• No results found

De invloed van slaap op het werkgeheugen van kinderen in de leeftijd van acht t/m elf jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van slaap op het werkgeheugen van kinderen in de leeftijd van acht t/m elf jaar"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van slaap op het werkgeheugen

van kinderen in de leeftijd van acht t/m elf

jaar

Masterscriptie

Universiteit Leiden, Afdeling Orthopedagogiek

Viletta Visser

Studentnummer: 0612987

Begeleider:

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting Blz. 3 Inleiding Blz. 4 t/m8 Methoden Blz. 8 t/m 14 Resultaten Blz. 14 t/m 19 Discussie Blz. 20 t/m 21 Literatuurlijst Blz. 22 Appendix 1 Blz. 25 Bijlage: logboeken

(3)

Samenvatting

Dit onderzoek is gericht op de invloed van geringe experimentele slaapbeperking en -verlenging op het werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van acht t/m elf jaar. De slaapduur van zevenvijftig kinderen zonder slaap- of gedragsstoornis is drie dagen verlengd met circa één uur en drie dagen verkort met circa één uur. De ouders hebben een aantal vragenlijsten ingevuld en ze hebben het slaapgedrag van hun kinderen bijgehouden in een logboek. Het werkgeheugen is op meerdere momenten bij de kinderen getest door middel van de subtest cijferreeksen van de Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-III NL). Er worden geen significante verschillen gevonden in prestaties op de cijferreeksen taak tussen de normale slaap conditie en de

slaapbeperkings- of slaapverlengingscondities. Geconcludeerd wordt dat geringe slaapbeperking en -verlenging gedurende enkele opeenvolgende dagen geen invloed heeft op het werkgeheugen bij normaal ontwikkelende kinderen.

(4)

Inleiding

De invloed van slaap op het functioneren van kinderen is iets waar men al lang onderzoek naar doet. Slaap is één van de eerste activiteiten van de hersenen gedurende de vroege ontwikkeling en is belangrijk voor neuronale veranderingen gedurende de kindertijd (Iglowstein, Jenni, Molinari, & Largo, 2003). Het is dus van belang dat kinderen goed slapen ’s nachts want dit zorgt voor een optimale

functionaliteit van het brein, gedrag en het normale metabolisme van kinderen (Mai & Xu, 2010). Onderzoek laat zien dat slaapproblemen vaak voorkomen bij kinderen. Uit verschillende studies blijkt dat 10 tot 75 % van de ouders van jonge kinderen aangeeft dat hun kind een slaapprobleem heeft. Mindell, Meltzer, Carskadon & Chervin (2009) laten zien dat slaapproblemen bij kinderen voorkomt bij 25 tot 40 % van de populatie. Uit een ander onderzoek blijkt dat 46 % van de kinderen tussen de 11 en 17 jaar één of meer symptomen laten zien van slapeloosheid (Roberts, Roberts & Duong, 2008). En uit nog een ander onderzoek blijkt dat 20 tot 30 % van kinderen in de leeftijd van drie tot vijf jaar slaapproblemen hebben en dat jonge kinderen van families met een lage sociaal economische status en families met hoge stressindicatoren (bijv. ziekte, verhuizing, emotionele veranderingen) meer slaapproblemen hebben dan kinderen uit families met een hogere sociaal economische status (Sadeh et al., 2003; Stein, Mendelsohn, Obermeyer, Amromin, & Benca, 2001).

Een korte slaapduur heeft vooral effect op het cognitief functioneren (e.g., inattentie, verminderde concentratie). Recent onderzoek toonde aan dat de executieve functies, gelokaliseerd in de prefrontale cortex, het meest gevoelig is voor

slaapdeprivatie, slaapproblemen of verminderde alertheid (Dahl, 1996; Drummond & Brown, 2001; Horne, 1993; Jones & Harrison, 2001). Horne (1993) en collega’s lieten zien dat slaapdeprivatie vooral de prestaties verminderen van taken die een beroep doen op executieve functies omdat deze taken selectief beroep doen op de prefrontale cortex. Uit ander onderzoek is ook gebleken dat uitvoering van taken die afhankelijk zijn van de prefrontale cortex (executieve functies) sterk beïnvloed worden door slaapdeprivatie, terwijl de prestaties van taken die niet afhankelijk zijn van de frontale functies minder worden beïnvloed (Harrison & Horne, 2000; Horne, 1993). Dergelijke bevindingen leveren het bewijs voor de hypothese dat executieve functies bijzonder gevoelig zijn voor slaapdeprivatie (Qi, Shao, Miao, Fan, Bi & Yang, 2010).

(5)

Een onderdeel van de hersenen dat een belangrijke rol speelt bij executieve functies en een onderdeel is in alle modellen over executieve functies, is het werkgeheugen. Werkgeheugen verwijst naar de cognitieve capaciteit om tijdelijke hoeveelheden informatie op te slaan en mentaal te manipuleren voor gebruik in de begeleiding van het gedrag (Rapport, Alderson, Kofler, Sarver, Bolden & Sims, 2008).Werkgeheugen is essentieel voor redeneren, plannen, leren en andere cognitieve functiesen heeft een hoge correlatie met resultaten op psychometrische testen die de cognitieve vaardigheden meten zoals IQ testen (Carpenter et al., 1990). Onderzoek bij volwassenen toont aan dat totale en gedeeltelijke slaapdeprivatie geassocieerd wordt met tekortkomingen in zowel de consolidatie van declaratieve herinneringen die geleerd zijn voor het slapen gaan als nieuwe herinneringen na het slapen (Biggs, Bauer, Peters, Dorrian, Kennedy, Martin, Lushington, 2010). Verder laten verschillende onderzoeken zien dat hogere cognitieve functies gevoelig zijn voor slaapdeprivatie. In een studie van Horne (1988) sliepen twaalf proefpersonen 36 uur niet en twaalf proefpersonen sliepen normaal. Er werden duidelijke nadelen gevonden in neuropsychologische testen ( die een beroep doen op de prefrontale cortex). Het ging voornamelijk om woord fluency, non verbale planning, creativiteit, en originaliteit (Horne, 1988). Uit een ander onderzoek blijkt dat het werkgeheugen significant verbeterde na een training van slapen vergeleken met dezelfde periode van wakker zijn, onafhankelijk van de timing van de slaap, het waakzaamheid niveau van de proefpersoon of circadiane invloeden. (Kuriyama, Mishima, Suzuki, Aritake & Uchiyama, 2008).

Er zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar de invloed van slaap op het geheugen enandere cognitieve functies. De relatie tussen beide bij kinderen is alleen nog steeds onduidelijk. Het is van belang om meer inzicht te krijgen in het

slaapgedrag van kinderen en de invloed hiervan op cognitieve functies aangezien deze functies zeer belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het kind. Een korte slaapduur zorgt bijvoorbeeld voor slechte schoolprestaties, een verminderde emotionele

regulatie en gedragsproblemen (Dewald, Meijer, Oort, Kerkhof & Bogels, 2010). Ook linken steeds meerstudies de slaapproblemen van kinderen aan verschillende

psychiatrische problemen zoals depressies, angststoornissen, externaliserende problemen en hyperactiviteit (Aronen, Paavonen, Fjallberg, Soininen, Torronen, 2000). Tevens kunnen kinderen moeite hebben met leren en last hebben van

(6)

van een persistent korte slaapduur of een verhoogde neiging tot een korte slaapduur in de vroege kindertijd (tweeënhalf tot zes jaar) externaliserende problematiek en de prestaties op neurologische testen op de leeftijd van vijf tot zes voorspelt.

De conclusies van de onderzoeken die gedaan zijn naar de invloed van slaap op cognitieve functies komen echter niet overeen met elkaar. Carskadon en collega’s hebben de effecten van een hele nacht niet slapen (Carskadon, Harvey, & Dement, 1981b) en van vier uur slaaprestrictie (Carskadon, Harvey, & Dement, 1981a)

bestudeert bij kinderen van 11 tot 13 jaar en daaruit bleek dat het neuropsychologisch functioneren alleen werd aangetast na een hele nacht slaapdeprivatie. Er werden geen significante effecten gevonden op het declaratief geheugen (op korte termijn

terughalen van woorden) en andere taken die een beroep doen op cognitie en attentie na de slaapbeperking van vier uur. De effecten op het geheugen van kinderen op gedeeltelijke slaapdeprivatie zijn beperkt tot een onderzoek van Randazzo,

Muehlbach, Schweitzer, & Walsh (1998). Zij onderzochten de gevolgen van kinderen die maar vijf uur in bed lagen op verschillende prestaties, waaronder leren en

geheugen. De prestaties van kinderen tussen de 10 en 14 jaar die de slaapbeperking ondergingen en vijf uur in bed lagen werden vergeleken met kinderen uit de controle groep die elf uur in bed lagen. Complexe cognitieve en neuropsychologische taken werden beïnvloed door de slaaprestrictie, daarentegen werd het declaratief geheugen niet beïnvloed. De prestaties van de groep die vijf uur in bed lag waren ook slechter op verbale creativiteit vergeleken met de controle groep. Er zijn geen verschillen gevonden op minder complexe geheugentaken (Randazzo et al., 1998). In een vergelijkbare studie werden (Fallone, Acebo, Arnedt, Seifer, & Carskadon, 2001) kinderen en adolescenten van 8 tot 15 jaar die een nacht optimaal sliepen (gebaseerd op de normale slaapgewoonten) vergeleken met kinderen die slaapbeperking

ondergingen en maar vier uur sliepen. De slaapbeperking groep was meer slaperig en onoplettend dan de andere groep. Daarentegen toonde testen van response inhibitie en volgehouden aandacht geen significante verschillen in prestaties. De resultaten van deze slaapbeperking studies laten zien dat de effecten van slaapdeprivatie

gedetecteerd kunnen worden door het verkennen van specifieke gebieden van het neuropsychologisch functioneren die het meest gevoelig zijn voor variaties in slaap en alertheid (bijvoorbeeld complexe taken die executieve controle vereisen.) Uit een ander onderzoek blijkt ook datexperimentele manipulaties van slaap invloed hebben op leren en functies van het geheugen. Sadeh et al. (2003) lieten kinderen een nacht

(7)

één uur langer slapen en hieruit bleek dat slaap uitgebreid met één uur het

werkgeheugen en de aandacht gemeten met een visuele digitale span test verbetert. Slaapproblemen zijn gekoppeld aan aandoeningen en ziekten van de hersenen omdat de gemeenschappelijke hersencircuits en neurotransmittersystemen in de hersenen de normale hersenfunctie en slaapregulatie ondersteunen (Waters & Bucks, 2011). Er zal nu wat uitgebreider worden ingegaan op wat er gebeurt in de hersenen tijdens slaap. Slaap bestaat uit vier stadia’s, het eerste stadium begint met een lichte slaap en gaat over in een steeds diepere slaap tot het laatste stadium bereikt is. Deze vier stadia samen worden de non-rapid eye movement (non-REM slaap) genoemd. Na een periode van non-REM slaap gaat de slaap over in een rapid eye movement (REM-slaap). Volgens EEG metingen lijkt de REM slaap op een staat van wakker zijn. Vervolgens stapt het brein weer over op de non-REM slaap. Tijdens de gehele nacht worden non-REM slaap en REM slaap afgewisseld. Over het algemeen vinden er ‘s nachts ongeveer vier periode´s van REM slaap plaats (Purves, Augustine, Fritzpatrick, Hall, LaMantia, McNamara, White, 2007). Als er een slaaptekort ontstaat heeft dit dus grote invloed op de hersenen. Executieve functies hebben een complexe integratie van informatie nodig en steunen op de gecoördineerde interacties van corticale en

subcorticale netwerken in de hersenen. Van alle regio’s in de hersenen heeft de prefrontale cortex de belangrijkste rol, namelijk het uitvoeren van de meest hoge en complexe cognitieve processen. Tijdens normale sociale interactie en activiteiten is de prefrontale cortex telkens bezig met het plannen, coördineren en zich aanpassen aan de veranderende eisen van de dag. Daarom zorgt slaaptekort ervoor dat complex uitvoerende functies die steunen op prefrontale regio’s af worden gebroken (Harrison and Horne, 2000b; Harrison et al., 2000). Zonder de capaciteit om informatie vast te houden en te manipuleren in het leven is complexe cognitie onmogelijk. De capaciteit van het werkgeheugen geeft het aantal informatie eenheden weer die gedurende een korte periode vastgehouden kunnen worden in het geheugen, een activiteit die veel steunt op de dorsolaterale regio’s van de prefrontale cortex (Vandewalle et al., 2009). Omdat de dorsolaterale prefrontale cortex een significante daling laat zien in het metabolisch energieverbruik tijdens slaapdeprivatie (Thomas et al., 2000), kunnen tekorten in het werkgeheugen ook verwacht worden. Een recente meta-analyse laat zien dat slaaptekort inderdaad zowel de nauwkeurigheid als de responsetijd tijdens taken die een beroep doen op het werkgeheugen negatief aantast (Lim and Dinges,

(8)

2010). Het is duidelijk dat de prefrontale cortex een belangrijke rol speelt bij de uitvoering van executieve functies en dus ook bij het werkgeheugen.

Er kan geconcludeerd worden dat er al uitvoerig onderzoek gedaan is naar slaap en de invloed daarvan op cognitieve functies bij kinderen. Echter, in dit

onderzoek wordt slaap experimenteel gemanipuleerd wat in andere onderzoeken vaak niet gedaan wordt. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken (Sadeh, 2003) dat een dergelijk experiment maar bij een deel (64 %) slaagt. Daarom zal er in dit onderzoek tevens worden nagegaan of de daadwerkelijke slaapduur vermindering aan de hand van de experimentele manipulatie invloed heeft op het effect van slaapduur

vermindering. Tevens is er een logboek bijgehouden waardoor de werkelijke

slaapduur van de kinderen in kaart gebracht is.Veel kinderen liggen ‘s nachts wakker. In een studie bleek dat 14.4 % van 970 gezonde kinderen in de leeftijd van 7 tot 11 wakker ligt ’s nachts (Agargun, Cilli, Sener, Bilici, Ozer, Selvi, et al., 2004).Dus mogelijk heeft correctie daarvan invloed op de resultaten. Daarom is in dit onderzoek de analyse gedaan met een correctie voor s’nachts wakker liggen.

De hoofdvraag van dit onderzoek is: Wat is de invloed van drie opeenvolgende dagen van slaapbeperking en slaapverlening van circa één uur op het werkgeheugen van kinderen in de leeftijd van 8 t/m 11 jaar? De verwachting van dit onderzoek is dat kinderen in de leeftijd van 8 t/m 11 jaar minder goed een beroep kunnen doen op hun werkgeheugen na slaapdeprivatie en beter een beroep kunnen doen op hun

werkgeheugen na slaapverlenging.

Methoden

Participanten

Het onderzoek werd uitgevoerd bij zevenenvijftig kinderen in de leeftijd van 8 t/m 11 jaar ( 21 jongens, 36 meisjes). Kinderen van 12 jaar en ouder zijn niet onderzocht, omdat het biologische klokritme bij veel kinderen verschuift in de adolescentie (naar een later tijdstip) en dit kan het chronotype en het slaap-waakritme veranderen. Ook kinderen die een t-score hadden van zeventig of hoger op de CBCL doen niet mee aan het onderzoek aangezien dit betekent dat de kinderen boven klinisch niveau scoren en dus onder psychopathologie vallen.

(9)

Procedure

De kinderen zijn verzameld door willekeurige basisscholen een brief te sturen met informatie over het onderzoek en de vraag of zij mee wilden werken. Vervolgens zijn de scholen na een week benaderd via de telefoon en is er nogmaals gevraagd aan de directie of zij mee wilden werken met het onderzoek. Nadat de schooldirectie schriftelijk toestemming gegeven heeft is er aan de ouders een brief gestuurd met informatie en met de vraag of zij mee wilden doen aan het onderzoek. Als ouders en het kind willen deelnemen aan het onderzoek kunnen zij deze brief ondertekenen. Na toestemming van de ouders om deel te nemen aan het onderzoek hebben zij informatie over het onderzoek, de vragenlijsten en een logboek gekregen. In het logboek moeten de ouders moeten drie weken bijhouden wanneer het kind in slaap valt en hoe laat het wakker wordt.

Het design van het onderzoek is een experimenteel. Het onderzoek bestaat uit één basisconditie en twee experimentele condities. In totaal worden er drie herhaalde metingen gedaan. Het slaapschema is verdeeld in twee varianten, namelijk:

- Variant A: basisweek – slaapbeperking – slaapverlenging. - Variant B: basisweek – slaapverlenging – slaapbeperking.

In de eerste week gaan de kinderen op een normaal tijdstip naar bed. Daarna volgen er drie dagen slaapverlening of slaapbeperking (dit hangt af van het slaapschema). Daarna vindt er een ‘wash-out’ (uitwis) periode plaats van vier dagen. Na deze vier dagen wordt er weer begonnen met de slaapverlenging of slaapbeperking (hangt af van het slaapschema). De ‘wash-out’ periode is ingevoerd om te voorkomen dat de effecten van de tweede meting, gevolgen hebben voor de derde meting. Na de slaapverlenging/beperking vindt er nog een wash-out periode plaats van vier dagen. De kinderen worden elke week op donderdag of vrijdag getest. Diegene die op donderdag getest worden beginnen op maandag met het logboek bijhouden. De week erop op maandag beginnen de kinderen met de slaapverlening/slaapbeperking. De ouders van de kinderen die op vrijdag getest worden houden vanaf dinsdag het logboek bij. En de week erop op dinsdag beginnen de kinderen met de

slaapverlenging/slaapbeperking.

Er zijn kinderen die ook een actometer hebben gedragen, deze zijn at random gekozen. Er is gebruikt gemaakt van een actometer zodat het slaapgedrag van de kinderen in kaart kan worden gebracht. De actometer wordt omgedaan vanaf het begin van de basismetingen tot aan de derde meting. De variabelen hiervan zijn: inslaaptijd,

(10)

ontwaaktijd, totale slaapduur, eigenlijke slaapduur (totale slaapduur min het aantal minuten wakker tussen inslaaptijd en ontwaaktijd) en percentage tijd beweeglijkheid ’s nachts.

Meetinstrumenten

Er zijn twee taken op de computer afgenomen, namelijk de Ultimatum Game en de Trust taak. De Ultimatum Game is een taak waarbij er een bepaalde hoeveelheid geld wordt verdeeld over het kind en een andere persoon of computer. De proefpersoon moet een beslissing nemen over hoe deze bepaalde hoeveelheid verdeeld wordt. De Trust taak is een taak waarbij er een aantal foto’s van gezichten voorbij komen. De proefpersonen moeten aangeven hoe betrouwbaar zij deze personen vinden, dit kan variëren van erg betrouwbaar tot niet-betrouwbaar. Ook is er een subtest van de WISC-III NL afgenomen, namelijk cijferreeksen. De ouders vullen vier vragenlijsten in. Hieronder zullen alleen de vragenlijsten en de cijferreeksen uitgelegd worden aangezien de Ultimatum Game en de Trust taak niet gebruikt zijn voor deze onderzoeksvraag.

Vragenlijsten

Vragenlijst Algemene Gegevens

De vragenlijst algemene gegevens bestaat uit de volgende gegevens:

gezinssamenstelling, aantal kinderen in het gezin, leeftijd ouders, leeftijd kind, leeftijden van anderen kinderen in het gezin, positie van het kind in de kinderrij, Sociaal Economische Status (op basis van het opleidingsniveau van ouders), etniciteit van de ouders, medische geschiedenis van het kind , medicatie van het kind en een open vraag voor bijzonderheden van het kind bijvoorbeeld ziekte van het kind etc.

Child Behavior Checklist (CBCL)

De Child Behavior Checklist is een gedragsvragenlijst en is onderdeel van de ASEBA (Achenbach System of Empirically Based Assessment) ( Achenbach and Rescorla 2001).De CBCL heeft een redelijke betrouwbaarheid en redelijke validiteit voor zowel de adaptieve competenties en problematische gedragingen en is dus bruikbaar voor verschillende culturen en leeftijd cohorten (Achenbach and Rescorla 2001).Er wordt gebruik gemaakt van de Nederlands versie (Verhulst & Van der Ende, 2000),

(11)

dit is een vertaling van de oorspronkelijke Amerikaanse versie (Achenbach & Rescorla, 2000). De CBCL/6-18 bestaat uit twee hoofdschalen: de gedragsschaal en de vaardighedenschaal. Voor dit onderzoek is alleen de gedragsschaal gebruikt. Deze schaal bestaat uit 118 vragen die emotionele en gedragsproblemen meten en uit twee open vragen over andere problemen. De vragen worden ingevuld door ouders, andere familieleden of volwassenen die het kind goed kennen. De vragen bestaan uit acht probleemschalen: Teruggetrokken/Depressief, Lichamelijke Klachten,

Angstig/Depressief, Sociale Problemen, Denkproblemen, Aandachtsproblemen, Normafwijkend Gedrag en Agressief Gedrag. De eerste drie probleemschalen vormen samen de schaal internaliserend probleemgedrag en de laatste twee probleemschalen vormen samen de schaal externaliserend probleemgedrag. Alle acht probleemschalen samen vormen de schaal totale problemen. Elke vraag bestaat uit een schaal met drie antwoorden (heel erg waar, soms waar en niet waar). De scoring is gebaseerd op de beschreven gedragingen en varieert van erg waar = 2 punten, soms waar = 1 punt en niet waar = 0 punten (Jung, Molfese, Beswick, Jacobi-Vessels, Molnar, 2010).

Vragenlijst voor Chronotype bij kinderen (CCTQ)

Deze vragenlijst wordt gebruikt om het chronotype van het kind vast te kunnen stellen. De CCTQ wordt door de ouders/verzorgers ingevuld. De CCTQ is een vertaling van een Engelstalige versie, de Children’s Chronotype Questionnaire (Werner, Le Bourgeois, Geiger en Jenni, 2009). DeNederlandstalige versie van de CCTQ bestaat uit tien items die gaan over de voorkeur voor activiteit of slaap (op verschillende dagdelen). Een voorbeeld is de vraag: “Hoe alert is uw kind gedurende het eerste halfuur na ontwaken in de ochtend?”. De vragen kunnen beantwoord worden met de antwoordcategorieën “helemaal niet alert”, “een klein beetje alert”, “matig alert”, “behoorlijk alert” of “erg alert”. Het chronotype kan vastgesteld worden op basis van deze tien items. De minimale score die op deze schaal behaald kan worden is 10 en de maximale score is 49. Als het kind een score van 10 tot en met 23 haalt is het een ochtend-chronotype (OC-type), als het een score van 24 tot en met 32 haalt is het een gemiddeld-chronotype (GC-type) en als het kind een score van 33 tot en met 49 haalt wordt het als avond-chronotype (AC-type) gezien.

(12)

De CSHQ is een vragenlijst die bestaat uit 33 items, welke worden ingevuld door een ouder of verzorger. De items gaan over slaapgewoonten op de volgende subschalen: weerstand bij het naar bed gaan, vertraging bij het in slaap vallen, slaapduur, angst, aantal keer dat het kind ’s nachts wakker wordt, parasomnia’s, afwijkende ademhaling tijdens slaap en slaperigheid overdag. De uitkomsten van deze schalen vormen de totaal score. Er wordt ook informatie gevraagd over de bedtijd, de tijd van opstaan en totale slaapduur. Ouders kunnen per stelling kiezen uit drie antwoordmogelijkheden: “meestal”, “soms” en “zelden”. Deze antwoordmogelijkheden krijgen de scores 3, 2 en 1. Daarnaast kunnen ouders aangeven of deze slaapgewoonten een probleem vormen, door “ja” of “nee” in te vullen. Hoe hoger het kind scoort hoe meer deze score staat voor slaapproblemen. De test-hertest betrouwbaarheid en de

interbeoordelaar-betrouwbaarheid zijn gemiddeld tot goed. De Cronbach’s Alpha varieert van 0.47 to 0.68 (Waumans, Terwee, Van den Berg, Knol, Van Litsenburg & Gemke, 2010).

Cijferreeksen Voorwaarts en Achterwaarts

Cijferreeksen is een subtest van de WISC-III NL (Wechsler Intelligence Scale for Children). Bij deze taak wordt aan het kind een reeks cijfers voorgelezen en deze moeten in dezelfde volgorde worden herhaald (Voorwaarts) of in de omgekeerde volgorde (Achterwaarts) worden herhaald. Deze taak doet een beroep op het auditief korte termijn geheugen en (met name Achterwaarts) ook op het werkgeheugen. De scoring heeft handmatig plaatsgevonden. Er zijn twee parallelversies gemaakt voor dit onderzoek. Het kind krijgt 2 punten als het beide pogingen goed doet, 1 als het kind slechts één van de pogingen goed doet; 0 punten als beide pogingen fout zijn.

Statistische analyse

De resultaten worden geanalyseerd met een gepaarde t-toets . De verschillen binnen de groep van kinderen met een experimentele respons (de kinderen waarbij de

slaapduur significant is veranderd door het experiment) worden gemeten omdat er drie metingen gedaan zijn. Deze metingen hebben elke week op hetzelfde tijdstipstip plaatsgevonden. De controle groep is de groep waarbij de slaapduur niet significant is veranderd gedurende het experiment. Zo kunnen eventuele leereffecten bij de

(13)

is een verandering van meer dan 1.65 keer de Reliable Change Index. Dit betekent dat de kans dat het gevonden verschil op toeval berust kleiner is dan 5%. Deze

verandering is berekend en komt uit op 30 minuten (zie appendix 1). Dit komt

overeen met de grenswaarde van 30 minuten die in een eerder soortgelijk onderzoek is bepaald (Sadeh, Gruber & Raviv, 2003). Verder zal er data-inspectie plaatsvinden omdat er een aantal assumpties zijn waar de data aan moet voldoen zodat deze toets gedaan kan worden.

Data-inspectie

Om te kijken of de data aan deze assumpties voldoet heeft er data-inspectie

plaatsgevonden. Er wordt verondersteld dat de steekproef aselect is getrokken en de data normaal verdeeld zijn. Allereerst is er dus gekeken naar de normaliteit van de verdeling. Er is een histogram gemaakt van de variabele slaapduur en de variabele cijferreeksen. Bij de slaapduur is er gekeken naar de slaapduur van de baseline weekdagen, de slaapduur van de slaapverlenging en naar de slaapduur van de slaapbeperking. Ook is er gekeken naar het gemiddelde, standaarddeviatie en minimum en maximum van de slaapduur (baseline, slaapbeperking en

slaapverlenging). Bij de cijferreeksen is er gekeken naar de totale score, de score cijferreeksen voorwaarts en de score van cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap, na een paar dagen meer slaap en na een normale slaapweek.

Verder is er gekeken naar uitbijters op de variabele slaapduur en de variabele cijferreeksen omdat deze een negatieve invloed kunnen hebben op de resultaten.

Toetsing

Na de data-inspectie zijn er eerst gepaarde t-toetsen gedaan over de gehele groep. Er is gekeken naar de score van de cijferreeksen voorwaarts, achterwaarts en totaal en of er verschillen hierin zijn tussen de baseline, slaapbeperking en slaapverlenging. Hierna zijn de kinderen in twee groepen verdeeld namelijk kinderen die korter dan dertig minuten korter hebben geslapen tijdens de slaapbeperking en kinderen die langer dan dertig minuten korter hebben geslapen tijdens de slaapbeperking. De groep kinderen die langer dan dertig minuten korter heeft geslapen wordt gezien als de groep waarbij de slaapbeperking gelukt is. Dit is gedaan door de slaapbeperking van de slaapduur baseline af te trekken. Het aantal minuten dat de kinderen daadwerkelijk geslapen hebben tijdens de slaapverlenging is ook uitgerekend door de

(14)

slaapverlenging van de baseline af te trekken. Ook hier is een grens gesteld voor dertig minuten en de groep kinderen die langer dan dertig minuten langer hebben geslapen wordt gezien als de groep waarbij de slaapverlenging gelukt is. Over de twee groepen waarbij de slaapbeperking en de slaapverlenging gelukt is zijn ook

verschillende gepaarde t-toetsen gedaan.

Resultaten

Data-inspectie

Om te kijken of de data normaal verdeeld is zijn er histogrammen gemaakt. Er zijn histogrammen gemaakt van de slaapduur en van cijferreeksen. De kinderen slapen in de baseline ongeveer tien uur per nacht. Er is te zien dat het experiment redelijk goed gelukt is aangezien de kinderen gemiddeld een half uur minder slapen in de

slaapbeperking dan ze normaal slapen. Ook de slaapverlening is goed gelukt, de kinderen slapen gemiddeld veertig minuten langer dan in de baseline.

Logboek_Baselin BaselineWeekda gen_ Slaapduur Logboek_Slaap Beperking_ Slaapduur Logboek_Slaap Verlenging_ Slaapduur Aantal proefpersonen 51 51 50 N Missende waarden 6 6 7 Gemiddelde 10:05 09:30 10:40 Standaarddeviatie 00:32 00:30 00:33 Minimum 08:52 08:22 09:20 Maximum 11:07 10:43 11:47

Er zijn ook histogrammen gemaakt van de cijferreeksen. Op de cijferreeksen voorwaarts is er bijna geen verschil tussen de score van de cijferreeksen na de normale slaap en de score na de slaapbeperking en slaapverlenging.

(15)

cijferreeksen na normale slaapweek voorwaarts

cijferreeksen na een paar dagen minder slaap

voorwaarts

cijferreeksen na een paar dagen meer slaap voorwaarts Aantal proefpersonen 57 56 55 N Missende waarden 0 1 2 Gemiddelde 7.58 7.82 7.82 Standaarddeviatie 1.614 1.550 1.504 Minimum 5 5 4 Maximum 12 12 12

Op de cijferreeksen totaal scoren de kinderen het laagst na de normale slaapweek. Als de kinderen minder hebben geslapen scoren ze gemiddeld iets hoger. En als ze een paar dagen langer hebben geslapen scoren ze nog iets hoger.

cijferreeksen na normale slaapweek totaal

cijferreeksen na een paar dagen minder slaap totaal cijferreeksen na een paar dagen meer slaap totaal Aantal proefpersonen 57 56 55 N Missende waarden 0 1 2 Gemiddelde 12.61 12.80 13.00 Standaarddeviatie 2.617 3.006 2.434 Minimum 8 8 7 Maximum 20 22 19

Op de cijferreeksen achterwaarts scoren de kinderen gemiddeld veel lager dan de cijferreeksen voorwaarts. Kennelijk is het lastiger om de cijfers achterwaarts op te noemen. Er is te zien dat de kinderen lager scoren na een paar dagen minder slaap dan na een normale slaapweek, dit verschil is echter wel gering. Na een paar dagen meer slaap scoren de kinderen hoger op cijferreeksen dan na een normale slaapweek.

(16)

cijferreeksen na normale slaapweek achterwaarts

cijferreeksen na een paar dagen minder slaap achterwaarts cijferreeksen na een paar dagen meer slaap achterwaarts Aantal proefpersonen 57 56 55 N Missende waarden 0 1 2 Gemiddelde 5.04 4.98 5.16 Standaarddeviatie 1.375 1.753 1.572 Minimum 2 2 2 Maximum 8 10 10

Verder is er gekeken naar de uitbijters. Er zijn boxplotten gemaakt van de slaapduur slaapbeperking, slaapduur slaapverlenging en de slaapduur slaapbaseline weekdagen.

(17)

Er was slechts één uitbijter op de variabele slaapduur van de slaapverlenging. Deze persoon heeft minder dan negen en half uur geslapen. Omdat het maar één uitbijter betreft is er besloten om deze er niet uit te halen. Er zijn ook boxplotten gemaakt van de scores van de cijferreeksen.

(18)

Op de variabele cijferreeksen totaal hebben alle proefpersonen een score gehaald tussen de 4 en 23. Er zijn vijf uitbijters te zien. Zij vallen niet ver buiten het boxplot en hebben over het algemeen wat hogere resultaten behaald dan de rest. Er is besloten om daarom geen uitbijters te verwijderen. Vervolgens is de gepaarde t-toets

uitgevoerd. Er is eerst gekeken naar de resultaten van de gehele groep. Vervolgens is er gekeken naar de werkelijke slaapduur van de slaapbeperking, dit is gedaan door de slaapduur van de slaapbeperking af te trekken van de slaapduur van de slaapbaseline. De groep is verdeeld over twee groepen namelijk een groep die langer dan dertig minuten korter heeft geslapen en een groep die korter dan dertig minuten korter heeft geslapen. De grens van dertig minuten laat zien voor welke kinderen de

slaapbeperking wel gelukt is en voor welke kinderen niet. Ook is er gekeken naar de werkelijke slaapverlenging van de groep door de slaapduur van de baseline af te trekken van de slaapduur van de slaapverlenging. Ook deze groep is verdeeld in twee groepen namelijk een groep die langer heeft geslapen dan een half uur langer en een groep die korter heeft geslapen dan een half uur langer.

Resultaten gehele groep

De resultaten van cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap verschillen niet significant van elkaart = -1.21 (p > 0.05). En de cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek verschilt ook niet significant van cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap t = 0.09 (p > 0.05). Cijferreeksen totaal na een normale slaapweek en cijferreeksen totaal na een paar dagen minder slaap verschillen niet significant van elkaar t = 0.69 (p > 0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap t = - 1.08 (p > 0.05).

Cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = - 0.67 (p > 0.05). Cijferreeksen totaal na normale slaapweek en cijferreeksen totaal na een paar dagen meer slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = -1.29 (p > 0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap t = 0.17 (p > 0.05). Cijferreeksen

(19)

dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = -0.64 (p > 0.05). En ook cijferreeksen totaal na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen totaal na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = -0.38 (p > 0.05).

Resultaten slaapbeperking gelukt

Cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap verschillen niet significant van elkaar t = - 0.85 (p >0.05). Cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = 0.43 (p > 0.05). Cijferreeksen na normale slaapweek totaal & cijferreeksen na een paar dagen minder slaap totaal verschillen niet significant van elkaar t = - 0.33 (p >0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap t = 0.0 (p > 0.05).

Cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = - 0.71 (p > 0.05). En cijferreeksen totaal na een normale slaapweek en cijferreeksen totaal na een paar dagen meer slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = - 0.60 (p > 0.05). Cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = 0.98 (p > 0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen meer slaap t = - 0.94 (p > 0.05). Cijferreeksen totaal na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen totaal na een paar dagen meer slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = - 0.07 (p > 0.05).

Resultaten slaapverlenging gelukt

Cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap verschillen niet significant van elkaar t = -1.78 (p >0.05). Cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = 1.09 (p >0.05). Cijferreeksen totaal na een normale slaapweek en cijferreeksen totaal na een paar dagen minder slaap verschillen niet significant van elkaar t = -0.44 (p >0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen voorwaarts na een normale slaapweek en

(20)

cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen t = -2.17 (p >0.05). Cijferreeksen achterwaarts na een normale slaapweek en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = - 0.27 (p >0.05). En cijferreeksen totaal na een normale slaapweek en cijferreeksen totaal na een paar dagen meer slaap verschillen ook niet significant van elkaar t = -1.73 (p >0.05). Cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen voorwaarts na een paar dagen meer slaap verschillen niet significant van elkaar t = -0.42 (p >0.05). Hetzelfde geldt voor cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen achterwaarts na een paar dagen meer slaap t = -1.43 (p >0.05). Cijferreeksen totaal na een paar dagen minder slaap en cijferreeksen na een paar dagen meer slaap totaal verschillen ook niet significant van elkaar t = -1.18 (p >0.05).

Discussie

Het doel van dit onderzoek is de invloed van drie opeenvolgende dagen van

slaapbeperking en slaapverlenging op het werkgeheugen van kinderen in de leeftijd van 8 t/m 11 jaar te bekijken. Uit de resultaten over de gehele groep blijkt dat er geen significant verschil is tussen het werkgeheugen na normale slaap en het werkgeheugen na de slaapbeperking en slaapverlenging. De prestaties op de taak cijferreeksen voorwaarts na normale slaap verschilt niet significant van de prestaties op de taak cijferreeksen voorwaarts na de slaapbeperking. En ditzelfde geldt voor cijferreeksen achterwaarts en cijferreeksen totaal. Ook is er geen significant verschil tussen het werkgeheugen na normale slaap en het werkgeheugen na de slaapverlenging. Dit geldt voor zowel cijferreeksen totaal, voorwaarts en achterwaarts. Dat er geen significante resultaten worden gevonden zou kunnen liggen aan het feit dat de slaapbeperking of verlenging niet goed gelukt is bij de kinderen. Niet alle kinderen hebben

daadwerkelijk minder geslapen in de slaapbeperking of langer geslapen in de slaapverlenging.

Om te kijken of dit iets met de resultaten te maken heeft is er gekeken naar de resultaten van twee verschillende groepen, namelijk één groep waar de

slaapbeperking/verlenging wel gelukt is en één groep waar de

slaapbeperking/verlenging niet gelukt is. Uit de resultaten van de slaapbeperking die gelukt is blijkt dat het niet uitmaakt of de cijferreeksen worden afgenomen na de normale slaap, slaapbeperking of slaapverlenging. Er zijn geen significante resultaten

(21)

gevonden voor zowel cijferreeksen voorwaarts, achterwaarts en totaal. Uit de resultaten van de slaapverlenging die gelukt is blijkt hetzelfde. Hieruit kan geconcludeerd worden dat drie opeenvolgende dagen van slaapbeperking en

slaapverlenging geen invloed heeft op het (werk)geheugen/alertheid van kinderen in de leeftijd van acht t/m elf.

Van tevoren werd er verwacht dat de kinderen in de leeftijd van acht t/m elf jaar minder goed een beroep kunnen doen op hun werkgeheugen na slaapdeprivatie en beter een beroep kunnen doen op hun werkgeheugen na slaapverlenging. Deze

hypothese wordt niet bevestigd. Een verklaring voor het feit dat er geen significante resultaten gevonden zijn kan zijn dat de kinderen al vrij lang slapen in de

basisconditie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de meeste kinderen ongeveer acht en half uur slapen (Cote, Milner, Osip, Baker, Cuthbert, 2008).Een ander onderzoek laat zien dat kinderen ongeveer negen uur slapen (artikel Ravid, 2010). En uit een

onderzoek van Paavonen (2009) blijkt dat de meeste kinderen meer dan negen uur slapen (90.4 %) maar dat één op de tien kinderen acht a negen uur slaapt (9.6 %). De kinderen in dit onderzoek slapen gemiddeld tien uur in de baseline en in de

slaapbeperking negen en half uur. Dus waarschijnlijk slapen de kinderen in de slaapbeperking nog te lang om een effect op het werkgeheugen te zien. Een andere reden voor het feit dat er geen significante effecten gevonden worden kan zijn dat de slaapdeprivatie te kort heeft geduurd. Er wordt verwacht dat er bij meer dagen slaapbeperking wel een effect zal zijn. Uit onderzoek (Van Dongen, Maislin, Mullington , Dinges, 2003 ) blijkt dat bij volwassenen die veertien dagen korter sliepen per nacht (vier of zes uur) de cognitieve functies duidelijk verminderd waren. In een andere studie bij jongeren vanaf negentien jaar waar een Go/Nogo test gebruikt werd die een beroep doet op executieve functies, onderzochten ze of drieënveertig uur slaapdeprivatie van invloed was op executieve functies.De resultaten lieten zien dat de executieve functies inderdaad verminderde na drieënveertig uur slaapdeprivatie (Qi, 2010. In nog een ander onderzoek (Dinges, Pack, Williams, Gillen, Powell, Ott, Aptowicz, Pack, 1997) laten ze jongvolwassenen een week lang vier a vijf uur slapen per nacht. Er werd een test afgenomen die de psychomotorische vigilantie meet. Dit was significant verminderd na een week minder geslapen te hebben. Deze

bevindingen laten zien dat er goed gekeken moet worden naar de duur van de

slaapdeprivatie. Waarschijnlijk dat er in verder onderzoek dan wel effecten gevonden worden.

(22)

Literatuurlijst

Achenbach, T. M., & Rescorla, L. A. (2000). Manual for ASEBA preschool forms &

profiles. Burlington: University of Vermont, Research Center for Children,

Youth, & Families.

Agargun, M. Y., Cilli, A. S., Sener, S., Bilici, M., Ozer, A. O., Selvi, Y., et al. (2004). The prevalence of parasomnias in preadolescent school-aged children: A Turkish sample. Sleep, 27(4), 701–705.

Aronen, E. T., Paavonen, E. J., Fjallberg, M., Soininen, M., & Torronen J. (2000) Sleep and psychiatric symptoms in school-age children. Journal of the

American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 39, 502–508

ASEBA (2011). Gedragsvragenlijst voor kinderen van 6-18 jaar (CBCL/6-18). Geraadpleegd, 27 januari 2011, via http://www.aseba.nl.

Biggs, S. N., Bauer, K. M, Peters, J., Dorrian, Kennedy, J. D., Martin, A. J., & Lushington, K. (2010). Acute sleep restriction does not affect declarative memory in 10-year-old girls. Sleep and Biological Rhythms, 8, 222–225 Carskadon, M. A., Harvey, K., & Dement, W. C. (1981a). Acute restriction of nocturnal sleep in children. Perceptual and Motor Skills, 53, 103–112. Carskadon, M. A., Harvey, K., & Dement, W. C. (1981b). Sleep loss in young adolescents. Sleep, 4(3), 299-312

Carpenter, P. A, Just, M. A., & Shell, P. (1990). What one intelligence test measures: a theoretical account of the processing in the Raven Progressive Matrices Test. Psychology Review, 97, 404–31.

Cote, K. A., Milner, C. E., Osip, S. L., Baker, M. L., & Cuthbert, B.P. (2008). Physiological arousal and attention during a week of continuous sleep restriction. Physiology & Behavior, 95, 353–364

Dahl, R. E. (1996). The regulation of sleep and arousal: Development and psychopathology.Development and Psychopathology, 8, 3–27.

Dewald , J. F., Meijer, A. M., Oort, F. J, Kerkhof, G. A., & Bogels S.M. (2010). The Influence of sleepquality, sleep duration and sleepiness on school performance in children and adolescents: a meta-analytic review. Sleep Medicine Review,

14, 179–89.

Diekelmann, S., Landolt, H. P., Lahl, O., Born, J., & Wagner, U. (2008). Sleep loss produces false memories. Public Library of Science One, 3, e3512.

Dinges, D.F., Maislin, G., Mullington, J.M., & H.P, van Dongen. (2003). The cumulative cost of additional wakefulness: dose-response effects on

neurobehavioral functions and sleep physiology from chronic sleep restriction and total sleep deprivation. Sleep, 27(4), 600

Dinges, D.F., Pack, F., Williams, K., Gillen K.A., Powell J.W., Ott, G.E., Aptowicz, C., & Pack, A.I. (1997) Cumulative sleepiness, mood disturbance, and psychomotor vigilance performance decrements during a week of sleep

restricted to 4-5 hours per night. Journal of Sleep Research & Sleep Medicine,

20(4), 267-277.

Drummond, S. P. A., & Brown, G. G. (2001). The effects of total sleep deprivation on cerebral responses to cognitive performance. Neuropsychopharmacology, 25, S68-S73.

Fallone, G., Acebo, C., Arnedt, J. T., Seifer, R., & Carskadon, M. A. (2001). Effects of acute sleep restriction on behavior, sustained attention, and response inhibition in children. Perceptual and Motor Skills, 93, 213–229.

(23)

making: A review. Journal of Experimental Psychology Applied, 6, 236-249. Horne, J. A. (l988a). Sleep loss and divergent thinking ability. Sleep, 11, 528-536. Horne, J. A. (1993). Human sleep, sleep loss and behaviour. Implications for the

prefrontal cortex and psychiatric disorder. British Journal of Psychiatry, 162, 413–419.

Iglowstein, I., Jenni, O. G., Molinari, L., & Largo, R. H. (2003). Sleep

duration from infancy to adolescence: Reference values and generational trends. Pediatrics, 111(2), 302–307.

Jones, K., & Harrison, Y. (2001). Frontal lobe function, sleep loss and fragmented sleep. Sleep Medicine Reviews, 5, 463–475.

Jung, E., Molfese, V.J.,Beswick, J., Jacobi-Vessels, J & Molnar, A. (2010).Growth of cognitive skills in preschoolers: Impact of sleep habits and learning-related behaviors. Early Education & Development, 20, 713-731

Kuriyama, K., Mishima, K., Suzuki, H., Aritake, S., & Uchiyama, M. (2008). Sleep accelerates the improvement in working memory performance. Journal of

Neuroscience, 28, 10145-10150.

Lim, J., & Dinges, D. F. (2010).Ameta-analysis of the impact of short-term sleep deprivation on cognitive variables. Psychological Bulletin, 136, 375–389. Martelle, D., Casagrande, M., & Lupiáñez, J. (2011). Alerting, orienting and executive control: the effects of sleep deprivation on attentional networks.

Experimental Brain Research, 210, 81–89

Mindell J.A., & Owens J.A. (2009). A clinical guide to pediatric sleep: diagnosis and

management of sleep problems. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins

Mindell J. A., Meltzer L .J., Carskadon M. A., & Chervin R.D. (2009).

Developmental aspects of sleep hygiene: findings from the 2004 National Sleep Foundation Sleep in America Poll. Sleep Medicine,10, 771–779.

Muzur, A., Pace-Schott, E. F., & Hobson, J. A. (2002). The prefrontal cortex in sleep. Trends in Cognitive Sciences, 6, 475-481.

Paavonen, E. J., Porkka-Heiskanen, T., Lahikainen, A. R. (2009). Sleep quality, duration and behavioral symptoms among 5–6-year-old children. Eur Child

Adolescence Psychiatry, 18, 747–754

Purves, D., Augustine, G. J., Fritzpatrick, D., Hall, W. C., LaMantia, A. S.,

McNamara, J. O & White, O. (2007). Neuroscience. U.S: Sinauer Associates Inc

Qi, J., Shao, Y., Miao, D., Fan, M., Bi, G., & Yang, Z. (2010). The effects of 43 hours of sleep deprivation on executive control functions: Event-related potentials in a visual go/no go task. Social Behavior and Personality, 38(1), 29-42

Randazzo, A. C., Muehlbach, M. J., Schweitzer, P. K., & Walsh, J. K. (1998). Cognitive function following acute sleep restriction in children ages 10–14. Sleep, 21, 861– 868.

Rapport, M. D., Alderson, R. M., Kofler, M. J., Sarver, D. E., Bolden, J & Sims, V. (2008). Working Memory Deficits in Boys with

Attention-deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD): The Contribution of Central

Executive and Subsystem Processes. Journal of Abnormal Child Psychology, 36, 825–837

Ravid, S., Afekb, I., Suraiyab, S., Shaharc, E., & Pillard, G. (2010). Sleep

disturbances are associated with reduced school achievements in first-grade pupils. Developmental Neuropsychology, 34(5), 574–587

(24)

negative consequences for health and functioning of adolescents: a 12-month prospective study. Journal of Adolescent Health, 42, 294–302

Sadeh, A., Gruber, R. & Raviv, A. (2003). The effects of sleep restriction and extension on school-age children: What a difference an hour makes. Child

Development, 74 (2), 444-55.

Stein, M., Mendelsohn, J., Obermeyer,W., Amromin, J., & Benca, R. (2001). Sleep and behavior problems in school-aged children. Pediatrics, 107, 1–9.

Thomas, M., Sing, H., Belenky, G., Holcomb, H., Mayberg, H., & Dannals, R., et al., (2000). Neural basis of alertness and cognitive performance impairments

during sleepiness. Effects of 24 h of sleep deprivation on waking human regional brain activity. Journal of Sleep Research, 9, 335–352.

Touchette, É., Petit, D., Séguin, J. R, Boivin, M., Tremblay, R. E., & Montplaisir, J. Y. (2007). Associations between sleep duration patterns and

behavioral/cognitive functioning at school entry. Sleep, 30, 1213-1219. Vandewalle, G., Archer, S. N., Wuillaume, C., Balteau, E., Degueldre, C., & Luxen,

A., et al., (2009). Functional magnetic resonance imaging-assessed brain responses during an executive task depend on interaction of sleep homeostasis, circadian phase, and PER3 genotype. Journal of Neuroscience, 29, 7948– 7956.

Verhulst, F. C., Van der Ende, J., Hofstra. M. B. (2000). Continuity and Change of Psychopathology From Childhood Into Adulthood: A 14-Year Follow-up study. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 39, 850-858

Waters. F., & Bucks. R. S. (2011). Neuropsychological Effects of Sleep Loss: Implication for Neuropsychologists. Journal of the International

Neuropsychological Society , 17, 571–586.

Waumans, R. C., Terwee, C. B., Berg, G. van den, Knol, D. L., Van Litsenburg, R. R. L. & Gemke, R. J. B. J. (2010). Sleep and sleep disturbance in children: Reliability and validity of the Dutch version of the Child Sleep Habits Questionnaire. Sleep, 33 (6), 841-845.

Werner, H., LeBourgeois, M. K., Geiger. A., Jenni. O. G. (2009). Assessment of Chronotype in Four- to Eleven-Year-Old Children: Reliability and Validity of the Children's ChronoType Questionnaire (CCTQ). Chronobiology

International, 26, 992-1014

Whitney, P., & Hinson, J.M. (2010).Measurement of cognition in studies of sleep deprivation. Progress in Brain Research, 185, 37-48

(25)

APPENDIX 1

Berekening Reliable Change Index:

SEM= SD √(1-r)

Reliable Change Index (RCI) = √2*SEM²

R# = 0.892

SD^ = 39 minuten = 0.65 uur

Berekend: SEM = 0.21

RCI = 0.30 uur = 18 minuten

Conclusie: Wanneer het verschil tussen de basisconditie en de experimentele conditie (slaapverlenging of vermindering) gelijk of groter is dan 1.65 * RCI (eenzijdige toetsing) = 29.7 minuten, dan is de kans kleiner dan 5% dat onterecht wordt

geconcludeerd dat er een betekenisvol verschil is. (Ofwel: kleiner dan 5% kans dat het gevonden verschil op toeval berust).

#

Betrouwbaarheid: Cronbach’s alpha, op basis van slaapduur ma, di, wo, en do uit logboek van ouders over kinderen van 9 t/m 11 jaar (Masterproject KvdH, 2009-2010).

^ SD: op basis van slaapduur ma, di, wo, en do uit logboek van ouders over kinderen van 9 t/m 11 jaar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor meer informatie over OSAS bij kinderen en lotgenotencontact kunt u terecht bij de vereniging van patiënten met slaapapneu, de Apneu Vereniging of Stichting Kind en

The events in Greece leading to such a development are part of a transformational moment in European politics: in order to prevent the sovereign debt crisis that affected

The results help to understand the interrelation between the prepreg material, process steps and final consolidation quality and work towards a successful combination of rapid

Wanneer ouders en jongeren geen problemen ervaren bij het slapen van hun kind en noch uw observatie van het kind, noch informatie van derden hiermee in tegenspraak is, dan wordt

Kenmerkend voor de geslaagde oprichting van het goede object in het innerlijk is de geslaagde identificatie met het goede object. De identificatie met het goede

Uit het ordeningsdiagram leiden we tevens een drietal nieuwe vragen af, die de voortgang incorporeren; “Wat is theoretisch de juiste toepassing van Rawls: indirect

Keywords: Affordable housing, affordable rental housing, low income, social housing, private sector participation, slum buildings/bad buildings, deep-down market, income bands,

the sum of R_PROD, R_CFO and R_DISCEX; R_PROD reflects the abnormal production cost.; R_CFO reflects the abnormal operational cash flows; R_DISEXC reflects the abnormal