• No results found

Een nieuw stenen tijdperk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een nieuw stenen tijdperk?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een nieuw stenen tijdperk?

Citation for published version (APA):

With, de, G. (1986). Een nieuw stenen tijdperk? Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1986

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

Een nieuw stenen tijdperk?

Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar in de keramische materiaalkunde aan de afdeling

der Scheikundige Technologie van de Technische Hogeschool Eindhoven op 4 april 1986 door

(3)

Dames en Heren,

Binnen de technisch-wetenschappelijke wereld staan op dit moment een aantal gebieden in het brandpunt van de belangstel-ling. Oat informatica annex IC-technologie daarbij behoort zal niemand verbazen. Bijna dagelijks kunnen we in de kranten lezen over de ontwikkelingen en inspanningen op dit gebied. lets minder maar toch nog zeer duidelijk in de belangstelling staat ook de biotechnologie. Beide gebieden behoren dan ook tot de erkende aandachtsgebieden in het technologiebeleid van deze regering zoals genoemd in de nota Beleidsoverzicht Technologie 1985-1986

(1 ).

Daarnaast mag ook de materiaalkunde zich in een groeiende belangstelling verheugen. Dit is gelukkig ook gesignaleerd in eerder genoemde nota en de materiaalkunde is tot nieuw

aandachtsgebied verklaard (1 ). In de pers is er slechts een geringe en gebrekkige maar gelukkig wel groeiende aandacht voor de materiaalkunde. Een typisch voorbeeld vormen de warmtewerende keramische tegels van de eerste Space Shuttles. Uitvoerig werd in de krant het falen van deze tegels gemeld. Pas later drong het door dat niet de tegels zelf maar het hechten van de tegels aan het ruimteveer het essentiele probleem vormde. De groeiende belang-stelling voor de materiaalkunde en in het bijzonder de materiaal-kunde van anorganische materialen leeft in de gehele wereld. Een bewijs hiervoor zijn de grote investeringen in

onderzoek-programma's die gedaan warden. De door het bekende en gevreesde MITI (Ministry of International Trade and Industry) in Japan gecoordineerde programma's mogen genoegzaam bekend zijn. In Europa springt vooral het door het BMFT (Bundes Ministerium flir Forschung und Technologie) gesponsorde pro-gramma in het oog. In verder Europees verband kunnen de EEG programma's COST, BRITE en EURAM genoemd worden. Ook in Nederland bestaat zo'n door de overheid gefinancierd onderzoekprogramma, al is het dan wat laat op gang gekomen. lk bedoel hiermee het IOP (lnnovatiegerichte Onderzoekprogramma) Technische Keramiek waarin onderzoek op verschillende gebieden van de keramische discipline gestimuleerd zal worden.

Volgens de laatste gegevens van het ministerie van Economische Zaken (2) komt er, na de gelden ter beschikking gesteld voor het IOP biotechnologie (Mfl 49,4 voor 8 jaar) en voor het IOP

IC-technologie (Mfl 27,4 voor 8 jaar) in dit IOP Technische

Keramiek 29,6 Mfl beschikbaar in 8 jaar. Gezien het feit dat slechts de helft van ieder project uit het IOP gefinancierd kan worden

(4)

betekent dit voor Nederlandse begrippen een redelijke financiele inspanning op het gebied van technische keramiek. Of de

hoeveelheid geld voldoende groot is om de snelle ontwikkelingen in de keramiek te kunnen bijbenen, daar verschillen de meningen nog over. De eerste voorstellen zijn inmiddels gehonoreerd. Waarom nu zo veel aandacht voor keramiek? Orn dit aan te geven moeten we letten op de eigenschappen van keramische materialen. De volgende positieve eigenschappen springen daarbij in het oog: - een laag soortelijk gewicht

-een goede corrosiebestendigheid

-een hoge hardheid en goede slijtvastheid - een grote sterkte bij hoge temperatuur

- goede mogelijkheden om gunstige elektrische, dielektrische, magnetische en optische eigenschappen te realiseren.

Bij dit laatste punt is het interessant op te merken dat er voorbeelden bestaan van verschijnselen die alleen in polykristal-lijne materialen voorkomen. Het bekendste voorbeeld is wellicht het zogenaamde PTCR-effect: het vrij abrupt omhooggaan van de elektrische weerstand van een materiaal, meestal op basis van BaTi03 , met een factor van 10 tot de macht 5

a

7 bij een bepaalde temperatuur.

Natuurlijk zijn er ook nadelige eigenschappen. De brosheid is wel de bekendste nadelige eigenschap van keramiek, maar slechte reproduceerbaarheid van eigenschappen (3) is minstens zo belangrijk. Veel onderzoek en ontwikkeling wordt dan ook aan deze twee aspecten besteed teneinde de bruikbaarheid verder te vergroten. Hopelijk zal dit in de loop van deze voordracht duidelijk worden.

Helaas is keramische materiaalkunde een weinig beoefend vak in Nederland. Wat betreft opleidingsmogelijkheden: alleen de Techni-sche Hogescholen in Twente en Eindhoven hebben op dit moment een onderzoekprogramma met daaraan gekoppeld een

studiemogelijkheid voor diegenen die vroeger nakandidaats-studenten heetten. Mogelijk dat hier in de nabije toekomst wat verandering in komt. De Nederlandse situatie staat in schril contrast met de situatie in de meeste andere geindustrialiseerde landen. In het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, en de Bondsrepubliek Duitsland bestaan op talrijke plaatsen opleidingen waar zogenaamde keramici opgeleid worden. Door zo'n opleiding is misschien wel het voordeel van een duidelijker herkenbare discipline ontstaan maar het heeft toch een aantal nadelen, zoals

(5)

een geringere basiskennis en een slechter contact met chemici en fysici. Meer aandacht binnen de chemie- en de fysicaopleidingen voor materiaalkundige zaken lijkt mij dan oak zinvoller. Als we praten over de onderzoek- en ontwikkelingscapaciteit is de situatie iets gunstiger. De voorbereidingscommissie IOP Technische Kera-miek heeft geschat dater ongeveer 170 (wetenschappelijke) mensjaren besteed warden aan technische keramiek, waarvan ongeveer 2/3 bij de industrie en 1/3 bij de verschillende

onderzoeks- en opleidingsinstellingen. Mijn persoonlijke mening is dat het een optimistische schatting betreft. Hierbij moet verder bedacht warden dat een tamelijk groat deel van de·genoemde 2/3 zich bij Philips bevindt.

Wat is keramische materiaalkunde nu wel voor een vak? Een van de reguliere vragenstellers op het Philips Natuurkundig Laborato-rium stelde tijdens een lunch de vraag welk onderwerp ik nu eigenlijk doceerde. Op mijn antwoord: 'keramische materialen' was zijn respons: 'Oh, geen echt vak dus'. En inderdaad, materiaal-kunde in het algemeen en keramische materiaalmateriaal-kunde in het bijzonder zijn sterk multi-disciplinair. Speciaal de wisselwerking tussen vervaardigingswijze en gerealiseerde eigenschappen is tamelijk uitgesproken.

Een in Nederland gebruikelijke manier om een onderwerp toe te lichten, zeker in intreeredes, is het geven van een historische beschouwing, daarmee tegelijkertijd het geheel een zeker eeuwigheidstintje gevend. lk wil een wat andere, meer tijdelijke, benadering volgen. Gezien de genoemde wisselwerking is de meest instructieve manier om tegen keramiek aan te kijken het volgen van het vervaardigingsproces en het evalueren van enkele daaruit resulterende materialen met hun eigenschappen en toepassingen. Dit geeft mij tevens de gelegenheid aan te geven aan welke onderwerpen aandacht besteed zal warden in de situatie die nu onstaan is in de vakgroep 'Fysische Chemie' door de samenwerking met de afdeling 'Keramiek' van TNO-TPD en de gelijktijdige komst van twee buitengewoon hoogleraren, Dr. Ziegler en mijzelf. Een wezenlijke herorientering heeft hierbij plaats

gevonden om te pogen tot een integraal programma te komen. De meer gebruikelijke situatie van een separaat onderzoek voor een buitengewoon hoogleraar is vermeden. Enerzijds wordt door de samenwerking de overdraagbaarheid van onderzoek vergroot terwijl anderzijds door het integrale programma versnippering tegengegaan wordt.

(6)

Geachte aanwezigen,

Terug nu naar het vervaardigingsproces. De meest belangrijke stadia zijn aangegeven in fig. 1. Het eerste stadium is dat van de grondstoffen. De meest gebruikte vorm van de uitgangsstof is het poeder. Poeders kunnen op verschillende manieren gemaakt worden. Voor binaire oxiden zoals Al203, zal het

poederbe-reidingsproces meestal een calcinatie van een hydroxide of een andere anorganische dan wel organische voorloper zijn. Het meest gebruikte proces voor ternaire oxiden is nog steeds het ' mixed-oxide' proces: het mengen en stoken van twee oxiden zodat reactie optreedt en het gewenste product ontstaat. Bij beide prcicessen is een maalstap na afloop meestal onontbeerlijk. Dit introduceert echter verontreinigingen en bovendien is er een praktische limiet aan het verkleinen. Daarom werd al tientallen jaren geleden met zogenaamde nat-chemisch bereide poeders geexperimenteerd. Een veel gehoorde opmerking, die ook nu af en toe nog wel gemaakt wordt, was dat zulke poeders veel te duur zouden zijn voor commerciele activiteiten. Op dit moment is er een handvol firma's die nat-chemisch bereide poeders op de markt brengen. Een bekend voorbeeld is het zogenaamde HPB poeder van de firma Tamtron, te zien in fig. 2: een zeer zuiver, fijnkorrelig en weinig geagglomereerd BaTi03 poeder. Deze firma heeft naar schatting

dan ook 90% van de BaTi03 markt in de USA (4) in handen. Voor

poeders van niet-oxidische materialen zijn methoden van belang zoals de carbothermische omzetting: het omzetten van oxiden in nitriden of carbiden met behulp van koolstof al dan niet in een stikstofatmosfeer. Zoals misschien bekend, wordt binnen het samenwerkingsverband THE-TNO aan dit onderwerp enige aan-dacht besteed. Het is de bedoeling in de toekomst aan dit onderwerp verdere en indien mogelijk grotere aandacht te

besteden. Andere technieken om poeders te maken die nag verder ontwikkeld moeten warden zijn de bereiding uit de gasfase, zeg maar CVD-achtige techniek, 'laser processing' en die techniek die geheel ten onrechte met sol-gel aangeduid wordt. De laatste methode wordt al vele jaren gepropageerd en levert erkend goede poeders. De mogelijkheid van de sol-gel techniek de gehele

poederfase over te slaan door een gel direct tot keramisch monoliet te sinteren is voor Si02 een haalbare propositie gebleken. Of dit voor andere materialen ook het geval is zal nog moeten blijken.

In de loop der jaren is het duidelijk geworden dat aan een goed poeder een aantal eisen gesteld moeten worden: een nauwe korrelgrootteverdeling, niet-geagglomereerd en eenfasig zijn en een hoge zuiverheid zijn wel de belangrijkste. Het genoemde

(7)

fig. 1: Schematische weergave van het keramisch vervaardigingsproces.

fig. 2: Commerciee/ verkrijgbaar nat-chemisch bereid en hoogzuiver BaTi03 poeder dat slechts een geringe agglomeratie vertoont.

(8)

BaTi03 poeder is een goed voorbeeld van wat nu commercieel haalbaar is. Op het gebied van grondstoffen hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan en deze zullen zeker doorgaan. In dit verband kunnen ook de grootscheepse plannen die DSM koestert aangaande de productie van keramische Si3N

4-en SiC-poeders g4-enoemd ward4-en. De chemische zuiverheid zal opgevoerd warden en de morfologie zal beter bestuurbaar gemaakt (moeten) warden. Het is duidelijk dat poederproductie een van de hoekstenen van de keramische technologie is.

De volgende stap in het keramisch proces is de consolidatie. Hiermee bedoel ik het in vorm brengen van de niet-gesinterde uitgangsstof tot een vormstuk. Voor poeders is de gebruikelijke techniek persen, al dan niet isostatisch. Andere veel gebruikte technieken zijn slibgieten, drukgieten, extruderen en spuitgieten. Vormgeving is zeer belangrijk bij de overdracht van materialen naar de industrie. De meeste industrieen kunnen eigenlijk alleen gebruik maken van de nieuwe materialen indien ze in goede vorm aangeboden warden. In het kader van de eerder genoemde samenwerking TNO-THE zal dan ook aan vormgeving de nodige aandacht besteed warden. De belangrijkste eis die aan poeder-compacten gesteld moet warden is die van de homogeniteit. lngesloten luchtbellen, inhomogene binderverdeling en inhomo-gene chemische samenstelling zijn allemaal mogelijke oorzaken voor later falen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt is een hoge uitgangsdichtheid van het compact veel minder belangrijk. Een extreem voorbeeld hiervan is het al eerder genoemde sol-gel monoliet van Si02 . De relatieve dichtheid van zo'n gel kan varieren maar een typische dichtheid is 7

a

8%. De homogeniteit is

echter extreem hoog en de gel kan dan ook tot een volledig transparant kwartsglas gesinterd warden.

Een ander voorbeeld zijn de compacten bestaande uit bolvormige poederdeeltjes met een nauwe korrelgrootteverdeling zoals met name door de groep van professor Bowen aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT) gerealiseerd voor een aantal samenstellingen. Fig. 3 laat een poeder van Ti02 zien dat uit

monodisperse bolletjes bestaat die elk ongeveer 0.3 µm groot zijn. Mijns inziens valt het te betwijfelen of deze, op zich prachtige poeders, werkelijk toegepast zullen warden. Regelmatige pakking komt voor in bepaalde gebieden van het compact. Deze pakking kan ook in aanliggende gebieden aanwezig zijn, maar met een net iets andere orientatie. Het geheel kan vergeleken warden met eenkristallijne domeinen in een mozaiek eenkristal. In het poeder-compact zorgt de iets slechter gepakte grenslaag ervoor dat in het

(9)

fig. 3: Monodisperse bolvormige poederdee/tjes van T/02, elk ongeveer 0.3 µm, zoals gerea/iseerd door medewerkers van het MIT (boven). Ter vergelijk een poeder bereid met een conventionele methode waarbij de dee/tjes van 0.2 tot 1.0 µm in grootte varieren (onder).

(10)

gesinterde materiaal op deze plaats porien (scheuren) ontstaan die een volledige verdichting in de weg staan. Dit lijkt een ernstig bezwaar tegen bolvormige poederdeeltjes.

Het verdichten van een compact is de volgende stap in het keramisch proces. De methode die hierbij gebruikt wordt is sinteren in verschillende uitvoeringsvormen. Sinteren is het op hoge temperatuur brengen van een vormstuk om voldoende mobiliteit (diffusiesnelheid) te creeren teneinde de poederdeeltjes te laten samengroeien tot een dicht keramisch materiaal. Normaal wordt hierbij aangenomen dat de oppervlakte-energie als de drijvende kracht fungeert. De mobiliteit kan verder be.invloed warden door het toevoegen van een 'dope' die of de mobiliteit verhoogt door middel van be.invloeding van de defectchemie of voor 'vloeibare-fase-sinteren' zorgt. In het laatste geval ontstaat bij de sintertemperatuur een zekere hoeveelheid vloeibare fase die voor een verhoogde transportsnelheid zorgt. Voor alle klassieke keramiek, zoals porselein, is dit het verdichtingsmechanisme. Vaak is het moeilijk vast te stellen welk van de twee mechanismen voor de verdichting zorgt, aangezien zeer kleine hoeveelheden vloeibare fase, die achteraf moeilijk detecteerbaar zijn, al voor het gewenste effect kunnen zorgen. Een andere vorm is het reactiesinteren. Hierbij worden het reageren van de uitgangsstoffen en het sinteren tegelijktijd uitgevoerd. Het zal duidelijk zijn dat dit proces in principe strijdig is met de geformuleerde poeder- en

homogeniteitseisen en dus alleen om financiele redenen toegepast wordt. Veel gebruikt is oak het druksinteren of heetpersen, het tegelijkertijd aanbrengen van druk, al dan niet isostatisch, en verhoogde temperatuur. Vroeger werd deze techniek alleen gebruikt op laboratoriumschaal maar tegenwoordig zijn er heet-geperste keramische materialen op de markt. Een typisch

voorbeeld van een toepassing van heetgeperste materialen vormen de keramische beitels voor metaalbewerking, gemaakt van zowel oxidisch materiaal, voornamelijk op basis van Al203 , als niet-oxidisch materiaal, voornamelijk op basis van Si3N4. Deze markt

heeft naar schatting (4) de niet onaanzienlijke omzet van 45 miljoen dollar waarvan 2/3 voor de oxidische en 1/3 voor de niet-oxidische materialen. Veel technische en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied van sinteren is geboekt. De vertaalslag van fundamenteel onderzoek naar praktische problemen is echter bij lange na nag niet voltooid. Het is nag steeds zo dat als men een willekeurig materiaal op tafel legt en vraagt om dit dicht te sinteren, men zeggen moet: 'Probeer maar eens ... '.

(11)

Op basis van de eigenschappen wordt vaak de opsplitsing

structurele en functionele keramiek gemaakt. Structurele keramiek is dat materiaal waarbij de mechanische eigenschappen primair staan terwijl bij functionele keramiek een andere eigenschap zoals de magnetische, de dielektrische of optische primair staat.

Bij de functionele keramiek is het fundamentele begrip van de specifieke eigenschappen al wat eerder ontstaan dan bij de structurele keramiek. Veel fundamentele kennis over bijvoorbeeld de ferrieten, de bekende klasse van magnetische materialen, is in

de jaren 60 en 70 opgedaan. Een dergelijke opmerking kan oak

gemaakt warden voor de dielektrische materialen hoewel hier nag steeds fundamenteel onderzoek gedaan wordt aan een basiscom-ponent als BaTi03 . Zo is er bijvoorbeeld nog steeds discussie over

wat de belangrijkste defecten in BaTi03 zijn en over de oorzaak

van de hoge dielektrische constante bij kleine korrelgrootte. Veel van de effecten waar de functionele keramische materialen gebruik van maken zijn diep geworteld in de defectchemie. In Eindhoven was steeds aandacht voor deze discipline en een beperkte aandacht is oak in de toekomst voorzien. In het algemeen is het onderzoek bij functionele materialen nu meer gericht op 'proces-sing' verschijnselen en de invloed van de 'proces'proces-sing' op de eigenschappen dan op de fundamentele eigenschappen zelf. Natuurlijk zijn er wel onopgeloste fundamentele problemen. Een voorbeeld, niet geheel van belang ontbloot, waarbij tevens getoond wordt dat de technologie meestal op de wetenschap vooruitloopt, kan gevonden warden bij een van de meest bekende optische

keramische materialen: het translucente gasdichte Al203 toegepast

als omhullingsmateriaal voor Na-gasontladingslampen. Fig. 4 laat een afbeelding van zo'n lamp zien. Binnen de glazen omhullings-ballon bevindt zich de eigenlijke ontladingsbuis van Al203 die het Na bevat. Grote aantallen van deze lampen warden vandaag de dag verkocht. Tot nu toe is een kleine toevoeging van b.v. MgO aan het Al203 noodzakelijk teneinde de vereiste dichtheid na sinteren te

bereiken. Een fundamenteel begrip van het sinterproces is echter tot op de dag van vandaag afwezig.

Een op zich verrassende situatie is dat voor de functionele materialen de mechanische eigenschappen een veel belangrijker rol spelen dan door de meesten gedacht wordt. In veel

toepassingen wordt het keramisch materiaal in hoge mate mechanisch belast. Het keramiek is echter niet op deze belasting berekend omdat het verregaand geoptimaliseerd is in termen van zijn functionele taak zonder voldoende rekening te houden met mechanische belasting. Het gevolg hiervan is een breukprobleem.

(12)

fig. 4: Een gasontladingslamp waarvan de cy/indrische buis binnen de glazen omhu/lmg het eigen/ijke ontladingsvat van translucent gasdicht

A/203 IS.

Een typisch voorbeeld kan gevonden worden in de inhomogene temperatuursverdeling in een PTCR keramiek bij het bereiken van het omslagpunt waardoor betrekkelijk grote thermo-mechanische spanningen ontst.aan die gemakkelijk tot breuk kunnen leiden. In de structurele sfeer wordt keramiek al geruime tijd toegepast. Ook hier wordt veel gebruik gemaakt van Al203. Voor dit materiaal bestaat een lange rij toepassingen zoals draad- en papiergeleiders, substraten en 'IC-packages', plunjers voor pompen en elektrische doorvoeren al dan niet voor hoge temperatuur, denk aan de bougie. Van de vele mogelijke voorbeelden toont fig. 5 een hoogvermogen-zendbuis waarvan de omhulling, tevens de 1:. • ...:ktri-sche isolatie tussen de verschillende elektroden, uit Al203 bestaat.

Echter, de laatste jaren was het bekendste trekpaard van de

(13)

fig. 5: Een hoogvermogen-zendbuis waarvan de omhulfing, tevens

elektrische isolatie tussen de e/ektroden, uit zogenaamd 'debased alumina' (niet geheel zuiver A/203 ) bestaat.

fig. 6: Een zogenaamde 'duo-density' rotor waarbij het turbinewiel zelf uit heetgeperst Si3N4 (HPSN) bestaat terwij/ de

schoeoen uit 'reaction bonded' Si3N4 (RBSN) vervaardigd z11n.

(14)

verwachtingen voor deze toepassing zijn steeds hooggespannen en veelbelovend geweest. De bijbehorende materialen zijn vooral Si3N4 en in mindere mate SiC. De laatste tijd is het wel duidelijk

geworden dat deze toepassing voorlopig nog wel 'veel belovend' zal blijven. De grote moeite die aan deze toepassing gespendeerd is werpt zijn directe vruchten nog niet at. Desalniettemin is veel van de moeite nuttig besteed omdat hierdoor andere, meer laag bij de grondse toepassingen bereikbaar werden. Tevens werden er nieu\IVe klassen van materialen ontdekt zoals de zogenaamde

'Sialon's', materialen op basis van de elementen Si, Al, 0 en N. De eerder genoemde toepassing van beitels voor metaalverspanen maakt onder andere gebruik van deze materiaalsoort. In Eindhoven heeft deze veel belovende klasse van materialen al geruime tijd de aandacht. Ook in het begrip van de mechanische eigenschappen is veel vooruitgang geboekt. lnmiddels is duidelijk dat het lage-temperatuur-breukgedrag van keramische materialen grotendeels bepaald wordt door 'processing' defecten. Een voorbeeld van een ernstig 'processing' defect, namelijk een ingesloten luchtbel, gefotografeerd na falen van het materiaal op het breukvlak is te zien in fig. 7. Andere voorbeelden van defecten zijn porien ontstaan door inhomogene binderverdeling en insluitsels. Een belangrijke rol wordt ook gespeeld door de bewerking. In bijna alle gevallen moet een keramisch materiaal na verdichten nog bewerkt worden. Gezien de hardheid van de meeste keramische materialen zal bij slijp- (en polijst)bewerkingen diamantgereedschap gebruikt warden. Dit betekent een duur proces. Dit is echter niet het enige nadeel. Slijpen betekent het introduceren van oppervlaktedefecten die in het algemeen een nadelige invloed op de mechanische sterkte hebben. Een voorbeeld van een dergelijk defect is te zien in fig. 8. Natuurlijk zijn er alternatieve bewerkingstechnieken. Laserbe-werken, ultrasone technieken en in het geval van elektrisch

geleidende materialen, vonkverspanen zijn methoden die al regelmatig gebruikt worden. Bij duurbelasting op relatief lage spanningsniveau's wordt ook een niet onbelangrijke rol gespeeld door het fenomeen langzame scheurgroei: materiaal breekt na enige tijd ender een mechanische belasting veel lager dan die corresponderend met de momentane sterkte. Veel fundamenteel onderzoek is aan dit verschijnsel gewijd maar een groot aantal aspecten is nog steeds niet duidelijk. Zo is er bijvoorbeejd nog steeds discussie of een scheurtip nu wel of niet afstompt bij langzame scheurgroei. In tegenstelling tot het lage-temperatuur-gedrag wordt het hoge-temperatuur-mechanisch lage-temperatuur-gedrag veel meer bepaald door kruip en cavitatie en de accumulatie van defecten die hierdoor ontstaat. Een voorbeeld van kruipverschijnselen in Al203

(15)

fig. 7: Een 'processing' defect: een porie op een breukvlak in gesinterd

Ba Ti03 ontstaan ten gevolge van het insluiten van een luchtbel in het

poedercompact.

fig. 8: Een 'processing' defect: een defect op een breukvlak in gesinterd

BaTi03 on.tstaan door

(16)

Is te zien in fig. 9. Verontreinigingen geaccumuleerd op de korrelgrenzen spelen bij kruip een belangrijke, meestal negatieve rol. Het moet gezegd worden dat de situatie hier in het algemeen veel minder duidelijk is dan bij lage temperatuur en nog veel onderzoek vraagt.

In het begin van deze voordracht heb ik de brosheid van keramische materialen als een van de belangrijkste problemen genoemd. Veel moeite heeft men dan ook gestoken in het verbeteren van de 'processing' om zodoende een betere en beter reproduceerbare microstructuur en daarmee een beter mechanisch gedrag te verkrijgen. Op deze manier zijn keramische materialen gerealiseerd die bij hoge temperatuur een grotere sterkte hebben dan de superlegeringen. Deze materialen zijn dan wel sterk maar nog steeds bros. Er werden dus ook verstevigingsmechanismen ge·lntroduceerd. De meest voor de hand liggende methode is het maken van een composietmateriaal om daarmee de goede eigenschappen van twee basiscomponenten te verenigen. Een in het verleden al veel gehanteerde combinatie was matrixmateriaal versterkt met vezels. De beperkte beschikbaarheid van vezels was een van de remmende faktoren voor de ontwikkeling. Tegenwoor-dig zijn van enkele materialen vezels en whiskers commercieel verkrijgbaar en trekt de aandacht voor deze composieten weer aan. De compatibiliteit van de twee te verenigen materialen bij hogere temperatuur blijft een van de belangrijkste problemen. De

breukenergie van vezelcomposieten kan echter factoren hoger zijn dan die van het matrixmateriaal terwijl ook de sterkte significant verhoogd kan worden. Sensationele voorbeelden van verbetering van mechanisch gedrag zijn dan ook gerapporteerd. Fig. 10 laat een voorbeeld zien van met SiC-vezel versterkt lithium-aluminium-silikaat-glas en van met koolstofvezel versterkt grafiet. Seide materialen zijn keramisch van aard maar met geheel verschillende eigenschappen. Terwijl op het ene materiaal een spijker krom geslagen kan worden kan het andere als hout verwerkt worden. Wat later kwamen de ZrOrcomposieten. Door middel van

inbrengen van ZrOrdeeltjes bleek het mogelijk de breukenergie en later ook de sterkte van een materiaal aanzienlijk te verbeteren. De werking van deze deeltjes berust op een faseovergang in Zr02 waardoor de matrix of voorgespannen wordt of de energie-dissipatie tijdens breuk sterk toeneemt door microscheuren. Gezien het feit dat het gunstige effect van Zr02 bij hogere temperatuur niet werkzaam is en de verwachting dat dit ook niet gerealiseerd zal worden, is de aandacht voor dit mechanisme nu wat verminderd. Heel globaal samenvattend kunnen we voor zowel

(17)

fig. 9: Kruipverschijnselen in Al 2 0:y In dit geval treedt nuc/eatie van een scheur op in een wat grofkorreliger gebied. Na enige voortplanting van de scheur fangs de korrelgrenzen volgt een zekere afstomping. Tens/otte eindigt het proces in het samenkomen van meerdere scheuren.

(18)

fig. 10: Lithium-aluminium-si/ikaat glas (boven) met SiC vezel versterkt en grafiet (onder) met koolstofvezel versterkt.

Terwijl op het glas een spijker krom geslagen kan worden kan het grafiet als hout verwerkt worden.

.,. _ ____.

50

µm

fig. 11: Natriumverdeling in de dwarsdoorsnede van een preparaat van translucent gasdicht Al203 bevattende 40 gewichts-ppm Cao na een verblijf van 300 uur in Na op 900 graden Celsius.

(19)

de functionele als de structurele keramlek verwachten dat slechts weinig nieuwe materialen zullen verschijnen, eerder zullen de bestaande verder ontwikkeld en geoptimaliseerd warden. Voor iedere toepassing zullen, zoals bij de metalen en kunststoffen al lang gebruikelijk is, specifiek geoptimaliseerde keramische materi-alen komen.

Hoe positief we ook denken over de toekomst van keramische materialen in allerlei toepassingen, toch lijkt het onwaarschijnlijk dat alleen monolitisch materiaal gebruikt zal warden. Veeleer zal, vooral in de nabije toekomst, alleen op de kritische plaatsen keramiek warden ingezet. Dit betekent het verbinden van keramiek aan andere materialen, met name metalen. Ook kunnen we

verwachten dat men zal pogen op die plaatsen waar grotere afmetingen noodzakelijk zijn, keramiek aan keramiek te verbinden. In beide gevallen speelt de diffusie een grate rol. Al vanouds is diffusie in de vakgroep 'Fysische Chemie' een aandachtsgebied. Ten tijde van professor Rieck, een van de eerste hoogleraren van deze hogeschool, werd er al aan diffusie in metalen gewerkt. Deze i nteresse heeft zich onder professor Metselaar voortgezet en zal zich in de toekomst ook voortzetten. Nu meer vanuit het oogpunt van de interactie van twee materialen die samen moeten hechten, zij het in een verbinding, zij het met de een als deklaag, zij het in een composietmateriaal. Een ander belangrijk fenomeen waarbij diffusie een rol speelt en waar ook de nodige aandacht aan besteed zal warden is corrosie. Hoewel keramische materialen al langere tijd gepropageerd warden voor gebruik bij hoge tempera-tuur en er veer aandacht is geweest en nog steeds is, voor de hoge temperatuur mechanische eigenschappen, is de aandacht voor het corrosiegedrag bij hoge temperatuur maar matig te noemen. Sterker nog, ook de aandacht voor lage-temperatuur-corrosie is niet overdreven groat. Toch valt aan te nemen dat dit punt in de toekomst van groat belang zal zijn gezien de in het algemeen betere corrosiebestendigheid van keramische materialen. Dit geldt zowel voor de gecompliceerde corrosie door rookgassen als ook voor de in principe eenvoudiger corrosie door (vloeibare) metalen, zuren, logen en enkelvoudige gassen. Een zeer belangrijk aspect van corrosie is de invloed van de microstructuur, met name de samenstelling op de korrelgrenzen. Veel verontreinigingen verza-melen zich op de korrelgrenzen waardoor een grenslaag ontstaat die in het algemeen veel minder corrosiebestendig is. Veel corrosie verloopt dan ook primair via de korrelgrenzen. Hoe belangrijk een kleine hoeveelheid verontreiniging kan zijn laat het volgende voorbeeld zien. In fig. 11 is de Na-verdeling te zien in een

(20)

dwarsdoorsnede van een stukje aluminiumoxide, opzettelijk veront-reinigd met 40 gewichts-ppm Cao, na verblijf in Na bij SOO graden Celsius gedurende 300 uur. Duidelijk is dat de penetratie het eerst optreedt langs de korrelgrenzen. Ter vergelijking: in een doorsnede van een CaO-vrij preparaat is nauwelijks of geen aantasting te zien.

Waarde toehoorders,

Na deze korte rondreis door de keramische materiaalkunde, 'de toestand van de keramiek', kom ik nu aan 'de toestand in de wereld'. Het zal genoegzaam bekend zijn dat in Japan op

keramisch gebied grote vorderingen gemaakt zijn en worden. De achterstand van Europa op Japan en de USA wordt op 3 tot 5 jaar geschat (5). Orn de impact van de Japanse industrie weer te geven, een enkel voorbeeld: Kyocera, een bedrijf opgericht in 1959,

produceerde in 1980 ruim 30% van de keramische substraten en 'IC-packages' op wereldschaal. Hiermee gaat een geschatte omzet van 274 miljoen dollar gepaard op een totaal van 880 miljoen dollar. Orn even het relatieve belang van deze markt aan te geven: geschatte totale keramische omzet voor Japan en de wereld zijn

2065 en 4250 miljoen dollar respectievelijk (6). Ook op het gebied van materiaalinnovatie voor substraten speelt Japan een duidelijk leidende rol. Wederom een enkel voorbeeld: het ontwikkelen van een nagenoeg theoretisch-dicht SiC- en AIN-keramiek met als drijfveer een hoge warmtegeleiding (360 en 180 W/m.K respectieve-lijk). Oat SiC normaliter elektrisch geleidend is en in deze vorm een weerstand van slechts een factor 10 lager dan Al203 heeft, is slechts een van de opmerkelijke aspecten.

Nu ul is gebleken dat Japan voor functionele keramische materialen de grote winnaar op commercieel gebied is, primair dankzij de grote inspanning op het gebied van verwerken. In de USA is dit een ronduit toegegeven feit, dat geleid heeft tot een .nindere waardering voor die materiaalkundigen die nog aan functionele keramiek werken. Vaak wordt hieraan toegevoegd, met een enigszins bittere smaak in de mond, dat de functionele keramiek (of 'electronic ceramics') toch al een 'low value added commodity business' is geworden. Oat deze klasse van keramiek al naar gelang men de wolfraamcarbide gereedschappen niet of wel meetelt goed is voor ongeveer 65 of 85% van de totale keramiek omzet (6), wordt daarbij voor het gemak vergeten, evenals het feit dat naar verwachting ook in de toekomst aan deze materialen een ruim marktaandeel toebedeeld zal zijn. In Japan wordt dan ook op dit gebied nog veel onderzoek verricht. Helaas is het zo, dat er in

(21)

zekere kringen in de USA (4) ook voor de structurele keramische materialen gedacht wordt dat Japan in de toekomst de leidende rol zal spelen. Vanuit Japan zijn inderdaad interessante ontwikkelingen te melden, bijvoorbeeld de realisatie van een mengkeramiek op basis van ongeveer 75 vol.% Si3N4 en 25 vol.% TiC (of TiN). Dit materiaal is te bewerken met vonkverspanen en heeft slecht weinig slechtere mechanische eigenschappen dan gewoon Si3N4 . Aange-voerde redenen voor de genoemde toekomstverwachting zijn het overwicht van Japan op het gebied van functionele keramiek, de goede positie op het gebied van poeders, de aanwezigheid van een goede infrastructuur, de goede starteigenschappen van hun

materialen, de bereidwilligheid investeringen pas op langere termijn terug te verdienen en de hoge ontwikkelsnelheid. De banden tussen de USA en Japan warden dan ook sterk aangehaald, overigens van beide zijden. Men hoeft slechts een willekeurig recent exemplaar van het 'Bulletin of the American Ceramic Society' op te slaan om hiervan voorbeelden te vinden. Hoe is deze voor Japan zo gunstige situatie nu eigenlijk tot stand gekomen? Primair kan een antwoord gevonden warden in de geheel verschillende benadering van de anorganische materiaal-kunde in Japan, de USA en Europa. In Japan vloeit alles voort uit sterk geloof in keramische materialen en een daaraan gekoppeld lange-termijn-beleid. Een min of meer triviale, maar niet onbelang-rijke consequentie, is het verschil in aantal betrokken personen. Op een Europees symposium over keramiek en energie gehouden in Petten in 1982 waren ongeveer 170 Europese keramici aanwezig, naar veler mening een groat deel van het totale aantal dat zich met dit onderwerp bezighoudt. Het totale aantal keramici in Europa zou op 500 geschat kunnen warden. Naar schatting zijn er in Japan alleen al bij de motorindustrie zo'n 1000 keramische onderzoekers betrokken (5) en in totaal circa 2000 onderzoekers en 4000 technici (4). Voor de USA wordt geschat dat het totaal aantal keramici ongeveer 1000 is met nog eens 1000

a

2000 personen betrokken in randgebieden. Een essentieel punt is verder dat zoals al eerder benadrukt, materiaalkunde een sterk multi-disciplinair karakter heeft. Dit betekent dat er een groot aantal vrijheidsgraden is. De keuze tussen systematische variatie, uiteraard met gebruik van gezond verstand en veel mankracht, en een meer fundamentele aanpak dringt zich op. Hier nu is een groat verschil tussen het Westen en het Oosten te bespeuren. In Japan overheersen de productietechnologie en het toepassen van materialen, kortom een pragmatische houding. In Europa overheerst echter de aandacht voor fysische, chemische en mechanische aspecten, een meer op

(22)

begrijpen gerichte houding. Hiermee zijdelings verband houdend is het feit dat een aantal Europese onderzoekers en onderzoekscentra de neiging heeft tamelijk extravagante materialen zonder werkelijke potentie te onderzoeken. Vanuit het argument van beter begrip {en beter opvallen van een publikatie!) misschien te begrijpen. Echter in het licht van alle moeilijkheden die meer 'gewone' materialen al ondervinden lijkt het zinvoller de aandacht op meer praktische systemen te richten. De USA nemen een soort tussenpositie in. Als het percentage pragmatisme genoemd zou moeten worden, zou mijn schatting zijn: Japan 80

a

90%, USA rond de 50% en Europa 10

a

20%. Natuurlijk zijn er lokale afwijkingen. Zo doen het Government Industrial Research Institute Nagoya {GIRIN) en het National Institute for Researches in Inorganic Materials {NIRIM) in Tsukuba goed fundamenteel onderzoek. Een gezond stuk pragma-tisme is in Europa met name aanwezig in de Bondsrepubliek: enkele van de beste poeders voor keramische materialen komen uit dit land. Overigens meen ik uit eigen informatie en die van anderen dat ook in Japan wel enige vraagtekens gezet worden bij de tamelijk pragmatische aanpak. Zeker op de wat langere termijn is een meer fundamentele aanpak noodzakelijk. Voor die tijd heeft men in Japan al de vele parameters gevarieerd en de technologi-sche 'oogst' binnengehaald!

Een significant verschil tussen Europa en Japan, ook voortkomend uit de lage-termijn-visie en het lange-termijn-beleid, is de aanwe-zigheid in Japan van een goede koppeling tussen universiteiten, onderzoekinstituten en industrie, kortom de aanwezigheid van een goede infrastructuur. Zoals gezegd, ook in de USA wordt over gebrek. aan infrastructuur geklaagd. De stellige indruk bestaat dat op Japanse universiteiten een breed scala aan onderwerpen bestudeerd wordt. Is een onderwerp of materiaal veelbelovend, dan schuift het door naar een beter uitgerust onderzoekinstituut of universiteit. Een duidelijke keuze en prioriteitenstelling wordt gemaakt. Het aantal onderwerpen op zo'n instituut is dan

beperkter, de diepgang en aandacht daarentegen groter. Blijft zo'n onderwerp in dit stadium een grote potentie hebben, dan is verder onderzoek en ontwikkeling op een industrieel laboratorium een logisch volgende stap. Een verdere inperking van onderwerpen en grotere inspanning gaan hiermee gepaard. Verschillende bedrijven hebben op deze manier concurrerende onderzoek'kanalen'. Het resultaat van deze constructie is een goede en snelle informatie uitwisseling tussen de universitaire en de industriele wereld en een concentratie op belangrijke onderwerpen.

Mijns inziens is het succes van Japan op keramisch gebied ten

22

(23)

dele te danken aan de aanwezigheid van de genoemde parallelle 'kanalen'. Zo'n infrastructuur is in Nederland duidelijk afwezig. De noodzaak om voor een verbetering van de infrastructuur in Nederland te zorgen dringt echter wel door. Niet alleen in overheidsstukken maar ook in de pers. Recentelijk is dit

bijvoorbeeld nogeens benadrukt in een van de overoptimistische artikelen in de populair-technische pers over nieuwe materialen (7). Men is dan ook in Nederland bezig, zij het zeer laat, enkele van deze structuren te bouwen. Zo is er bijvoorbeeld een overeenkomst tussen de THT vakgroep 'Anorganische Chemie, Materiaalkunde en Katalysatormaterialen' en het ECN op het gebied van

keramische membranen en het al eerder genoemde

samenwerkingsverband op het gebied van technische keramiek tussen de THE vakgroep 'Fysische Chemie' en de TNO-TPD afdeling 'Keramiek'. Ook de THD vakgroep 'Anorganische en Fysische Chemie' is bezig zo'n verbinding met een TNO instituut te leggen. De instelling van het 'Nationaal Keramisch Atelier' te Petten vormt eveneens een bijdrage aan de verbetering van de infrastruc-tuur.

Een ander aspect dat nog enige toelichting verdient is het onderwerp van informatieoverdracht en dissipatie. Een van de verdere redenen waarom Japan een zo sterke rol speelt heeft hiermee te maken. Communicatie staat hoog in het vaandel geschreven in de Japanse maatschappij. Voor het doorgeven van informatie is serieuze moeite gestoken in de organisatie van de nationale gezelschappen en tijdschriften die zich met keramiek bezighouden. Uiteraard heeft hun taal en schrift het voordeel voor hen, dat deze voor ons tamelijk ontoegankelijk zijn. Veel van het onderzoek dat gepubliceerd wordt in de Japanse taal blijft ongelezen in de Westerse wereld. Als het in de Engelse taal gepresenteerd wordt is het vaak al wat ouder onderzoek. Van Japanse zijde echter wordt veel moeite gestoken in het verteren van de informatie die door ons gegenereerd wordt.

Nu dan, wat te doen teneinde de Europese landen en met name Nederland op keramische gebied niet geheel een ontwikkelings-land te laten warden? Genoemd zijn al een verbetering van infrastructuur en kennisoverdracht. Mijns inziens is belangrijk een concentratie op een beperkt aantal onderwerpen waar nog voldoende schot in zit. Geen optimaliseren van mechanische eigenschappen van bekende materialen als Si3N4 , SiC en Zr02 dus. Hier zijn wereldwijd al veel mensen bij betrokken. Onderwerpen

23

(24)

dienen gekozen te warden op die gebieden die belangrijk zijn en relatief weinig aandacht krijgen. Braakliggende terreinen zijn de hechting van keramische materialen aan metalen en de hechting van keramische materialen onderling. Corrosie van keramiek is een eveneens braakliggend terrein. Verder is voor het verantwoord kunnen gebruiken van keramische materialen op mechanisch gebied een goed ontwerp noodzakelijk evenals het betrouwbaar niet-destructief-testen. Seide onderwerpen verdienen meer aan-dacht dan ze tot nu toe hebben gekregen. Het is hopelijk duidelijk geworden dat in de keramiek een groat aantal parameters een rol speelt, met name op terreinen als hechting en corrosie, en dat de meeste van de deeldisciplines, zoals vormgeving en verdichting op zich tamelijk kapitaalintensief zijn. Voldoende mankracht en financien alsmede een goede planning van onderzoek en een betere samenwerking op landelijk en Europees niveau zijn dan oak onontbeerlijk. Het IOP Technische Keramiek zou hiertoe een goede aanzet kunnen zijn. Een grotere geldelijke zowel als personele inspanning en voor een langere termijn dan 8 jaar is echter mijns inziens geboden. Veel van dit alles is natuurlijk al meermalen gezegd, overigens zonder al te veel succes. Het is echter wel zaak de genoemde overwegingen serieus te nemen anders zal niet alleen de vervaardiging een ondergeschikte rol blijven spelen in de Nederlandse keramische wereld, maar zullen oak allerlei mogelijke, technisch en/of commercieel interessante toepassingen voor ons verloren gaan. Alleen al am dit laatste te voorkomen dient de bekendheid van toekomstige onderzoekers, ontwikkelaars en ingenieurs met keramiek sterk toe te nemen. Hopelijk zal de huidige generatie studenten meer materiaalkunde te verwerken krijgen en daardoor materialen beter kunnen toepassen. Hier is een duidelijke taak weggelegd voor het universitair onderwijs.

Nu moet men niet denken dat ik hier pleit voor uitsluitend projectmatig onderzoek. lk pleit voor planning en dit is best te combineren met een hoeveelheid vrij onderzoek waarin oak een gelukkige hand een zekere rol speelt. Oat dit vrije onderzoek nuttig en noodzakelijk is tonen voorbeelden van toevallig ontdekte materialen aan. Het meest bekende voorbeeld in de directe omgeving is misschien wel het magneto-keramiek op basis van hexa-ferriet, is sommige kringen beter bekend als 'ferroxdure'. Dit is materiaal op basis van de oxiden van of Pb of Ba of Sr en Fe dat bij de juiste vervaardigingswijze een permanent magnetisch

materiaal oplevert en waarvan jaarlijks 50.000 ton verwerkt wordt Meer recente voorbeelden zijn het al eerder genoemde elektrisch isolerende SiC met Beb-toevoeging, het ZnO-keramiek waarvan

(25)

spanningsafhankelijke weerstanden gemaakt warden en de Zr02 zuurstof geleiders voor toepassing in Or pompen of Orsensors. Binnen het centraal goed geplande onderzoek in Japan geeft de staat aan elk universiteitslaboratorium een min of meer constante hoeveelheid geld in de orde van 20.000 dollar (8) bestemd voor vrij onderzoek. Dit is een redelijke hoeveelheid geld gezien het feit dat een gemiddeld universiteitslaboratorium 4 vaste stafleden telt. Afhankelijk van de hoeveelheid projectonderzoek in het betreffende laboratorium is het percentage voor de vrije sector 20 tot 80. Een vijfde tot een kwart van de onderzoekcapaciteit aan ·vrij onderzoek besteden, uiteraard met voldoende budget, lijkt mij ook voor Nederland de goede hoeveelheid om in de toekomst, zeg over 10 of 15 jaar, voldoende ontwikkeling te kunnen hebben. Keuzes moeten echter wel gemaakt durven worden na orienterende onderzoekingen!

Het einde van deze voordracht naderend wil ik toch nag een paar woorden zeggen over de euforie met betrekking tot keramische materialen in de pers. Mogelijk is het zo dat deze euforie mede ontstaan is door het te enthousiast verkondigen van de merites van keramische materialen door de keramische onderzoekers zelf. De hooggespannen verwachtingen die hierdoor zijn ontstaan kunnen echter niet binnen korte tijd bewaarheid worden en zo averechts werken. Teneinde de intrinsieke potentie van keramische materi-alen waar te maken is een lange-termijn-interesse in en financie-ring van het keramisch onderzoek noodzakelijk. Een realistische inschatting van de mogelijkheden in plaats van een ongefundeerd optimisme is hiervoor mijns inziens een 'must'.

Op een plaats als deze is het onmogelijk voorbij te gaan aan een voorganger die helaas te vroeg overleden is. lk doel hiermee natuurlijk op Prof. ir. A.L. Stuijts. Op het Natuurkundig Laborato-rium van Philips heb ik hem maar kart mogen meemaken. Duidelijk is mij wel geworden dat hij door zijn enthousiaste houding zijn stempel sterk gedrukt heeft op collega's en studenten. Uit al zijn werk bleek een zeer duidelijke belangstelling voor de proceskunde van keramische materialen. Mijns inziens was hij hiermee zijn tijd vooruit. De nat-chemische technieken voor poederbereiding, de homogeniteit van poedercompacten en druksintertechniek propa-geerde en benadrukte hij reeds in de jaren zestig. Nu bestaat er een grote en wereldwijde belangstelling voor. Het geloof in de grote waarde van de proceskunde reflecteerde zich ook in de titel van de intreerede van prof. Stuijts uit 1971 (9): 'Renaissance in de Keramische Technologie'. lnmiddels moge duidelijk geworden zijn

(26)

dat deze renaissance zich stevig doorgezet heeft maar oak dat -willen we in Europa en met name in Nederland toekomen aan een 'Nieuw Stenen Tijdperk'- er nag veel werk verzet moef warden.

Dames en Heren,

Aan het einde van deze intreerede gekomen wil ik een aantal woorden van dank uitspreken. Voor Hare Majesteit de Koningin voor mijn benoeming en voor de Technische Hogeschool Eindho-ven voor het in mij gestelde vertrouwen. Voor de directie van het Natuurkundig Laboratorium van Philips die het voor mij mogelijk gemaakt heeft om de benoeming te aanvaarden. Voor mijn gezin dat hopelijk niet te veel aandacht tekort komt. Voor mijn collega's op het Natuurkundig Laboratorium en daarbuiten voor instructieve gesprekken in het algemeen en over keramiek in het bijzonder. Tenslotte wil ik een ieder van ganser harte bedanken voor zijn interesse en aanwezigheid hier waardoor een van de randvoorwaar-den geschapen is waardoor deze plechtigheid kon plaatsvinrandvoorwaar-den.

(27)

Referenties

1. Beleidsoverzicht Technologie 1985-1986, Ministerie van Economische Zaken, sept. 1985.

2. Voordracht op 28 feb. 1986 door Ors. B.J.M. Giesen, directeur DRO-EZ,

Symposium 'Technische Keramiek', Apeldoorn. 3. H. Kent Bowen et al.,

Mater. Sci. Eng. 14 (1980) 56.

4. A Competitive Assessment of the U.S. Advanced Ceramics Industry,

United States Dept. of Commerce, maart 1984. 5. E.M. Lerioe en J.L. Meglen,

Bull. Amer. Ceram. Soc. 64 (1985) 271. 6. G.B. Kenney en H.K. Bowen,

Bull. Amer. Ceram. Soc. 62 (1983) 590. 7. N. Wiedenhof,

PT-aktueel 42 (1985) 3. 8. S. Sakka,

Bull. Amer. Ceram. Soc. 63 (1984) 1128. 9. A.L. Stuijts,

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

a. A kiest roor expansie van de collectieue sector en oefent intioed uit op B Land A tracht structureel het aandeel van de consumptieve bestedingen te vergroten ten koste van

Barrow en Tipler: “We zouden niet verwonderd moeten zijn dat we geen kenmerken van het uni- versum waarnemen die incompatibel (onverenigbaar) zijn met ons eigen bestaan, want als

Deze toegestane inkomsten van een netbeheerder worden jaar- lijks aangepast door de toegestane inkomsten van het voorgaande jaar te corrigeren voor de x-factor (x),

1-1-2017 1-7-2017 FCA 51 Geharmoniseerde veilingregels Alle NRA’s 6 mdn na inwerkingtreding Verordening 1-1-2017 1-7-2017.

Een politieke partij heeft kritiek op dit besluit, omdat daardoor de rol van de overheid groter lijkt te worden?. De partij beweert:

Ook het financieel kapitaal kan hierbij ondersteuning bieden: een dynamisch pensioen kan scholing en ontwikkeling faciliteren of overbelasting voorkomen door meer ruimte te

Nu de grote bedrijven, welke zich, door omvang en beschikbaarheid van een des­ kundige staf, de ontwikkeling van nieuwe methoden op het gebied van bedrijfs­ planning

Terwijl men vóór de tweede wereldoorlog voornamelijk slechts het zg. „Anlagekredit" als zodanig in de literatuur tegenkwam, leest men tegen­ woordig over