Wageningen
NN31545.1477
BU0THEEK
FUNDERINGSONDERZOEK NOORD-HOLLAND
DE HYDROLOGISCHE GESTELDHEID OP ENKELE MEETLOCATIES
ing. H.M.J. Hermsen
Nota's van het Instituut zijn in principe interne
communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.
Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een
een-voudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie
van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies
echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is
af-gesloten.
Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut
in aanmerking
CENTRALE LANDBOUW/CATALOGUS
0000 0131 8191
I N H O U D
b i z .
1. INLEIDING 1
2. MEETLOCATIES 2
2.1. Keuze kriteria hoogwatersloten 2
2.2. De locaties 3
2.2.1. Hoogwatersloten 3
2.2.2. De locatie Broek in Waterland en Ilpendam 6
2.3. Meting grondwaterstanden 8
2.4. De profielopbouw/plaatsing peilbuizen 8
2.5. Neerslag en verdamping 9
3. INFILTRATIEMETINGEN (HOOGWATERSLOTEN) 9
3.1. Proefopzet 9
3.2. Debietmetingen aan stuwen/overlaten 10
3.3. Resultaten 12
4. METINGEN AAN INFILTRATIEDRAIN 12
van deze deelonderzoeken worden de hydrologische gevolgen van
polder-peilverlagingen bestudeert. Dit vereist inzicht in de huidige
hydro-logische gesteldheid^ Ter verkrijging van dit inzicht zijn in overleg
met de landinrichtingsdienst een aantal onderzoeksobjecten geselecteerd.
Deze onderzoeksobjecten zijn zowel gekozen in een gebied met
over-wegend lintbebouwing (West-Friesland) als in een gebied met overover-wegend
kombebouwing (Waterland){zie bijlage I) •
Voor de kombebouwing zijn Broek in Waterland en Ilpendam gekozen;
voor de lintbebouwing een 7-tal zogenaamde hoogwaterslootlocaties
ver-spreid over West-Friesland in zowel verkavelde als niet verkavelde
gebieden. Op verzoek van de landinrichtingsdienst is er bovendien een
locatie bijbetrokken waarbij drains voor de hoogwatervoorziening zorgen
en een locatie waarbij in de loop van het onderzoek het peil werd
ver-laagd.
Ten behoeve van het modelonderzoek is er van een tweetal
leiding-vakken de netto infiltratie capaciteit bepaalt.
In deze nota worden de keuze kriteria van de objecten vermeld
als-mede een omschrijving van deze objecten. Deze omschrijving is
inclu-sief gemeten stijghoogtes, profielopbouw, plaatsing peilbuizen en
der-gelijke. Verder wordt aandacht besteed aan de grondwaterstroming onder
bebouwing en worden in een enkel geval voorlopige conclusies
getrok-ken uit het verrichte onderzoek.
Deze nota en zeer zeker de bijlagen is bovenal een vastlegging
van het verrichte veldonderzoek en kan als toetsingsmateriaal worden
2. MEETLOCATIES
2 . 1 . K e u z e k r i t e r i a h o o g w a t e r s l o t e n
Om de werking van hoogwatersloten nader te bestuderen zijn er
voor de keuze van de meetobjecten een aantal kriteria opgesteld
waar-aan deze objecten zoveel mogelijk zouden moeten voldoen en waardoor
een grote verscheidenheid in deze meetobjecten aanwezig is.
Daartoe is een schematisch overzicht gemaakt van een 24-tal
groe-pen waarin de hoogwatersloten kunnen worden onderscheiden (VAN
OUWER-KERK, VISIE 1981, blz. 42 e.V.). Hierbij is een splitsing gemaakt in
hoogwatersloten die in een kwelgebied en die welke in een
infiltratie-gebied liggen. Tevens ia gestreefd moeilijk in rekening te brengen
factoren zo veel als mogelijk is uit te sluiten. Met name is getracht
3-dimensionale stromingspatronen te vermijden en het onderzoek te
richten op 2-dimensionale stromingspatronen. Op grond hiervan is een
eis gesteld aan de lengte van een slootwak in relatie tot de breedte
van het langs deze sloot liggende bebouwde gebied. Hiertoe zijn drie
klassen onderscheiden. Bovendien is, in verband met de bestudering
van de invloed van polderpeilveranderingen, een onderscheid gemaakt
in sloten die in gebieden liggen waarin wel en die waarin geen
polder-peilverlaging heeft plaatsgevonden. Tenslotte is rekening gehouden
met het al (oude sloten) dan niet (nieuwe sloten) voorkomen van een
sliblaag in een sloot.
Ook is gelet op het grondgebruik (agrarisch dan wel
stedebouwkun-dig) aan weerszijden van de sloot en op de bereidheid tot medewerking
van de gebruikers aan dit onderzoek. Om asymmetrische patronen bij
sloten die relatief ver van de bebouwing af liggen zo veel als
moge-lijk is te vermijden, werd bij de keuze tevens als voorwaarde
een-zelfde ontwateringssituatie aan weerszijde van een sloot toegevoegd.
Aan de hand van het overzicht zijn inventarisaties uitgevoerd.
Gebleken is dat de 24 mogelijke types van hoogwatersloten niet
aanwe-zig zijn. Tevens is de keuze mogelijkheid beperkt door sterk
kronke-lende sloten, aanwezigheid van haventjes en opstrekkende sloten. Het
belangrijke verschil tussen kwel en infiltratie is niet geheel in de
keuze naar voren gekomen. De oorzaak hiervan is dat de reeds
uitgevoer-de verkavelingen in West-Friesland voornamelijk kwelgebieuitgevoer-den zijn.
gekozen:
1. Andijk Hoekweg (nabij no. 25) (zie bijlage Al)
2. Andijk Kleingouw (nabij no. 81) (zie bijlage BI)
3. Berkhout (nabij Oosteinde 52) (zie bijlage Cl)
4. Bobeldijk (nabij Bobeldijk 41) (zie bijlage Dl)
5. Grosthuizen (nabij Grosthuizen 1) (zie bijlage El)
6. Hoog-Karspel (nabij Streekweg 352) (zie bijlage Fl)
7. Enkhuizen (nabij Haling 1) (zie bijlage Gl)
8. Westwoud (nabij Dr. Neijenstraat 45) (zie bijlage Hl)
9. Grootebroek (nabij Zesstedenweg 304 ) (zie bijlage II)
Voor een goed overzicht van de verschillende locaties is een
ta-bel samengesteld met daarbij aangegeven de kenmerken per locatie.
f ^ # f » 'p.
Tabel 1. Kenmerk Locatie 1 + + 2 + + 86 3 + 120 4 + + 40 5 + + 6 + + 80 7 + 8 + + 9 + + 80 verschillende peilen kwel (0,1-0,25 mm/dag) infiltratie (0-0,1 mm/dag) afstand tussen hoogwaterslotenslechts een hoogwatersloot + +
hoogwater gebied (klein) + alleen opstrekkende sloten +
oude sloot + + + + + + +
nieuwe sloot + + + bepaling slootwand weerstand + +
grondgebruik - akkerbouw +
" ( -' grasland if :• ÛL . + +
- tuinbouw +; + + +
- boomgaard +
bebouwing: - aan een z i j d e v . d . weg + + + + - aan twee z i j d e n + + + - geen . • + aanwezigheid b u i s d r a i n a g e + + + + f l e x i b e l e blokbemaling + p l u v i o g r a a f + z e l f r e g i s t r e r e n d e g r o n d w a t e r s t a n d s m e t e r s + + landbouwbuis DGV-TNO + i n f i l t r a t i e d r a i n p e i l v e r l a g i n g t i j d e n s onderzoek +
Bij de uitwerking van de meetresultaten z i j n b i j enkele l o c a t i e s
bijzonderheden of veranderingen geconstateerd of aangebracht waarvan
h i e r een opsomming:
Locatie 1, Andijk
Buis n r . 2 van DGV-TNO bleek een afwijkende waarde t e geven t e r
con-t r o l e i s er begin 1982 een buis (nr. 2A) b i j g e p l a a con-t s con-t . De afwijkende
buis i s medio juni gereinigd door TNO waarna de beide buizen eenzelfde
stijghoogte gaven. Na c i r c a 1 maand i s de buis wederom vervuild en
geeft sindsdien een afwijkende waarde (zie b i j l a g e A . 5 . 2 ) . Bij de v e r
-laging van het p e i l i s het p e i l aan een zijde van de weg op een hoog
te handhaven. Hierdoor zou de kans op onregelmatige zettingen in ieder
geval verkleind zijn.
Locatie 2, Andijk
Door uitbreiding van de meetraai zijn er dd. 7-7-1982 een aantal
bui-zen bijgeplaatst ten behoeve van de slootinfiltratiemeting. Daartoe
zijn de buizen 6, 7, 8 en 9 vervangen door respectievelijk de buizen
21, 22, 23 en 24. Deze staan op een gelijke afstand vanuit de sloot,
doch circa 50 m ten oosten van de beide buizen. Er is nagegnoeg geen
verschil in stijghoogte van respectievelijk buis 6 en 21, 7 en 22,
8 en 23 en 9 en 24 geconstateerd. Hier is dus duidelijk sprake van
een 2-dimensionaal stromingspatroon. In de loop van het onderzoek is
een buis geplaatst onder het huis. Ten gevolge van een aanwezige
bomen-rij laat buis 6/21 een duidelijk dal zien in de laagst gemeten
grondwaterstand.
-Locatie 3, Berkhout
Ten gevolge van verschillen in het verharde oppervlakte en de
gewas-verdamping is er bij de buizen 1, 2, 3, 8, 9, 10 en Jl (geheel
onver-hard) een grote invloed op de grondwaterstand ten gevolge van deze
onttrekking. Buis 4 en 5 geven een gelijk of hogere stijghoogte dan
het openwaterpeil; zij zijn voor circa 95% gelegen onder verhard
opper-vlakte. Buis 6 en 7 zijn juist langs een verhard oppervlakte
respec-tievelijk woning geplaatst.
Locatie 5, Grosthuizen
Medio 1982 is hier het peil verlaagt van 3,15 -NAP naar 4,20 -NAP.
Nabij de bebouwingen is het oude peil gehandhaagt bovendien is tussen
de buizen 3 en 4 een infiltratiedrain aangelegd. Het freatisch vlak
ter hoogte van de bebouwing is nagenoeg niet gedaald, deze daling is in
orde van grootte 10 à 20 cm.
Locatie 6, Hoog-Karspel
Bij buis nr. 8 is een verhoging van de laagst gemeten grondwaterstand
geconstateerd; dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de
buis is geplaatst naast een verhard oppervlakte waardoor er minder
verdamping optreedt. Bovendien kan er voeding van het grondwater
heb-ben plaats gevonden door beregening.
Locatie 7, Enkhuizen
De grondwaterstand in het weiland is hierbij in de droge periode
ge-daald tot meer dan 2,00 m-maaiveld op een afstand van 32 m uit de
hoog-watersloot. Aan de andere zijde is een veel geringe verlaging
gecon-stateerd. Dit verschil in verlaging en de enorme stijghoogtedaling
is te -verklären uit het feit dat ten eerste het IJsselmeer op een
ge-ringe afstand van Öë locatie is gelegen (met het peil circa NAP) en
ten,tweede dat de bodem is opgebouwd uit fijnkorrelig materiaal met
een zeer geringe bergingsfactor en met een groot capilair
geleidxngs-vermogen. Het gewas heeft tijdens die periode geen
droogteverschijnse-len vertoond.
Locatie 8, Westwoud
Bij deze locatie zijn geen evenwijdige sloten aanwezig doch alleen
opstrekkende sloten. Dit is kenmerkend voor de rvk Westwoud. Doordat
er geen evenwijdige sloten zijn wordt de waterhuishouding in mindere
mate bepaalt door deze sloten echter meer door factoren als aanwezige
verharding, begroeiing en dergelijke. Vandaar dat het freatisch vlak
erg varieert. Voorts blijkt dat onder grote verharde oppervlakten de
grondwaterstand hoger is dan bij het onverharde.
In het algemeen kan opgemerkt worden dat zowel in kwel- als in
een infiltratiegebied daar waar de grondwaterstand in de zomer op het
hoogst is waar geen begroeiing is "óf een verharding wordt
aangetrof-fen.
2.2.2. De locatie Broek in Waterland en Ilpendam
De keuze van de beide dorpen is nader omschreven door VAN
OUWER-KERK (VISIE 1982, blz. 29 e.V.). Hierbij is eveneens de keuze
omschre-ven ten aanzien van de meetraaien, het aantal buizen, de dichtheid
toelichting behoeven.
Ilpendam (bijlage K)
Het verloop van de stijghoogte tegen de tijd van de buizen in het
park (22, 23, 24, 27 en 28) geven een afwijkend verloop; een mogelijke
oorzaak hiervan is dat het in de loop der jaren regelmatig is
opge-hoogd en is 'diep
1gespit.
Buis nr. 7 heeft gedurende het gehele jaar een hogere waarde; hij is
geplaatst op een lage plaats in het maaiveld en omgeven door een verhard
oppervlak.
Een diepe buis is met filters op 12 en 18 m-mv geplaats bij pb 22.
Broek in Waterland (bijlage L)
Door het zeer gedifferentieerde grondgebruik in bebouwd gebied
(bebouwing, verharding of gedeeltelijke verharding, braakland, groente
en siertuin) is de grondwaterstand eveneens zeer gevarieerd.
De invloed van het simpel beregenen is ongekend groot(vergelijk
buis 50 en 51); in de droge periode is de stijghoogte daardoor minstens
15 cm hoger. Nabij de kerk is de grondwaterstand nog veel hoger.
Moge-lijk speelt het relatief groot onbegroeid, grintoppervlak een rol.
De buizen in de polders geven in het algemeen in de zomer een wat
hogere stand ten gevolge van de kwel dan de buizen in het bebouwde
gedeelte.
Opmerkelijk is de sterke daling van buis no. 35 op het eilandje
(tot ca. 60-cm- het open waterpeil). Hetzelfde effect! een grote
stijghoogtedaling op relatief korte afstand van een behoorlijk grote open
water partij, is te zien bij buis no. 27 en 21. De grondwaterstroming onder
de bebouwing met de bijzonderheden daarbij zijn in het desbetreffende
hoofdstuk weergegeven.
De diepe potentiaal is in de polders rond Broek in Waterland
geme-ten alsmede op een plaats tussen de polders. Het stijghoogteverloop
van de diepe buis in de Noordermeerpolder geeft een afwijkend beeld
(25E-185). Uitgaande van een kwel situatie zou het bovenste filter
een lagere stijghoogte geven dan de middelste, dit is ook zo; doch de
filters in respectievelijk het 2e en 3e watervoerend pakket geven
een omgekeerde waarde. Het 2e watervoerend pakket voert dus af naar
boven en naar beneden. Hieruit zou mogen geconcludeerd worden dat het
3e watervoerend pakket geen of nauwelijks invloed heeft op de
water-huishouding onder het stedelijk gebied van Broek in Waterland.
2.3. M e t i n g g r o n d w a t e r s t a n d e n
In de periode van oktober 1981 tot en met juli 1982 zijn wekelijks
de-- grondwaters
tanden' opgenomen (op woensdag). Na J augustus is
overge-gaan op de tweewekelijkse opname; om en nabij de 14de en de 28ste van
de maand.
De opnames zijn uitgevoerd door waarnemers ter plaatse. De gemeten
grondwaterstanden zijn weergegeven op de bijlagen A4 tot en met L4.
Met behulp van een piotprogramma zijn de gemeten stijghoogten
gra-fisch tegen de tijd uitgezet. Hierdoor is het mogelijk gebleken
even-tuele fouten in de aflezing van de stijghoogte of in de verwerking van
deze gegevens te ontdekken. In twijfelgevallen is de gemeten
stijghoog-te niet veranderd. In een aantal gevallen is nader onderzoek nodig
ge-bleken voor het verklaren van de gemeten stijghoogte.
De tijd-stijghoogtegrafieken zijn weergegeven in de bijlagen A5
tot en met L5.
2.4. D e p r o f i e l o p b o u w / p l a a t s i n g p e i l
-b u i z e n
In opdracht van de Rijkswaterstaat district Noord is in het nabije
verleden een onderzoek uitgevoerd naar de profielopbouw in Waterland
en West-Friesland; het betreft vooral de diepe profielopbouw; van deze
gegevens is gebruik gemaakt. De ondiepe profielopbouw alsmede de
plaat-sing van de peilbuizen en het bodemgebruik zijn aangegeven op de
bij-lagen A2, B2 tot en metL2.
Van de geohydrologische grootheden van de diverse
meetobjec-ten is een tabel samengesteld (bijlage 4).
2 . 5 . N e e r s l a g e n v e r d a m p i n g
De verdampingsgegevens zijn ontleend aan het KNMI station Hoorn.
Het betreft hier de openwaterverdamping (E ) berekent volgens Penman.
Voor het bepalen van de neerslag zijn een aantal pluviografen geplaatst
verspreidt over de diverse meetlocaties.
Zij hebben hoofdzakelijk gedient om de correlatie te vinden met
de aanwezige KNMI stations (zie bijlagen 5 en 6 ) .
3. INFILTRATIEMETINGEN (HOOGWATERSLOTEN)
Om de slootweerstand te bepalen zijn voor een tweetal
leidingvak-ken infiltratiemetingen verricht.
De weerstand is gedefinieerd als het quotiënt van een potentiaal
verschil en het daarbij behorende debiet. Het debiet en de gemeten
potentialen zullen worden gebruikt bij 2-dimensionaal computermodel.
Voor de debietmetingen zijn in eerste instantie een tweetal
lei-dingvakken afgesloten. Ter controle is een waterbalans opgesteld van
een veel groter gebied.
3.1. P r o e f o p z e t
Bij de keuze van de leidingvakken is van de volgende kriteria
uit-gegaan.
Voor een bruikbare meting moet de stroming nabij de sloot bij
voor-keur 2-dimensionaal zijn. Om het leidingvak af te kunnen sluiten moet
hij niet te breed zijn en mogen geen problemen ontstaan doordat de
sloot niet kan doorstromen. Voorzieningen die dit zouden kunnen
oplos-sen zijn relatief kostbaar. De leidingvakken moeten bij voorkeur
gele-10
gen. zijp bij reeds geplaatste grondwaterstandsbuizen.
De infiltratie is gemeten te Andijk en te Bobeldijk. Bij Andijk
heeft reeds een algehele peilverlaging plaatsgevonden; in Bobeldijk
betreft het een toekomstige hoogwatersloot nabij een spoorlijn.
De infiltratie is gemeten gedurende 2 x 5 dagen. Dagelijks zijn
de grondwaterstanden waargenomen. De daling van het oppervlaktwater
is continu geregistreerd evenals de neerslag. Voor de verdamping zijn
berekende dagwaarden van het KNMI station Den Helder aangehouden.
Omdat veel (hoogwater-)sloten in Noord-Holland behoorlijk zijn
dichtgeslibt is hét effect op de infiltratiecapaciteit bepaald van
het uitbaggeren van de sloten.
•••• 'Bï'j de metingen in Andijk bleek (zie resultaten) dat er een erg
grote infiltratiecapaciteit aanwezig was. Daartoe is voor een veel
groter gebied opnieuw een waterbalans opgesteld. Gekozen is, in
over-leg met het Waterschap, voor het hoogwatergebied Oost-Andijk (zie
bijlage 8 ). Om de netto-infiltratie te bepalen zijn van een 6-tal
stuwen en een 2-tal duikers de debieten bepaald. De niet-meetbare
afsluitbare duikers zijn afgesloten.
3 . 2 . D e b i e t m e t i n g e n a a n s t u w e n / o v e r l a t e n
De hoeveelheid overstort in de tijd bij een overlaat is bepaalt
voor een gedeelte van de stuw waarbij gebruik is gemaakt van een
meetemmer met bekende inhoud Waarop een deksel met een opening van
10 cm en een stopwatch. In die gevallen waar de overstortende straat
te groot was om bovengenoemde methode te gebruiken is de
overstort-hoogte gemeten en met behulp van de volgende formule het debiet
bere-kend :
Q - m.A /29.z
waarin: m - 1,1
A - b.h
. z = i h, '
h <*. overstorthoogte.
Voor het debiètmeten in open waterleidingen staan diverse methoden
ter beschikking.
Zij variëren voor zeer kostbaar en duurzaam tot goedkoop en simpel,
en zijn stuk voor stuk toepasbaar op een beperkt gebied.
Vaste meetoverlaten zijn geschikt voor een permanente opstelling
en er is een potentiaal verschil nodig; Ot-molens moeten een minimum
stroomsnelheid hebben en een regelmatig profiel. Het gebruik van een
zoutoplossing vraagt ervaring en is in uitzonderingsgevallen bruikbaar;
het gebruik van drijvers of blaadjes op het water heeft ook zijn
be-perkende factoren.
In de gegeven situatie waarbij een geringe stroomsnelheid te
ver-wachten was bij een rechthoekig profiel is gekozen voor de volgende
methoden.
Tracermethode
Als tracer is gebruikt een zoutoplossing in verschillende
concen-traties gekleurd met uranine. Bij het gebruik van geringe
hoeveelhe-den pekel is de toename van de geleidbaarheid van het nogal zoute
op-pervlaktewater te gering om meetbaar te zijn. Bij het gebruik van meer
pekel is wel een geleidsbaarheidsverhoging meetbaar doch het tijdstip
van uitstroming kan voor het onderhavige doel niet nauwkeurig genoeg
bepaalt worden. De piek wordt erg sterk afgevlakt en in sommige
geval-len worden 2 pieken gemeten. Dit ten gevolge van de aanwezige
turbu-lentie in het water. De uranine geeft eenzelfde beeld.
Drijvermethode
Om toch een juist beeld te verkrijgen van de stroomsnelheid is
ge-bruik gemaakt van een drijver; welke zodanig was geconstrueerd dat hij
rechtstandig in het water zweefde met slechts een zeer gering gedeelte
boven water om zodoende de windinvloed te vermijden. Bij herhaalde
me-tingen aan eenzelfde duiker is gebleken dat de drijversnelheden minder
dan 1% onderling van elkaar verschillen.
Op de drijversnelheid is een reductie van 30% toegepast (een
ge-schatte reële waarde) om de gemiddelde stroomsnelheid te bepalen. Van
12
het gehele gebied is de oppervlakte open water bepaald (ca. 24,0 ha)
en is met behulp van de referentie verdampingsgegevens de totale
ont-trekking ten gevolge van deze verdamping berekent.
Het verschil tussen uitstroming en instroming van het gebied min
de verdamping geeft de netto-infiltratie voor het gehele gebied.
3.3. R e s u l t a t e n
Afsluiting leidingsvakken
Het grondwaterstandsverloop alsmede de gemeten infiltratie zijn
weergegeven op bijlage 9 (Andijk) en bijlage 10 (Bobeldijk). Het
ver-loop van de stijghoogte tijdens de infiltrâtieproef is weergegeven op
bijlage 1 l(Bobeldijk). De geringe toename van de infiltratie na het
baggeren van de sloten is niet alleen ten gevolge van dat uitdiepen
maar ook ten gevolge van de toename van de gewasverdamping. Het
uit-baggeren van sloten heeft blijkens dit onderzoek geen noemenswaardig
effect op de grondwaterstand en op de infiltratiecapaciteit.
In gebieden met een andere profielopbouw bijvoorbeeld zand in
plaats van (ongerijpte-)klei onder de slootbodem kan uitbaggeren wel
een meetbaar effect hebben.
Hoogwatergebied
De netto-infiltratie is in dit gebied weergegeven als de dikte van
een schijf water met een oppervlak gelijk aan het wateroppervlak in de
open leidingen, is 20 mm per dag. De bijhorende grondwaterstand is
weergegeven op bijlage
4. METINGEN AAN INFILTRATIEDRAIN
Ten behoeve van de hoogwatervoorziening wordt in sommige gevallen
een drain aangelegd. Het gebeurt slechts in die gevallen waar een
hoog-watersloot te veel belemmeringen met zich mee brengt; een dergelijke
oplossing zou toepasbaar zijn waar een polder- of afwateringssloot
dicht bij natuurgebieden of bebouwingen geprojecteerd zou zijn.
bouwing (zie bijlage II). De (ribbel) drain 0 100 mm is met cocosvezel
omhuld en aangelegd in een sleuf van 30 x 50 cm opgevuld met scherpzand.
De bepaling van de nettotoevoer of afvoer van de drain is niet
mo-gelijk gebleken; het debiet was te klein om meetbaar te zijn.
De gemeten potentiaal boven de drain en op een bepaalde afstand
van de drain is weergegeven op bijlage
Uit de metingen blijkt, dat:
- de drain niet werkt;
- de grondwaterstand hoger is dan de stijghoogte in de drainbuis;
- de drain is dus overbodig.
i
5. GRONDWATERSTROMING ONDER GEBOUWEN
Bij zowel een locatie in Andijk als bij een bouwwerk in Broek in
Waterland zijn een aantal grondwaterstandbuizen onder woningen
ge-plaatst. Het doel hiervan is het bepalen of er een wezenlijk verschil
is tussen de grondwaterstand onder en naast een gebouw.
Bij het bestuderen van de grondwaterstanden onder bebouwing moet
men met onder andere de volgende mogelijke invloeden rekening houden:
- een geringere doorlatendheid en grotere heterogeniteit rondom het
huis;
- lekkages van riool- en waterleiding of de aanwezigheid van een
eigen drinkwatervoorziening;
- begroeiing rond het gebouw;
- de aanwezigheid van geventileerde eventueel verwarmde kruipruimte;
- het gebruik van de bebouwing (garages, auto wassen e.d.);
- de funderingswij ze:
1. fundering op staal;
2. fundering op palen.
14
ad 1. Bij een fundering op staal kunnen mogelijk de volgende punten
een invloed hebben op de hydrologische situatie:
. de aanlegdiepte van de fundering (» verticale scheidingswand)
in relatie tot de profielopbouw en de grondwaterstand;
. de grondverbetering onder de fundering (d.m.v. zand, grotere
doorlatendheid, d.m.v. verdichten, een lagere doorlatendheid).
ad 2. Bij een fundering op palen kunnen nog enkele andere factoren van
belang zijn:
. mogelijke perforatie van de afsluitende laag vooral bij palen
met verzwaarde punt;
. een verlaagde doorlatendheid onder de fundèringsmuur door de
aanwezige palen en de verdichting van de grond tussen de palen
(vooal bij houten paal fundering en in het bijzonder bij paal
fundering op kleef, hier staan er per m muur de meeste palen).
Locatie Broek in Waterland
Een situatie tekening is gegeven als bijlage 12; de bijhorende
gemeten grondwaterstand in een dwarsdoorsnede zie bijlage 13. Uit de
gemeten grondwaterstanden blijkt dat een of meerdere bovengenoemde
factoren voor een ernstige niet nader te verklaren afwijking zorgen.
Locatie Andijk Kleingouw
Hierbij is de buis in een schuurtje nabij de hoogwatersloot
ge-plaatst; die pieken ten gevolge van neerslag worden sterk afgevlakt.
Het niveau waarop de buis reageert is niet afwijkend van de buizen
die naast het gebouw zijn geplaatst.
2. legenda profielopbouw (ondiep)
3. tabel dagnummer datum (t.b.v. tijdstijghoogtegrafieken)
4. geohydrologische grootheden (naar Direktie Noord)
5. neerslag naar gegevens KNMI
6. verdamping naar gegevens KNMI
7. diepe profielopbouw
Infiltratiemetingen
8. hoogwatergebied Andijk
9. grondwaterverloop tijdens infiltratieproef te Andijk
10. grondwaterverloop tijdens infiltratieproef te Bobeldijk
11. stijghoogtedaling tijdens infiltratieproef te Bobeldijk
Grondwaterstroming onder gebouwen:
12. situatie peilbuizen Broek in Waterland
13. dwarsdoorsnede met grondwaterstand
Meetlocaties:
De bijlagen van de overige meetlocaties zijn als volgt genummerd:
De hoofdletter verwijst naar de locatie, het nummer naar het onderdeel;
een tweede nummer is toegevoegd als het onderdeel uit meer bladzijden
bestaat.
A..
B..
C .
D..
E..
F..
G..
H..
I..
K..
L..
Andijk Hoekweg
Andrijk Kleingouw
Berkhout
Bobeldijk
Groothuizen
Hoog-Karspel
Enkhuizen
Westwoud
Groote broek
Ilpedam
Broek in Waterland
.1 Situatie (inclusief bodemprofielcode)
.2 dwarsdoorsnede (ondiepe profielopbouw, plaatsing peilbuizen)
.4 de gemeten grondwaterstand (hoge en lage grondwaterstand)
.5 tijd-stijghoogte grafieken
.6 isohypsenkaart (alleen voor Broek in Waterland)
USSELMEER
2.5 S 7.5 1 0 Km I I I I
bijlage 2
f"Vergraven
^ „ ,. . mei puin
Y
Klei, blauw-grijs (half of niet gerijpt)
klei, grijs-bruin (gerijpt)
klei, blauw-zwart
• n u j * ^ f,
en
1Venige klei
{
Zandige klei
Zand,weinig slibhoudend, fijn
ran^Rrsn veen
WmM < Mosveen
Rietveen
LVeraardveen
(.Rivierzand, matig grof
H.P Hoogst gemeten peil
L.P Laagst gemeten peil
Laagst gemeten grondwaterstand (d.d. 28-7-'82)
Hoogst gemeten grondwaterstand (23-12-'81)
H.PP Hoogst gemeten polderpeil
L.P.P Laagst gemeten polderpeil
1 4/11/81
7 11/11/81
14 18/11/81
21 25/11/81
28 2/12/81
35 9/12/81
42 16/12/81
49 23/12/82
56 30/12/82
63 6/ 1/82
70 13/ 1/82
77 20/ 1/82
84 27/ 1/82
91 3/ 2/82
98 10/ 2/82
105 17/ 2/82
112 24/ 2/82
119 3/ 3/82
126 10/ 3/82
133 17/ 3/82
140 24/ 3/82
147 31/ 3/82
154 7/ 4/82
161 14/ 4/82
168 21/ 4/82
175 28/ 4/82
182 5/ 5/82
189 12/ 5/82
196 19/ 5/82
203 26/ 5/82
210 2/ 6/82
217 9/ 6/82
224 16/ 6/82
231 23/ 6/82
238 30/ 6/82
245 7/ 7/82
252 14/ 7/82
259 21/ 7/82
266 28/ 7/82
267 29/ 7/82 —
273 4/ 8/82
278 12/ 8/82
279 13/ 8/82
280 14/ 8/82
282 16/ 8/82
292 26/ 8/82
293 27/ 8/82
294 28/ 8/82
296 30/ 8/82
306 8/ 9/82
307 9/ 9/82
308 10/ 9/82
311 14/ 9/82
325 28/ 9/82
338 11/10/82
339 12/10/82
341 14/10/82
354 27/10/82
355 28/10/82
362 14/11/82
386 28/11/82
402 14/12/82
416 28/12/82
499 99/99/99
bijlage 4
u o o 5S O) C O) > oo <u r-l ei |) >W •!-< J2 • - » o 4-1 O — h • • OJ o o > I OU id • o oo i ra • H Cd 0> r - l • C 0 (U « ' O c 01 01 CS) T3 I 00 ra ra 0) r-l .e o o> « -O C (II Hl — -o •e C u <U 01 <u ra • o p .§
1 (U 00 4-1 >n 00 H O 4J o 01 , C CM SB 00 +ra
ra e f-H N—'§
1 01 00 4-1 <-l 00 H o 4-> O «1 J3 — ss 00 +ra
ra 0 r H ^ 0 CO T3 4J ^ 01 "•-. CM S s T3 4J M 01 ^ v . CM S -0 O U. 1) •••» CMe
00ra
ra
I - I CM 00ra
ra
r-l »•* 60«
ra
r-l O • * CM — — o ^1 O o I co m in r~-o r~-or~-o CM — oo CM 0 0 CM CM O-*
O O-*
CM r» vO O 00—•
0 0 — 4 m CM VO v£> O O vO \ o CM I I I I I I m o o m oo r- — o r- CM — C M C M C M C M C M C O C M — o co I o o I co CM I i n CO I I I I I o o r» o CM o — O — CO I I i o oo oo CO O CM o \0 C MC M C OC O C N C M C OC M — 00 o o CO 00 o o co o CT> O 1T| CO 3 -CT» O O CM 0 0 O O CO O o co 00 o o -3-o o* o o ro oo o co CM o U-I CM o in CM o 0> CM o m CO o 00 CM o r—i 0 0 o 00 CM o o> M O m CM CM +1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1 00 01»
.ü 01 o se.*
• r - l • H T ) Ö<
3 3 0 oo c •r-l 01 r - l M^
•r-ï •r-l •d q<
u 3 O X^
u 01«
X " - 1 • H T3 rH 01 , 0 O«
^ i 01 O u £> 01 4-1 O o u o •o 3 O 3 4J <fl 01 S c M M • H 3 . e 4J to O r-l O r - l 01 O. 01 Mra
M i 00 o 0 sa e 01 N • H 3 J=.*
C W•
O 13•
X 01 H"O a ai u O) 3 pu, C O O ff "0 a
«
i - i r - l 0 W 1 T 3 r 4 0 O z 6 0 Ifl r - l CO l-l 01 01 35 e ai M • I - I 3 r C^
C H vO 00 -3- — U I — O -3- — m o ro co -3-O vo — co O CN CT> 0 0 cr> — «3 oo r~ CN ro — oo oo o — 0\ CT\ Ol — — co u-i o — co o — oo co CN •— un i / l en co H 3 -un v O v O m o 0 0 CN p ^ CN un uo CJV oo a . VO CO CN o CV CM CO—
VO p*. en un O p -0 ) e . (A h i on o o S M r - l H I r - l r - l CN VO CN VO O - f O vo 3 -«CT »—• un v O co un CN o 3 -p ^ CN o o r ~ Ov - 3 un 0 0 r-1 0 0 CO oo C N CO un v O CO 3 -p ~ 3 -v O r— V O un un v O •—• oo 0 0 en un p » r ^ un 0 0 3 -un vo CN co m CN M VO 0 0 CN a> v O_
"
oo v C CN CO O CO un 0 0 o u - i CN-o\ f ~ oo co C N r^ co CN CN 0 0 co m un p » un co oo CN r~ »3-CO V f CN P ^ CO 00 O — 00 CO —• CN O CT> r^ « er» CN — r^ co — oo o r- P» — O — co O CO un CN o o M M O CO un 0 0 P*-CM CXi un -3- o — vO -Cf p » oo co CN - 3 —. CO vO CN 0 0 CO C N un v o oo vo O VO VO — 0 0 «3-co m 00 — 0 0 CN 00 CO co oo VO CN O un o v O
~3-—
CN CO 3 -co un un co en co co •a-co co CO CN O CN oo S f•*
•*
O p^ CJl 0 0 un -3" o V 0 -3-un CN 0 0 CT\ vO un CN p » CN C N co ci m •n u Xi ai LH • 4-1 l-l H • r 4 M 0. 0) • H a i 0 •r-l C 3 •r-l • r i r-4 3 •r-l,
611 3 a) u P. (il CO.
4-1 X O.
>
n C.
c l 01 •o CO •3-CN O CO • *—
- 3 co o 0 0 o - 3—
—
0 0 co u - i CO co un VO - 3 c o 0 0 un p ~ - 3 CN * J 3 O J = M u 01«
o o r - l ,*: • r - l • r l • O r - l 01 j a o m o o i - i C t j o o SC e • H 4-1 ca 4-1 Vi 1 e 01 N • H 3 X. 4-1 CO O U C J o o r - l*.
•r-l • H T ) C <U•
U o • J 01 Eu u 1-4 m^
i M Ü O 3=•
O O r - l rH 01 O. CO ca oo o o 33 C O • l - l 4 J ca 4 J 00 1 - 0 3 O 3 4J CO 01 3•
u o • J •r-ï • r 4 x: u (0 l-l m ta r* r Z 01 -a co • H •a 3 O 3 4-1 co tu rs•
u o • f - l •r-l • H r O r-4 a i o. w r 4 n t4 1 oo o o r O " - I • H - D C ni • o uS
o u 0 0 01 01 r4 « ta •o c M H « H D ~ r4 V4 c 01 0. S çu oi e C r4 0) • H 01 00 4J ^ 01 01 01 rO "O o r4 C 4-1 pg 01 ai ai E •a a ai r41
3 (44 C o • r i LH ai ai -a ai 3 oo o e a ai T 4 r4 r i ni r-l ËrS 3 o PL. oo 3 O o r J 3 01 00 c • H r « r4 01 a a obijlage 6
Verdamping (Penman) Eo
Per decade Noord-Holland Station Hoorn 1983
Dagcijfers zijn opvraagbaar
II
III
maand
jan.
febr.
mrt.
april
mei
juni
juli
aug.
sept.
okt.
nov.
dec.
2
3
13
24
31
46
44
34
24
9
6
1
0
5
15
28
39
33
47
34
20
10
8
3
2
5
16
26
44
38
42
27
20
7
4
2
4
13
44
78
114
117
133
95
64
26
18
6
712 mm
8
JO.
TT
TT
VEEN (tussenlagen) BASISVEENKLEI (volume gewicht 13 - U.5 kN/m', lutum »25 % ) KLEI (volume gewicht H.5-16 kN/m*, lutum » 2 5 % )
KLEI (diep, laag van velsen, volume gewicht 13-14.5 kN/m', lutum »25%) KLEI (diep, laag van velsen,volume gewicht U.5-16 kN/rtf lutum 25%) ZAVEL (volume gewicht 16-17 kN/m', lutum 1 2 - 2 5 % )
LICHTE ZAVEL (volume gewicht 17-18 kN/m! lutum 8 - 1 2 % )
HOLOCEEN ZAND (kleihoudend, volume gewicht 18-19 kN/mï lutum 0 - 8 % ) HOLOCEEN ZAND (slibhoudend, volume gewicht 18-20 k N / m ' )
7.2
Ol OpOD > p a oi » .u G a pu H apoa > H 3 •4 01 > • r l c apoa r-l 3 0 • 1 > • r l e apoa M M a « « j > • -»* c apoa n 3 oa > C > CM M < > G Ol 00 m t - l C ai Ol > Ol • o 1 - 1 Ol A: m X. u « Ol 0 0 c • r 4 O CM3
o c Ol 00 •a i - i G o> 01 > -o I - l 01 A . a j = u en ai oo C - 4 C a» a i co C M G e Ol E A — Ai V Ol •o C - H 0) Ol 41 t-l > At m A : —5
1/1 U • l-l t - l C L m • --t O) »—i ^ ^ î3
>: e o l/-> " I M A Ai a i • a - H a i r - l Ai m o • — N < ai 4 - j • H t - i a . w • r l ai f - i A î i O5
O Ai Ol • o - » 4 0) r - l A : e a i a i co — S •—• A C a i a i > N C QJ O O o O •a e <d N o rJ < O e a i a i > G a i 01 0 0 • 4 C ai a i > »rt m > C M O < > G ai M 03 r-l c ai ai > 0 1 •o t - i Ol A: 03 .ZI o U a i 0 0 C - H o C M o < o c ai 00 o3 r-l C al ai > ai • o «-t ai Ai •0 . C u 09 O 0 0 c - • - 1 c a i a i 0 0 C M c e a i 0 A — A: V Ol - o C -M ai ai ai . - i > Ai o i Ai .•— O < O l i-> • - < H O . O l • »4 Ol f - l Aï Ai O < AS 6 o U " l C M A AS Ol - O " r i a i r - i Ai O l O •— O <. 01 ' 4-1 • r l t - l O-U l » H 0 1 r - l A ! O O<
O Ai O l • o •w Ol r - i At C Ol Ol oo — - . 0 »—• A C a i ai > O • c a i c: a) - o o» o c ai o n) oo r-l N o PC o o < • o c ai Ol > G Ol Ol 0 0 0 0 • t - l N ai > G a 03 > C M N ra • > C ai oo ID r-l C Ol Ol > Ol - o w-t a) A : rt . c o O l O l oo c • H C* c Ol e i—• V G Ol Ol > o C M M « O e ai oo a) r - l c ai ai > ai •o r-l ai Ai a . c a ut ai •oo C • r l C a i a i oo 4 0 A .* 0 1 • O •<-l O l r - l ,* N ( c c < ( r" ( P -« Ü U J 3 -1 S « 1 A: N P 3 O l 4 J • H t - l ex 1/1 • r i 0 1 « - I .* Ai N A: 0 U m C M A r * a i •o • r i a i r - l Ai O l o — N <a «* u • r i r - * O . ca • H a i r - l A : o PQ O • Ai a i T3 • r i a i r - l A : c a i ai 0 0 — s ^m A c a i a i > •o c cg N o N rc O C a i 0 1 > C ai a i 0 0 > ( M O pa > G 01 oo Q r - l G 01 01 > 01 T D r - l 01 A : t x: o ' O l Ol oo G • r i o CM O m. o G Ol OO a r - l r: Ol 01 > 01 -o r-l U Ai n) j e u 00 Ol OO C • r i C 01 01 0 0 C M C C I 0 _ 4 V C 0 1 01 > 0 A A: Ol • o • r i ai r - l A; 0 c O l O l 0 0 c «u a i u o r - l O rc O) r * — O P 3 « I U - r i r - l o. ul • H ai r - l A : At o PQ A ; 0 U I T » C M A Ai 0 1 • u • H C I r - l A ! «A o o ( Q 0 1 4-1 •ri r - l a . Ul • r 4 ai ' r - l A; o o o A; a i • a •rt a i r - l A; G 0) a i 0 0 0 ^^ A G a i ai > ' •a G m N 3 O 3 ) O c ai ai > G ai ai OO PO Cl ' ai a i > os • r i Ol ro n A: a i ai ki .n ' O u.<
P i w z: u o rJ O Ä H X z o M rJ IUê
2.00 4-00 6 0 0 8 0 0 1012-0
0-
u-oo- 1600-1800-10
7
•.••-..-12
8
10
JZ
-..3,
12
7.4
BODEMTYPE
Az^oM
2.00-1 4006 0 0 - 8-00-10-00^ 12-0 0 U O O 16-00-18 0 01
5
9
11
7
12
-3
Az1os.1
10
12
2.00 4-00 fin 0- 800- 10-00-12-00 K-0 0 1600-18 00
2
U
2
U
9
12
3 •
'=3
i2
-5
9
•'**./
12
-4-.•
7
5
8
9
..-.• ~.j-\12
i•7:
\3
7.6
BODEM TYPE: A o l k . A
2.00- £.006 0 0 8 0 0 - 1000-12-00 K 0 0 16 00 18 002
U
9
.—.•'
12
i
AoO.5
, 4
9
12
6
K3
Bo1o.1
1
5
9
8
12
2 00 4-00 6 0 0 8 0 0 - 10-00-12-0 0 K 0 0 - 1600-1800
1
5
9
11
7
...
12
-3
2
5
2
e
5
10
9
•..-*.
.**-••
12.
6
3
5
2
L
9
11
12
•••6
"3
7.8
BOOEMTYPE:
- À 2.00- U)06 0 0 - 800- 10-00-12-00 R 0 0 16-00-18 00A010.3
1
5
8
9
10
*..—../12
J
\3
A010S.2 Aolos.1
12
10
12
2.00-i 4-00-i 6 0 0 8 0 0 - 10.00- 12-00- U-00- 1600-
1800-1
u
9
11
-10
12
9
11
12
7.10
BODEMTYPE:
AzCU Az1k,1 Bz1k.1
-I
2.00- 4.006 0 0 8 0 0 - 1012-00-
u-oo- 1600-1800-8
10
11
10
7
3
12
5
2
L
11
8
10
8
12
3
• • • • • • • ^2
A
5
9
8
10
12
\5
2.00 4-00 6 0 0 8 0 0 10.012-0 0- K-00- 1600-
18-00-5
2
i5
-l
5
9
••"v12
5
12
I
8
11
\ê
12
7.12
BODEMTYPE:
Bzlks.'
2.00- 4-6 008 0 0 - 10-00-12-0 0 UOO 1600 18 002
L
9
10
9
12
I
15
-.2
Bzlk-1
2
U
5
9
8
10
12
•2.00-4-0 On 6 0 0 -80 0 10-00-12-00 U-00 16-00-
18-00-L
8
10
i11
8
12 i
8
8
12
7.14
BODEMTYPE
v
v 2.00 4-00 fi.n fi- 800-10-00 12-0 0 K 0 0 -1600 1800Bo1k.3
2
5
9
12
•-.5
Bo1o4
i
5
8
9
12
Bolos.1
1
L
2
8
12
Ê.L r~ tl S L^Ji
1^^"^
i?
t""
_"
_y'
O T u r^i
Vilt ' I • "T~"-T7ïpu!#M IN
v r 2 ^ st J'y Vf-*««"«»»« . « J t i - i / /X>^\ >5 ?U;r »ooi. i L -I <'•/. 1' /''•?/• o••'/' .--f^V'f /••
• i w n .r
• P H Ä " "funs *&OH l'. ' — " " " i f I /"-•'A£*«*•,
• #^ 1\
« ^Witf \
>'H*&-
V'; A ^ -
" • ' / . J-IÏ! .'••£Ü—-*-!•.••bijlage 9
PM 0 0 1 08
TJ TJ O lCT
O ) N c O T) N Efc
p o CU CU O ) O ) o cc o O>
TJ c o UI ai a S •o c o PM co r« m •ri • o C7I o TJ Xe
b Cv CO Ir. 0) m m o XI<
Z TJ C O l/l 11) n ï • n c o TJ a> 158>
ai ai r; Ol Dl'—"
PM CD - I aiCT)
Ti •o O ) o uè
E o PM TJ c o UI 0) os
TJ Übijlage 11
^i ^ ri ri O Œ Ûr
uim
UJ S Üt Si ah
r' ad
a ai a a. o ui Dl f! v n o r1 O ss r> UI 4 lil S d n n a r1 n Ï Ï S + ui m 6 N a o r* mä
K ul m Fl U) n 0 r1 o Ci«
ul mn
Kl
n a r1 r> aa
«
ui m F! n o r1 m&
M O8
M O O n8
ru n8
i , , , „ o o U> i i o o U3 i 118
S
."3 &ro 3
-vu ^ru-2
c/£%j+uw 3iOooL/anjs o o Œ ro i I ra ai c c. •-> QJ i ra ra c Q ^ a :=> ü u r_ at Z> QJ QJ CD U a r »_ ai ai = • Q <-> c ui abijlage 13
O -Q) JZ i _ O) "Oc
o
a» O)o
i—a
o
o
-O 'S.UNNSNNNN
O»•o
8.
l _ 0) d l6
O» X.o
\ v "OVvo V
t_ y d) l O *, + fc LDV o
LD f«.Ö
inö
m
fNö
m
]
:
A2
U A \
\ S N O)o
•o
c
<
CL<
z
IE
Î
c o - '3
]
hill ill* "1, 1 A - L U U N U J Y-LfH(RI)': CM. •••HAP:
26/H/81
i:/i 2/H i y / i S / a i l o / i s / m 23/12/82 3u/l?/82 0/ 1/82 13/ 1/82 2U/ l/*2 27/ 1/H2 J/ 8/>i£ It/ 2/Hi 17/ 2/82 24/ 2/H2 3/ 3/*2 It»/ 3/82 17/ 3/82 2 4 / 3/82 31/ 3/82 7/ 4/92 14/ 4/*2 21/ V « 2 20/ 4/82 5/ 5/82 12/ 5/A2 19/ b/82 20/ 5/82 2/ 6/82 0/ 6/8« 11)/ 6/82 20/ fc/92 3U/ 6/82 7/ 7/82 14/ 7/82 21/ 7/8;» 20/ 7/H2 13/ 8/82 3U/ 8/«2 14/ 9/82 26/ 9/82 1 4 / H V 8 2 26/10/82 14/11/82 15/11/82 20/11/82 29/11/82 14/12/82 20/12/82 1 999 9S)«J -164 -31.3 -3;, A -3UP -311 -31? -?98 -?'j« -31? - 3 J 3 - 2 9 8 -31? »3lM -314 -314 -297 -3lK* -3119 -32« -315 -313 -313 -315 -3J4 999 -314 -315 -317 -318 -3j7 -3l7 999 999 999 -324 -325 -328 -324 -325 -323 -328 -317 -324 999 -321) 999 -326 -325 -32« '1 999 qyr) - 1 4 6 » 2 5 5 -? n -239 -26H -2b3 -266 -2.lt - 2 6 3 - 2 ü ? - 2 4 5 -2135 -2Üf) -2t,n - 2 6 4 - 2 6 0 -26W - ? 5 4 - 2 5 8 - » 6 9 - 2 7 6 - 2 7 6 - 2 7 8 -?6fl 999 - 2 7 4 - 2 7 3 -277 »2Û1 -281 -263 »260 »177 - ? Ö 0 - 2 6 4 -2t>6 - 2 6 9 - 2 6 8 - 2 6 0 - 2 6 6 - 2 6 5 - 2 7 8 - 2 7 5 999 -279 999 -?Ü7 »2o3 -262 A WJ 999 -135 -?69 -?47 -255 -273 -279 »248 -?;>5 -?75 -?6P -?45 -271 -?6« -?76 -279 -262 -20« »258 -275 -?78 -274 -278 -?78 -26« ny9 -?77 -278 -26') -261 •.281 ~?6l -26« -279 -262 -268 -264 -268 »266 -281 -265 -26« -251 -PßC» 9y9 -273 999 -?75 -265 -274 •1 !')9!J <j<;y -153 -237 -23« -P.(i' - 2 4 5 - ? 4 C - 2 3 « - 2 3 3 -2<»5 - 2 4 7 - 2 3 5 -£>44 -2<,3 -2 4f» -?4<« - 2 3 6 » 2 3 9 - 2 3 7 -243 -244 -241 -244 -243 -244 999 -24? -242 -242 -241 -24? -241 -234 -241 -242 -24? -243 -247 -247 -247 • ZÙU -251 -237 -248 ft 9 9 -237 999 »246 -244 -248 n 9 9<> 999 -I7d -24« -257 -263 -271 -27 4 -227 -237 -273 -274 -244 -269 »?t>8 «27H -?7M -232 »256 -247 999 »27W 999 -271 999 -263 -263 099 999 »?6« 999 - 2 4 * 9D9 999 999 -269 -269 -271 -275 -26« -262 -275 -279 -251) -272 »2<>? 999 -269 999 -2Ö5 99«) ft <i<jH 999 - 1 7 5 - 2 4 3 - 2 5 9 - 2 6 3 - 2 7 « - 2 7 3 - 2 2 9 - 2 4 H - 2 7 4 - « 7 6 - 2 4 5 - 2 7 ? - ? 7 H - 2 / 1 -271 - 2 3 5 - 2 5 6 -25M 999 -271 999 - 2 7 2 999 » 2 6 4 - 2 6 4 999 099 -25(1 999 -261 999 999 999 - 2 6 8 - 2 6 5 - 2 7 2 - 2 7 5 - 2 6 7 - 2 6 5 - 2 7 7 - 2 0 ? -251 - 2 6 8 - 2 6 4 999 - 2 6 9 999 » 2 G 6 999 / 999 999 - 1 7 « - 2 6 3 - 2 / n - 2 7 1 - 2 6 5 - 2 7 8 - 2 5 3 »?ti6 - 2 7 4 - ? 7 9 - 2 6 7 - 2 7 3 -27A - 2 7 5 - 2 7 5 - ? 6 3 - 2 6 8 - 2 6 7 999 - 2 7 5 999 - 2 7 6 9«9 - 2 7 2 - 2 7 2 999 999 - 2 6 8 999 - 2 6 8 999 999 999 - 2 7 U - 2 7 » - 3 7 B - 2 7 9 - 2 9 Ü -271 - 2 8 6 - 2 6 8 - 2 6 6 - 2 7 5 » 2 7 0 999 - 2 7 3 999 -271 999 t< y 91» 999 -132 -315 -31» -31« -32? -323 -308 -3Ul -317 -326 -302 -327 -326 -328 -327 -321 -325 -324 -326 -328 -325 -325 -326 -326 999 -327 -325 -331 -33« -330 -33C -325 -329 -329 -331 -330 -329 -329 -331 -329 -33U -321 -331 999 -33U 999 -328 -331 -331 </ 999 999 »195 -236 -9i7 - 2 3 9 - 2 4 1 -241 - 2 3 7 - K 3 b - 2 3 6 - 2 4 H - 2 3 6 - 2 3 9 - 2 3 8 -2 4« - 2 3 9 - 2 3 5 - 2 3 6 -?3f) - 2 3 8 - 2 3 7 - 2 3 6 - 2 3 7 - 2 3 6 - 2 3 8 999 - 2 3 6 - 2 3 6 - 2 3 5 - 2 3 4 - 2 3 5 - 2 3 3 - 2 2 8 - 2 3 4 - 2 3 3 - 2 3 4 - 2 3 5 - 2 3 7 - 2 3 6 - 2 3 9 -2 4H -241 - 2 3 9 -24M 999 - 2 3 9 199 - 2 4 0 »241 - 2 4 ! in 99'> 099 - 1 4 6 999 Q99 099 999 999 99'» «99 - 2 7 « - 2 6 3 - ? b 9 - 2 7 4 • 27V - 2 7 8 - 2 6 ? - 2 5 4 - 2 6 8 -86ft - 2 7 7 - 2 8 « » 2 7 6 - 2 8 « - 2 6 H - 2 Ü 3 599 -?7P -28H - 2 8 4 - 2 8 4 - 2 8 3 - 2 0 4 - ? 7 4 - 2 8 2 - ? 8 4 - 2 8 5 - 2 8 6 - 2 d 9 - 2 6 8 - 2 0 2 ->?H7 - 2 6 6 -251 -261 999 - 2 7 4 999 - 2 7 5 • 2 6 6 - 2 / 4A5.1
o ru m ru i i T O to ru i i i i 'c/fU+UJJ aiOOOL/OßJST O O ^ l/l ni m i i 1 i i c/fU+UfJ ajöoacjonis
o en c