• No results found

Snijmaissilage en pluimveemesthoudend mengvoer voor zwartbonte vleesstieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Snijmaissilage en pluimveemesthoudend mengvoer voor zwartbonte vleesstieren"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Snijmaissilage en pluimveemesthoudend

mengvoer voor zwartbonte vleesstieren

Ir. F. de Boer, ing. G. G. H. Hamm, H. J. Wentink - Instituut voor Veevoedingsonderzoek 'Hoorn'te Lelystad

In een aantal voederproeven werd aangetoond dat goede mestresulta-ten kunnen worden bereikt indien vleesstieren worden gevoerd met 1 kg hooi als ruwvoer, aangevuld met mengvoer, waarin kunstmatig ge-droogde pluimveemest is opgeno-men (1).

De vraag of dit in rantsoenen die overwegend uit snijmaissilage be-staan ook zo is, kon daarmee nog niet beantwoord worden.

In het hierbeschreven tweetal voe-derproeven met jonge FH-stieren werd deze vraag aan de orde gesteld.

Proefopzet en -uitvoering

Beide proeven (G 74 en G 75) wer-den uitgevoerd met 32 FH-vleesstie-ren, verdeeld in 4 groepen van elk 8 stuks. In het vervolg is steeds sprake van 3 groepen stieren, omdat groep no. 4 een proefbehandeling kreeg, die niet van belang is voor het hier behandelde onderwerp.

Voor stieren van het zwartbonte veeslag werd gekozen, omdat daar-door aangesloten werd op een on-derzoek van IVO 'Schoonoord', o.l.v. Bergström, Oldenbroek en Dijkstra (2). Daarbij stond de afstamming van vaderszijde van de proefdieren centraal.

Door de onderzoekers van 'Schoon-oord' werd de reactie van erfelijk verschillende groepen afstammelin-gen op twee voederniveaus geme-ten; in de proeven van 'Hoorn' werd het effect van verschillende eiwit-bronnen op groepen erfelijk zo gelijkwaardig mogelijk gemaakte groepen vleesstieren nagegaan. Hierna worden de beide voeder-proeven van 'Hoorn' beschreven. De afstamming van de in deze proe-ven gebruikte stieren is in tabel 1 vermeld.

De dieren werden tijdens de proef gehouden op individuele standen. Het voederschema was tijdens de

opfokperiode gelijk voor alle stieren, zowel van 'Schoonoord' als van 'Hoorn'.

De voederproef begon op een leef-tijd van ongeveer 5-6 maanden (juli 1974 en augustus 1975) bij een ge-middeld gewicht van ca. 163 kg (1974) en ca. 187 kg (1975).

De aflevering vond plaats 10 à 11 maanden later op een gemiddeld gewicht van rond 440 kg (G 74) en rond 430 kg (G 75).

Kort voor het begin van proef G 74 stierf een stiertje, zodat de groep die pluimveemesthoudend mengvoer ontving 7 dieren omvatte.

In de herfst van 1974 werden vele proefdieren getroffen door pinken-griep. Mede in verband daarmee werd de stalruimte waarin de stieren van de voederproef waren gestald

door een muur van pakken stro aan-merkelijk verkleind. De daarvóór op-tredende grote temperatuurschom-melingen tussen dag en nacht wer-den daardoor aanmerkelijk ver-kleind.

De proefdieren werden iedere 14 da-gen gewoda-gen, enkele keren op slachtrijpheid en na aflevering op slachtkwaliteit beoordeeld. Met 4 dieren uit elke groep werden tijdens de voederproef N-balansproeven uitgevoerd.

Snijmaissilage vormde de grond-slag van de proefvoedering. Omdat de bedrijfsvoering daarop in 1973 nog niet was ingesteld, was bij het begin van de proef in 1974 geen snij-maissilage beschikbaar. Tot begin december werd daarom aangekoch-te snijmaisbrok met 1 kg hooi ge-voerd.

De krachtvoeraanvulling werd gege-ven volgens de sleutels: 0,3 kg mengvoer per kg snijmaisbrok en 1 kg mengvoer per 10 kg snijmaissila-ge.

Enkele gegevens van de gebruikte ruwvoedermiddelen zijn in de tabel-len 2 en 3 weergegeven.

Tijdens de proef werden voortdu-rend monsters van de verstrekte

voedermiddelen genomen, om aan de hand van de daarin vastgestelde ds-gehaltes steeds de werkelijk op-genomen voederwaarde te kunnen vaststellen. Van nieuwe partijen mengvoer of kuilen maissilage wer-den steeds monsters genomen voor volledige analyse. In de tabellen 2 en 3 is - terwille van de overzichtelijk-heid - slechts één - het rekenkundig gemiddelde daarvan - vermeld.

Uitkomsten en bespreking

De bij beide voederproeven verkre-gen uitkomsten zijn in tabel 4 sa-mengevat. Uit deze gegevens blijkt, dat de voederproef van 1974 (G 74)

niet geheel aan de verwachtingen heeft voldaan. Weliswaar komt de negatieve controlegroep over het geheel als de slechtste van de drie groepen naar voren, maar de ver-schillen zijn klein. Dit moet vooral toegeschreven worden aan de te-Tabel 1 Vaders van de vleesstiertjes

ge-bruikt in de voederproeven G 74 en G 75 G 74' Vader Grietje'sKeimpe String Arko 20 Vriendenhof 6 Vriendenhof7 Sipko Pan 205 Grietje's Ideal G 7 5 ' Vader Klaske's Frans Tersoalster Nammele Hoite75 HimsterGeart

Eelkje's Adema v. Gelder 19E Zonnehoeve M 28 Aantal vlees-stiertjes 4 4 4 4 8 4 4 Aantal Vlees-stiertjes 8 8 4 4 ) 4 4

1 De stiervaders van de proef G 74 waren

afkomstig uit de centrale opfok van KI ZW-Nederland; die van G 75 uit de cen-trale opfok van KI ZO- en ZW-Friesland.

(2)

Tabel 2 Scheikundige samenstelling (g/kg) en voederwaarde van de gebruikte voedermiddelen

In de droge stof

Tabel 3 Samenstelling (g/kg) en gemid-delde voederwaarde van de gebruikte mengvoeders

Tabel 4 Gewichten, groei, voeder-verbruik en slachtkwaliteit van de proef-stieren

G 74 ds as re re vet ok gzw4 vre VEVI

Hooi 811 Snijmaisbrok 873 Gedr. pluimveemest 964 Snijmaissilage' 225 G 75 Snijmaissilage2 239 Snijmaissilage3 320 Gedr. pluimveemest 908 94 130 332 444 339 82 92 215 29 581 558 225 317 145 36 276 410 70 100 260 28 546 547 72 97 251 62 90 233 240 288 147 580 555 615 583 38 287 472 80 641 54 870 242 699 61 872 58 886 51 923 233 790

1 boormonster; 2 gemiddelde van 5 verschillende kuilen (voor jan. '76); 3

boor-monster (na jan. '76); 4 Omdat alle voederwaardegegevens en rekentechnieken nog

op zetmeelwaarde waren afgestemd is volstaan met alleen vermelding van de in 1977 geïntroduceerde VEVI-waarden bij de gebruikte voedermiddelen.

Droge pulp Sojaschroot Destr. vet Rietmelasse Gedr. pluimveemest Mineralen' en vitamines Gemiddelde voederwaarde: ds In de droge stof gzw2 vre re VEVI (vlg. Tabel 1977) Positieve controlegroep G 74 485 320 10 100

-85 893 707 177 212 1 090 G 75 505 320 10 100

-65 863 730 172 205 1 126 Negatieve controlegroep G 74 805

-10 100

-85 877 697 59 99 1 063 G 75 825

-10 100

-65 861 715 54 92 1 106 Proef g roep (pluimveemest) G 74 290

-30 100 530 50 902 563 160 216 836 G 75 310

-30 100 530 30 893 626 146 189 997

1 In verband met risico vermindering voor urinestenen werd het aandeel fosforzure

voederkalk in het mineralenmengsel van G 75 met 20 g verminderd

2 Als noot4 onder tabel 2

Begingewicht (kg) Eindgewicht(kg) Mestdagen Dag. groei (g) gzw per dag per kg groei perG0'75 vre(g) per dag per kg groei perG0 7 5 N (re: 6,25) per dag per kg groei perG°7 5 Slachtkwaliteit* bevleesdheid vetbedekking nier-enbekkenvet Positieve controlegroep G 74 162 438 300 920 3 440 3 810 48 530 580 7 122 135 1,7 3,3 2,7 2,4 G 75 189 448 235 1 100 4 020 3 690 54 590 540 8 134 123 1,8 3,4 3,0 3,2 Negatieve controlegroep G 74 162 430 335 800 3 290 4 160 48 340 420 5 91 115 1,4 2,6 2,4 2,5 G 75 190 397 272 760 3310 4 340 47 280 370 4 78 102 1,1 2,7 2,2 2,5 Proefgroep (pluimv G 74 164 450 303 940 3 310 3 560 46 500 540 7 124 133 1,7 3,2 2,5 2,5 eemest) G 75 186 440 245 1 040 4010 3 900 55 560 540 8 133 130 1,8 3,6 2,7 3,0 * Schaal 1-6 pnt. 1 = minimaal; 6 = maximaal. Voor vetheid geldt 3-als optimaal

(3)

leurstellende u i t k o m s t e n v a n de p o -sitieve c o n t r o l e g r o e p en de proef-g r o e p : De h o e v e e l h e i d o p proef-g e n o m e n v o e d e r w a a r d e is b e n e d e n de verw a c h t i n g e n g e b l e v e n en d i e n t e n g e -v o l g e e-veneens de dagelijkse g r o e i . Ook in de kengetallen die een i n d r u k g e v e n v a n de slachtkwaliteit k o m t het t e g e n v a l l e n d e resultaat naar v o r e n ; deze is a m p e r of niet v o l d o e n -de. Een d u i d e l i j k e v e r k l a r i n g v o o r dit resultaat is er niet, al zou v e r b a n d gezocht k u n n e n w o r d e n m e t het h o ge percentage ziektegevallen dat zeker in het b e g i n v a n de p r o e f o p -t r a d en da-t - w e l l i c h -t - v o o r de posi-tieve en p r o e f g r o e p een w a t nadeli-ger effect heeft g e h a d d a n v o o r de negatieve c o n t r o l e g r o e p . V o o r t s w a s het dsgehalte v a n de s n i j m a i s -silage en d a a r m e e de v o e d e r w a a r d e w a t beneden de maat.

De maissilages uit proef G 75 w a r e n duidelijk beter, t e r w i j l de m e n g v o e r -o p n a m e w a t g r -o t e r w a s dan in de

eerste proef. Datzelfde g e l d t v o o r de u i t k o m s t e n v a n deze v o e d e r p r o e f : De positieve c o n t r o l e g r o e p en de p r o e f g r o e p t o n e n beide een aan-merkelijk betere g r o e i dan de nega-tieve c o n t r o l e g r o e p ; ze zijn in over-e over-e n s t over-e m m i n g m over-e t d over-e u i t k o m s t over-e n v a n eerdere aan o n s i n s t i t u u t

uitge-v o e r d e uitge-v o e d e r p r o e uitge-v e n m e t uitge- vlees-stieren.

Vergelijking v a n de p r o e f g r o e p ( p l u i m v e e m e s t h o u d e n d m e n g v o e r ) m e t de beide andere g r o e p e n leert, dat de p l u i m v e e m e s t v o l d o e n d e N levert o m het N-tekort v a n de nega-tieve c o n t r o l e g r o e p o p te heffen en t o t resultaten te leiden die vergelijk-baar zijn m e t die v a n de positieve c o n t r o l e g r o e p . Deze u i t k o m s t is in o v e r e e n s t e m m i n g m e t de h i e r b o v e n aangehaalde v r o e g e r e v o e d e r p r o e -v e n m e t kracht-voerrijke rantsoenen (1). T i j d e n s d e proef w e r d w e l e e n s de i n d r u k v e r k r e g e n dat de stieren v a n de p r o e f g r o e p h u n v o e d e r t r a g e r o p -n a m e -n - m e d e d a a r d o o r - m i -n d e r z o u d e n e t e n . De g e m i d d e l d per d a g o p g e n o m e n h o e v e e l h e d e n v o e d e r zijn in tabel 5 v e r m e l d . Uit deze g e g e v e n s blijkt niet dat het h o g e g e h a l te (53%) p l u i m v e e m e s t in het m e n g v o e r t o t een lagere dagelijkse v o e -d e r o p n a m e heeft g e l e i -d . De t i j d e n s de v o e d e r p r o e f (maissila-g e v o e d e r i n (maissila-g ) u i t (maissila-g e v o e r d e balans-p r o e v e n leverden u i t k o m s t e n , ver-m e l d in tabel 6. Vergelijkt ver-m e n de u i t k o m s t e n v a n de b a l a n s p r o e v e n m e t d e eerder v e r m e l d e u i t k o m s t e n v a n de v o e d e r p r o e v e n , d a n o n t s t a a t een m e r k w a a r d i g b e e l d : De 4 d i e r e n uit de positieve c o n t r o l e g r o e p b l i j -ken in beide jaren - v o o r a l in p r o e f G 75 - h o g e r e v e r t e r i n g s c o ë f f i c i ë n t e n o p te leveren d a n de 4 stieren uit de p r o e f g r o e p . In d e v o e d e r p r o e v e n

Tabel 5 Dagelijks (gemiddeld) opge-nomen hoeveelheden voedermiddelen (kg)

Tabel 6 Uitkomsten (afgerond) balans-proeven met stieren

Tabel 7 Standaardafwijking van de ge-middelde verteringscoëfficiënt Positieve controlegroep G 74 G 75 Negatieve controlegroep G 74 G 75 Snijmaisbrok Mengvoer Hooi Maissilage Mengvoer 4,01 1,2' 1,0' 19,42 1,92 16,2 2,4 3,7' 1,1' 1,0' 18,72 1,9' 12,4 2,1 ' betreft periode waarin snijmaisbrok werd gegeven

2 betreft periode waarin snijmaissilage werd gegeven

Proefgroep G 74 G 75 4,0' 1,2' 1,0' 20,8' 1,82 16,9 2,3 Verteringscoëfficienten ds as os re ok re N-retentiein% ' vanN-opgenomen ds-opname(g)perdag Gemiddeld gewicht (4 dieren) Positieve controlegroep G 74 67,8 36,2 70,8 61,8 76,4 62,2 23,6 5 429 311 Positieve controlegroep ds os ok G 75 69,9 41,1 72,6 61,3 78,8 62,9 32,2 5 314 256 G 74 67,8 ±0,78 70,8 ±0,61 76,4 ±0,65 G 75 69,9 ±0,31 72,6 ±0,35 78,8 ±0,37 Negatieve controlegroep G 74 64,6 33,6 67,6 52,4 74,5 56,6 29,6 5 255 284 Proef g i ds G 75 65,3 34,2 68,5 46,7 76,0 57,1 31,0 4 452 220 roep os Proefgroep (pluimveemest) G 74 64,3 32,9 68,0 60,1 73,2 60,2 25,1 6 195 324 64,3 ±0,77 68,0 ±0,31 64,1 ±1,22 67,6±1,19 G 75 64,1 35,7 67,6 59,7 72,8 58,4 29,5 5 054 244

__

ok 73,2 ±0,52 72,8 ±1,04 1079

(4)

blijkt daarvan echter nauwelijks iets, omdat beide groepen daar in proef-resultaten sterk met elkaar overeen-komen. De standaardafwijking van de gemiddelden is - blijkens tabel 7 - van dien aard dat aan deze ver-schillen, ondanks het kleine aantal proefdieren, betekenis mag worden toegekend. Een verklaring voor deze verschillen is op grond van de be-schikbare informatie niet te geven. In beide proeven werd van 7 dieren uit de positieve controle- en van 7 dieren uit de proefgroep het vlees op smaak beoordeeld door panels keurmeesters van het Centraal Insti-tuut voor Voedingsonderzoek te Zeist. In geen van beide proeven werd voor het vlees van de

proefdie-ren een afwijkende smaak vastge-steld.

Onderzoek van monsters nierweef-sel door hetzelfde instituut leerde dat geen aanwezigheid van remstof-fen of antibiotica kon worden aangetoond. In niervet ten slotte werd -eveneens door het CIVO - nagegaan of zich daarin organochloorverbin-dingen bevonden. De uitslag was over het algemeen negatief en in-dien al een enkele stof aantoonbaar

was, lag dat gehalte dicht bij de aan-toonbaarheidsgrens en ver beneden de door FAO/WHO gehanteerde nor-men.

Samenvatting en conclusie In een tweetal voederproeven met in totaal elk 32 zwartbonte vleesstie-ren, gevoerd met overwegend snij-maissilage en krachtvoer, dat voor één groep van 8 dieren gedroogde mest van legkippen op batterijen be-vatte, werd het volgende gevonden: 1 Mengvoer, dat een flink percenta-ge percenta-gedroogde pluimveemest be-vatte (53%) gaf geen bezwaren bij het gebruik: groei, voederver-bruik en slachtkwaliteit waren gelijkwaardig aan die van een po-sitieve controlegroep die soja-houdend mengvoer ontving. 2 Onderzoek met vlees,

nierweef-sel en niervet door het CIVO liet zien dat door het voederen van het pluimveemesthoudende mengvoer beslist geen afwijken-de smaak aan het vlees werd meegegeven en dat remstoffen/ antibiotica en organochloor-verbindingen als regel niet of in

ver beneden internationaal er-kende FAO/WHO-grenzen liggen-de concentraties voorkwamen. Ofschoon het mengvoer met de gedroogde leghennenmest soms iets trager leek te worden opge-nomen dan de andere mengvoe-ders, waren de verschillen tussen de positieve controlegroep en de proefgroep in de gemiddelde da-gelijkse voeropname van de die-ren nauwelijks of niet van beteke-nis.

In voornamelijk uit snijmaissilage bestaande rantsoenen kan een ei-wittekort door stikstof uit ge-droogde pluimveemest worden opgeheven.

Literatuur

1 F. de Boer, G.G. H.Hamm

Effect van verschillend hoge eiwit-giften op groei en slachtkwaliteit bij vleesstieren van FH- en MRIJ-ras. Bedrijfsontwikkeling, 8, juli/aug. 1977.

2 Bergström, c.s. (nog niet gepubli-ceerd).

7e editie 'Hoe was het ook weer' verschenen

Bij het produktschap voor Zuivel is de 7e editie van 'Hoe was het ook weer' versche-nen. In dit losbladige vademecum wordt een groot aantal gegevens over melk en zui-velproduktie weergegeven. In deze 7e editie zijn uiteraard de cijfers bijgewerkt vol-gens de laatste gegevens. In hoofdstuk 1 komen vooral de prijzen aan bod. Ook wordt hierin een overzicht gegeven van het aantal zuivelfabrieken in de EEG en in Nederland en tevens de ontwikkeling van de melkveehouderij in Nederland.

In de volgende hoofdstukken wordt vooral ingegaan op de produktie en verwerking van melk- en zuivelproduktie in Nederland en de EEG. De hoofdstukken zijn gedrukt op gekleurd papier, en passen in een kleine blauwe ringband, die gemakkelijk in een jaszak kan worden meegenomen.

Wie snel gegevens wil hebben over de melk- en zuivelproduktie en de verwerking en afzet daarvan kan niet buiten 'Hoe was het ook weer'. De vele gegevens die op over-zichtelijke wijze zijn gerangschikt en de handzame vorm waarin het geheel is gegoten maken dit vademecum tot een onmisbare bron voor een ieder die met melk en zuivel te maken heeft.

De 7e editie van 'hoe was het ook weer' is te verkrijgen bij de afdeling Voorlichting van het Produktschap voor Zuivel, Sir Winston Churchilllaan 275 te Rijswijk. De los-bladige inhoud kost f 7,50 terwijl de prijs van het ringbandje f 3 bedraagt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze anderen kunnen als gevolg van het overheidsoptreden op hun beurt menen dat hun afweging al dan niet het eerder genoemde individu te sanctioneren wanneer deze zich niet meer

De voorgestelde tariefbeginselen zijn niet veel meer dan een vastlegging van de criteria die in de praktijk reeds door de CBO’s worden gehanteerd respectievelijk in de

Dat de bij de arrestantenzorg bin- nenkomende arrestanten hier niet allemaal worden ingesloten, komt bijvoorbeeld omdat bij of kort na aankomst (alsnog) op medische gronden

Er zijn echter geen aanwijzingen dat overtredingen van het lichte inreisverbod alsnog worden vervolgd wanneer het vertrek uit Nederland niet geëffectueerd kan worden en de

Tien jaar geleden werd de CT Infobox opgericht om de informatiepositie over personen waar een terroristische dreiging vanuit gaat te verbeteren en hier adequaat tegen op te

domeinen niet een-op-een te vertalen zijn naar de problematiek van terugkeer, zijn er in deze domeinen interventies (of elementen van interventies) die mogelijk toegepast

Bij de vertering va.n dit voedsel in de maag kunnen zich verschillende processen afspelen, die beslissend zijn in welke mate het ijzer door het lichaam opgenomen wordt.. In

Door de groei te meten van de bloem knop, stengel en de spruit kunnen kan er bepaald worden of er een onderdeel van de bol een periode van rust ondergaat.. De groei