• No results found

(Over)denken: wat betekend een verandering in onze samenleving voor het grafisch ontwerp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(Over)denken: wat betekend een verandering in onze samenleving voor het grafisch ontwerp"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(over)

denken

(2)

Scriptie

| (over)denken

Auteur

| Nina de Wit

Begeleider: | Ewan Lentjes

| Grafisch Ontwerpen

| Januari 2007

(3)

Hoofstuk 1. Inleiding

1.1 Waarom deze scriptie? 4

2. Verandering van context waar wij in leven

2.1 Een ‘open’ samenleving & Multiculturaliteit 7

2.2 Massacultuur 10 2.3 Globalisering 14 3. De perceptie 3.1 De letterlijke waarneming 17 3.2 Toerisme 21 3.3 Sturingsprocessen 26

4. Het grafisch ontwerpen

4.1 Korte geschiedenis & Emotional Design 31

4.2 Wat is communicatie? 36

5. Conclusie

5.1 Waar gaat dit naartoe? 40

5.2 Je ervoor openstellen? 42

6. Bronnen 44

(4)

Mijn vader had een atelier in Heeze, een dorp vlakbij Eindhoven. Officieel woonden wij in Eindhoven, maar graag reisden we af naar Heeze om daar in de tuin te werken, te schilderen of wandelingen te maken. Dat laatste deden we dan ook op een mooie dag terwijl het zonnetje scheen. Van deze zonnige dag herinner ik me niets, omdat ik toen slechts een jaar of 2, 3 was. Mijn moeder heeft me het volgende verteld: Ik werd in de wandelwagen rondgereden en liep ook stukken, maar een hele wandeling zonder buggy is nog te veel. In één van mijn ‘loop-stukken’ vind ik een stokje in het bos, wat ik meeneem. Een poosje later verwelkomt de hei ons, met grote vlaktes rul zand. Het stokje wat ik eerder had meegenomen steek ik in het zand, om vervolgens – tot ieders verbazing – een perfecte kopie van het Albert Heijn-logo te tekenen. De wandeling wordt vervolgd met twee verbouwereerde ouders. Met mijn moeder ben ik vaak, achterop de fiets in een kinderzitje, meege-hobbeld naar de Albert Heijn. Hier was sprake van passíef meehobbelen, waarbij ik niet geattendeerd werd op de borden of logo’s om mij heen. Mijn moeder heeft me dus nooit speciaal gewezen op het logo van de AH. Het enige wat ik wist was dat we naar de Appie Hijn (mijn eerste twee woor-den!) gingen om daar een worstje te krijgen bij de vleeswarenafdeling. Met open mond hoorde ik dit verhaal jaren later van mijn moeder aan. Dít had ik niet verwacht bij een peuter. Was ik als kind zelfs toen al geïnteresseerd in logo’s en huisstijlen? Hoe bestaat het dat een kind van, laten we zeggen 3 jaar, zonder enige moeite een AH-logo kan tekenen. Zomaar uit het hoofd. Volgens mijn ouders heb ik vroeger veel getekend, maar was dit één van de eerste dingen die zeer herkenbaar waren. De basis van mijn scriptie is onder andere voortgekomen uit dit verhaal.

Toen ik dit jaren later hoorde verbaasde het me zó dat ik er zeker ooit nog iets mee wilde doen in mijn opleiding. En naar mijn idee is dat nu, in deze scriptie. We leven in een tijd waarin veel veranderingen plaatsvinden op verschillende terreinen. Zo wil ik het hebben over de veranderingen in de huidige maatschappij waarin wij leven, maar ook over de ontwikkeling in het grafisch ontwerpen van de afgelopen jaren.

Maar ook een gesprek wat ik had met een oudere heer was aanleiding voor deze scriptie. Hij wees mij op de functionaliteit van een ontwerp; niets was tegenwoordig nog goed leesbaar. Hij ergerde zich hier enorm aan, want mede door zijn slechte ogen begreep hij steeds vaker de boodschap niet. ‘Waar draait het nu eigenlijk ècht om in een ontwerp?’ vroeg hij aan mij. We hebben het gehad over de veranderingen die oorzaak kunnen zijn voor deze ‘mis-communicatie’

1.0 Inleiding

1.1 Waarom deze scriptie?

en zijn uiteindelijk niet tot één duidelijk antwoord gekomen. Wie weet kom ik er in mijn onderzoek voor deze scriptie wel achter.

De perceptie en het kijkgedrag vormen een groot aandeel in mijn scriptie. Naar aanleiding van een eerder geschreven manifest over ‘de waarneming’ wil ik hierop voortborduren en me er nog meer in verdiepen. Over dit desbe-treffende manifest zal ik het later nog hebben in een hoofdstuk over toerisme. Aan de ene kant is mijn scriptie dus gericht op de culturele en maatschap-pelijke verschillen van de afgelopen jaren, maar anderzijds ook letterlijk op de waarneming. Hoe goed kijken we tegenwoordig nog in vergelijking met jaren geleden? Na uitgebreid onderzoek ben ik uitgekomen bij één ‘hoofdvraag’: Er is tegenwoordig sprake van een nieuwe manier van communicatie en wat betekent dat voor het ontwerp van nu?

Deze scriptie is opgebouwd uit vier delen. Ten eerste ga ik het hebben over de verandering van de context waarin wij leven, mede door globalisering en multiculturaliteit. Er heersen andere omgangsvormen dan jaren geleden en wat betekent het begrip ‘massacultuur’ nog? Vervolgens wil ik ingaan op ons kijkgedrag, onder andere betrekking hebbende op het toerisme. Ten derde ga ik in op het grafisch ontwerpen. Waarop was het ontwerp in welke tijd gericht en wat zijn de veranderde eisen in de beeldtaal? Welke veranderingen vinden er plaats. Ik ga vooral in op wat er zich ‘nu’ afspeelt. Tot slot zal ik concluderen wat deze veranderingen betekenen voor het ontwerpen in deze tijd en of het een ‘goede’ verschuiving is.

Door mijzelf continu vragen te stellen en zelfreflectie een grote rol te laten spelen, wil ik zo scherp mogelijk blijven en uiteindelijk tot een goede ‘slotsom’ komen. Voordat ik aan deze scriptie begin staat voor mij nog niet vast waar ik wil eindigen, het kan nog alle kanten op. Ik heb veel boeiende teksten gevonden en daar mijn informatie uit geput. Door veel interessante inzichten en uiteindelijk ook míjn inzicht is dit een scriptie geworden die zeer actueel is.

(5)

Wanneer je naar Nederland kijkt, leven wij in een open samenleving. De Van Dale definieert ‘open’ als:

1 niet gesloten, niet dichtgemaakt, geopend <=> dicht 2 voor iedereen toegankelijk, opgengesteld

3 onbedekt 4 nog niet ingevuld 5 onbezet

Dit is een hele lijst, waarbij je voor elke betekenis wel een reden zou kunnen bedenken. ‘Voor iedereen toegankelijk’ slaat in ieder geval op onze open-gestelde grenzen, omdat Nederland een lange traditie kent van tolerantie. Maar waar staat onze samenleving tegenwoordig voor? Wat betekent het als je leeft in een ‘open samenleving’?

Als eerste kom ik op het begrip ‘collectiviteit’. De Europese Grondwet gaat uit van de gedachte van één groot Europa waarbinnen alle grenzen vervallen. Dit heeft enerzijds het voordeel dat ons kikkerlandje opgewassen is tegen een superstaat als Amerika, bijvoorbeeld in het kader van een zichtbaar ver-schuivende economische hegemonie (overwicht van een staat of een partij). Maar anderzijds kan je ook de vraag stellen waar het met onze culturele verscheidenheid naartoe gaat. Staat dit één voor allen, allen voor één gevoel boven het koesteren van onze eigen identiteit?

Belangrijk is dat niet alleen gekeken wordt naar landsgrenzen, maar ook naar de grenzen van onszelf als individu.

Wie kent niet de situatie waarbij je met een aantal mensen in de lift staat, maar waarbij iedereen star voor zich uit kijkt. Zeer zelden zal er een praatje worden aangeknoopt, men stoort elkaar liever niet. Hetzelfde geldt voor de trein. Strak wordt er uit het raam gekeken of men verdiept zich in een boek. Ik vind het ook heerlijk om af en toe weg te dromen in het voorbijrazende landschap of dat ene goede boek te lezen wat al jaren in de kast staat. Dat we steeds meer gehecht zijn aan onze privacy, en daarmee ook onze rust, is iets wat typerend is voor de tijd waarin wij leven. Misschien zijn we bang dat de ander zich stoort wanneer we vragen hoe het met hem gaat, of waar hij of zij naar op weg is. Of misschien is zij net ontslagen wat het gesprek ook niet aangenamer maakt. Een ieder trekt zich terug in zijn eigen ‘cirkel’, zijn eigen grens. De ‘open’ samenleving kent een steeds sterkere individualisatie.

2.0 De context waarin wij leven verandert

(6)

Deze verandering, onder andere merkbaar in onze omgangsvormen, heeft ook te maken met een steeds groter wordende technologische cultuur. Er komt een steeds bredere markt voor de meest uiteenlopende apparatuur. Onder andere voor mobiele telefoons, maar ook voor mp3-spelers. Deze nieuwe ‘communicatie-apparatuur’ versterkt de reeds bestaande tendens tot individualisering. De keerzijde van deze tendens wordt zichtbaar in de haast rechtevenredig groeiende vraag naar debat: de discussie over het wel en wee van onze ‘open samenleving’. Deze samenleving staat dus niet alleen voor multiculturaliteit, maar kan ook opgevat worden als afbakening: de grens tussen het publieke domein en ons persoonlijke leven. Waar ligt die grens precies? En hoe gaan we daarmee om? De posities lijken niet vanzelfsprekend met elkaar te stroken. Terwijl er aan de ene kant een ‘privacy bestendiger’ lev-en ontstaat (we lijklev-en er vrede mee te hebblev-en elkaar met rust te latlev-en), komt er steeds vaker uit discussies naar voren dat we de aanwezigheid van volledig verschillende groeperingen niet geheel accepteren. Hoe we met deze etnic-iteiten om moeten gaan is een van de discussiepunten die voortkomt uit de Europese grondwet. Uiteindelijk is niet ingestemd met deze gehele grondwet, maar het zet je natuurlijk wel aan het denken. Misschien is het voor niemand onder ons tegenwoordig nog duidelijk waar Nederland precies voor staat. Waarom de meeste Europese landen vóór de grondwet stemmen en Neder-land als een van de weinige tegen. Weten wij zelf dan nog wel waar wij naar streven? En welke opvatting hanteren we daarbij over de open samenleving? Heel sec gezegd: hoe kijken wij aan tegen het begrip multiculturaliteit? Zoals eerder genoemd kreeg dit thema de afgelopen jaren steeds meer aandacht in het publieke debat, door politici als Pim Fortuyn of Rita Verdonk. Het immi-gratiebeleid wordt steeds meer ter discussie gesteld; en nu, in 2006, scoort een partij met Geert Wilders opmerkelijk hoog. De politieke verhoudingen zijn de laatste jaren sowieso vrij chaotisch, en de uitslag van de afgelopen verkiezin-gen heeft dit nog weer eens laten zien. Hoe verdeeld zijn wij, waardoor niet direct een formatie kan ontstaan?

Hoe zit dat nu met onze ‘identiteit’?

Onder identiteit verstaan we ‘dat wat eigen is aan een persoon’. Dit klinkt heel logisch; ieder heeft zijn of haar eigen, persoonlijke identiteit. Maar hoe staat het met onze hooggeprezen waarden als verdraagzaamheid en gelijkgestemdheid? Want onze samenleving is lang getypereerd met begrippen als harmonie, gelijkheid en tolerantie. Maar zoals ik eerder dit hoofdstuk beschreven heb, is er de laatste jaren sprake van een toenemende onduidelijkheid waar wij met ons land naartoe willen. Nederland is waarschijnlijk niet de open samenleving waar menigeen het land voor houdt. Begrippen als verdraagzaamheid en gelijkgestemdheid – die de kern

uitmaken van ons multiculturele beleid – zorgen voor steeds meer verwarring. De begrippen lijken steeds inhoudslozer te worden. We zijn als Nederlanders chauvinistisch over het feit dat we chauvinistisch zijn. En juist dít chauvinisme maakt het voor nieuwkomers natuurlijk immens lastig om zich met hun nieuwe vaderland te vereenzelvigen.

En hoe staat het eigenlijk met onze communicatie? Om terug te komen op de verschillende groeperingen als voorbeeld de Bijlmer-ramp: ‘Wat zegt het over een samenleving dat een ramp als die in de Bijlmer nodig is om de vervreemding tussen verschillende bevolkingsgroepen voor even te doorbre-ken?’ Dit is geen fijn besef. Wanneer ik het begrip ‘communicatie’ in het woordenboek opzoek, vind ik de volgende betekenis: ‘met elkaar in verbin-ding staan’. Er zijn natuurlijk wel momenten waarbij bepaalde maatschap-pelijke klassen of lagen van een bevolking wat gemakkelijker met elkaar communiceren, maar dit is dan zelfs weer afhankelijk van geslacht, beroep en politieke of maatschappelijke voorkeuren etc.

Wèl probeert Nederland een steentje bij te dragen aan de verbetering van communicatie tussen deze verschillende lagen door bijvoorbeeld festivals te organiseren. Er worden hele festivals opgezet rondom de versmelting van culturen en multiculturalisatie. Je hebt het Kwakoe-festival dat jaarlijks wordt georganiseerd in de Bijlmer, of bijvoorbeeld Reggae Sundance in Eindhoven (wat één van de grootste reggae-evenementen van Europa is). Ik werk hier al vele jaren en verbaas me over de goedmoedige sfeer die hier hangt. Al is het dan voor twee dagen, je voelt toch een verbondenheid met elkaar. Muziek heeft hier naar mijn idee een groot aandeel in. Het is een verbindende factor: muziek creëert een (tijdelijke) band met elkaar.

Dat Nederland de laatste tientallen jaren blootgesteld is aan steeds meer maatschappelijke kwesties en problemen is duidelijk. Ons land ondergaat grote veranderingen. Dit niet alleen in verband met onze zogenaamde ‘open samenleving’, maar ook met betrekking tot andere oorzaken: de opkomende globalisering en groeiende techniek hebben hier een groot aandeel in. Nederland probeert bij te blijven met een superstaat als Amerika. Hoe ons kleine kikkerlandje nog meer wordt ‘beroerd’ door verwachtingen en ver-schuivingen bespreek ik in de volgende hoofdstukken.

(7)

In onze samenleving kom je steeds vaker het begrip ‘massa’ tegen, in meerdere contexten. Volgens de Van Dale betekent het begrip ‘mas·sa (de~)’: 1 grote hoeveelheid => hoop

2 een grote groep mensen, de grote hoop, de meute => menigte 3 omgevormde hoeveelheid van een stof

4 [nat.] grootheid die de hoeveelheid stof die enig lichaam bevat, aangeeft 5 [techn.] geleidende eenheid als stroomgeleider

Wij leven in een zogenaamde ‘massacultuur’. Dit is een cultuur die samen-hangt met begrippen als industrialisatie en technologie, maar ook massame-dia. Belangrijke kenmerken van de massacultuur zijn de herhaling, de snel-heid en ‘het nieuwe’. Producten zijn niet meer uniek, maar kunnen in grote getale gekocht worden door de consument.

Ook kan massacultuur betrekking hebben op de hele entertainment-sfeer waar ons kleine landje al flink van doordrongen is. Maar hierover later in dit hoofdstuk meer.

Het begrip ‘massa’ leidt niet altijd naar het collectieve, wat duidelijk zichtbaar is in de verschuiving waar tegenwoordig sprake van is binnen dit begrip. Aan de ene kant zie je als reactie hierop toenemende massale bewegingen in onze samenleving, bijvoorbeeld bij evenementen. Maar anderzijds is er weer een verschuiving naar het individuele, meer persoonlijke. Door een verschuiving van het individuele naar de massaliteit, of andersom, komt er ook een verandering in onder andere de manieren waarop mensen met elkaar omgaan. Zo worden wij tegenwoordig nauwelijks meer gevormd door onze familie of directe leefomgeving, maar ontlenen wij onze identiteit in deze twintigste eeuw in steeds grotere mate aan commerciële producten en aan de massamedia. Later deze scriptie ga ik verder in op de vercommerialisering van onze maatschappij.

Welke kant de verschuiving op gaat – van massa naar individu of anders- om – is nog niet helemaal duidelijk. Door de komst van bijvoorbeeld mp3-spelers wordt iedereen meer afgesloten van de medemens. Men is gesteld op zijn of haar stukje privacy. Maar aan de andere kant, juist door deze individualisatie, worden we ook eenzamer. Alleen al zoiets simpels als het groeten naar elkaar of een praatje op straat, wordt weggeveegd door die mp3-spelers of telefoons. GSM-telefoons worden niet voor niets ‘lul-ijzers’ genoemd. De meest persoonlijke, intieme zaken worden nu op straat (en in treinen etc.) en public via de mobiele telefoon besproken. Zelfs relaties worden zo verbroken met een sms’je. De communicatie met de medemens

2.0 De context waarin wij leven verandert

2.2 Massacultuur

speelt zich steeds meer in een ‘onpersoonlijk’ kader af. De verandering van het massale naar meer individuele is ook merkbaar in ons gedrag. Gingen we

vroeger nog graag op stap, nu blijft ‘de jeugd’ liever thuis voor een filmpje op de bank. Lekker knus, gezellig met zijn tweetjes. Eigenlijk lijkt het dus wel alsof een stijging van het begrip ‘massa’ als gevolg heeft dat we juist veel individueler worden.

De zappende kijker

In de massacultuur waar wij in leven, spelen zaken als ‘snelheid’ en ‘herha-ling’ een steeds grotere rol. In plaats van vroeger 3 kanalen op de televisie, hebben we tegenwoordig ruim 30 zenders waaruit we kunnen kiezen. En met de komst van de digitale tv krijgen we er zelfs zo’n 80 kanalen bij! Hierbij gaat het om zenders uit heel Europa en Amerika, en ook kom je er Al Jazeera tegen. Door deze groeiende keuzemogelijkheden, vervaagt het selectieve kijken. Werd er vroeger nog in de gids gebladerd en duidelijk gekozen voor één programma, nu hebben steeds minder mensen een gids en is er een groeiende ‘zap-cultuur’. Je schakelt met één druk op de knop zo over de hele wereld. Over ons veranderende kijkgedrag en de gevolgen hiervan heb ik het later in een hoofdstuk over de letterlijke waarneming. Kunnen wij wijzigingen aanbrengen in onze perceptie?

De veranderingen waar ik het over heb gehad, zijn dus voor het grootste deel te ‘danken’ aan de steeds grotere rol die technologie in onze samenleving is gaan spelen. Naast het begrip ‘massacultuur’, wordt er ook steeds vaker gesproken over de ‘technologische cultuur’. Deze cultuur toont zich onder andere in films. Waren er tientallen jaren geleden nog ‘filmromans’ waarin de spelers verrijkt waren met menselijke emoties en handelingen, tegenwoordig komen er steeds meer films waarin de mens moet reageren op de hoofdrol van technische apparaten en machines. Als voorbeeld bespreek ik hier de film ‘Cube’. Dit is een film van regisseur ‘Vincenzo Natali’ en komt uit 1997. Het verhaal gaat als volgt:

‘Een aantal mensen wordt wakker in een hermetisch afgesloten kubus. Ze hebben geen idee hoe ze er zijn beland, hoe ze er uit kunnen komen, en of ze hun gevangenschap zullen overleven - de kubus zit immers vol met sadistische boobytraps en bedrieglijke schuifluikjes. Wat heb je in zo’n systeem nog aan gezond verstand? In zijn soberheid buitengewoon spannende horrorfilm, met genoeg bloederige effecten om ook de freaks tevreden te stellen (en in 1997 op het filmfestival van Toronto uitgeroepen tot beste Canadese debuut).’ In deze film zijn mensen het slachtoffer van de heersende technologische cultuur met alle gevolgen van dien. Natuurlijk is het deels een science-fiction film zoals in de meeste films is alles verzonnen, maar deze film wekt toch een redelijk ‘angstaanjagend’ gevoel op. Wat als de machinerie dadelijk onze

(8)

wereld overneemt? We leven in een maatschappij waar we in ieder geval niet meer zonder deze apparatuur kunnen, dus moeten we een middenweg vinden waarbij de machines ons leven niet gaan overheersen. En hoe zit het met ons, ‘de mens’? Leven wij straks, over 50 jaar, allemaal als voorgeprogrammeerde robots? Een film die hierop aansluit is ‘The Stepford Wives’ uit 2004, van regisseur ‘Frank Oz’. Het gaat over een klein dorpje, Stepford, waar een gezin komt te wonen. Alles lijkt perfect aan het dorpje, alhoewel de vrouwen zich wel erg vreemd gedragen...Later blijkt dat de echtgenoten van deze vrouwen, electronische chips bij hun geliefden hebben ingebouwd, waardoor ze voor zichzelf zo de ‘perfecte vrouw’ creëren. Een vrouw die dus bestuurbaar is, en zo voldoet aan alle eisen van haar man.

Wat typisch is aan de film, is dat het een remake is van een film uit 1975, en díe was weer gemaakt naar aanleiding van een boek uit 1950, over de rol van de vrouw in het huishouden. Dit hele idee van de voorgeprogrammeerde mens komt dus al jarenlang aan bod, alleen komt het in deze tijd met alle technologische vernieuwingen opeens wel héél erg dichtbij.

In mijn onderzoek naar de veranderingen van de afgelopen tijd in onze maatschappij, kwam ik een tekst tegen over Nederland als ‘entertainment-land’. Deze tekst is geschreven door Tracy Metz, zij was journaliste voor het NRC Handelsblad. Van haar hand verscheen in 2000 het boek ‘Pret! Leisure en Landschap’, een boek over de omvang van de vrijetijdsindustrie en de gevolgen daarvan voor stad en platteland. Tracy Metz bespreekt in haar tekst ‘Nederland wordt een decor voor belevenissen’ wetenschapper Hans Mommaas. Hij is universitair hoofddocent Vrijetijdswetenschappen aan de Katholieke Universiteit Brabant. Volgens deze Hans Mommaas, is de publieke ruimte de laatste vijftien jaar in snel tempo aan het vercommercialiseren. ‘De vrije tijd wordt van een ruimte van burgerschap en participatie een wereld van de beleving. Dat zie je ook weerspiegeld in de nieuwe politiek die steeds meer op de belevingskant moet inspelen.’ Mommaas noemt de tijd waarin wij nu leven, een ‘aandachtseconomie’. De vrijetijdsbedrijven in de vorm van pretparken of bioscopen moeten enorm hun best doen om op te vallen. De concurrentie is moordend en om op de vallen tussen alle andere bedrijven wordt er onder andere voor gekozen een ‘schaalvergroting’ toe te passen, bijvoorbeeld door een vermeerdering van zalen of recreatieruimtes. Zo hoor ik regelmatig van vrienden dat ze afreizen naar Antwerpen om daar naar een mega-bioscoop te gaan. ‘Je bent er in een uurtje!’ Er is sprake van een een verlangen naar grootschaligheid.

Hierin speelt ook de belevingswaarde een grote rol. Hoe groter, hoe ‘mach-tiger’. Hoe meer er te beleven valt, hoe minder wij ons ‘vervelen’ omdat wij afgeleid worden.

Wij kijken dus niet alleen meer naar de functie van (bijvoorbeeld) zo’n pretpark, maar naar wat er te beleven valt. Hier geldt: Hoe groter hoe meer impact. Maar wat is een ‘belevenis’ eigenlijk? En waarom zijn wij daarnaar op zoek? Ik heb de Van Dale er bijgehaald, en deze zegt het volgende. Be·le·ven (ov.ww.) is:

1 ondervinden, meemaken

2 gevoelsmatig ondergaan => ervaren

En daarnaast nog de Be·le·ve·nis (de ~ (v.), ~sen): 1 wat men beleeft => avontuur

Het woord avontuur zegt het al, we zoeken in deze makkelijke, uitgestippelde structuur van ons leven naar een uitdaging, een avonturenreis.

Als gevolg van de consumptiemaatschappij en dus ook van de massacultuur zijn we op zoek naar het beleven, het ervaren. We zijn bang om iets te missen of tekort te komen.

Door een steeds breder aanbod van producten en diensten is het ook moei-lijker een keuze te maken. Door deze groei en de onderlinge concurrentie begint alles op elkaar te lijken, overeenkomsten te vertonen. En waarin maken wij in onze keuzes dan nog onderscheid? Juist, in de belevingswaarde. We kijken niet alleen naar de inhoud of het uiterlijk, maar vooral de hele ‘belevingssfeer’ die eromheen hangt. Sluit dit aan bij ons persoonlijke leven? Worden we hier gelukkiger van? Hoe hoog is de belevingsopbrengst? Later zal ik in een hoofdstuk over het grafisch ontwerpen nogmaals ingaan op deze bele-vingsopbrengst. Wat doen bedrijven er allemaal wel niet aan om op te vallen tussen tal van andere ‘companies’?

(9)

Vanuit het begrip massacultuur kan gelijk een link worden gelegd met globalisering. Deze term zal iedereen regelmatig horen vallen, het komt bijvoorbeeld steeds meer ter sprake in discussieprogramma’s. Globalisering betekent volgens de Van Dale:

glo·ba·li·se·ren (ov.ww.) 1 in het algemeen beschouwen 2 mondialiseren

3 [Belg., niet alg.] samenvoegen, tot een geheel maken

Samengevat betekent het dat de wereld steeds kleiner wordt en dat daarmee alles over de hele wereld ‘verspreid’ kan worden. Het exportproces is enorm gegroeid. Verder kan globalisering gaan over de leefbaarheid op onze planeet, de wereldeconomie, onze culturen en bijvoorbeeld wetgevingen.

Nu technologische ontwikkelingen de landsgrenzen doen vervagen lijkt de op-komst van ‘global culture’ enorm te groeien. Mensen zitten niet stil en reizen meer dan ooit tevoren. Zo kijkt niemand er meer vreemd van op wanneer een student na zijn of haar middelbare school zal besluiten voor één jaar de wijde wereld in te trekken. Zelf heb ik dit niet gedaan, onder andere omdat mijn nieuwe studie me erg aantrok, maar veel vrienden of bekenden van me zijn tijdenlang weggeweest. De locatie lag voornamelijk in gebieden als Nieuw-Zeeland of Australië, maar eerlijk gezegd leek het of de plek niet heel veel uitmaakte. Als het maar een ander continent was. Alles lijkt tegenwoordig bereikbaar. Mede door de steeds toegankelijkere transportmiddelen en goed-kope vliegtarieven. Nieuwe communicatiemiddelen als het internet, satellieten en televisie hebben hier ook een groot aandeel in. Spreken we straks allemaal Engels? En moeten we bang zijn dat straks, met het vervagen van de grenzen, vele culturele minderheden als bijvoorbeeld Indiaanse stammen of bepaalde dialecten zullen verdwijnen?

Wat in ieder geval vaststaat is dat de wereld één eenheidsworst dreigt te worden door deze groeiende globalisering. Het westers consumptiepatroon ‘takes over the world’, waardoor het voor bepaalde culturen moeilijk wordt hun eigen identiteit te behouden of uniek te blijven. Het gevolg van de groter wordende multinationals is namelijk dat deze culturen ‘besmet’ raken met de geïmporteerde producten, gewoontes of regels. Als voorbeeld neem ik hierbij Jamaica, waar het volgende zelfs al in reclame’s zichtbaar is: Liep men vroeger in Jamaica nog op zelfgemaakte teenslippers en dronk men nog zelfgemaakte kokosnotenrum, tegenwoordig loopt het merendeel op dit eiland rond op Puma schoenen en drinkt men er Malibu. Tegenwoordig wordt dus

2.0 De context waarin wij leven verandert

2.3 Globalisering

geprobeerd producten te associëren met een bepaalde levensstijl of groepsstijl, terwijl er vroeger veel meer werd gekeken naar de functie of de efficiëntie van

zo’n consumptiegoed en wat het voor gevolg had voor een bepaalde cultuur! Er werd meer rekening gehouden met het behoud van culturen.

Ook zie je in onze binnensteden dat alles hetzelfde is: dezelfde winkelketens, dezelfde consumptiegoederen...Zo ook in Europa en de rest van de wereld, alles gaat steeds meer hetzelfde beeld opleveren. Er is sprake van een grotere uniformiteit in uitstraling. Grote concerns bepalen het straatbeeld en de bekende ‘merken’ vind je in elke grote stad ter wereld. De eigen, traditioneel gebonden en cultureel bepaalde winkels en centra worden steeds meer naar de stadsgrenzen verbannen. De reclame en natuurlijk media zijn hier grotendeels verantwoordelijk voor.

Wij leven in een consumptiecultuur en alles is bij wijze van spreken te koop. Deze cultuur valt, door de groei van de globalisering, niet te omzeilen; we kunnen nu eenmaal niet achter blijven. De functie van de stad is hiermee veranderd. Zo staat Rotterdam bekend om de stadshavens, maar de pret- industrie trekt ook aan. Alleen al met een evenement als het Zomercarnaval, waarbij een ‘Caribische parade’ door de stad trekt. Het karakter van de stad verandert naar mate dit soort activiteiten toenemen. ‘Alles kan overal gehouden worden’. Net zoals het eerder besproken ‘Reggae Sundance’; je bent in Eind-hoven maar waant je in Jamaica. We hoeven straks niet meer naar het buiten-land, maar kunnen we het buitenland naar óns toe halen. Zo heb je in Turkije een compleet dorp wat een kopie van Amsterdam moet voorstellen. Turkse mensen hoeven zo niet meer helemaal naar Nederland te vliegen, maar kun-nen zo in hun eigen land blijven en tòch met foto’s van typisch Amsterdamse gevels thuiskomen.

Om niet alleen in te gaan op de materiële consumptiemaatschappij èn een aansluiting op het vorige hoofdstuk te vinden wil ik doorgaan met het visuele aspect; de belevingsconsumptie. Ook in deze visuele consumptie zit een groei-ende lijn. Deze vorm wordt onder andere zeer gestimuleerd door internet, televisie of magazines. Zelfs niet-tastbare belevingen als liefde en haat kunnen in deze tijd worden geconsumeerd. Een visuele consumptiemaatschappij ver-eist dat er snel, duidelijk en helder geformuleerd moet worden. Dit houdt in dat er niet alleen snel een ontwerp op tafel moet liggen, maar ook het kijkge-drag van de consument speelt een grote rol. Tegenwoordig lezen wij nauwe-lijks meer een boodschap, maar kijken we naar vorm. Inhoud staat in deze belevingswereld niet meer op nummer één. Dit fenomeen is ook zichtbaar in het grafisch ontwerp, waar ik het later in deze scriptie nog over ga hebben.

(10)

Samenvattend spelen bij een verandering in de maatschappij niet alleen verschuivingen mee wat betreft de consumptie, maar dus ook in onze percep-tie, de letterlijke waarneming. Wat is er zoal veranderd de afgelopen tijd in het kijkgedrag?

Het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op deze vragen.

De veranderingen in onze maatschappij waar ik in de vorige hoofdstukken over heb geschreven bepalen voor een groot gedeelte ons gedrag, en dan met name ons kijkgedrag. Heb ik eerder nog geschreven over de toenemende individualisering (of juist andersom) in ons gedrag, nu gaat het letterlijk over onze perceptie.

Ten eerste zal ik het hebben over de waarneming en de letterlijke betekenis hiervan. Wat houdt het begrip ‘kijken’ in en hoe nemen wij waar?

Vervolgens verdiep ik me in het toerisme, wat ontstaan is naar aanleiding van een eerder dit jaar geschreven manifest. Toerisme vind ik het ultieme voor-beeld om te onderzoeken hóe men kijkt en wáár men daarbij op let. Omdat een toerist meestal voor het eerst in een stad of land komt, is zijn of haar blik nog helemaal open en – ondanks vele vooroordelen door reisgidsen – is men nog makkelijk beïnvloedbaar.

Ik eindig bij de zogenaamde sturingsprocessen. Wat kan er aan gedaan worden om onze blik (nóg) helderder te krijgen? En een blik eventueel te sturen in een richting die uitdagender is of beter bevalt? Maar goed, laat ik beginnen met de waarneming. Wat wil ons kijkgedrag eigenlijk over ons zeggen?

Weinig lijkt gewoner dan onze waarneming. Wanneer ik het woord in de Van Dale opzoek kom ik op het volgende:

waar·ne·ming (de ~ (v.))

1 verwerking van de informatie die door de zintuigen is opgenomen => perceptie Waarneming is het hele veld van impressies waardoor wij ons oriënteren op deze wereld. Het is essentieel om te overleven en bepaalt keuzes, gedrag, levenskwaliteit en bijvoorbeeld relaties. Vanuit de vertaling in de Van Dale ben ik, later mede uit eigen ervaring, op het volgende gekomen: een waar-neming begint bij een zintuig. Het allersimpelste voorbeeld is natuurlijk het kijken door je ogen, maar ook kan iemand waarnemen door bijvoorbeeld het gehoor of de tast. Denk maar aan een blinde!

Vervolgens wordt deze impuls doorgestuurd naar de hersenen, waar het ‘verwerkingsproces’ begint. Pas dán kan je er eigenlijk een oordeel aan verbin-den. Het proces waarbij het seintje doorstuurd wordt tussen de hersenen en ‘het zintuig’ gaat zó snel, dat je er heel moeilijk enige invloed op kan uitoefenen. Door training ed. kan dat echter wel deels veranderen en kan men langzamerhand de impuls zelf leren sturen.

Door een erkend dokter heb ik me het volgende laten uitleggen: Wanneer je iets proeft, voelt of ziet wordt er automatisch een seintje naar je hersenen doorgestuurd. Laat ik als voorbeeld ‘spruitjes’ nemen. Wanneer je die proeft

3.0 De Perceptie

(11)

gaat er een seintje naar een bepaald deel van de hersenen; de amandelkernen (of Amygdala). Vervolgens bepalen zij – zonder dat jij er enige invloed op kan uitoefenen – of je het vies of lekker vindt. Bepalen ze dat jij het vies vindt, dan sturen ze dit weer terug naar het zintuig, de mond, en krijg je het ‘vieze’ gevoel. Vervolgens gaat het seinen tussen de twee alsmaar door, en het kan zo enorm versterkt worden (‘Bah! Wat vind je het vies’) of het kan juist afgezwakt worden (‘Het valt wel mee’). Met je ogen werkt dit hetzelfde. Wanneer je iets ziet wordt zo automatisch bepaald of je het mooi of lelijk vindt, maar door training kan je dit proces wèl deels beïnvloeden. Je moet er meer bij nadenken en het niet automatisch voor je laten gebeuren. Later in deze scriptie zal ik hier nog vaak naar verwijzen.

De wijze waarop wij de wereld waarnemen èn interpreteren (de perceptie & reflectie) is dus verbonden met ons lichaam. De mate waarin ons denken afhankelijk en verbonden is met ons lichaam heeft een groot effect op de wijze waarop wij waarnemen. Dit slaat zelfs terug op het voorbeeld met de spruitjes: nadat je eenmaal één keer spruitjes hebt gegeten en ze bijvoorbeeld niet lekker vond, hebben jouw hersenen dit onthouden en zullen ze deels mede-bepalen wat jij er de volgende keer van vindt. Veel van wat we zien, ruiken of proeven komt voort uit onze gedachtes, en dus ook uit herkenning. In de letterlijke waarneming kan je de verschillende manieren van kijken onderbrengen in drie categorieën. Ten eerste het registreren, oftewel het waarnemen (het zintuig!). Op de tweede plaats ga je observeren; het in kaart brengen van de beeldinformatie. En ten derde rest dan nog de interpretatie, oftewel het zoeken naar betekenis.

Wanneer ik het heel sec over de waarneming heb, kom ik meteen op de volgende vraag: Komen onze waarnemingen eigenlijk wel overeen met de buiten-wereld, met de werkelijkheid? Hierboven heb ik al het voorbeeld van de spruitjes genoemd, maar welke onderdelen bepalen nog meer hoe ons beeld wordt gevormd?

De hedendaagse kijker kan zonder twijfel razendsnel waarnemen en interpreten. Met onze ingeboren neiging om samenhang te willen zien, om zo bijvoorbeeld zo snel en adequaat te kunnen reageren op gevaar, gaan we echter vaak voorbij aan mogelijke verstoringen en illusies. We hebben maar weinig stippen en vlekken nodig om een beeldraadsel op te lossen, maar of het de correcte oplossing is vragen wij ons niet vaak af; of mogelijke verstoringen meegewogen worden in ons oordeel lijkt niet zo belangrijk. Kijken en denken zijn voor ons dus een besef. De juiste manier om informatie en kennis over iets te verkrijgen, om de waarheid boven tafel te krijgen. ‘We hebben het zelf gezien’ zeggen we. Maar in de tegenwoordige tijd kunnen

we allemaal langzamerhand weten dat je met behulp van beelden mensen alles kunt doen geloven. Je kan er aan alle kanten mee manipuleren, juist omdát we zo gemakkelijk denken. Doordat je wéét dat je zelf iets hebt gezien zijn we weinig kritisch meer op wát we zien. Een waarneming blijkt niet zomaar een waarneming te zijn. Iedere perceptie is niet meer dan een vertolking, een weergave, die met tal van beslissingen gepaard is gegaan, hoewel we ons daarzelf dus maar weinig van bewust zijn.

Bij het bepalen van de waarneming speelt het fysieke ook een rol. Alle zintui-gen werken van vroeger af aan op het principe dat ik eerder beschreven heb: een fysieke prikkel wordt vertaald in zenuwimpulsen die leiden tot bepaalde gewaarwordingen. Zo verkrijgen wij informatie over de buitenwereld via onze zintuigen. Dit is wèl nog steeds noodzakelijk om te overleven: de eerste mensen moesten roofdieren kunnen horen, zien of ruiken voordat het dier kans gezien had om hem te naderen of nog erger, te kunnen aanvallen. De hedendaagse mens heeft zijn zintuigen nodig om te kunnen overleven in een wereld vol met andere soorten gevaren: auto’s, treinen, bussen en, niet onbelangrijk: andere mensen.

Verder rest dan nog de snelheid waarmee wij waarnemen. Door de moderni-sering in deze maatschappij heeft ons oog steeds meer moeite met alles wat ze zien. Maar deze ‘moeite’ is voor ons niet merkbaar want we nemen aan dat ons brein alles wel bijhoudt. Wij hebben geen problemen met de snelheden in deze huidige wereld, omdat wij de grootste fysieke gevaren die we op onze weg tegen kunnen komen (zoals een auto, een trein of een fiets) hebben afge-stemd op onze capaciteit van waarnemen. Op deze manier hebben we ver-volgens de illusie gecreëerd dat wij met onze snelheid van waarnemen, álles kunnen waarnemen. Dit doordat we niet geconfronteerd worden met onze beperkingen en zo denken dat het ‘normaal’ is. De illusie van een bioscoop toont aan hoe makkelijk het is om het menselijk brein te laten geloven dat een stilstaand beeld beweegt: 24 beelden per seconde is voor ons goed genoeg, terwijl het voor veel dieren eruit zou zien als een schokkerige opname. Wij baseren ons idee van de werkelijkheid dus op de voorstelling die we van de buitenwereld krijgen. Objectief waarnemen bestaat niet, het is altijd een combinatie van zien & fantasie. Perceptie is duidelijk afhankelijk van formele aspecten als helderheid en grootte of vorm, maar ook van herkenning en verwerking. De wereld bevindt zich voor een groot deel in ons hoofd en dus niet erbuiten.

Hierbij ben ik gekomen bij het begrip automatisch waarnemen. Dit automatisch kijken heeft met het onderbewustzijn te maken en is de basis voor automa-tische reacties. Dit in tegenstelling tot de directe waarneming, die ook wel

(12)

ongeconditioneerde waarneming genoemd wordt. Bij dit laatste gaat het over bewust-zijn, over wakker zijn. Wanneer we dit automatisme uitschakelen krijgen we een ‘vervreemdend’ gevoel. Niets is wat het lijkt. Maar wèl ontdek je nieuwe kanten van een zaak (letterlijk of figuurlijk!). Doordat we zo vastge-pind zitten met vooroordelen en gedachtes, is het moeilijk dit te doorbreken en zèlf ergens een kijk op te hebben. Als voorbeeld wil ik het hierbij hebben over toeristen die op vakantie zijn in een ander land. Hoe nemen zij waar? In het volgende hoofdstuk zal ik daarom ingaan op de gevolgen van ons ‘ver-lies aan waarneming’. Hierbij maak ik een vergelijking met hoe het vroeger was en hoe men tegenwoordig op vakantie gaat. Dit niet om nostalgische redenen, maar puur ter vergelijking.

Hiervóór heb ik gesproken over de verschillen die merkbaar zijn in de samenleving als gevolg van veranderde omstandigheden. Mede door globali-sering en de groeiende multiculturaliteit is er een verandering merkbaar in onze leefomgeving, maar ook in ons gedrag.

Vervolgens ben ik ingegaan op de letterlijke waarneming. Wat betekent het woord ‘waarneming’ eigenlijk en in hoeverre is die van ons door automatisme al bepaald? In het volgend hoofdstuk wil ik het over processen hebben die onze waarneming kunnen beïnvloeden. Maar nu eerst ‘het toerisme’. Ik heb voor Japanse toeristen gekozen omdat ik denk dat zij bepalend zijn voor ons kijkgedrag, nu maar ook over tien jaar. Zij zijn als het ware toonaangevend en we kunnen ons kijkgedrag terugvinden in hun patronen.

In dit deel richt ik me dus op de toeristensector. Wanneer men vroeger op vakantie ging, en wanneer men toeristische trekpleisters bezocht, werden deze zelden gefotografeerd. Dit is een vrij logisch gevolg doordat men de middelen die wij nu kennen, toen nog niet tot hun beschikking hadden. Tientallen jaren geleden werd er, in plaats van gefotografeerd, bijvoorbeeld nog geschreven of getekend op de plek van bestemming. Dit om de prachtige plekken beter te beschrijven, maar ook om de herinneringen straks thuis weer levendiger te maken. Als men geen middelen voor handen had om ter plaatse bijvoorbeeld een tekening te maken, bestudeerde men de plek zo aandachtig mogelijk om zo de bestemming volledig in zich op te nemen.

Tegenwoordig heeft vrijwel elke toerist een fototoestel of videocamera. Door de verschuiving van tekening naar camera, kan je ook een verandering in het kijkgedrag ontdekken. Wanneer je een tekening maakt, bekijk je het gehele gebouw door je eigen ogen. Wat met een fototoestel gebeurt, is dat je door een lens kijkt. En hierin zit nou net het verschil. Wanneer je door een lens kijkt, is je beeld afgebakend. De lens maakt als het ware een uitsnede voor je. Je kan wel enige invloed uitoefenen door de camera te roteren/ draaien/ in- of uit te zoomen, maar ondanks deze opties blijft je beeld beperkt. Een verschuiving van een nauw gedetailleerde beschrijving van een gebouw naar een kadering van het beeld door middel van een lens, heeft dus een grote verandering in ons kijkgedrag als gevolg gehad.

Als voorbeeld neem ik een groepje Japanse toeristen. Heel herkenbaar is het volgende beeld: een grote groep Japanse toeristen met zonnekleppen en -brillen op, een vlaggetje dat boven de groep uitsteekt als leider van de groep, maar vooral de vele apparatuur die om hun nekken bungelt. Vaak zijn hun gezichten verborgen achter grote lenzen en ander

3.0 De perceptie

(13)

soort apparatuur.’ Dit beeld levert bij vrijwel iedereen herkenning op. Maar deze Japanners zijn enkel een voorbeeld, waar het mij werkelijk om gaat is de apparatuur. Toeristen maken veelvuldig gebruik van fototoestellen en camera’s en ik vind dit een verarming in het kijkgedrag. We leven in een digitaal tijdperk, maar later geef ik in dit hoofdstuk aan dat deze een zeer beperkte visie biedt.

Alain de Botton is een Zwitserse filosoof die zich ook met dit thema heeft beziggehouden. Hij heeft meerdere boeken geschreven die telkens ingaan op één maatschappelijk of sociaal ‘fenomeen’. Het boek waar ik op in wil gaan, heet ‘De kunst van het reizen’. Hierin stelt De Botton vragen over het toe-risme en schrijft hij ook over ons ‘kijken’. Kan je leren beter naar een land- schap te kijken? Wat gebeurt er als je uit je dagelijkse werkelijkheid in een totaal andere omgeving wordt gezet?

Dit zijn allemaal erg interessante uitgangspunten èn invalshoeken waar ik op wil voortborduren, en die ik wil aanvullen. In ‘De kunst van het reizen’ schrijft Alain de Botton over ‘verwachtingen’ en over ‘schoonheid’. Ik wil me op deze twee begrippen richten: Hoe kunnen we schoonheid vastleggen en zo optimaal mogelijk in ons opnemen? Maar dit later. Eerst verdiep ik me in de verwachting.

De verwachting is een erg breed begrip, maar hierbij wil ik het toespitsen op het reizen. Hoe verhoudt hetgeen we van een reis verwachten zich tot de werkelijkheid? Misschien hebben we wel verkeerde of té grote vooruitzichten gekoppeld aan de droom waar we ons in storten.

Wanneer we besluiten op vakantie te gaan, vangt deze reis aan met vakan-tiebrochures en -folders. Het enige wat we daarin te zien krijgen, zijn vrolijke en lachende vakantiegangers die ‘ó zo gelukkig’ zijn. Alain de Botton beschrijft feilloos hoe in onze verbeelding deze enkele stilstaande beelden uitgroeien tot een perceptie van hoop. Met zó’n fantastische folder mogen we wel heel wat verwachten. Maar eenmaal op plaats van bestemming, komen zaken aan bod als de verkeerde maaltijd, de verloren portemonnee, de vergeten zonnebril... ze worden allemaal niet meegenomen in onze voorstelling van het paradijs dat we gaan bezoeken.

Als in een reisfolder staat dat je ergens in één middag naartoe kan reizen, en je dit onderneemt, kan het voorkomen dat de reis niet zo makkelijk gaat als het in de folder stond. De tram kwam later aan waardoor je de bus miste, wat weer verdere gevolgen had voor de treinreis. De stoelbekleding is vies, het is benauwd, er zit een vlieg op het raam...Wat we dus, naar aanleiding van reisfolders gepresenteerd hebben gekregen komt waarschijnlijk lang niet overeen met de werkelijke vakantie. Onze verwachtingen zijn geschaad. Wanneer we dan ook nog eens

thuiskomen met enkel wat fotootjes, vaak geschoten als ‘vakantiekiekjes’, kan dit geheel als een teleurstelling ervaren worden. En dat is niemands bedoeling. Wanneer we juist met een ópen blik op vakantie gaan, zonder vooroordelen en met weinig verwachtingen, kunnen we ons laten bepalen door wat het land en de heersende cultuur biedt.

Zoals eerder gezegd schrijft Alain de Botton over het begrip ‘schoonheid’. Ik ben hierin geïnteresseerd omdat hieraan geen duidelijke beschrijving of betekenis vastkleeft. Is het niet erg persoonsgebonden? Volgens de Van Dale: schoon·heid (de ~ (v.), -heden)

1 de eigenschap van mooi te zijn of de eigenschap die ertoe bijdraagt => schoon 2 bijzonder mooie vrouw => beauty, schone

De tweede betekenis laat ik achterwege. Maar de eerste daarentegen, waarbij ze het hebben over een eigenschap, laat duidelijk zien dat er niet één vastgestelde regel is voor het begrip schoonheid.

Wanneer het gaat over schoonheid, kan je dit ook weer richten op het reis- en kijkgedrag. De schoonheidsbeleving verandert en is in beweging. Daarom is dit juist een interessant fenomeen: Het staat niet stil, ligt niet vast. Hierbij kom ik terug bij de camera- en apparatuurtoeristen. Een vakantieganger maakt namelijk meestal enkel foto’s op een plek waar hij of zij werkelijke schoonheid ervaart, een voor hem/ haar uniek moment.

We willen voor onszelf, wanneer we thuiskomen, een bewijs van dat we er geweest zijn. Maar wanneer we naar de werkelijkheid kijken (en dan niet eens persé betrekking hebbende op het toerisme) is ons beeld, ons zichtsveld, altijd afgekaderd of omlijst. Vrijwel nooit zal het voorkomen dat wij een volledig blikveld hebben, want je beeld wordt zelfs al afgesneden door de horizon. Toeristen bezoeken veelal steden. Laten nu net de meeste trekpleisters mid-denin het centrum liggen waardoor je bijvoorbeeld de kerk nooit in zijn totaliteit kan aanschouwen. Zo staat er bijvoorbeeld een flat naast de kerk waardoor we nèt dat ene raampje niet kunnen zien (of dus niet eens weten of er een raampje zit) of dat een mooi ornament niet duidelijk zichtbaar is. Hoe ver gaat onze schoonheidsbeleving? Hoe weinig is er nodig om iets als ‘schoon’ te ervaren? En gaat er niets verloren, wanneer we er enkel een foto van maken? Later, in een hoofstuk over sturingsprocessen, zal ik aangeven dat ik vind dat we steeds meer met een beperkte visie leven. Dit als gevolg van de veranderde beeldtaal, maar ook door de groeiende industralisatie, overbe-volking en overbebouwing. Hierdoor hebben we zelden een ‘open’ blikveld en wordt ons zicht steeds meer afgekaderd en overlapt.

(14)

Om op zoek te gaan naar schoonheid, zoeken tegenwoordig steeds meer mensen op reis naar avontuurlijke, onbekende en verre gebieden. De toeris-tische trekpleisters worden zoveel mogelijk ontweken en men reist vaker af naar uitgestrekte woestijnen of oerwouden. Als men maar het idee krijgt er als eerste te zijn geweest, of tenminste als één van de weinigen. Maar doordat steeds meer mensen hun rust in het buitenland willen zoeken, heeft het als gevolg dat deze, ooit zeldzame woestijn, langzaamaan verandert in een toeristische trekpleister/ massatoerisme. Terwijl het vroeger bij het reizen nog vooral ging om het ontdekken van (nieuwe) continenten, tegenwoordig ontdek je vooral jezelf. Je voelt je weer even mens met een lichaam: Een hoofd dat suist van de hoogte, ogen die pijn doen van het verblindende licht, een lichaam dat ruikt naar zweet en haren vol stof van de wegen. Je bent weer helemaal compleet, klaar voor het èchte leven dat thuis wacht. Reizen is weer ontvankelijk geworden. Maar ook onafhankelijk. Wie reist en de tijd neemt om een land ècht te bekijken, kan zich een oordeel vormen. Zo hoef je niet blindelings te geloven wat de media zeggen. Je kan erachter komen dat door een reisgids enkel één aspect van een land wordt belicht, terwijl jij totaal andere en nieuwe dingen ontdekt. Zo leer je te relativeren en af te wijken van conventies. Niet alleen op reis, maar ook in je dagelijkse routine waneer je terugkeert naar huis.

Er zijn dus diverse redenen waarom wij op vakantie gaan. We willen de rust in onszelf terugvinden, nieuwe schoonheid ervaren, of ons verwachtings- patroon bevestigd krijgen. Misschien missen we ook wel een stuk spanning. Dat we het gevoel hebben thuis niet voldaan te zijn en het daarom in een ander continent gaan zoeken. Maar hoe spannend kan je het voor jezelf maken? Het maken van een wereldreis is voor mij vergelijkbaar met een ritje met de trein. Het één hoeft niet spannender te zijn dan het ander, maar wat hierbij telt is de reiziger. Jijzelf dus.

Het probleem is – naar mijn idee – dat we de wereldwonderen die zich bijvoorbeeld in een treintraject afspelen niet zien. We zijn als het ware ge-hersenspoeld door gewoonte. Als voorgeprogrammeerde mummies laten we ons heen en weer rijden; we zitten wel in die trein maar onze ogen, oren en neus hebben we thuisgelaten. In dit geval hebben we geen verwachtingen meer! Reizen kan je ook zien als goede manier om wakker geschud te wor-den: de hitte voelt anders, de mensen klinken en ruiken anders. Alle zintuigen worden weer even ‘herschikt’ en zijn uiteindelijk klaar voor een reis naar huis. Wanneer je dan eenmaal thuis weer een keer de trein instapt, lijkt het eventjes als nieuw. Je leeft dan weer in de realiteit. Maar verval je weer in een oud ‘trein-patroon’, dan zullen je zintuigen je weer spoedig in de steek laten.

In de volgende paragraaf wil ik ingaan op de manieren waarmee je een bepaalde ervaring persoonlijker èn interessanter kan maken. Ik zal meerdere ‘processen’ beschrijven die je bijvoorbeeld als toerist op reis kan toepassen, maar ook in het dagelijks leven.

(15)

Door het wijzigen van sturingsprocessen zal men beter waarnemen.

Beelden hebben in de huidige samenleving een belangrijke plaats verworven als autonoom communicatiemiddel. Zo worden foto’s niet alleen gebruikt in de context van nieuwsberichtgeving, maar ook in de reclamewereld. Door de opkomende globalisering en digitalisering, moet alles ‘snel’. In de reclamewereld wordt bijvoorbeeld dankbaar gebruik gemaakt van het feit dat beelden in één oogopslag informatie kunnen overbrengen. Maar ook diverse andere media maken gretig gebruik van het feit dat beelden niet alleen snel moeten kunnen werken, maar ook gemakkelijker manipuleerbaar zijn. Door de explosieve groei van digitale technieken is bewerking of manipulatie van beeldmateriaal op simpele wijze mogelijk. Je kan na digitalisering van een foto bijvoorbeeld kleuren veranderen, delen uit andere werken toevoegen of juist details weglaten.

Bij een manipulatie moet je je altijd afvragen welk belang er door wordt geschaad. Er kan veel veranderd of verbogen worden door middel van zo’n vervorming van de werkelijkheid. Dit hoeft niet altijd positief te zijn! Zo helpen media ook flink mee aan deze ‘vervreemding’. Door middel van kranten, tijdschriften en boeken wordt zo een nieuwe waarheid geformuleerd. Eigenlijk kan je dus zeggen dat we worden bedonderd, terwijl wij denken, er vanuit gaan, dat ons de werkelijkheid wordt getoond. Stel dat een nieuwsfoto uit de krant totaal gemanipuleerd is! Door de nieuwe digitale mogelijkheden zal deze foto niet van echt te onderscheiden zijn. Natuurlijk neem je niet aan dat dit gebeurt, maar het is een optie waar je wel rekening mee kan houden of ten minste over na kan denken.

Voor de overdracht van informatie wordt dus meer en meer van ‘het visuele gebruik’ gemaakt. Vooral de televisie speelt hierbij een belangrijke rol. De televisie zorgt niet alleen voor de 80 zenders die 24 uur per dag beschikbaar zijn, maar veelvuldig televisie kijken leidt ook tot een bepaald kijkgedrag. Men let vooral op de dingen die voor het kunnen volgen van een verhaal belangrijk zijn. Voor het verhaal minder relevante zaken vallen vaak niet op maar ze vullen wel het beeld. Daar komt nog bij dat steeds meer informatie wordt aangeboden met behulp van gemanipuleerde beelden. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om het verschil te zien tussen fictie en werkelijkheid. Tegenwoordig zie je steeds vaker reclames waarbij je je afvraagt of het ‘echt’ gebeurd is?! Vele malen heb ik met open mond voor de televisie gezeten en discussies gehad waarom iets wèl uitvoerbaar was of waarom juist niet. Maar het is dus ook ons kijkgedrag. Bij regelmatige televisie-kijkers ontstaat de

3.0 De perceptie

3.3 Sturingsprocessen

neiging om andere visuele informatie ook op eenzelfde manier te verwerken. Dit soort kijkgedrag leidt tot onzorgvuldig kijken. Wanneer meerdere mensen

naar eenzelfde object kijken, zullen ze bijna allemaal iets anders zien. Goed waarnemen is een vaardigheid die eigenlijk iedereen dient te leren. Vooral in deze tijd waarin de beeldtaal zulke enorme veranderingen onder-gaat. Later zal ik het in een hoofdstuk over het ‘nieuwe’ grafisch ontwerpen hebben over de veranderde beeldtaal en ontwerpen. Welke rol speelt de grafisch ontwerper in deze digitale wereld? Maar eerst wil ik me richten op ons kijkgedrag en hoe we daar richting aan geven. Ik maak dan meteen een beginnetje met mijn hoofdvraag: Er is tegenwoordig sprake van een nieuwe manier van communicatie en wat betekent dat voor het ontwerp van nu? Ik ga me hierbij richten op de verschillende manieren waarmee je ons kijkgedrag kan sturen. Vandaar ook de term ‘sturingsproces’. Ik probeer uit te zoeken welke sturingsprocessen er bestaan en wat deze bereiken.

Indien iets in een andere omgeving geplaats wordt kan het niet alleen onher-kenbaar worden maar het kan ook veranderen van betekenis. Als voorbeeld neem ik het in een andere omgeving plaatsen van een gebouw. Door een zeer herkenbaar beeld in een andere context te plaatsen kan het onherkenbaar worden en tevens veranderen van betekenis. Dit alles heeft te maken met vervreemding.

Maar hoe ver kan je gaan? Wanneer is het nog geloofwaardig? Als voorbeeld heb ik het volgende: in een project over het referendum om Europa één te laten worden door een Europese grondwet heb ik een aantal affiches gemaakt. Gebruik makend van bestaande herkenbare beelden als Manneken Pis, een Griekse tempel of Turkse palmbomen, heb ik de foto in een andere context geplaatst door toevoeging van tekst. Zo krijg je een achtergrond van het Ato-mium (in België) met op de voorgrond de tekst ‘Groeten uit Rome’. Of ‘Groeten uit Nederland’ met de Alpen op de achtergrond. Wanneer ik iemand deze affiches laat zien is het een herkenbaar proces wat zich vervolgens afspeelt, en wat ter-ugslaat op het hele kijkproces wat ik eerder in dit hoofdstuk heb beschreven: Men registreert, oftewel neemt waar. Hierbij is nog geen sprake van een mening of een oordeel, men registreert alleen maar wat letterlijk wordt gezien. Ver-volgens begint de observatie en wordt een link gelegd tussen tekst en beeld. Wat zie je nu eigenlijk echt? Dan volgt de interpretatie en gaat men op zoek naar de betekenis. Er vindt vervreemding plaats en mij werd telkens de vraag gesteld: ‘Maar het Atomium staat toch niet in Rome?’. Dit hele proces duurt misschien nog geen vijf seconden, maar heeft een duidelijk verloop.

Door de mogelijkheid van manipulaties èn een versnelling in de maatschap-pij zijn wij anders gaan kijken. Ik vind dit geen verbetering en sta daarom

(16)

vooraan in de rij om hier iets aan te doen. Wanneer je niet van jongs af aan hebt geleerd of meegekregen hoe je moet kijken, zal het moeilijk worden om iemand bewust te maken van wat je nu eigenlijk écht ziet.

Om terug te komen bij de filosoof Alain de Botton het volgende: volgens de Botton zijn schoonheid en gelukzaligheid enkel van korte duur. Wanneer je voor een gebouw staat en de pracht overziet, besef je opeens dat het moment snel weer zal verdwijnen en dat het – voor de toerist – vaak te snel voorbij-gaat. Daarom pleit ik voor een hulpmiddel om het bijzondere moment vast te leggen zónder het gebruik van een camera. Veel te vaak wordt het moment gefotografeerd of gefilmd, maar ook worden er visuele tekens achtergelaten (bijvoorbeeld door het zetten van je naam op een gebouw). Verder is er nog de mogelijkheid om een souvenir te kopen – waar overigens veel mensen intrappen – maar dit is zo’n uitgekauwde en voor de hand liggend trucje dat zoiets totaal niet meer uitnodigend is.

Terug te komen bij het vastleggen van het ‘bijzondere moment’. Schoonheid is ongrijpbaar en daarom moeten we een manier vinden om het te bezitten. Door potlood en papier te pakken en een tekening te maken leren we te zien. We gaan dan waarnemen in plaats van kijken. Door middel van een tekening kunnen we er betere en duidelijkere herinneringen aan overhouden. Fotografie kan dit niet waarmaken. Het werkelijk ‘in bezit nemen’ van een tafereel houdt in dat we een bewuste poging moeten ondernemen om alle elementen van het beeld op te merken en te begrijpen hoe ze met elkaar samenhangen. Dit slaat terug op wat ik eerder vertelde over het ‘verborgen kerkraam’ of een ornament dat niet zichtbaar was door een flat die naast de kerk stond. Kijk niet enkel naar de kerk vanaf een ‘gemakzuchtig’ of passief punt, maar ben actief! Kniel, buig, spring, voel, loop eromheen...Er zijn vele manieren om de kerk wèl in zijn volheid te beschouwen.

Ten eerste beschrijf ik het maken van een tekening in plaats van het knippen van een foto. Ten tweede wil ik het over vragen/ onderzoek hebben. Stel, je bent in Parijs en wilt de Eiffeltoren bezoeken. Plaatjes genoeg van deze locatie, maar toch wil je – voor jezelf – nog een bevestiging dat jíj er geweest bent. Toeristen kiezen voor de meest voor de hand liggende oplossing: men gaat òf zelf voor de ijzeren constructie staan en al lachend op de foto (‘Oh wat is het hier leuk!’) òf je maakt er in zijn totaliteit een foto van maar kijkt deze later nauwelijks terug omdat hij ‘saai’ is. Mijns inziens is dit kiekje dus niet genoeg. Door jezelf vragen te stellen kan je erachter komen wat deze locatie voor jou zo speciaal maakt. Wat valt je op? Wat is het aan deze ijzeren stellage dat het voor jou zo bijzonder maakt? Door jezelf deze vragen te stellen en misschien wel een tekst over het gebouw te schrijven leg jij voor jezelf vast waarom deze plek prachtig, of juist verschrikkelijk is. En waarom geen gedicht schrijven?

Misschien beschrijft dat wel uitermate goed hoe je je voelt en wát je voelt. Als derde optie kan je inzoomen op details. Kijk niet naar het gehele gebouw, maar pik één ding uit wat jou aanspreekt. Misschien is het een ornament, misschien wel een bepaald materiaal. Ook kan je naar het gebouw toe lopen en het voelen, ruiken...wanneer je met je blote hand de werkelijke structuur van de bouwstenen voelt doet dit veel meer met je dan wanneer je er op een afstandje naar kijkt. Misschien kom je – als je ingaat op de details – erachter waarom dit werk of gebouw je aanspreekt of juist helemaal niet.

Je kan dan voor jezelf (of voor anderen) veel beter verwoorden wat jij er zo boeiend aan vindt.

Verder zijn er natuurlijk enorm veel methodes om ons bewuster te laten kijken, maar de vierde die mij nog aanspreekt is het uitschakelen van de ‘automa-tische waarneming’. Hier heb ik al eerder over gesproken en ik vind dit zeker één van de belanrijkste methodes. Ook al heb je 100 keer hetzelfde treinritje gemaakt, dan nóg kan het een hele uitdaging vormen wanneer je weer bij nul begint. Bekijk de trein eens vanuit het standpunt van iemand die voor het eerst van dit vervoersmiddel gebruik maakt. En hoe was jouw eerste keer ook alweer verlopen? Vond je het toen wèl spannend? Het uitschakelen van je gewenning en weer als ‘groentje’ te reizen kan erg leerzaam zijn. Je leert er in ieder geval beter door te kijken en neemt dingen met een frisse blik bewuster in je op.

Hierboven heb ik verschillende opties beschreven die ons kunnen leren om wat beter, maar vooral bewuster te laten kijken. Wat mij als methode aan-spreekt, is het in een andere omgeving plaatsen van een gebouw (door ma-nipulatie). Door een zeer herkenbaar beeld in een andere context te plaatsen kan het onherkenbaar worden maar tevens veranderen van betekenis. Hierbij is sprake van vervreemding. Maar hoe ver kan je gaan? Hierbij wijs ik terug op het voorbeeld van de grondwet-affiches. Ik zou graag een experiment zien waarbij (bijvoorbeeld) een heel bekend symbool voor een stad, stel het Colloseum in Rome, in een andere omgeving wordt geplaatst. Maar dan ook écht goed en geloofwaardig. Mijn vraag is hoe snel mensen twijfelen aan wat ze zien en sowieso, wat het eerste is wat ze denken.

Om verder te gaan met de manipulatie-technieken zou een ander idee zijn om een toeristengids vol met gespiegelde of gemanipuleerde beelden te pro-duceren. Zo lijken het op het eerste gezicht normale en precieze registraties van een gebouw, maar werkt het beeld op den duur vervreemdend. Na een kleine zoektocht blijft het gebouw gespiegeld te zijn. Maar waar het mij om gaat is de werkelijke zoektocht: hoe vind je de weg in een onbekende stad aan de hand van vervormde en gemanipuleerde foto’s? Dit daagt mensen uit beter te kijken naar de gebouwen om zich heen.

(17)

Ook ben ik het kodak-picuture moment vaak tegengekomen. Voor de niet- kenners: Aan een lange paal die in de grond staat zit bovenaan een bordje met een gat erin. Wanneer je de lens van een camera door dit gat steekt, heb je een ‘perfecte’ foto. In pretpark De Efteling staan bijvoorbeeld dit soort bordjes. Zo zijn er dus mensen geweest die voor hun werk op zoek zijn gegaan naar dit moment, deze locatie. Voor de minder creatievelingen onder ons is zo’n bordje een uitstekende oplossing, maar je kan je afvragen wat er nog origineel aan is? Leert men ons zo wel écht bewust kijken? Vervreemden we zo niet nóg meer van de wereld om ons heen? Laten we de ogen openen. Wat ik in ieder geval duidelijk wil maken, is dat het zonde zou zijn ons beeld enkel te laten bepalen door een digitaal apparaat. Hoe minder de kijker als kijker ontwikkeld is, hoe minder de kijker ziet en hoe meer de kijker beïnvloed kan worden door allerlei factoren. Hoe beter je kan kijken, hoe meer je ziet. Hoe meer je ziet, hoe beter de overdracht van informatie en hoe groter het kijkgenot kan zijn.

Naast de invloed van globalisering etc. op ons kijkgedrag, heeft ook het gra-fisch ontwerp veel veranderingen ondergaan om ons te blijven prikkelen. Juist omdat alles veel sneller gaat, zullen ontwerpers hierop in moeten spelen om ons te blijven boeien. Hierbij spreek ik niet alleen over boeken en dergelijke, maar ook logo’s, campagnes en algehele ‘straattaal’ zijn hierin belangrijk. In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op het grafisch ontwerp en kom ik ook bij mijn hoofdvraag: Er is tegenwoordig sprake van een nieuwe manier van communicatie en wat betekent dat voor het ontwerp van nu?

Wat betekent een verandering in ons kijkgedrag voor het grafisch ontwerpen?

In de vorige hoofdstukken heb ik het gehad over de (merkbare) veranderingen in onze samenleving. Zo heb ik in hoofdstuk drie ons kijkgedrag ‘onder de loep’ genomen. Want met een verandering in de samenleving, volgt er ook een verschuiving in ons gedrag. Dit niet alleen in de eerder besproken om-gangsvormen, maar ook met betrekking tot ons kijken. En daar wil ik in dit hoofdstuk op aansluiten, maar dan meer ingegaan op de rol van de grafisch ontwerper in deze ontwikkelingen.

Wat is het verband tussen ons kijkgedrag en een grafisch ontwerp? Is er een duidelijke verandering merkbaar in het grafisch ontwerpen als gevolg van veranderde omstandigheden waar wij in leven?

Als start dus een beknopte samenvatting van de geschiedenis van de grafische ontwikkeling omdat dit een goede basis is, waarop ik kan voortborduren. Zo ga ik niet enkel om nostalgische redenen verwijzen naar ‘het vroegere’, maar is dit wel een goede bron waarmee ik het huidige beeld kan vergelijken. Ik heb me onder andere in dit deel in het grafisch ontwerp verdiept naar aanlei-ding van een gesprek met een kennis van me. Hij is inmiddels ruim de 60 ge-passeerd en wees me op het huidige ontwerp, waar hij niets maar dan ook niets van begreep. Volgens hem draaide het tegenwoordig niet meer om de functie of leesbaarheid, maar alleen maar om een ‘mooie’ vorm. Alleen al door zijn slechte ogen, maar ook door wat hij vanuit vroeger gewend was, ergerde hij zich mateloos aan de ontwerpen van nu. Concrete voorbeelden had hij niet, maar naar aanleiding van dit gesprek èn het verhaal wat ik van mijn ouders te horen kreeg over het Albert Heijn logo, vond ik dit een mooie combinatie om hier mijn weg in te zoeken. Deze twee gesprekken waren naar mijn idee zeer actueel, en vormden een mooie basis voor mijn scriptie.

De geschiedenis van de grafische ontwikkelingen. Hierin zijn drie typograf-ische revoluties merkbaar: de uitvinding van de boekdrukkunst, de introductie van de zetmachine en de opkomst van de computer. Met deze laatste opkomst volgt een enorme technologische groei, die onder andere inhoudt dat foto- apparatuur overgaat van analoog naar digitaal. De komst van de computer was (naast natuurlijk de uitvinding van de eerste zetmachine) enorm ingrij-pend in de drie revoluties en met deze verschuiving is ook de rol van de typograaf sterk veranderd. Hier ga ik later op in. Naast de rol van de ontwerper heeft ook de rol van de typografie zèlf een andere functie gekre-gen. Wat is de betekenis van typografie nog in deze tijd?

4.0 Het grafisch ontwerpen

(18)

Door digitalisering is er een einde gekomen aan het fetisjisme van de tastbare tekst. Werd er vroeger nog in letterbanken zorgvuldig gezocht naar een bepaald font en de tekst door een letterzetter geplaatst, tegenwoordig hoef je enkel sites te bezoeken als ‘www.1001freefonts.com’ en heb je keus uit meer dan duizenden lettertypes om zo je database te versterken. Met de komst van de computer maken de meeste ontwerpers enkel nog gebruik van dit apparaat en het standaard 80 grams papier dat zo uit hun printer rolt. Slechts enkelen zie je nog werkelijk papierhandels doorzoeken voor dat ene perfecte velletje papier of een ander voorbeeld: nog analoog fotograferen. Veel grafisch ontwerpers willen dit oude proces graag handhaven, maar eigenlijk is dit niet meer haalbaar. Doordat het tegenwoordig in deze samen-leving enkel om snelheid en massaproductie draait, blijft er weinig ruimte meer over voor de ‘oorspronkelijke’ maker. Eigenlijk is er een duidelijke twee-deling zichtbaar: aan de ene kant wordt er door de opkomst van de computer meer en meer afstand gecreëerd tussen maker en uitwerking, maar anderzijds wordt de typografie wel steeds persoonlijker. Wat duidelijk is, is dat ons hele besef van typografie verandert. Onder ander door de vele apparatuur en verbreding van bijvoorbeeld de fonts die beschikbaar zijn. Wanneer ik het heb over typografie die steeds persoonlijker wordt, doel ik voornamelijk op onze persoonlijke voorkeuren. Net zoals wij onze favoriete muziek hebben of wel/ niet van spruitjes houden, beginnen wij voorkeuren te ontwikkelen in de typografie. Dit is logisch door de vele mogelijkheden die voor ons openliggen. Vrijwel alles is tegenwoordig te koop; het heet niets voor niets een consump-tiemaatschappij.

Wat globalisering ed. voor gevolg hebben voor ons laat zich duidelijk zien in de typografie en de veranderende beeldtaal. Er is tegenwoordig sprake van een vervaging tussen beeld en tekst; er is geen duidelijk zichtbare lijn meer tussen deze twee. Beeld wordt tekst, tekst wordt beeld. Uit eigen ervaring maar ook professionele affiche-ontwerpers gaan tè vaak uit van een visueel idee, een beeld waar ze – als soort van bijgedachte – wat ruimte op vrijmaken voor de tekst. Het lijkt wel alsof typografie en beeld niet meer op hetzelfde niveau liggen! Maar dat onze samenleving enkel nog open zou staan voor snel communicerende beelden is in ieder geval wel erg simpel gezegd. Waarom geen nieuwe impulsen, juist dóór het gebruik van typografie? Typografie kan enorm inspiratievol zijn om in plaats van het gebruik van een foto, er juist beeldend mee te werken.

Naast de rol van de typografie is ook de rol van de ontwerper hiermee natuurlijk verschoven. Vroeger waren het bedenken van informatie en het verwerken ervan twee gescheiden werelden. De taken werden doorgeschoven,

dus zo hield de letterontwerper zich bijvoorbeeld niet bezig met het verzame-len van de informatie en de doelstelling van de opdrachtgever, maar deed de eerste persoon dit. Wanneer iemand zich enkel bezighoudt met zijn of haar ‘beperkte’ taak, is het vrij logisch dat er een helder, goed overwogen ontwerp uit naar voren komt. Het verzamelen van informatie, het ordenen van deze info, de conceptvorming zijn al taken op zich. Maar door de komst van de computer is er een vervloeiing van taken gekomen: iedereen is met hetzelfde bezig (het creëeren, ordenen, samenvoegen van gegevens...). Iedereen werkt op eenzelfde machine en daardoor vervagen de grenzen tussen concept en uitvoering. Waar ik nu op de kunstacademie voor opgeleid wordt heet een redactioneel ontwerper. Dit begrip zegt genoeg. Ik heb de studiegids erbij gepakt en hierover wordt het volgende gezegd: ‘De laatste decennia is het karakter van de beroepspraktijk ingrijpend veranderd onder invloed van allerlei maatschappelijke en tech-nologische ontwikkelingen. Mede daardoor is ook de aard van ontwerp-opgaven en com-municatievragen interessanter en complexer geworden. Het is daarom niet langer voldoende als een ontwerper alleen in het uitvoerende traject kan functioneren. De ontwerper moet ook thuis zijn op het vlak van de strategische conceptvorming, dat wil zeggen in staat zijn mee te kunnen bepalen welke informatie aan welke groeperingen en doelgroepen is gericht en met welke intentie. Redactionele capaciteiten spelen een steeds belangrijkere rol: visueel regisserend vermogen om een intelligent en creatief antwoord te formuleren op de vrag van de opdracht-gever dat bijdraagt aan de kwaliteit van de publieke opinie en beeldvorming.’

Om samenvattend het takenpakket van zo’n ontwerper weer te geven, het volgende: een ontwerper geeft vorm aan een ‘mededeling’, waarvan de tech-nische en informatieve inhoud al min of meer vaststaat. Zo wordt geprobeerd een vorm te creëeren die in verhouding is met het materiaal en de functie ervan, en die ook tegelijkertijd uitdrukking geeft aan de betekenis. Maar in het kader van de veranderingen waar ik het in deze scriptie steeds over heb gehad: Af en toe gaat die culturele betekenis van de vormgeving een eigen leven leiden dat weinig meer te maken heeft met de functionele achtergrond ervan. Wanneer uitstraling in dit geval méér aandacht krijgt dan de function-aliteit (en hier kom ik!) vind ik dat er sprake is van een gebrek. Hoe een ont-werp vroeger nog ging om de leesbaarheid, wijken we in deze hedendaagse multimedia-maatschappij steeds meer af van die ‘ouderwetse’ ideaal om er een eigen draai aan te geven. Uniek zijn in dit vak hoort erbij, maar mijns inziens mag het niet ten koste gaan van de functie en leesbaarheid. Zoals ik eerder dit hoofdstuk heb beschreven wordt er vaak eerst uitgegaan van een beeld waarop later de tekst geplaatst wordt. Er is zo niet bewust gekozen voor een specifiek font dat goed bij de foto past, maar dikwijls kom je een proces tegen waarbij je A; met een foto start en B; op zoek gaat naar een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

étage noble, niveau de service ou de nuit et enfin comblesou plate-forme de combat. Au sud et à !'est, les parois taillées à la verticale sur une hauteur de 1,75 m

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

In previous studies, to determine the effect of swollenin on cellulose substrates, the swollenin protein was either purified or the supernatant containing the

Data was taken and adapted into a graph from all the Gini data created by the World Bank (2014). If the two graphs are compared and one considers the theory, there are two

Using data from Site 2, statistical power was evaluated for LVdP/ dt max under the three different treatment effect profiles, three different time averaging windows, and two di

Het privaatrecht kan ook regulerend voor private regelgeving zijn, omdat het regels stelt voor haar geldigheid en de civiele aansprakelijk- heid van de private regelgever bepaalt.. 5

Dit heeft twee consequenties voor ons onderzoek naar de vraag of het regulatieve ideaal van het juiste verstaan een rol speelt in de moderne rechtswetenschap, en zo ja,

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden