Examen 1931
Som 1
Daar EF de verbinding is van twee voetpunten van hoogtelijnen, is EF antiparallel met BC, waaruit volgt dat
AFE
ACB
en dus
BFG
(overstaande hoek van
AFE
)..Analoog is FD antiparallel met AC en dus is ook
DFB
ACB
.Tezamen met het gegeven dat DG
FB , volgt hieruit dat driehoek FGD gelijkbenig is, en dus is FD = FG.Geheel analoog is de situatie in driehoek HED, dus ED = EH. Conclusie: 2s = EF + FD + DE = EF + FG + EH = GH H G F E D A B C Som 2
Veronderstellen we dat AB en CD alsmede
AHB
gegeven zijn.Daar in de rechthoekige driehoek AEC geldt dat
EAC
90
0
C
, is
AHF
C
.Dit betekent dat, als
AHB
gegeven is, impliciet ook
C
als supplement van
AHB
gegeven is. Met behulp van de basis-tophoekconstructie is dan de cirkelboog waarop C ligt construeerbaar. Maar C ligt ook op de lijn die evenwijdig AB is en waarvan de afstand tot AB gelijk is aan de gegeven hoogtelijn vanuit C. Daarmee ligt C dan vast, zodat de driehoek geconstrueerd kan worden. Er zijn in principe twee mogelijkheden voor de ligging van C daar de cirkelboog en lijn twee snijpunten kunnen opleveren.
Som 3
Volgens de bissectricestelling geldt AE : EB = AC : BC = 16 : 24 zodat AE = 8 en EB = 12. Uit
CE
2
AC BC AE BE
16 24 8 12 288
volgt datCE
12 2
.De zwaartelijnstelling geeft 2
1
21
21
2200 128 288 184
2
2
4
AD
AB
AC
BC
waaruitvolgt dat
AD
2 46.
Volgens de bissectriecestelling is
AF FD AC DC
:
:
16 :12
, dus8
46
7
AF
en6
46
7
FD
. Uit 216 12
8
46
6
46
7200
7
7
49
CF
AC CD AF FD
zodat60
2
7
FC
.Ten slotte is dan