• No results found

De effecten van de mindful met je Baby/Peuter training op ouderlijke stress en mind-mindedness

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effecten van de mindful met je Baby/Peuter training op ouderlijke stress en mind-mindedness"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De effecten van de Mindful met je Baby/Peuter training op Ouderlijke Stress en Mind-Mindedness Lotte Boukens

Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Orthopedagogiek Lotte Boukens

Studentnummer: 10773142 Begeleider: Moniek Zeegers

Tweede beoordelaar: Cristina Colonnesi 30 augustus 2018

(2)

Abstract

Het krijgen van een kind brengt grote veranderingen aan in het leven van een vrouw, dit kan als stressvol worden ervaren. Deze stressklachten kunnen leiden tot psychische problemen voor zowel moeder als kind. In deze studie is onderzocht of de achtweekse Mindful met je baby/peuter training leidt tot stressreductie bij de moeder en een verbetering van de ouder-kind relatie. Op vijf

meetmomenten zijn de ouderlijke stress en mind-mindedness van moeders gemeten. Mind-mindedness verwijst naar het vermogen van de ouder om de interne staat van het kind (wensen, gedachten,

gevoelens) te kunnen lezen. Zestig moeders hebben zich via een preventieve of curatieve setting aangemeld voor de training. Op de eerste drie meetmomenten is mind-mindedness gemeten door de frequentie en gepastheid van mind-gerelateerde opmerkingen te evalueren tijdens moeder-kind interacties. Multilevel analyses lieten zien dat moeders na de training minder niet afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen maakten. Het aantal gepaste mind-mind-gerelateerde opmerkingen veranderde daarentegen niet. Van de wachtlijstmeting naar de voormeting waren er geen veranderingen zichtbaar. Ouderlijke stress is op alle vijf de meetmomenten gemeten. Multilevel analyses lieten zien dat

moeders na de training minder ouderlijke stress ervaarden. Er was weer geen verandering te zien van de wachtlijstmeting naar de voormeting. Het effect op ouderlijke stress bleef zichtbaar 8 weken en 8 maanden na de training. Concluderend kan er gesteld worden dat de Mindful met je baby/peuter training veelbelovend is voor het verbeteren van ouderlijke stress en mind-mindedness.

(3)

Abstract

Giving birth to a new baby brings changes in every aspect of a woman’s life, this can be experienced as stressful. These stress complaints can lead to psychological problems for both mother and child. This study examined the effectiveness of an eight-week ‘Mindful with your baby/toddler’ training on parental stress and the mother-child relation. A waiting list measurement, pretest, posttest, follow up after eight weeks and a follow up after eight months were conducted to evaluate whether parental stress and mind-mindedness improved after following the training. Mind-mindedness can be defined as caregivers’ tendency to treat their children as individuals with minds of their own. Sixty mothers who were referred to a mental health clinic because of elevated stress participated in training. At the first three measurements, mind-mindedness was measured through observing mothers’ mind-related speech during free-play interactions with their child. There were no differences between waitlist and pretest. Multilevel analyses showed a decrease of mothers’ non-attuned mind-related comments after the training. Appropriate mind-related comments, on the other hand, showed no increase. Parental stress was measured at all five measurement moments. There were no differences between waitlist and pretest. A decrease was also found that sustained until the two follow-up measurements. In conclusion, the present study suggests that the ‘Mindful with your baby/toddler’ training is promising for

improving parental stress and mind-mindedness.

Key words: mindful parenting, transition to motherhood, postpartum depression, parental stress, mind-mindedness

(4)

De effecten van de Mindful met je Baby/Peuter training op Ouderlijke Stress en Mind-Mindedness De transitie naar moederschap wordt in de hedendaagse maatschappij gezien als een plezierig proces. Daarbij wordt er gesuggereerd dat deze transitie op een natuurlijke manier verloopt (Winson, 2017). Desalniettemin brengt het moederschap grote veranderingen aan in het leven van een vrouw. Het vraagt veel van een vrouw en het brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee. Zo moet een moeder haar kind dag en nacht kunnen beschermen en de hierbij benodigde vaardigheden leren. Deze vaardigheden bestaan uit het voeden, verschonen en het reguleren van de slaap van de baby. Daarbij komen nog eens de zorgen over de gezondheid en het welbevinden van het kind (Hung, 2007). Ook verandert de relatie met een partner wanneer er een kind wordt geboren en moet moeder een nieuwe balans vinden in haar leven wat betreft activiteiten (Nelson, 2003). Met deze veranderingen in

ogenschouw is het niet geheel verrassend dat de enorme stijging van tevredenheid vlak na de geboorte in de maanden volgend daarop flink daalt (Luhmann, Hofmann, Eid, & Lucas, 2012). Ongeveer de helft van de vrouwen ervaart maternity blues in de weken na de bevalling (Reck, Stehle, Reinig, & Mundt, 2009). Onder deze maternity blues valt stress. Zo ontwikkelt negen procent van de vrouwen een posttraumatische stressstoornis na de bevalling en achttien procent van de vrouwen vertoont symptomen van deze stoornis (Alcorn, O’Donavan, Patrick, Creedy, & Devilly, 2010).

Moeders ervaren stress wanneer ze niet kunnen voldoen aan de opvoedingsvaardigheden die het krijgen van een kind vereisen (Folkman, Lazarus, Dunkel-Schetter, DeLongis, & Gruen, 1986). Verhoogde stress kan leiden tot chronische stress, wat op haar beurt weer kan leiden tot een verhoogd risico op psychische klachten (Lupien, McEwen, Gunnar, & Heim, 2009). Deze psychische klachten uiten zich vaak in de vorm van depressie en angst. Zo is een postnatale depressie één van de meest voorkomende complicaties bij de transitie naar moederschap (Kendall-Tackett, 2016). Een postnatale depressie heeft grote invloed op zowel moeder als kind. Moeders isoleren zich namelijk vaak terwijl ze juist de steun en hulp van naasten nodig hebben. Daarbij schamen moeders zich voor het feit dat ze de transitie naar moederschap niet als plezierig ervaren. Ze denken dat ze hier alleen in staan en dat de transitie bij andere moeders natuurlijk verloopt (Kendall-Tackett, 2016). Toch laten cijfers het

tegendeel zien, zeven procent van de moeders ontwikkelt bij de geboorte van het eerste kind een ernstige depressie in de eerste drie maanden na de geboorte. Wanneer ook de milde depressies worden

(5)

meegenomen komt dit op een percentage van 19 procent uit (Gaynes et al., 2005). Een angststoornis ontwikkelt zich bij 11 procent van de moeders (Reck et al., 2009). Hierbij gaat het om een

paniekstoornis, ruimtevrees en een acute aanpassingsstoornis. Deze stoornissen hebben een negatieve invloed op het opvoedgedrag van een moeder, en kunnen vervolgens zorgen voor een verhoogd risico op emotionele problemen en een verstoorde cognitieve ontwikkeling bij het kind (Siegel & Hartzell, 2013). Daarbij zorgen deze stoornissen voor minder positieve ouder-kind interacties (Crnic, Gaze, & Hoffman, 2005).

De vele consequenties van psychische problemen bij een kersverse moeder laten de urgentie van (preventieve) hulp voor deze moeders zien. Op het moment zijn er al verscheidene interventies voor moeders die een verhoogde mate van stress hebben en/of psychische problemen ervaren bij of na het krijgen van een kind. Zo kan er bij depressie en angst in de postnatale periode een farmacologische behandeling worden voorgeschreven (Misri, Reebye, Corral, & Milis, 2004). Hierbij gaat het vaak om antidepressiva. Over de effectiviteit van deze behandeling bestaat geen eenduidig antwoord (Sharma & Sommerdyk, 2013). Er wordt beweerd dat de effectiviteit afhangt van de mate waarin patiënten zich aan de voorgeschreven behandeling houden (Keller, Hirschfeld, Demyttenaere, & Baldwin, 2002). Toch gaat de voorkeur uit naar non-farmacologische behandelingen omdat antidepressiva in de borstvoeding terecht komt en op die manier ook in het lichaam van een kind terecht kan komen (Gentile, Rossi, & Bellantuono, 2007). Dit heeft mogelijk schadelijke gevolgen voor het kind.

Een andere veel voor geschreven behandeling bij moeders met een postnatale depressie en/of stressklachten is psychotherapie. Psychotherapie wordt in verschillende vormen aangeboden bij deze klachten, namelijk: interpersoonlijke psychotherapie of cognitieve gedragstherapie. Bij

interpersoonlijke psychotherapie wordt er vanuit gegaan dat depressieve klachten samenhangen met interpersoonlijke stress (Blom, 2015). Dat wil zeggen stress die voort komt uit de interactie met anderen en de sociale druk die daarmee gepaard gaat. Deze vorm van therapie volgt een

biopsychosociaal model waarbij aandacht wordt besteed aan psychiatrische symptomen,

interpersoonlijke relaties en sociale support (Stuart, 2012). Cognitieve gedragstherapie daarentegen gaat er vanuit dat psychische problemen hun oorsprong vinden in de cognitie, namelijk in

(6)

bij deze vorm van therapie besproken en behandeld (Molenaar & Don, 2009). Uit de meta-analyse van Sockol, Epperson en Barber (2011) over behandeling bij perinatale depressie is gebleken dat zowel cognitieve gedragstherapie als interpersoonlijke psychotherapie effectief is. Wel laat de

interpersoonlijke psychotherapie grotere effecten zien.

Toch richten de drie eerder besproken behandelingen zich enkel op de mentale gezondheid van moeder en niet op de interactie tussen moeder en kind. Uit het onderzoek van Foreman et al. (2007) is dan ook gebleken dat moeder-kindinteracties niet verbeteren na het volgen van

psychotherapie. Een interventie die zich specifiek richt op de moeder-kindinteractie is de Mindful Parenting training. Deze training is ontwikkeld door Bögels en Restifo (2013) en gebaseerd op Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) en de Mindfulness Based Cognitive Training (MBCT). De training maakt gebruik van meditaties. Bij deze meditaties worden deelnemers gestimuleerd om hun aandacht bewust te richten op het hier en nu op een niet-oordelende manier (Kabat-Zinn, 2013). Het doel van de Mindful Parenting training is het ontwikkelen van opmerkzaamheid, bewust leren omgaan met opvoedingsstress en het lijden dat daarmee gepaard gaat (Bögels & Restifo, 2013). Uit een effectiviteitsonderzoek naar de training is gebleken dat Mindful Parenting zorgt voor een afname van ouderlijke stress en dat de mate van positieve moeder-kindinteracties toeneemt na het volgen van de training (Bögels, Lehtonen, & Restifo, 2010).

De recent gepubliceerde Mindful met je baby/peuter training (hierna MBPT) heeft ingespeeld op de afwezigheid van een interventie speciaal gericht op moeders die postnatale stress ervaren. De training is gebaseerd op de hiervoor besproken Mindful Parenting training van Bögels en Restifo (2013). Het primaire doel van de training is het omgaan met ouderlijke stress. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de moeder-kind relatie. De training is uniek door het feit dat moeder haar kind gedurende de training meerdere keren meeneemt. Hier zijn verschillende voordelen aan verbonden, namelijk: moeders kunnen direct oefenen met stressvolle momenten met hun kind waar ze thuis tegenaan lopen, moeders worden zich bewust van de gedachten en ervaringen die hun kind oproept en daarbij kunnen de trainers ondersteuning bieden wanneer zij gehechtheids- en/of relatieproblemen signaleren tussen moeder en kind. Zoals de naam van de training al doet vermoeden kent de MBPT een baby en een peuter versie. Uit een eerste onderzoek is gebleken dat de training gericht op moeders

(7)

met een baby effectief is in het verbeteren van welzijn, psychopathologie, ouderlijk vertrouwen, responsiviteit en vijandigheid (Potharst, Aktar, Rexwinkel, Rigterink, & Bögels, 2017). Daarentegen is er nog niks bekend over de training gericht op moeders met een peuter. Ook is het effect op de

moeder-kind interactie nooit eerder onderzocht bij zowel de baby als de peuter training. In dit onderzoek zal de effectiviteit van de MBPT worden onderzocht. Hierbij zal de focus liggen op ouderlijke stress en mind-mindedness.

Ouderlijke stress. Het effect van mindful parenting op ouderlijke stress is al eerder

onderzocht. De onderzoeken (Potharst et al., 2017; Bögels, Hellemans, Van Deursen, Römer, & Van der Meulen, 2014; Gouveia, Carona, Canavarro, & Moreira, 2016) laten allen een vermindering van ouderlijke stress zien. In dit onderzoek wordt er dan ook verwacht dat ouderlijke stress zal

verminderen na het volgen van de MBPT. Mindfulness lijkt een effect te hebben op ouderlijke stress doordat ouders wordt aangeleerd een moment van aandacht toe te voegen voordat zij reageren op een stressvolle situatie met hun kind. Door de aandacht tijdelijk op iets anders te richten zal de ergste spanning worden afgevoerd en kunnen ouders vervolgens helder reageren op de stressvolle situatie. Dit leidt tot een weloverwogen reactie wat de stressvolle situatie ten goede zal komen (Bögels & Restifo, 2013).

mindedness. mindedness is een onderdeel van de moeder-kindinteractie. Mind-mindedness kan worden gedefinieerd als het vermogen van de ouder om de interne staat (wensen, gedachten en gevoelens) van het kind te kunnen lezen (Meins & Fernyhough, 1999).

Mind-mindedness kan op verschillende manieren geoperationaliseerd worden, dit ligt aan de leeftijd van het kind. Wanneer een kind in de baby- of peutertijd zit kan mind-mindedness worden gemeten aan de hand van mind-gerelateerde opmerkingen van de ouder (Meins & Fernyhough, 2015). Hierbij wordt de mate van appropriate (gepaste) en non-attuned (niet afgestemd) mind-gerelateerde opmerkingen gemeten. Eerder onderzoek laat het belang van mindedness zien. Zo is een hoge mate van mind-mindedness gerelateerd aan een hoge mate van ouderlijke sensitiviteit en kan de gehechtheid van het kind worden voorspeld aan de hand van de mate van mind-mindedness (Laranjo, Bernier, & Meins, 2008). Om een hoge mate van mind-mindedness te laten zien moeten ouders goed kunnen

(8)

bewustzijn van gedachten en gevoelens bevordert, stimuleert het ook de vaardigheid tot mentaliseren (Bateman, 2008). Daarbij komen er oefeningen aan bod in de MBPT die het mentaliseren kunnen verbeteren. Zo oefenen moeders bij de kijkmeditatie hun kind te observeren zonder oordeel en proberen ze de interne staat van het kind te lezen. Er wordt dan ook verwacht dat de mate van mind-mindedness verbetert na het volgen van de MBPT.

In de huidige studie zal met behulp van drie meetmomenten (wachtlijst, voor- en nameting) worden onderzocht of de MBPT effect heeft op de mate van ouderlijke stress en mind-mindedness. Voor het onderzoek naar de mate van ouderlijke stress zijn twee extra meetmomenten beschikbaar, namelijk acht weken (follow-up 1) en acht maanden na het einde van de training (follow-up 2). Het effect van de training zal worden onderzocht aan de hand van multilevel analyses. Er wordt verwacht dat de MBPT zorgt voor een vermindering van ouderlijke stress en een verbetering van

mind-mindedness. Nog specifieker wordt er verwacht dat het aantal appropriate opmerkingen toeneemt en het aantal non-attuned opmerkingen afneemt. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken naar op

mindfulness gebaseerde interventies voor ouders die stress ervaren bij het opvoeden van hun kind (Perez-Blasco, Viguer, & Rodrigo, 2013; Potharst et al., 2017; Bögels et al., 2014).

Methode Participanten

Aan dit onderzoek hebben 60 moeders (Mleeftijd = 35.15, SD = 4.40, range: 25.69-46.46 jaar) deelgenomen met hun baby of peuter (34 jongens, 26 meisjes, Mleeftijd = 1.29, SD = 0.90, range: 0.30-3.57). De groep was op de volgende manier verdeeld: 42 baby’s (22 jongens, 20 meisjes, Mleeftijd = 0.77, SD = 0.32, range: 0.30-1.44) en 18 peuters (12 jongens, 6 meisjes, Mleeftijd = 2.48, SD = 0.62, range: 1.47-3.57). Zij deden mee aan de training vanwege stressklachten bij de verzorging van hun kind. Deze stressklachten kunnen zowel met kenmerken van de moeder (bijv. weinig zelfvertrouwen) als kenmerken van het kind te maken hebben (bijv. een kind dat overmatig huilt of slaapproblemen heeft). De moeders hebben zich aangemeld bij een setting die preventieve behandeling biedt (zoals UvA minds You), curatieve behandeling in de basis GGZ biedt (zoals de OuderKindLijn), of curatieve behandeling in de specialistische GGZ biedt (zoals UvA minds of ’t Kabouterhuis). De moeders die hebben deelgenomen waren voornamelijk Nederlands (70%), van de overige moeders waren vijf

(9)

Europees (8%), drie Aziatisch (5%), twee Afrikaans (3%), twee Zuid-Amerikaans (3%) en van zes moeders is de nationaliteit onbekend (10%). Wat betreft het opleidingsniveau hadden de meeste moeders hoger beroepsonderwijs gevolgd (45%), 23 moeders hebben wetenschappelijk onderwijs gevolgd (38%), drie moeders HAVO/VWO/Gymnasium (5%), twee moeders MAVO/MBO (3%), één moeder MBO (2%) en één moeder LBO (2%). De moeders kregen bij het kennismakingsgesprek een informatiebrief over het onderzoek en een informed consent formulier mee. Enkel bij ondertekening van dit formulier deden de moeders mee met het onderzoek. Moeders konden er ook voor kiezen de training te volgen maar niet deel te nemen aan het onderzoek.

Procedure

Deze studie bestaat uit vijf meetmomenten, namelijk de wachtlijstmeting, voormeting,

nameting, eerste follow-up en tweede follow-up. De wachtlijstmeting vond minimaal acht weken voor de start van de training plaats, de voormeting in de week voor de start van de training en de nameting in de week na de laatste sessie van de training. De eerste follow-up vond acht weken na de laatste sessie van de training plaats en de tweede follow up acht maanden na de laatste sessie van de training. Alle deelnemers hebben zich vrijwillig aangemeld voor het onderzoek. Toch hebben niet alle moeders op alle meetmomenten deelgenomen aan het onderzoek. In Tabel 1 staat weergegeven wat de exacte aantallen per meetmoment en per meetinstrument zijn. Ondanks het ontbreken van data zijn alle moeders meegenomen in dit onderzoek. Ontbrekende data bij de wachtlijstmeting is grotendeels te verklaren doordat sommige moeders vlak voor het begin van de training besloten mee te doen waardoor het afnemen van de wachtlijstmeting niet meer van waarde is. De ontbrekende data bij de follow-up metingen zijn te verklaren door het feit dat sommige trainingen recent zijn afgerond, de follow-up meetmomenten zijn daardoor nog niet geweest.

De vragenlijst is per e-mail gestuurd naar moeders. Het invullen van deze vragenlijst duurt gemiddeld 5 tot 10 minuten. De observaties vonden in de meeste gevallen thuis plaats, dit om een zo natuurlijk mogelijke setting te creëren wat de externe validiteit tegemoet komt. Tijdens deze

observaties werden er opnames gemaakt door studenten die ongeveer 10 minuten duurde. Een opname bestond uit vijf minuten spel met speelgoed en vijf minuten spel zonder speelgoed. De vragenlijsten

(10)

zijn op alle meetmomenten (5) afgenomen, de observaties daarentegen enkel op bij de wachtlijstmeting, de voormeting en de nameting.

Materialen

Ouderlijke stress. In deze studie werd ouderlijke stress gemeten aan de hand van de

Nijmeegse Ouderlijke Stress Index –Kort NOSI-K; De Brock, Vermulst, Gerris, & Abidin, 1992). De NOSI-K is de verkorte versie van de oorspronkelijke NOSI. De NOSI is ontwikkeld om de

stressbeleving van opvoeders te meten en kan bepalen vanuit welke potentiële stressbronnen daadwerkelijk stress wordt ervaren. De NOSI-K bestaat uit 25 items en 10 schalen, namelijk: competentie, gehechtheiddepressie, gezondheid, aanpassing, stemming, afleidbaarheid,

veeleisendheid, positieve bekrachtiging en acceptatie. De items worden gescoord aan de hand van een 6-punts likertschaal waarbij 1 staat voor ‘helemaal mee oneens’ en 6 voor ‘helemaal mee eens’. Een item is bijvoorbeeld: ‘Mijn kind eist vaak meer aandacht dan ik kan geven’. De scores op de

verschillende items kunnen bij elkaar opgeteld worden en vormen de totale score. Deze totale score staat voor de mate van ouderlijke stress. Hoe hoger deze score is, hoe meer ouderlijke stress er wordt ervaren.

Naast de NOSI-K met 25 items is er ook een versie met 23 items. Deze versie is meer passend voor ouders met een baby. Er zijn twee items verwijderd uit de NOSI-K (25 items versie) die niet van toepassing zijn op ouders met een baby. Dit zijn de volgende items: ‘De aandacht van mijn kind dwaalt vaker af dan ik had verwacht’ en ‘Als ik mijn kind iets verbied, doet hij/zij het later toch wel’. In deze studie wordt bij alle moeders de NOSI-K (23 items versie) gebruikt, dit om meer statistische power te genereren. De Commissie Testaangelegenheid Nederland (COTAN) heeft de NOSI-K op betrouwbaarheid beoordeeld, hier kwam een Cronbach's alpha van α = .92 tot .95 uit (Egberink, Frima, & Vermeulen, 2014). Ook is de interne consistentie in huidig onderzoek hoog bij de vijf

meetmomenten (Bland & Altman, 1997). Er is namelijk een Cronbach’s alpha van α =.91 gevonden bij de wachtlijstmeting, α = .95 bij de voormeting, α = .93 bij de nameting, α = .92 bij de eerste follow-up en α = .91 bij de tweede follow-up.

Mind-mindedness. Mind-mindedness werd gemeten aan de hand van vrij-spel situaties van 10 minuten en de ‘Nederlandse Handleiding Codering Mind-Mindedness’ (Meins & Fernyhough,

(11)

2015; Zeegers & Colonnesi, 2016). Moeder en kind speelden thuis 5 minuten met en 5 minuten zonder speelgoed. Indien de opnamen niet thuis konden worden gemaakt zijn de observaties op een andere locatie gemaakt, bij voorkeur op UvA Minds. De observaties zijn in Excel getranscribeerd en

gecodeerd door getrainde onderzoekers van de UvA. Hierbij zijn eerst alle opmerkingen van de ouder geclassificeerd als wel of niet mind-gerelateerd. Vervolgens werden de mind-gerelateerde

opmerkingen gecategoriseerd in de volgende categorieën: wensen en voorkeuren (bijv. ‘heb je de bal op het oog’), cognities (bijv. ‘nieuwsgierig aagje’), emoties (bijv. ‘ben je verdrietig’), epistemische staten (bijv. ‘neem je me in de maling’) en ‘Talking on the Infant’s Behalf’ (bijv. ‘papa doe toch niet zo gek’). Daarna zijn de opmerkingen als appropriate (gepast) of non-attuned (niet afgestemd) gecodeerd. Mind-gerelateerde opmerkingen zijn als appropriate gecodeerd wanneer aan één van de volgende criteria is voldaan: (a) de onderzoeker is het eens met de opvoeders interpretatie van de interne staat van het kind, (b) de opmerking linkt een huidige activiteit aan eenzelfde soort gebeurtenis in het verleden of de toekomst, (c) de opmerking wordt gebruikt om duidelijk te maken hoe er verder wordt gegaan met het spel na een ‘loos’ moment binnen de interactie (Zeegers & Colonnesi, 2016). Mind-gerelateerde opmerkingen zijn als non-attuned gecodeerd wanneer aan één van de volgende criteria is voldaan: (a) de onderzoeker is het niet eens met de opvoeders interpretatie van de interne staat van het kind, (b) de opmerking refereert naar een gebeurtenis uit het verleden of de toekomst die niet gerelateerd is aan de activiteit op dat moment, (c) de opvoeder vraagt wat het kind wil doen of suggereert dat het kind een andere activiteit wil gaan doen wanneer het kind al actief aan het spelen is met iets of actief aandacht heeft voor iets anders, (d) de opvoeder kent interne staten toe die niet kunnen worden afgeleid uit gedragingen van de baby maar welke projecties lijken van de eigen gedachten/verlangens van de opvoeder, (e) hetgeen waar de verzorger naar refereert is niet duidelijk Zeegers & Colonnesi, 2016).

Vervolgens zijn er twee maten berekend, namelijk de proportie appropriate mind-gerelateerde en de proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen. Om te onderzoeken of de scores van de verschillende studenten consistent waren is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen’s Kappa) berekend. Dit is gedaan voor twee categorieën, namelijk 1) of de observator de opmerking als wel of niet mind-gerelateerd rapporteerde en 2) of de observator de mind-gerelateerde opmerking als

(12)

appropriate of als non-attuned rapporteerde. Voor de eerste categorie is κ = 0.97 behaald en voor de tweede categorie κ = 0.87. Er kan geconcludeerd worden dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid zeer hoog is (Landis & Koch, 1977).

Mindful met je baby/peuter training (MBPT)

De MBPT bestaat uit een wekelijkse sessie van twee uur, acht weken lang. Acht weken na de laatste sessie is er nog een terugkomsessie. De MBPT wordt gegeven in kleine groepen van minimaal 4 tot maximaal 6 deelnemers per groep. De baby training verschilt op enkele vlakken van de peuter training. Zo komen baby’s gedurende de training regelmatig mee, enkel tijdens de eerste en vijfde sessie komen ze niet mee. De peuters daarentegen komen voor het eerst mee bij de vijfde sessie en blijven dan alle sessies meekomen. Door de kinderen mee te nemen tijdens de training kunnen moeders oefeningen doen in het bijzijn van hun kinderen, dit zal helpen bij het generaliseren naar het dagelijkse leven. De training wordt gegeven door een mindful parenting trainer, bij een deel van de trainingen was daarnaast nog een IMH-specialist aanwezig. De mindful parenting trainer is

verantwoordelijk voor het geven van de training, de IMH-specialist heeft aandacht voor het contact tussen moeder en kind.

De MBPT is een mindfulness training, dat betekent dat moeders in de eerste plaats leren mediteren. Er wordt gebruik gemaakt van meditaties van de MBRT en de MBCT. De thema’s, leesbijlagen en oefeningen zijn gebaseerd op die van de Mindful Parenting training, maar zijn aangepast op de ervaringen die moeders kunnen hebben als ze een baby of peuter hebben. Een sessie begint met een formele meditatie, na de meditatie is er ruimte voor het delen van ervaringen.

Vervolgens wordt het huiswerk van de afgelopen week besproken. Na een korte pauze van 15 minuten is er aandacht voor het thema van de komende week. Een voorbeeld van een thema is ‘Je bewust worden van de automatische piloot’, waarbij aandacht wordt besteed aan routine en hoe routine je kan belemmeren in het genieten van leuke momenten. Er worden meditaties en oefeningen gedaan passend bij het thema. Tegen het eind van de sessie wordt het huiswerk voor de komende week besproken. Dit huiswerk bestaat vaak uit het lezen van theorie, formele meditaties, informele meditaties en mindful parenting oefeningen.

(13)

Er zijn multilevel analyses uitgevoerd met behulp van SPSS. Er is gekozen voor de multilevel analyse voor herhaalde metingen omdat deze analyse rekening houdt met de afhankelijkheid van de data tussen verschillende meetmomenten (Field, 2013). Daarbij kan bij deze analyse alle beschikbare data worden gebruikt, ook wanneer een deelnemer maar op één meetmoment een vragenlijst heeft ingevuld. Ouderlijke stress is op vijf momenten gemeten, mind-mindedness op drie momenten. In deze studie kent de analyse twee levels. Level 1 bestaat uit de drie (wachtlijstmeting, voormeting, nameting) of vijf meetmomenten (wachtlijstmeting, voormeting, nameting, follow-up 1, follow-up 2) en level 2 bestaat uit de moeders. Om de effectiviteit van de MBPT te meten werd gekeken naar de effectgrootte voor verandering. Om de regressiecoëfficiënt te kunnen interpreteren als Cohen’s d zijn alle scores getransformeerd naar z-scores (M = 0 en SD = 1) (Cohen, 1988). Effectgroottes groter dan .20 worden beschouwd als klein, groter dan .50 als gemiddeld en groter dan .80 als groot (Field, 2013).

Resultaten

Voorbereidende analyse. In Tabel 2 staan de gemiddelde scores per meetinstrument per meetmoment weergegeven. Om te kijken of de data normaal verdeeld is, is er gekeken naar de skewness

(scheefheid) en kurtosis (platheid) van de dataverdeling. De variabelen bleken bij benadering normaal verdeeld, enkel de proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen was dat niet, omdat een groot deel van de moeders geen non-attuned opmerkingen maakte. Na een log transformatie bleek dit wel het geval. Voor de multilevel analyses is dan ook de getransformeerde score van de proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen gebruikt. Ook is er gecontroleerd of er extreme waarden in de variabelen aanwezig waren (z > 3.29; Tabachnick & Fidell, 2007), die mogelijk de multilevel analyses kunnen beïnvloeden. Dit bleek niet het geval te zijn.

Controle analyse. Er is een controle analyse uitgevoerd om te onderzoeken of de deelnemende moeders voorafgaand aan de training al correlaties lieten tussen de constructen en de volgende variabelen: leeftijd van het kind, leeftijd van de moeder en opleidingsniveau van moeder. In Tabel 3 zijn de resultaten weergegeven. Hier is te zien dat de leeftijd van moeder negatief correleert met de mate van ouderlijke stress. Dit betekent dat in deze steekproef moeders bij de voormeting minder

(14)

stress ervaren naar mate ze ouder zijn. De leeftijd van moeder zal als controle variabele worden meegenomen in de multilevel analyse van ouderlijke stress.

Correlationele analyses. Er zijn onderlinge correlaties berekend tussen ouderlijke stress en mind-mindedness. In Tabel 4 is een overzicht weergegeven van deze correlaties. Hierin is te zien dat er geen significante correlaties zijn gevonden.

Ouderlijke stress. Tabel 5 geeft de uitkomsten van de multilevel analyses weer. Bij ouderlijke stress is er gecontroleerd voor de leeftijd van de moeder vanwege de eerder gevonden significante correlatie. Er is geen significant verschil gevonden tussen de wachtlijstmeting en de voormeting. Ouderlijke stress nam wel significant af van de voormeting naar de nameting (B = -7.75, p = .001, d = -.38). Het gaat om een klein tot medium effect (Field, 2013). Dit effect was nog zichtbaar bij de eerste follow-up meting (B = -9.70, p = .004, d = -.47) en de tweede follow-up meting (B = -9.62, p = .020, d = -.47). Dit betekent dat de ouderlijke stress direct na de training is verminderd en dit effect bleef bestaan acht weken en acht maanden na de training.

Mind-mindedness. De mate van mind-mindedness veranderde niet tussen de wachtlijstmeting en de voormeting. De proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen veranderde ook niet tussen de voor- en nameting (B = .00, p = .789, d = .04). De proportie non-attuned mind-gerelateerde

opmerkingen daarentegen wel (B = -.01, p <.001, d = -.27); moeders maakten na het volgen van de MBPT minder non-attuned opmerkingen dan voor de training. Het gaat om een klein effect. IMH-specialist. Omdat één van de twee trainers standaard samenwerkte met een IMH-specialist tijdens de training kan dit van invloed zijn geweest op de resultaten van het onderzoek. In Tabel 6 zijn de beschrijvende statistieken weergegeven voor de groep met en zonder IMH-specialist. De multilevel analyses zijn nogmaals uitgevoerd om te onderzoeken of er sprake is van een interactie-effect. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 7. Er zijn geen significante resultaten gevonden. Of de trainer samenwerkt met een IMH-specialist lijkt dus niet uit te maken voor het effect van de MBPT op ouderlijke stress en mind-mindedness.

Baby- of peutertraining. Doordat de baby- en peutertraining op enkele vlakken van elkaar

verschillen kan ook dit van invloed zijn geweest op de uitkomsten van het onderzoek. In Tabel 8 staan de beschrijvende statistieken apart beschreven voor de baby- en peutertraining. Weer is er door middel

(15)

van een multilevel analyse onderzocht of er sprake is van een interactie-effect. In Tabel 9 staan de resultaten weergegeven. Hier is te zien dat er sprake is van een interactie-effect op de proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen van de voor- naar de nameting (B = -.01, p = .024, d = -.17) . Dit betekent dat het effect van de training sterker bleek voor de moeders in de peutergroep.

Discussie

In deze studie is het effect van de MBPT op ouderlijke stress en mind-mindedness onderzocht. Er werd een klein tot medium effect gevonden op ouderlijke stress: moeders rapporteerden minder ouderlijke stress na het volgen van de training, dit effect was nog zichtbaar na acht weken en na acht maanden. Daarnaast werd er ook een klein effect gevonden op mind-mindedness: na het volgen van de training maakten moeders minder non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen. Dit is in lijn met de verwachtingen. Er zijn geen significante verschillen gevonden wat betreft de appropriate mind-gerelateerde opmerkingen. Ook waren er geen veranderingen zichtbaar van de wachtlijstmeting naar de voormeting bij zowel ouderlijke stress als mind-mindedness.

Het effect op ouderlijke stress dat is gevonden in deze studie is vergelijkbaar met het effect dat is gevonden in de studie van Potharst et al. (2017) naar Mindful met je baby training. Ook is het in lijn met het effect dat Bögels et al. (2014) vonden in het onderzoek naar de Mindful Parenting training. Ondanks dat er een klein tot medium effect gevonden is, is het een veelbelovende uitkomst voor de training. Door dit onderzoek kan worden gesteld dat zowel de training gericht op moeders met baby’s als moeders met peuters effectief lijkt voor het verminderen van ouderlijke stress en het verbeteren van de ouder-kind relatie in de postnatale periode.

Het effect van de training op de mind-mindedness van moeders was deels in lijn met de vooraf opgestelde hypothese. Zo maakten moeders na het volgen van de MBPT minder non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen. Daarentegen veranderde het aantal appropriate mind-mind-gerelateerde

opmerkingen niet significant. Dit betekent dat moeders de mentale staten van hun kind niet frequenter interpreteerden, maar dat zij wel een verbetering lieten zien in de juiste afstemming van hun gerelateerde opmerkingen. De MBPT heeft mogelijk een sterkere invloed op non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen doordat moeders tijdens de training expliciet worden gestimuleerd om hun kind zonder oordeel te observeren via kijkmeditaties.

(16)

Slechts één kleine studie (Schacht et al., 2017) heeft eerder onderzoek gedaan naar de

veranderbaarheid van mind-mindedness aan de hand van een video feedback interventie. Het doel van de interventie was het verbeteren van mind-mindedness: het aantal appropriate mind-gerelateerde opmerkingen laten stijgen en het aantal non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen laten dalen. Een steekproef van 22 moeders met een ernstige psychische aandoening deed mee aan het onderzoek. Zij lieten een vermindering in het aantal non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen zien. Het aantal appropriate mind-gerelateerde opmerkingen bleef gelijk. Deze resultaten zijn in lijn met huidig onderzoek. Dit indiceert dat de MBPT ook geschikt lijkt te zijn om moeders meer handvatten te geven om de signalen van hun kind correct te lezen.

Appropriate mind-mindedness gaat over de neiging van een moeder om te mentaliseren in de relatie met haar kind. Een mogelijke verklaring voor het feit dat de appropriate mind-gerelateerde opmerkingen niet vaker voorkwamen na de training is dat het veranderen van deze neiging moeilijk haalbaar is in een tijdspanne van acht weken. Deze neiging wordt namelijk beïnvloed door

gebeurtenissen gerelateerd aan de eigen opvoeding en gehechtheid van ouders (Schacht et al., 2017;

Bernier, Carlson, & Whipple, 2010). Om deze neiging aan te wakkeren is mogelijk meer tijd nodig.

Ook zou de training mogelijk meer invloed hebben op appropriate mind-mindedness wanneer moeders tijdens de training actief oefenen frequenter de interne staat van hun kind te benoemen. Beperkingen en implicaties voor toekomstig onderzoek

Er zijn enkele beperkingen die in ogenschouw moeten worden genomen bij het interpreteren van de resultaten van deze studie. De eerste betreft de interne validiteit. Bij interne validiteit gaat het over de mate waarin de effecten van de training daadwerkelijk kunnen worden toegeschreven aan de training en niet aan andere aspecten. Om deze interne validiteit te optimaliseren wordt er vaak gekozen voor een randomized controlled trial (RCT), waarbij deelnemers random worden ingedeeld in een experimentele en controlegroep en deze groepen vervolgens met elkaar worden vergeleken (May & Matthijsen, 2015). Dit is bij huidig onderzoek niet gebeurd. Alle deelnemende moeders bevonden zich in de experimentele groep waardoor er geen vergelijking kon worden gemaakt met een controlegroep. Door het ontbreken van een controlegroep kan er geen uitspraak worden gedaan over causaliteit. In vervolg onderzoek moet getracht worden een RCT uit te voeren. Toch is er in huidig onderzoek wel

(17)

gebruik gemaakt van een wachtlijstmeting. Het voordeel hiervan is dat er onderzocht kan worden of de MBPT of het verloop van tijd de ouderlijke stress en mind-mindedness deed veranderen. Ook kan het effect van andere (psychische) hulp hiermee worden gedetecteerd. De uitkomst dat er geen significante verschillen zijn gevonden van de wachtlijstmeting naar de voormeting, indiceert dat het effect is toe te schrijven aan de MBPT.

Ten tweede was de steekproef bij huidig onderzoek redelijk klein. De steekproef bestond uit zestig moeders. Dit komt omdat de training nieuw is en nog relatief weinig wordt uitgevoerd.

Daarnaast wilde niet iedere deelnemer meewerken aan de video-observaties. Het verzamelen van een grote steekproef heeft dan ook tijd nodig. Dit proces zou versneld kunnen worden door de training op meerdere locaties aan te bieden of door meer trainers op te leiden. Daar komt bij dat de huidige steekproef actief gekozen voor de MBPT. Hierdoor kan het zo zijn dat ze meer gemotiveerd zijn om iets uit de training te halen dan moeders die niet voor de training hebben gekozen. Bij op mindful parenting gebaseerde trainingen is het van belang dat moeders gemotiveerd zijn, dit omdat het veel (zelfstandige) oefening vereist. Hierom kan het zo zijn dat de resultaten positiever zijn dan wanneer de training aan een random toegewezen steekproef was gegeven. Ook waren moeders vrij in de keuze om naast de MBPT nog andere (psychische) hulp te ontvangen, wat mogelijk ook een versterkend effect heeft gehad op de vermindering van stress. Desalniettemin is er bewust voor gekozen moeders er niet van te weerhouden andere hulp te ontvangen of in een controlegroep te plaatsen.

In vervolgonderzoek zou ouderlijke stress ook gemeten kunnen worden aan de hand van het oordeel van een partner of iemand uit de directe nabijheid van de moeder. Nu is ouderlijke stress namelijk enkel onderzocht aan de hand van zelfrapportage. Het kan zo zijn dat moeders de vragenlijst minder objectief invullen doordat zij weten dat de intentie van de training het verminderen van ouderlijke stress is. Meerdere informanten zullen ervoor zorgen dat de mate van ouderlijke stress objectiever wordt gemeten. Ook heeft het interactie-effect van de soort groep de suggestie gewekt de baby- en peutertraining in de toekomst apart te onderzoeken. Het effect op de mate van non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen bleek namelijk sterker voor de peutergroep. Er moet onderzocht worden waar dit verschil door wordt veroorzaakt. Dit zou bijvoorbeeld aan de kleine verschillen tussen de trainingen kunnen liggen. Ook zou het zo kunnen zijn dat het leren juist te interpreteren van

(18)

de interne staat van een peuter makkelijker is doordat een peuter zich al beter kan uitdrukken dan een baby.

Concluderend kan er gesteld worden dat de MBPT een mooie aanvulling is op bestaande trainingen doordat de training zich niet alleen richt op moeder maar ook op de moeder-kind interactie. De resultaten van het onderzoek zijn veelbelovend. Zowel ouderlijke stress als mind-mindedness lijken te verbeteren. Wel moet er getracht worden RCT studies op te zetten zodat de (eventuele) causaliteit kan worden vastgesteld. Wanneer dit het geval is kan de MBPT breed worden ingezet als (preventieve) behandeling bij stressklachten in de postnatale periode.

(19)

Referenties

Alcorn, K. L., O'Donovan, A., Patrick, J. C., Creedy, D., & Devilly, G. J. (2010). A prospective longitudinal study of the prevalence of post-traumatic stress disorder resulting from childbirth events.

Psychological Medicine, 40(11), 1849-1859.

Bateman, A. W. (2008). Mentaliseren in de klinische praktijk. Uitgeverij Nieuwezijds.

Bernier, A., Carlson, S. M., & Whipple, N. (2010). From external regulation to self‐regulation: Early parenting precursors of young children’s executive functioning. Child development, 81(1), 326-339.

Bland, J. M., & Altman, D. G. (1997). Statistics notes: Cronbach's alpha. BMJ, 314(7080), 572.

Bögels, S. M., Hellemans, J., Van Deursen, S., Römer, M., & Van der Meulen, R. (2014). Mindful parenting in mental health care: effects on parental and child psychopathology, parental stress, parenting, coparenting, and marital functioning. Mindfulness, 5(5), 536-551.

Bögels, S., M., Lehtonen, A., & Restifo, K. (2010). Mindful parenting in mental health care. Mindfulness, 1(2), 107-120.

Bögels, S., & Restifo, K. (2013). Mindful parenting: A guide for mental health practitioners. New York: Springer Science & Business Media.

Crnic, K. A., Gaze, C., & Hoffman, C. (2005). Cumulative parenting stress across the preschool period: Relations to maternal parenting and child behaviour at age 5. Infant and Child Development, 14(2), 117-132.

De Brock, A. J. L. L., Vermulst, A. A., Gerris, J. R. M. & Abidin, R. R. (1992). NOSI, Nijmeegse Ouderlijke Stress Index. Experimentele versie. Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Egberink, I. J. L., Frima, R. M., & Vermeulen, C. S. M. (10 januari 2014a). COTAN beoordeling 1996: Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI). Geraadpleegd op http://

www.cotandocumentatie.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/test_details.php?id=611 Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics (4e druk). SAGE.

Folkman, S., Lazarus, R. S., Dunkel-Schetter, C., DeLongis, A., & Gruen, R. J. (1986). Dynamics of a stressful encounter: cognitive appraisal, coping, and encounter outcomes. Journal of personality and social psychology, 50(5), 992.

(20)

Foreman, D. R., O’Hara, M. W., Stuart, S., Gorman, L. L., Larsen, K. E., & Coy, K. C. (2007). Effective treatment for postpartum depression is not sufficient to improve the developing mother-child relationship. Developmental and Psychopathology, 19, 585-602.

Gaynes, B. N., Gavin, N., Meltzer-Brody, S., Lohr, K. N., Swinson, T., Gartlehner, G., ... & Miller, W. C. (2005). Perinatal depression: Prevalence, screening accuracy, and screening outcomes. Agency for Healthcare Research and Quality, Rockville, MD.

Gentile, S., Rossi, A., & Bellantuono, C. (2007). SSRIs during breastfeeding: spotlight on milk-to-plasma ratio. Archives of women's mental health, 10(2), 39-51.

Gouveia, M. J., Carona, C., Canavarro, M. C., & Moreira, H. (2016). Self-compassion and dispositional mindfulness are associated with parenting styles and parenting stress: The mediating role of mindful parenting. Mindfulness, 7(3), 700-712.

Hung, C. H. (2007). Psychosocial features at different periods after childbirth. The Kaohsiung journal of medical sciences, 23(2), 71-79.

Kabat‐Zinn, J. (2003). Mindfulness‐based interventions in context: past, present, and future. Clinical psychology: Science and practice, 10(2), 144-156.

Kabat-Zinn, J. (2013). Mindfulness voor beginners. Nieuwezijds.

Keller, M. B., Hirschfeld, R. M. A., Demyttenaere, K., & Baldwin, D. S. (2002). Optimizing outcomes in depression: focus on antidepressant compliance. International clinical psychopharmacology, 17(6), 265-271.

Kendall-Tackett, K. A. (2016). Depression in new mothers: Causes, consequences and treatment alternatives. Routledge.

Landis, J. R., & Koch, G. G. (1977). The measurement of observer agreement for categorical data. Biometrics, 33, 159-174.

Laranjo, J., Bernier, A., & Meins, E. (2008). Associations between maternal mind-mindedness and infant attachment security: Investigating the mediating role of maternal sensitivity. Infant Behavior and Development, 31(4), 688-695.

Luhmann, M., Hofmann, W., Eid, M., & Lucas, R. E. (2012). Subjective well-being and adaptation to life events: a meta-analysis. Journal of personality and social psychology, 102(3), 592.

(21)

Lupien, S. J., McEwen, B. S., Gunnar, M. R., & Heim, C. (2009). Effects of stress throughout the lifespan on the brain, behaviour and cognition. Nature reviews neuroscience, 10(6), 434.

May, A. M., & Mathijssen, J. (2015). Alternatieven voor RCT bij de evaluatie van effectiviteit van interventies!?. Universiteit van Tilburg.

Meins, E., & Fernyhough, C. (2015). Mind-mindedness coding manual, Version 2.2. Unpublished manuscript. University of York, UK.

Misri, S., Reebye, P., Corral, M., & Mills, L. (2004). The use of paroxetine and cognitive-behavioral therapy in postpartum depression and anxiety: a randomized controlled trial. The Journal of clinical

psychiatry.

Molenaar, P. J., & Don, F. H. (2009). Cognitieve gedragstherapie bij depressie. Bohn Stafleu van Loghum. Nelson, A. M. (2003). Transition to motherhood. Journal of Obstetric, Gynecologic & Neonatal Nursing,

32(4), 465-477.

Perez-Blasco, J., Viguer, P., & Rodrigo, M. F. (2013). Effects of a mindfulness-based intervention on psychological distress, well-being, and maternal self-efficacy in breast-feeding mothers: results of a pilot study. Archives of women's mental health, 16(3), 227-236.

Potharst, E. S., Aktar, E., Rexwinkel, M., Rigterink, M., & Bögels, S. M. (2017). Mindful with your baby: Feasibility, acceptability, and effects of a mindful parenting group training for mothers and their babies in a mental health context. Mindfulness, 8(5), 1236-1250.

Reck, C., Stehle, E., Reinig, K., & Mundt, C. (2009). Maternity blues as a predictor of DSM-IV depression and anxiety disorders in the first three months postpartum. Journal of affective disorders, 113(1), 77-87.

Schacht, R., Meins, E., Fernyhough, C., Centifanti, L. C., Bureau, J. F., & Pawlby, S. (2017). Proof of concept of a mind–mindedness intervention for mothers hospitalized for severe mental illness. Development and psychopathology, 29(2), 555-564.

Sharma, V., & Sommerdyk, C. (2013). Are antidepressants effective in the treatment of postpartum depression? A systematic review. The primary care companion for CNS disorders, 15(6).

Siegel, D. J., & Hartzell, M. (2013). Parenting from the inside out: How a deeper self-understanding can help you raise children who thrive. New York: Penguin.

(22)

Sockol, L. E., Epperson, C. N., & Barber, J. P. (2011). A meta-analysis of treatments for perinatal depression. Clinical psychology review, 31(5), 839-849.

Stuart, S. (2012). Interpersonal psychotherapy for postpartum depression. Clinical psychology & psychotherapy, 19(2), 134-140.

Tabachnick, B. G., & Fidell, L. S. (2007). Using multivariate statistics. Pearson Education.

Winson, N. (2017). Transition to motherhood. In The social context of birth (pp. 159-174). Routledge. Zeegers, M.A.J., & Colonnesi, C. (2016). Nederlandse Handleiding Codering Mind-Mindedness – De

(23)

Tabel 1

Aantal moeders

Wachtlijst Voormeting Nameting Follow-up 1 Follow-up 2

n n n n n

Vragenlijst 35 56 49 45 23

(24)

Tabel 2

Beschrijvende statistieken

Meetmomenten per uitkomstmaat n M SD

NOSI-K Wachtlijstmeting 35 61.23 19.30 Voormeting 56 63.46 23.97 Nameting 49 56.16 18.93 Follow-up 1 45 53.76 17.36 Follow-up 2 23 48.74 17.00

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting 39 0.05 0.04

Voormeting 51 0.05 0.03

Nameting 44 0.05 0.03

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting 39 0.02 0.02

Voormeting 51 0.02 0.02

(25)

Tabel 3 Correlaties

Controle variabelen Ouderlijke stress Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen Leeftijd kind -.08 -.21 -.26 Leeftijd moeder -.27* -.07 .10 Opleidingsniveau -.11 .11 .19

Noot. Voor deze analyse is de voormeting gebruikt. * p <.05.

(26)

Tabel 4 Correlaties Meetinstrument Tijd 1 2 3 1. Ouderlijke stress T1 1 .34 -.07 T2 1 .27 .01 T3 1 .12 -.05 T4 1 - - T5 1 - -

2. Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen T1 .34 1 .16

T2 .27 1 .07

T3 .12 1 .15

3. Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen T1 -.07 .16 1

T2 .01 .07 1

T3 -.05 .15 1

(27)

Tabel 5

Multilevel analyses

Noot. De resultaten zijn afgezet tegen de voormeting.

Meetmomenten per uitkomstmaat B (SE) F p d

NOSI-K

Wachtlijstmeting -.51 (2.61) .04 .846 -.03 (.13)

Nameting -7.75 (2.26) 11.75 .001 -.38 (.11)

Follow-up 1 -9.70 (3.26) 8.86 .004 -.48 (.16)

Follow-up 2 -9.62 (3.98) 5.86 .020 -.47 (.20)

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting .00 (.01) .28 .601 .10 (.19)

Nameting .00 (.00) .07 .789 .04 (.14)

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting .00 (.00) .85 .361 -.06 (.07)

(28)

Tabel 6

Beschrijvende statistieken per trainer

Noot. T1 = wachtlijstmeting, T2 = voormeting, T3 = nameting, T4 = follow up 1, T5 = follow-up 2.

Trainer T1 T2 T3 T4 T5

Trainer met IMH-specialist Ouderlijke stress

n 17 39 33 29 15

M 59.65 64.90 58.00 54.62 49.27

SD 21.21 25.27 18.51 19.12 16.48

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

n 23 38 31

M .05 .04 .05

SD .04 .02 .03

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

n 23 38 31

M .02 .02 .01

SD .02 .02 .01

Trainer zonder IMH-specialist Ouderlijke stress

n 18 17 16 16 8

M 62.72 60.18 52.38 52.19 47.75

SD 17.80 21.00 19.83 14.05 19.05

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

n 16 13 13

M .05 .06 .05

SD .04 .04 .03

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

n 16 13 13

M .02 .02 .01

(29)

Tabel 7

Multilevel analyses: interactie-effect van IMH-specialist

Noot. De resultaten zijn afgezet tegen de voormeting.

Meetmomenten per uitkomstmaat B (SE) F p d

NOSI-K

Wachtlijstmeting 2.21 (4.57) .23 .631 .05 (.10)

Nameting -2.89 (3.86) .56 .458 -.07 (.09)

Follow-up 1 .71 (4.94) .02 .887 .02 (.11)

Follow-up 2 -2.25 (6.73) .11 .741 -.05 (.15)

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting .02 (.01) 1.84 .182 .23 (.17)

Nameting .00 (.01) .01 .916 .01 (.13)

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting .01 (.01) 1.79 .188 .20 (.15)

(30)

Tabel 8

Beschrijvende statistieken per training

Noot. T1 = wachtlijstmeting, T2 = voormeting, T3 = nameting, T4 = follow up 1, T5 = follow-up 2.

Training T1 T2 T3 T4 T5 Babytraining Ouderlijke stress n 20 39 35 32 15 M 64.20 64.90 56.66 55.13 49.07 SD 19.44 24.15 19.88 16.72 18.65

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

n 26 35 30

M .05 .05 .05

SD .04 .03 .03

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

n 26 35 30 M .02 .02 .01 SD .02 .02 .01 Peutertraining Ouderlijke stress n 15 17 14 13 8 M 57.27 60.18 54.93 50.38 48.13 SD 19.04 23.94 16.94 19.12 14.54

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

n 13 16 14

M .05 .04 .04

SD .04 .02 .02

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

n 13 16 14

M .02 .01 .00

(31)

Tabel 9

Multilevel analyses: interactie-effecten van soort training

Noot. De resultaten zijn afgezet tegen de voormeting.

Meetmomenten per uitkomstmaat B (SE) F p d

NOSI-K

Wachtlijstmeting -5.11 (4.53) 1.28 .266 -.12 (.10)

Nameting 2.51 (4.05) .39 .538 .06 (.09)

Follow-up 1 -4.48 (5.13) .76 .388 -.10 (.12)

Follow-up 2 .01 (6.88) .00 .999 .00 (.15)

Proportie appropriate mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting -.00 (.01) .01 .941 -.01 (.18)

Nameting -.00 (.01) .03 .871 -.02 (.12)

Proportie non-attuned mind-gerelateerde opmerkingen

Wachtlijstmeting -.00 (.01) .00 .947 -.01 (.16)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The present study investigates whether skills associated with operating the Internet-of-Things (IoT) contribute to the acceptance and (intended) usage of IoT technology and

The occupational carcinogen exposure in a coal mining environment may lead to the development of various types of cancer, such as prostate and lung cancer, due to the daily

Initiating a banning case is not fair/in line with democracy. Germany is a militant democracy. Political extremism must be solved by political/electoral means, not by

Een jaar na de oprichting heeft het Forum voor Democratie twee zetels in de Tweede Kamer en naar eigen zeggen ruim zeventienduizend leden – en dat in een tijd waarin steeds

The method applied is an adaptation ofthe work of Frederick Williams and his associates (1974). The selection of subjects for this study involved two phases: firstly,

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

In the first section of this paper I argued that what has been seen as a crisis in mili- tary professionalism, a crisis due to ethical and legal violations committed by military

Solely providing students with a tool to rate posts in a discussion forum, is probably not enough to alter group collaboration balance or change students’ rating standards..