op het belang van de individuele gezondheidszorg. Voorbeelden hiervan zijn het doen van openbare

uitlatingen over een bepaalde vorm van verlening van gezondheidszorg door een

beroepsbeoefenaar in de media waardoor onrust wordt gezaaid onder het publiek, het niet toelaten van een beroepsbeoefenaar door zijn collega’s aan een waarnemingsregeling en het frauderen jegens zorgverzekeraars.27

Inmiddels is in de tuchtrechtspraak ook aangenomen dat een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar (in die hoedanigheid handelend) in een

bestuurlijke of organisatorische functie tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn, mits het handelen

25 Zie Engberts & Kalkman-Bogerd 2009, p. 220, HR 7 februari 1986, TvGR 1986, 25 en CTG 6 september 2001, TvGR

2001, 63.

26 Jaarverslag 2015, Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en het College van Medisch Toezicht, p. 7. 27 Kamerstukken II 1985-1986, 19522, nr. 3, p. 75 en zie bijvoorbeeld RTG Amsterdam 23 april 2013,

(13)

voldoende weerslag heeft gehad op het belang van de individuele gezondheidszorg, behoudens de aan hen toekomende beleidsvrijheid.28

De tuchtrechter heeft tevens aangenomen dat privéhandelingen onder voorwaarden ook onder deze tuchtnorm kunnen vallen. Het gaat hier om handelingen of gedragingen, niet verricht zijnde in de hoedanigheid van, maar die van zodanige ernst zijn dat het vertrouwen ook in die hoedanigheid van de desbetreffende

beroepsbeoefenaar wezenlijk is aangetast.29

Van belang is dus dat het gewraakte handelen van de geregistreerde beroepsbeoefenaar onder art. 47 Wet BIG valt. Anders is het tuchtrecht niet van toepassing (klager niet-ontvankelijk) en zal de tuchtrechter geen uitspraak doen.30

2.4.5 Maatregelen

Op het moment dat de tuchtrechter de klacht gegrond verklaart, kan hij de desbetreffende beroepsbeoefenaar een maatregel opleggen. Een tuchtmaatregel is geen strafmaatregel, maar beoogt primair correctie van professioneel gedrag om herhaling van gemaakte fouten te voorkomen en daarmee het niveau van de beroepsbeoefening op peil te houden.31

Ingevolge art. 48 Wet BIG kan de tuchtrechter een waarschuwing, een berisping, een geldboete, een schorsing, een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, of gedeeltelijke dan wel gehele doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opleggen. De tuchtrechter kan een klacht overigens ook gegrond achten zonder een maatregel op te leggen. Dit is echter niet wettelijk geregeld, maar volgt uit jurisprudentie van het CTG.32

Sinds 1 juli 2012 geldt bovendien dat alle maatregelen, met uitzondering van de

waarschuwing worden gepubliceerd en dus terug te vinden zijn in het door het publiek te raadplegen BIG-register.

28 CTG 19 april 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057.

29 Zie bijvoorbeeld: CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56. 30 Art. 66 lid 4 jo. art. 65 lid 2 jo. art. 4 Tuchtrechtbesluit BIG.

31 MvT Concept wetsvoorstel modernisering medisch tuchtrecht Wet BIG, p. 23. 32 Zie bijvoorbeeld: CTG 30 mei 2006, GJ 2006, 70 en CTG 29 juni 2006, GJ 2006, 72.

(14)

2.5 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is de Wet BIG en de werking van het huidige medisch tuchtrecht beschreven. Hieruit is gebleken dat de Wet BIG meerdere instrumenten kent ten behoeve van de

waarborging van de kwaliteit en bescherming van patiënten, zoals het tuchtrecht, waaraan louter BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren onderworpen zijn. Het primaire doel van het tuchtrecht bleek het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG beoogt echter delen van het thans geldende medisch tuchtrecht te moderniseren. Wat is de aanleiding van deze gewenste modernisering? Dit wordt in het volgende hoofdstuk besproken.

(15)

3. Aanleiding tot aanpassing Wet BIG

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de aanleiding is geweest voor de wens om het medisch tuchtrecht te moderniseren. In paragraaf 3.2. wordt nader ingegaan op de (voor dit onderzoek relevante) uitkomsten van zowel de Eerste Wetsevaluatie van de Wet BIG, als de Tweede Wetsevaluatie van de Wet BIG. Tevens wordt in deze paragraaf het rapport van de commissie Huls uit 2006 besproken, die destijds al de mogelijkheden tot modernisering heeft onderzocht. Daarnaast worden in deze paragraaf ook de knelpunten uit de huidige rechtspraktijk

beschreven. Uit paragraaf 3.3 blijkt naar aanleiding van hetgeen besproken in paragraaf 3.2 de noodzakelijkheid tot aanpassing van het medisch tuchtrecht. In paragraaf 3.4 volgt ten slotte een deelconclusie met de bevindingen uit dit hoofdstuk.

3.2 Aanleiding tot modernisering medisch tuchtrecht

3.2.1 Uitkomsten Eerste Wetsevaluatie Wet BIG

In oktober 2002, 5 jaar nadat de Wet BIG in 1997 nagenoeg in zijn geheel in werking was getreden, verscheen overeenkomstig art. 95 Wet BIG de Eerste Wetsevaluatie van de Wet BIG. Deze evaluatie had tot doel vast te stellen hoe de Wet BIG in de praktijk functioneerde en na te gaan in hoeverre de doelstellingen van de Wet BIG, het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening enerzijds en het beschermen van patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren anderzijds, waren bereikt.33

Hiervoor werd een juridische analyse gemaakt en werd naar de uitwerking van de Wet BIG in de praktijk gekeken. Voor de evaluatie van het tuchtrecht specifiek zijn daarnaast

tuchtrechtuitspraken van voor- en na de inwerkingtreding van de Wet BIG met elkaar vergeleken.34

Het tuchtrecht bestond voor de inwerkingtreding van de Wet BIG al voor artsen, apothekers, tandartsen en vroedvrouwen op grond van de Medische Tuchtwet. Sinds de Wet BIG is het totaal aantal klachten vrij stabiel gebleven voor degenen die voor de inwerkingtreding al aan het tuchtrecht waren onderworpen. Over de nieuw toegevoegde beroepsgroepen werd nog betrekkelijk weinig geklaagd, maar dit aantal is toegenomen. Invoering van het wettelijke

33 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 17. 34 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 19 en 20.

(16)

tuchtrecht lijkt in ieder geval een belangrijke impuls te hebben gegeven aan de bewaking van de kwaliteit.35

Toch blijkt ook dat niet iedere burger zich van de mogelijkheid bewust is dat hij of zij een tuchtrechtprocedure kan starten en dat burgers van het tuchtrecht bovendien weinig weten.36

Uit het onderzoek is gebleken dat een meerderheid van de burgers en advocaten, maar een minderheid van de leden van de tuchtcolleges vinden dat klagers griffiegeld zouden moeten betalen voor het indienen van een tuchtklacht. Het voornaamste doel dat hiermee zou worden gediend is het filteren van de zonder meer ongegronde klachten. De leden van de

tuchtcolleges hebben hiervoor als belangrijkste reden genoemd dat de kwaliteit van de gezondheidszorg een maatschappelijk belang is, waarbij het niet past om een drempel op te werpen voor hen die de moeite nemen om een klacht in te dienen, die kunnen leiden tot toetsing van de kwaliteit van de gezondheidszorg.37

De onderzoekers concludeerden dan ook dat het maatschappelijk gezien onaanvaardbaar is om een drempel als griffiegeld in te voeren.38

Tevens is gebleken dat het toezicht op de tenuitvoerlegging van de in het BIG-register aangetekende tuchtrechtelijke maatregelen onvoldoende is geregeld. Het toezicht op de naleving van de opgelegde maatregelen is daardoor niet genoeg.39

Dit is overigens al een stuk duidelijker geworden sinds het BIG-register stringenter wordt bijgehouden, met daarnaast de invoering van de publicatie van opgelegde maatregelen in 2012. Daarbij komt dat maar zeer weinig beslissingen worden gepubliceerd, wat de kwaliteitsbevorderende invloed niet ten goede komt.40

Tot slot de bevindingen met betrekking tot het College van Medisch Toezicht (hierna: CMT). Bij het CMT kunnen enkel door de inspecteur van de IGZ zaken worden aangebracht indien sprake is van beroepsbeoefenaren die wegens hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens hun gewoonte van drankmisbruik of misbruik van verdovende middelen ongeschikt zijn hun beroep uit te oefenen. Dit komt erg weinig voor, mede omdat naast de

ongeschiktheid, ook de tuchtnormen in het geding kunnen zijn. Daarnaast kan het aantonen 35 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 204. 36 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 208. 37 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 205. 38 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 208. 39 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 210. 40 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 209 en 210.

(17)

van bewijs omtrent misbruik van middelen lastiger zijn dan het aantonen van lage kwaliteit van zorg. Vaak wordt dan toch de weg van een procedure bij het RTG bewandeld. Bovendien bestaat er voor leden van het RTG niet de mogelijkheid om de zaak naar het CMT te

verwijzen. De onderzoekers hebben in deze evaluatie dan ook de aanbeveling gedaan om de leden van de tuchtcolleges deze mogelijkheid te bieden.41

3.2.2 Rapport van de commissie Huls

De gevolgtrekkingen van de onderzoekers naar aanleiding van de Eerste Wetsevaluatie waren zoals reeds beschreven overwegend positief. Er werden enkele aanbevelingen gedaan ter verbetering, maar er was brede steun voor het in stand houden van het tuchtrecht als

zodanig.42 De aanbevelingen werden echter niet opgevolgd en het medisch tuchtrecht werd

op dezelfde wijze in stand gehouden. Mede hierdoor deden zich in de jaren daarop volgend opnieuw geluiden voor, doelend op de niet altijd even juiste werking van het tuchtrecht, of althans dat er hier en daar aanpassingen nodig zijn voor een betere werking. De behoefte om het (medisch) tuchtrecht te moderniseren werd groter.

In december 2006 verscheen daartoe in opdracht van het Ministerie van Justitie het rapport ‘Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht’.43

De werkgroep tuchtrecht, onder leiding van de heer Huls, deed in het kader van het programma ‘Bruikbare rechtsorde’ onderzoek en maakte aanbevelingen ten aanzien van het wettelijke tuchtrecht voor de verschillende beroepsgroepen, zoals de advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en dus ook voor de individuele beroepsbeoefenaren werkzaam in de gezondheidszorg. Het doel van dit rapport was om te bezien in hoeverre de kwaliteit van het tuchtrecht in de verscheidene sectoren kon worden verbeterd en op welke wijze het meer efficiënt kon worden gemaakt. Bovendien werd bekeken of harmonisatie van de verschillende wettelijke tuchtrechten een mogelijkheid voor de toekomst bood.44

De commissie Huls deed ten aanzien van het tuchtrecht in het algemeen aanbevelingen, maar ook ten aanzien van het medisch tuchtrecht in het bijzonder. Zo pleitte zij voor de invoering van een griffierecht in alle tuchtrechten ter bestrijding van de kosten. Een ander punt met

41 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 207, 210 en 213. 42 Cuperus-Bosma e.a. 2002, p. 12.

43 Rapport Beleiduitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht 2006. Den Haag, 7 december 2006.

44 Rapport Beleiduitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht, p. 9, Gevers 2007, p. 516 en Kamerstukken II 2007-2008,

29 279, nr. 61, p. 2.

(18)

betrekking tot de kosten was de constatering dat het principieel gewenst is dat de betrokken beroepsgroep een bijdrage levert aan de kosten van de tuchtrechtspraak. Ook achtte zij het wenselijk dat de tuchtrechter de bevoegdheid tot het toekennen van een gelimiteerde vorm van schadevergoeding kreeg en zou het tuchtprocesrecht moeten worden geharmoniseerd. Tot het toelaten van een gegrondverklaring van een klacht zonder oplegging van een maatregel zag zij geen aanleiding. Daarnaast deed zij, in het licht van de steeds vaker voorkomende samenwerkingsverbanden en ketenzorg in de gezondheidszorg, de aanbeveling dat het tuchtrecht beperkt diende te blijven tot beroepsbeoefenaren. Hierbij zou het wel mogelijk moeten worden om een klacht in te dienen jegens een groep beroepsbeoefenaren die in teamverband hebben gewerkt, mits het beroepsbeoefenaren van dezelfde beroepsgroep betreft. Tevens werd wenselijk geacht dat alle handelingen die een beroepsbeoefenaar beroepsmatig verricht moeten kunnen worden voorgelegd aan de tuchtrechter: de beperking zoals die in de Wet BIG geldt (ten aanzien van de individuele gezondheidszorg) is niet raadzaam. Het moest voor de tuchtrechter mogelijk worden zaken met een gering gewicht eenvoudig af te doen, of te kunnen verwijzen naar de klachtenprocedure. Er was tevens een aanbeveling die zag op het publiek toegankelijk maken van de uitspraken.45

Ook de aanbevelingen gemaakt in het kader van het rapport van de commissie Huls zijn in de jaren daarop volgend enkel onderwerp van Kamerdebatten geweest. Aan het medisch

tuchtrecht werd nog steeds niet getornd, ondanks alle kritiekpunten en de wel degelijk voorgenomen aanpassingen die onder andere blijken uit een Kabinetsstandpunt van 2007 op de uitkomsten van de commissie Huls en de Tuchtrechtbrief Wet BIG van de Minister van VWS uit 2008.46

3.2.3 Knelpunten onder de huidige rechtspraktijk

Ondanks de aanhoudende geluiden, die al sinds de uitkomsten van de Eerste Wetsevaluatie klonken en die opnieuw vorm kregen in de uitkomsten en aanbevelingen van de commissie Huls en de daarop volgende opgeworpen voorstellen tot wijziging, veranderde er nog steeds niets aan de inrichting en uitvoering van het medisch tuchtrecht. De werking van het medisch tuchtrecht in de huidige rechtspraktijk toont daardoor logischerwijs nog steeds enkele

45 Rapport Beleiduitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht 2006, p. 38-39 en 49-50.

46 Kamerstukken II 2007-2008, 29 279, nr. 61 en Kamerstukken II 2008-2009, 31 700 XVI, nr. 89. Maar ook uit recentere

brieven blijkt dat de minister van VWS voornemens tot wijziging is, maar vervolgens niet daadwerkelijk overgaat tot actie. Zie hiervoor bijvoorbeeld: Kamerstukken II 2011-2012, 33 000 XIV, nr. 168 en Kamerstukken II 2012-2013, 31 016, nr. 37.

(19)

onwenselijke situaties, waarvan een aantal zojuist is besproken en een aantal als zodanig nog onbesproken is gebleven, omdat deze niet naar voren zijn gekomen in de beide reeds

behandelde onderzoeken. Problemen in de huidige rechtspraktijk zien met name op onwenselijke situaties die de patiëntveiligheid in gevaar brengen.

In de laatste jaren zijn steeds vaker zaken aan het licht gebracht met betrekking tot ernstig disfunctionerende beroepsbeoefenaren. Disfunctionerende beroepsbeoefenaren leveren structureel onverantwoorde zorg. Patiënten lopen gevaar en daartegen moeten zij worden beschermd.47

Zaken omtrent disfunctionerende beroepsbeoefenaren worden vaak breed uitgemeten in de pers. Bijvoorbeeld de zaak Jansen Steur, de (inmiddels ex-)neuroloog die stelselmatig verkeerde diagnoses stelde, verkeerde medicijnen voorschreef en onnodig vaak hersenoperaties liet uitvoeren. De tuchtrechter legde hem in december 2013 de maatregel doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op.48

Hij is daarna tevens bestraft door de strafrechter in eerste aanleg, waarna hij in hoger beroep door het hof is vrijgesproken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gehandhaafd.49

Ditzelfde – zowel een tuchtrechtelijke- als een strafrechtelijke procedure – is de arts

overkomen die vanwege echtscheidingsproblemen opdracht gaf tot het in de brand steken van het woonhuis, waarin op dat moment zijn echtgenote verbleef. Op zichzelf levert dit in eerste instantie geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid op nu deze gedraging niet ziet op uitvoering in de hoedanigheid van arts, maar op een handeling die is verricht in de privésfeer. Dit is ook wat het RTG oordeelde in eerste aanleg, waardoor de IGZ niet-ontvankelijk werd verklaard in haar klacht.50

Echter, gezien de ernst van deze gebeurtenis, oordeelde de tuchtrechter in hoger beroep toch dat sprake was van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid, omdat door deze gedraging het vertrouwen in zijn handelen in de hoedanigheid van arts wezenlijk is aangetast.51

De tuchtrechter heeft in deze zaak handelingen en gedragingen die kunnen vallen onder de tuchtnorm wederom wat opgerekt. Het blijft dus onduidelijk welke handelingen en

gedragingen onder welke voorwaarden precies onder de tuchtnormen vallen en dit behoeft verduidelijking.

47 Diepenhorst, Hollander & Poortvliet 2012, p. 5.

48 RTG Zwolle 20 december 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:66.

49 Zie: Rb 11 februari 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:646, Hof 18 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4413 en

<www.nrc.nl> Laatst geraadpleegd op 17 mei 2016.

50 RTG Zwolle 15 november 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:52. 51 CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56.

(20)

Er zijn nog tal van andere onwenselijke situaties die zich in de huidige rechtspraktijk voordoen. De situatie dat het tuchtrecht op een geschorste beroepsbeoefenaar niet van

toepassing is, ook al blijft hij werkzaam op het gebied van de individuele gezondheidszorg, is zeer onwenselijk. De geschorste beroepsbeoefenaar handelt alleen dan tuchtrechtelijk

verwijtbaar als hij zijn beroepstitel blijft gebruiken of zelfstandig voorbehouden handelingen blijft verrichten en dus in strijd handelt met zijn schorsing. Daarnaast bestond tot voor kort (1 januari 2016) geen mogelijkheid voor de IGZ tot het geven van een bevel (bijvoorbeeld in de vorm van een voorlopige schorsing) aan een zodanig ernstig disfunctionerende

beroepsbeoefenaar werkzaam in een instelling, tot het moment dat de tuchtrechter uitspraak zou doen. Dit leverde in sommige gevallen direct gevaar voor (toekomstige) patiënten op. Deze mogelijkheid bestond louter voor solisten op grond van art. 87a Wet BIG.52 In deze

leemte is nu voorzien in de vorm van art. 27 lid 4 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz).53

Het is verder enkel mogelijk om via het tuchtrecht de beroepsbeoefenaar in de uitoefening van zijn BIG-beroep te beperken. Er zijn echter beroepsbeoefenaren die daarnaast ook patiënten behandelen onder de noemer van een niet-BIG-geregistreerd beroep en daar kan de tuchtrechter onder het huidige recht niets tegen doen, terwijl dit in sommige gevallen direct gevaar voor patiënten oplevert. Evenzeer

onwenselijk is de mogelijkheid tot doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op eigen verzoek door beroepsbeoefenaren hangende een tegen hen aangespannen tuchtrechtprocedure, op het moment dat hen een (zware) maatregel boven het hoofd hangt. Op deze wijze wordt de openbaarmaking van die eventuele opgelegde maatregel omzeild, nu de verplichting tot openbaarmaking slechts geldt ten aanzien van beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het BIG-register.54

Mede ingegeven door de zojuist besproken onwenselijke gebeurtenissen en situaties in de praktijk en het al bestaande voornemen om de Wet BIG te wijzigen, is op 10 maart 2011 naar aanleiding van een vraag van Tweede Kamerlid Kuiken (PvDA) tijdens de behandeling in de Tweede Kamer (hierna: TK) van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet BIG een (tweede)

52 Volledigheidshalve wordt in deze voetnoot vermeld dat de afgifte van een bevel door de IGZ aan zorginstellingen wel

mogelijk was voor 1 januari 2016. Dit verliep via art. 8 lid 4 KWZ.

53 De Wkkgz is op 1 januari 2016 in werking getreden. In hoofdstuk 5 van deze scriptie wordt nader ingegaan op de invulling

van de leemte middels art. 27 lid 4, waaruit zal blijken dat de invulling enige gebreken vertoont en dat dit ook voor het concept wetsvoorstel gevolgen heeft.

54 Zie: MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 25, <www.demonitor.ncrv.nl> Laatst geraadpleegd

(21)

evaluatie van de Wet BIG toegezegd door de Minister van VWS. Deze Tweede Wetsevaluatie is in oktober 2013 verschenen.55

3.2.4 Uitkomsten Tweede Wetsevaluatie Wet BIG

Deze Tweede Wetsevaluatie richt zich op de doelbereiking en toekomstbestendigheid van de Wet BIG.56

Daarnaast hebben zich in de jaren hieraan voorafgaand enkele ernstige incidenten rond disfunctionerende beroepsbeoefenaren afgespeeld, die mede aanleiding zijn geweest tot deze Tweede Wetsevaluatie.

De onderzoekers hebben naar aanleiding van deze evaluatie geconstateerd dat het tuchtrecht onder de huidige wetgeving niet toekomstbestendig is.57

De onderzoekers zijn tot deze conclusie gekomen na het uitvoeren van zowel empirisch, als juridisch onderzoek.

Gebleken is in ieder geval dat het tuchtrecht al geruime tijd te kampen heeft met het spanningsveld tussen een herkenbare bestaansreden en een onzekere effectiviteit.58

Zij zien door een groot aantal samenlopende redenen de betekenis van het tuchtrecht op grotere tijdschaal afnemen.59

Hierbij is onder andere van belang dat is gebleken dat het aantal klachten dat wordt ingediend relatief laag is in vergelijking tot het aantal patiënten die te maken hebben met potentieel vermijdbare zorggerelateerde schade.60

Consumenten zijn niet goed op de hoogte van de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Sterker nog, slechts de helft van de respondenten geeft aan ervan op de hoogte te zijn dat de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bij een tuchtcollege bestaat. Bovendien achtten de consumenten het tuchtrecht niet toegankelijk genoeg.61

Hierbij hoort onder andere dat ‘verkeerde’ klachten bij het tuchtcollege terechtkomen. Tweederde van alle klachten wordt in de raadkamer

afgewezen als ongegrond, niet-ontvankelijk of wordt ingetrokken. Slechts een derde van alle klachten blijkt van voldoende gewicht om te kunnen leiden tot een mondelinge behandeling ter zitting. Dit leidt tot een verkeerd beeld voor de consumenten en frustratie en ondermijning van het vertrouwen in de tuchtrechtspraak, want op het moment dat al wordt beslist om de zaak aan een tuchtrechter voor te leggen, dan is de kans dat deze ter zitting wordt behandeld vrij klein. ‘Verkeerde’ klachten in deze zijn klachten die inhoudelijk zo licht, te weinig

55 Zie Handelingen II 2010-2011, nr. 59, item 7, p. 36 en ook Kamerstukken II 2011-2012, 33 000 XIV, nr. 168, p. 6. 56 Sijmons e.a. 2013, p. 13. 57 Sijmons e.a. 2013, p. 12. 58 Sijmons e.a. 2013, p. 148 59 Sijmons e.a. 2013, p. 12. 60 Sijmons e.a. 2013, p. 155. 61 Sijmons e.a. 2013, p. 158 en 161.

(22)

gefundeerd of niet aan de basale vereisten voldoen, waardoor deze naar het oordeel van het tuchtcollege niet tot een mondelinge behandeling kunnen leiden.62

Dit zijn bijvoorbeeld klachten over bejegening en communicatie.

Bovendien blijken klagers ook niet altijd even goed in het formuleren van hun klacht, mede omdat zij soms gewoonweg niet weten wat zich nu precies heeft afgespeeld. Daarnaast komt bijwijlen voor dat de klacht niet jegens de juiste persoon wordt ingediend. De mogelijkheid tot aanpassing bestaat echter niet. Ook leidt dit vaak tot ongegrond- of niet-ontvankelijkheid, zonder dat de klacht ter zitting komt.63

De grotere en zwaardere zaken die wel voor de tuchtrechter komen, worden vooral aangebracht door de IGZ. Gebleken is echter dat de IGZ haar rol als klager over de laatste tien jaar te beperkt heeft opgevat. Dit komt mede door de mogelijkheid van het gebruik van bestuursrechtelijke maatregelen, dat vaak tot sneller resultaat leidt, waardoor zij vaker naar dit instrument heeft gegrepen.64

Verder heeft de IGZ in de afgelopen 5 jaar slechts 1 zaak aan het CMT voorgelegd. De onderzoekers concluderen dan ook dat de huidige procedure hieromtrent niet blijkt te werken en dat hier iets aan gedaan zal moeten worden.65

Daarnaast zijn vrijwel alle beroepsbeoefenaren voorzien van bijstand door een advocaat en kunnen zij makkelijker een deskundigenbericht inwinnen, terwijl rechtsbijstandverzekeringen van klagers vaak geen rechtsbijstand vergoeden in tuchtzaken. Bovendien is het voor hen lastiger om de opinie van een deskundige in te winnen.66

Ook, zo achtten de onderzoekers, is verduidelijking van de tweede tuchtnorm gewenst, zodat zonder twijfel duidelijk is dat die norm ook betrekking heeft op organisatorische

samenwerking en afstemming door BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, ook als geen sprake is van een directe behandelrelatie.67

Dit ondanks het feit dat de tuchtrechter de norm hieromtrent reeds heeft opgerekt.68

De onderzoekers zien nog onvoldoende aanleiding tot een introductie van een collectieve tuchtrechtelijke aansprakelijkheid.69

Het tuchtrecht ziet in beginsel louter op individuele 62 Sijmons e.a. 2013, p. 174. 63 Sijmons e.a. 2013, p. 166 en 201. 64 Sijmons e.a. 2013, p. 12, 150 en 151. 65 Sijmons e.a. 2013, p. 154 en 194. 66 Sijmons e.a. 2013, p. 173. 67 Sijmons e.a. 2013, p. 202. 68 CTG 19 april 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057. 69 Sijmons e.a. 2013, p. 202.

(23)

beroepsbeoefenaren, maar in het licht van de huidige praktijk, waarbij veelal in

samenwerkingsverbanden of teams wordt gewerkt en tevens sprake is van ketenzorg, is het voor de patiënt niet altijd duidelijk wie tot hun behandelaren behoren. Klachten jegens een samenwerkingsverband kunnen nu enkel in behandeling worden genomen, indien alle leden in de klacht zijn betrokken en deze leden bovendien allen onder het tuchtrecht vallen. Dit is uiteraard niet altijd wenselijk, maar anders schiet het tuchtrecht aan zijn doel voorbij.

Een laatste belangrijke constatering is dat het toezicht op de naleving en tenuitvoerlegging van tuchtrechtelijke uitspraken (nog steeds) niet goed geregeld is. Gevolg hiervan is dat uitspraken in de praktijk aan kracht verliezen. De onderzoekers bevelen aan dit toezicht bij wet op te dragen aan de IGZ.70

De onderzoekers zien, onder meer naar aanleiding van bovenstaande, de betekenis van het tuchtrecht in zijn huidige vorm op een grotere tijdschaal afnemen. Een herziening om de effectiviteit van het tuchtrecht te herstellen is onafwendbaar. Anders zal de centrale rol van het tuchtrecht, die zij in de 20ste

eeuw had, verder verloren gaan.71

3.3 Aanpassing Wet BIG blijkt noodzakelijk

Naar aanleiding van de zojuist besproken uitkomsten van zowel de Eerste- als de Tweede Wetsevaluatie, het rapport van de commissie Huls en de gebleken knelpunten in de huidige rechtspraktijk kan niet anders dan geconcludeerd worden dat modernisering van het medisch tuchtrecht noodzakelijk is.

Dat het tuchtrecht op enkele punten dient te worden aangepast bleek reeds voor de Tweede Wetsevaluatie en de Minister van VWS was dit al vele jaren voornemens.72

Echter, pas nadat de uitkomsten van de Tweede Wetsevaluatie werden gepubliceerd en de onderzoekers concludeerden dat het tuchtrecht in zijn huidige vorm onvoldoende tot zijn recht komt en dat het tuchtrecht zichzelf dreigt te overleven als er geen maatregelen worden getroffen, heeft de Minster van VWS meer concreet te kennen gegeven dat er diende te worden overgegaan tot actie en dat er meer veranderd dient te worden dan zij in eerste instantie voor ogen had.73

70 Sijmons e.a. 2013, p. 209 en 210. 71 Sijmons e.a. 2013, p. 174.

72 Kamerstukken II 2008-2009, 31 700 XVI, nr. 89 en Kamerstukken II 2011-2012, 33 000 XIV, nr. 168, p. 1.

73 Zie: Sijmons e.a. 2013, p. 175 en de Kamerbrief met beleidsreactie evaluatie Wet BIG – Minister van Volksgezondheid,

(24)

Doorslaggevend voor de wetswijziging is dus niet zozeer één heikel punt geweest, maar allerlei kleine mankementen en onvolkomenheden die de onderzoekers (al vanaf 2002) en de huidige rechtspraktijk aan het licht hebben gebracht.

Uiteindelijk heeft de Minister van VWS het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG op 23 september 2015 ter consultatie gepubliceerd.

3.4 Deelconclusie

In dit hoofdstuk zijn de verschillende redenen, overwegingen en de aanleiding tot de beoogde modernisering, die mede naar voren zijn gekomen in de diverse besproken rapporten,

beschreven. Gebleken is dat de modernisering van het medisch tuchtrecht reeds jaren op de agenda stond. Pas nadat de uitkomsten van de Tweede Wetsevaluatie van de Wet BIG werden gepubliceerd, waarin de onderzoekers constateerden dat het medisch tuchtrecht in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig is, werd daadwerkelijk tot actie overgegaan. De modernisering was inmiddels onafwendbaar en dus noodzakelijk. Zodoende heeft de huidige Minister van VWS het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG ter consultatie

gepubliceerd.

In het volgende hoofdstuk wordt het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG uiteen gezet. Wat heeft de Minister van VWS met de kritiekpunten op het huidige recht gedaan? Is de beoogde modernisering daadwerkelijk een grote verandering ten opzichte van het huidige recht? Dit zal uit het volgende hoofdstuk blijken.

(25)

4. Het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG centraal en wordt meer specifiek ingezoomd op de veranderingen die met dit wetsvoorstel worden beoogd. In pararaaf 4.2 worden de meest in het oog springende veranderingen besproken, oftewel de meest ingrijpende aanpassingen die dit wetsvoorstel met zich brengt. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de wat minder vergaande veranderingen ter verbetering van de toegankelijkheid behandeld. In paragraaf 4.4 wordt de huidige status van het concept

wetsvoorstel beschreven. In paragraaf 4.5 volgt een deelconclusie met de bevindingen uit dit hoofdstuk.

4.2 Meest in het oog springende veranderingen

4.2.1 Tuchtrechtelijk beroepsverbod

De mogelijkheid tot het opleggen van een beroepsverbod aan een beroepsbeoefenaar wordt gecreëerd. Dit gaat verder en is nog zwaarder dan de thans zwaarst mogelijke maatregel, namelijk de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register, omdat met de oplegging van een beroepsverbod het de beroepsbeoefenaar wordt verboden om patiënten of een categorie van patiënten te behandelen, of in opdracht en onder toezicht van een BIG-geregistreerde te werken.74

Een voorbeeld hierbij is een door de tuchtrechter doorgehaalde arts vanwege het seksueel misbruiken van zijn patiënten. Voor deze arts moet het niet mogelijk zijn om nog met patiënten te werken en met hen in contact te komen en dit kan door middel van een beroepsverbod worden bewerkstelligd.

4.2.2 Last tot Onmiddellijke Beëindiging Beroepsuitoefening (LOBB)

Onder het huidige recht is het in beginsel niet als zodanig mogelijk om beroepsbeoefenaren (als voorlopige maatregel) te schorsen in de uitoefening van hun beroep in afwachting van het oordeel van de tuchtrechter. Met de invoering van de LOBB wordt aan de IGZ de

mogelijkheid geboden om dit, hangende de tuchtrechtprocedure, aan beroepsbeoefenaren op te leggen die naar verwachting een gevaar voor personen vormen. Dit kan aan zowel solisten, als aan beroepsbeoefenaren werkzaam in een instelling worden opgelegd.

(26)

De LOBB is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en zal derhalve getoetst kunnen worden door de bestuursrechter.75

4.2.3 Vereenvoudigde afhandeling klachten door voorzitter Tuchtcollege

Het komt regelmatig voor dat klachten worden ingediend die kennelijk niet-ontvankelijk, of kennelijk ongegrond zijn, maar die onder het huidige recht door een voltallig college dienen te worden afgedaan. Dit is niet nodig en zeker niet efficiënt. Dit wetsvoorstel regelt dan ook dat dit soort klachten eenvoudig kunnen worden afgedaan door alleen de voorzitter. De voorzitter krijgt de bevoegdheid om te beslissen dat het tuchtcollege kennelijk onbevoegd is, maar ook of de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond, of kennelijk van onvoldoende gewicht is. Tegen een voorzittersbeslissing staat hoger beroep open bij het CTG. De voorzitter kan niet alleen beslissen tot gegrond- of ongegrondverklaring.76

4.2.4 Tuchtrecht tijdens schorsing van toepassing

Op dit moment verliest een beroepsbeoefenaar tijdens een schorsing het recht om zijn titel te voeren en eventueel de bevoegdheid om de aan hem voorbehouden handelingen te verrichten. Dit betekent dat hij voor de Wet BIG gelijk wordt gesteld aan een niet-geregistreerde

beroepsbeoefenaar en daardoor voor zijn (overige) handelingen en gedragingen niet meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, maar enkel en alleen wanneer hij in strijd met zijn schorsing zou handelen. Het wetsvoorstel beoogt te regelen dat dezelfde beperkingen zoals die onder het huidige recht gelden blijven bestaan, maar ook dat de

beroepsbeoefenaren voor het overige onderworpen blijven aan de werking van de Wet BIG en dus ook aan het tuchtrecht. Met deze wijziging is voor de IGZ de mogelijkheid gecreëerd om beroepsbeoefenaren, die niet in strijd handelen met de aan hun opgelegde schorsing, maar wel tijdens hun schorsing in strijd handelen met de tuchtnormen, via het tuchtrecht aan te

pakken.77

4.2.5 Bij doorhaling op eigen verzoek: aantekening maatregel toch zichtbaar

Het criterium dat de aantekening van een maatregel louter geplaatst kan worden ten aanzien van ingeschrevenen vervalt. Onder het huidige recht bestaat thans de mogelijkheid voor beroepsbeoefenaren om zich op eigen verzoek te laten doorhalen in het BIG-register om zo

75 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 31. 76 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 32. 77 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 31.

(27)

een aantekening te voorkomen. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat aantekeningen ook geplaatst worden ten aanzien van beroepsbeoefenaren die niet langer staan ingeschreven en deze zullen ook zichtbaar blijven.78

4.2.6 Verbeteren toegankelijkheid tuchtrecht

4.2.6.1 Vooraf

Ter verbetering van de toegankelijkheid van het tuchtrecht voor klagers, maar ook om te zorgen dat de juiste klachten bij de tuchtrechter terechtkomen, zijn reeds en worden meerdere maatregelen genomen. In eerste instantie wordt laagdrempelige klachtafhandeling

gestimuleerd, onder meer door middel van de onlangs in werking getreden Wkkgz. Getracht wordt een oplossing te zoeken in een vroeg stadium. Daarnaast is op 17 juli 2014 het

Landelijk Meldpunt Zorg (hierna: LMZ) opgericht, waar mensen met klachten en vragen terecht kunnen voor advies en begeleiding.79

Ook zijn in het concept wetsvoorstel enkele maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid neergelegd. Deze worden in de volgende subparagrafen besproken.

4.2.6.2 Zorgplicht tuchtcolleges

Klagers dienen beter te worden ondersteund. Zij zijn in beginsel niet medisch onderlegd en voor hen is het mede daardoor vaak lastig om hun klacht te formuleren. Het wetsvoorstel voorziet in de oplegging van een zorgplicht aan tuchtcolleges: zij dienen de klager te

ondersteunen bij de formulering van hun klacht(en), overigens zonder dat hun onpartijdigheid in het geding komt. Daartoe wordt een aan het tuchtcollege verbonden, doch onpartijdige deskundige aangewezen.80

4.2.6.3 Verduidelijking reikwijdte tuchtnormen

Het is tot nog toe niet altijd helder welke handelingen en gedragingen van BIG-geregisteerden wel en niet onder de tuchtnormen vallen. De tuchtcolleges hebben de tuchtnormen opgerekt door ruim te interpreteren, maar het is nog steeds niet altijd even duidelijk. Het concept wetsvoorstel voorziet in opheldering hierover en verduidelijkt dat de tweede tuchtnorm ook ziet op handelingen en gedragingen door de BIG-geregistreerde verricht in de privésfeer en in

78 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 31 en 32.

79 Rapport Evaluatie Landelijk Meldpunt Zorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 21 september 2015, p. 7. 80 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 33.

(28)

de uitoefening van een ander beroep dan waarvoor hij geregistreerd staat. Het dient hierbij te gaan om zodanig ernstige handelingen en gedragingen, dat de BIG-geregistreerde een heus gevaar voor patiënten vormt of dat door die handeling of gedraging het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig is geschaad. Het is vervolgens aan de beoordeling van de

tuchtcolleges of een handeling van dien aard en ernst is dat er sprake is van schending van de tuchtnorm. Hierbij is aangesloten bij de norm die reeds in het advocatentuchtrecht wordt gebruikt, namelijk ‘handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk

beroepsbeoefenaar betaamt’. 81

4.2.6.4 Overheveling taken College van Medisch Toezicht naar Tuchtcolleges

Het CMT oordeelt over de ongeschiktheid van beroepsbeoefenaren als gevolg van hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid, drankmisbruik of misbruik van middelen. Uit de praktijk is gebleken dat zaken bijna nooit aan het CMT worden voorgelegd.82

Dit wetsvoorstel beoogt de taken van het CMT over te hevelen naar de regionale tuchtcolleges. Het CMT zal worden opgeheven.83

4.2.6.5 Proceskostenveroordeling en heffing van laagdrempelig griffierecht

Dit wetsvoorstel regelt dat in de gevallen waarin jegens een beroepsbeoefenaar een klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en aan de beroepsbeoefenaar tevens een maatregel wordt opgelegd, de beroepsbeoefenaar kan worden veroordeeld in de kosten die de klager voor de behandeling van de klacht heeft moeten maken.

Bovendien voorziet dit wetsvoorstel in de heffing van een laagdrempelig griffierecht, die de klager moet voldoen alvorens zijn klacht in behandeling wordt genomen. Dit bedrag wordt terugbetaald indien zijn klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard.84

4.3 Minder ingrijpende aanpassingen ter verbetering van de toegankelijkheid

4.3.1 Mogelijkheid tot wijziging en aanvulling van klachten tot aan de terechtzitting Deze verandering ziet mede op de zorgplicht van de tuchtcolleges. Klagers krijgen met de introductie van deze mogelijkheid de kans tot het wijzigen of aanvullen van de klacht tot aan de terechtzitting.85

81 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 33-35.

82 Zie voor de redenen van de zeer weinig aan het CMT voorgelegde zaken paragraaf 3.2. 83 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 35 en 36.

(29)

4.3.2 Actievere rol IGZ

De rol van de IGZ als klager in tuchtzaken wordt vergroot om te stimuleren dat zij meer zware zaken zal voorleggen aan de tuchtcolleges. De bedoeling is dat de IGZ periodiek een geaggregeerd overzicht ontvangt van alle ingediende tuchtklachten, zodat zij meer op de hoogte wordt gehouden van de lopende tuchtzaken.86

4.3.3 Klacht gegrond, geen maatregel

Met dit wetsvoorstel wordt voorzien in de al in 2006 door de jurisprudentie aanvaarde mogelijkheid, waarbij de klacht gegrond wordt verklaard, maar geen maatregel wordt opgelegd.87

4.3.4 Wijziging art. 96 Wet BIG

In plaats van de huidige in art. 96 Wet BIG neergelegde begrippen ‘veroorzaken van schade’ en ‘aanmerkelijke kans op schade’, introduceert het wetsvoorstel het ruimere begrip

‘benadeling’, waarmee tevens schade aan de geestelijke gezondheid wordt bedoeld. Dit is in overeenstemming met de terminologie van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.4 Huidige stand van zaken betreffende het concept wetsvoorstel

Het concept wetsvoorstel is op 23 september 2015 ter consultatie gepubliceerd. Het doel van de consultatieronde is om zowel belangstellenden te informeren over de mogelijke

wetswijziging, als aan hen de mogelijkheid bieden om actief mee te denken over het wetsontwerp. De consultatieronde is op 5 november 2015 gesloten.88

Diverse

belanghebbenden en belangstellenden hebben op het wetsvoorstel gereageerd, waarover meer in hoofdstuk 5.

De huidige status van het concept wetsvoorstel blijkt uit de beleidsreactie van de Minister van VWS ten aanzien van een rapport van de RIVM. De Minister van VWS geeft in deze

beleidsreactie aan dat zij voornemens is het ontwerp voor wijziging van de Wet BIG voor de zomer van 2016 aan de TK aan te bieden.89

85 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 33. 86 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 33. 87 MvT Concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG p. 36. 88 <www.internetconsultatie.nl> Laatst geraadpleegd op 7 mei 2016.

89 Kamerbrief met beleidsreactie rapport RIVM: ‘Laseren en aanverwante behandelingen als voorbehouden handeling in de

Wet BIG’ – Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport, 21 maart 2016, p. 3.

(30)

De vraag is of de Minister van VWS naar aanleiding van de internetconsultatie het concept wetsvoorstel op bepaalde punten heeft aangepast. Dit is echter vooralsnog niet duidelijk.

4.5 Deelconclusie

In dit hoofdstuk zijn de wetswijzigingen die met het concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG worden beoogd beschreven. Hieruit is in ieder geval gebleken dat het concept wetsvoorstel het tuchtrecht met grote en minder grote aanpassingen beoogt te

moderniseren. Voorts is gebleken dat met de voorgestelde wetswijzigingen getracht wordt de patiëntveiligheid en de toegankelijkheid van het tuchtrecht te vergroten.

In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de kritiek van de verschillende

belanghebbenden op het concept wetsvoorstel en op de vraag of de beoogde aanpassingen de juiste zijn. Maakt het concept wetsvoorstel in zijn huidige vorm het tuchtrecht daadwerkelijk (meer) toekomstbestendig of zijn aanpassingen van het concept wetsvoorstel nodig?

(31)

5. Vraagtekens bij het concept wetsvoorstel in huidige vorm

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden vraagtekens geplaatst bij het concept wetsvoorstel in zijn huidige vorm. Vraag is of de beoogde wetswijzigingen ten aanzien van de modernisering van het medisch tuchtrecht wel afdoende zijn. Maken de getroffen maatregelen in het concept

wetsvoorstel het tuchtrecht wel toekomstbestendig? Daartoe wordt in paragraaf 5.2 de kritiek die verschillende belanghebbenden op het concept wetsvoorstel hebben besproken. In

paragraaf 5.3 komt mijn eigen visie ten aanzien van de kritiek op het concept wetsvoorstel aan de orde, waarna in paragraaf 5.4 de conclusie wordt getrokken of het concept wetsvoorstel op bepaalde punten daadwerkelijk dient te worden verbeterd om zijn doel te bereiken. In

paragraaf 5.5 volgt ten slotte een deelconclusie met de bevindingen uit dit hoofdstuk.

5.2 Kritiek van de verscheidene belanghebbenden

5.2.1 Vooraf

Zoals reeds in paragraaf 4.4 besproken is het concept wetsvoorstel op 23 september 2015 ter consultatie gepubliceerd. Een ieder was bevoegd en had de mogelijkheid hierop te reageren.90

Meerdere belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hun reactie gegeven ten aanzien van de beoogde wijzigingen.91

Zij zijn in het algemeen van mening dat de beoogde modernisering een stap vooruit is. Uit de verschillende reacties blijkt echter ook genoeg kritiek op enkele beoogde wijzigingen ten aanzien van het tuchtrecht. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de belangrijkste door de belanghebbenden opgeworpen punten van kritiek.

5.2.2 Onduidelijke voorwaarden inzake het beroepsverbod en de LOBB

Uit de gepubliceerde reacties blijkt genoeg kritiek op de introductie van het beroepsverbod en de LOBB. Dit vanwege de enorme impact die deze twee mogelijkheden hebben op de positie van een op die wijze gesanctioneerde beroepsbeoefenaar.

90 <www.internetconsultatie.nl> Laatst geraadpleegd op 18-06-2016.

91 Opmerking verdient dat de reacties die voornamelijk worden uiteengezet belanghebbende organisaties betreft die allen

BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren vertegenwoordigen. Toch komen ook anderen in deze en de volgende paragraaf (5.3) aan de orde die mede de andere kant belichten, zoals de tuchtcolleges en rechtsgeleerden, die evenwel op de consultatieronde hebben gereageerd, of van wie in de literatuur een artikel is verschenen.

(32)

De KNMG stelt in haar reactie echter wel dat het beroepsverbod in beginsel een goed idee is voor de zeer extreme en uitzonderlijke gevallen. De wettelijke bepaling is nochtans niet duidelijk genoeg. Het tuchtcollege heeft een te grote discretionaire bevoegdheid. Omschreven moet worden in welke gevallen het tuchtcollege deze maatregel daadwerkelijk op kan leggen. Dit is tevens een punt van kritiek voor de GGZ, ActiZ en NFU. Beide organisaties spreken in hun reactie uit dat duidelijker moet worden omschreven dat het verbod enkel zou kunnen worden opgelegd indien sprake is van een zodanig gevaar dat niet aan deze maatregel ontkomen kan worden.92

Voor wat betreft de LOBB stellen dezelfde belanghebbenden dat ze begrijpen dat deze mogelijkheid tot het opleggen hiervan is voorgesteld, echter, zij maken zich zorgen over de rechtspositie van de beroepsbeoefenaar die een LOBB krijgt opgelegd. Zo achtten ze de bestuursrechter die bevoegd is tot het oordelen over de rechtmatigheid van de opgelegde LOBB niet deskundig genoeg. Daarnaast is niet duidelijk wat de consequenties zijn in het geval de IGZ de tuchtklacht niet op tijd (dus niet binnen de voorgestelde termijn van 8 weken) of helemaal niet indient, behalve dat de LOBB van rechtswege zal komen te vervallen. Ook is nog onduidelijk binnen welke termijn – indien een LOBB wordt opgelegd is het gevolg een spoedprocedure – de tuchtrechter dient te beslissen. Een spoedprocedure in het tuchtrecht kan alsnog enkele maanden duren en ten aanzien van de spoedprocedure kent het concept

wetsvoorstel geen nieuwe bepalingen.93

Bovendien is het voorgestelde criterium, namelijk of de beroepsbeoefenaar ‘naar verwachting gevaar voor personen oplevert’, niet duidelijk genoeg. Wat houdt dit precies in? Ook wijzen zij op de consequenties die de LOBB voor een beroepsbeoefenaar met zich meebrengt. Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer de tuchtrechter oordeelt dat de beroepsbeoefenaar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld of wel tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, maar geen beroepsbeperkende maatregel krijgt opgelegd? Hij is wel aangetast in zijn eer en goede naam. Bovendien zal hij inkomen hebben gederfd voor de tijd dat hij niet heeft kunnen en mogen werken. Ook hier zegt het concept wetsvoorstel niets over.

Wat de belanghebbenden betreft regelt het concept wetsvoorstel dus niet genoeg ten aanzien van de te volgen procedure. Belangrijker nog is dat zij vinden dat de rechtspositie van de beroepsbeoefenaar niet voldoende is gewaarborgd.94

92 Brief met reactie van GGZ, ActiZ en NFU, p. 6 en de brief met reactie van KNMG, p. 6. 93 Dute 2015, p. 611.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nog een enkel woord over de hier niet gedeelde opvatting van Taat, waarin het individu telkens zozeer achtergesteld wordt bij de belangen van de `gemeenschap'.&#34; Wellicht is het

Het medisch tuchtrecht staat een aantal middelen ten dienste om zijn doel, het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening, te bereiken.. Deze zijn niet

Denken in kansen vraagt om nieuwe oplossingen voor struc- turen die nog geen ruimte bieden voor deze nieuwe benade- ring van ons werk.. Het vraagt ook om een nieuwe stijl van

Daarbij worden het tuchtrecht en het professioneel handelen van onder meer accountants, advocaten, artsen en notarissen vergeleken met als doel de consequenties voor de prestaties

Een tuchtklacht bij het SKJ of het Regionaal college voor de gezondheid kan worden gevoerd als het puur gaat om het handelen of nalaten door jou als professional werkzaam bij de

(…) Daarom brengt een redelijke uitleg van de tweede tuchtnorm en met name van de woorden “in die hoedanigheid” mee dat deze norm in dit geval waarin niet in de uitoefening van

Als onderdeel van haar taken, kan de Algemene Rekenkamer onderzoek doen naar de wijze waarop de Staat het aandeelhouderschap feitelijk invult en naar het beleid dat de

Met deze regeling wordt een enig overblijvend vennoot gefaciliteerd bij de voortzetting van de activiteiten van een ontbonden personenvennootschap door- dat het vermogen van