Het effekt
van
sanitaire maatregelen
op
het
optreden
yan
de watermerkziekte
van
de
wilg
M.
de KamRijksinstituut voor Onderzoek in de Bos-en Landschapsbouw'De Dorschkamp',
Wageningen.
Inleiding
In
juni
1983 werd een bezoek gebracht aanhet centrum van de cricket-bat
wilgenkul-tuur
in
Engeland: Essex. Doel vandit
be-zoek was na te gaanof
het opruimen vanzieke wilgen,
wat
in
Essex enSuffolk
al tientallen jaren gebeurt, dewatermerkziek-te daar
tot
een aanvaardbaar niveau heeft teruggebracht.In dit
artikelwordt
bespro-ken wat het mogelijke effekt op de ziekte is, wanneer dergelijke maatregelenin
Neder-land zouden worden toegepast.
Cricketbatwilgen
in
Essex.Op
deachter-grond de
,,sets",
éénjaar
na planten.32
Vermeerdering en
kultuur van de
wilg in Engeland en NederlandOm een vergelijking te kunnen maken tus-sen de Nederlandse en Engelse situatie is het nodig inzicht te hebben in de wijze van vermeerdering
en
kultuur
van
dewilg
in beide landen.In
Engeland is het uitgangsmateriaal voorde cricket-bat wilg afkomstig van moersto-ven (,,stoolbeds") van Salix alba. Het
ma-teriaal
is
niet eenklonig, de herkomst van het materiaal is niet altijd duidelijk en er is geenkontrole
op
soortechtheid.Op de
moerstovenwordt het
materiaalvier
jaaropgekweekt zodat scheuten
zijn
gevormd van minstens 5 cm dikte en ca. 4 cm lengte. Deze poten (sets) worden afgezaagd, en alnaar
gelangde
grondwaterstand zonder wortel op een diepte van 50-100 cm gepoot.Het
plantverbandis l0
x
l0 m.
De eerstepaar
jaar
wordenalle zijscheuten
tot
zogroot
mogelijke hoogte verwijderd omdatin
de stam, waar later de cricket-bats vangemaakt
worden,
geen knoesten mogen voorkomen: alleen de kale stam is geschikt.Vervolgens worden
de
bomen 12-14 jaar doorgekweekt, waarna ze worden geoogsten
verwerkt
tot
cricket-bats.De
wilgenworden geteeld
in
hun natuurlijke
omge-ving langs beken en rivieren die in Essex enSulfolk ruimschoots aanwezig
zijn.
In
Nederlandwordt
het uitgangsmateriaal eveneens gekweektop moerstoven en ook
hier is S. alba de belangrijkste soort voor deteelt van boomwilgen.
De
wilgen worden klonaal geteeld en aangeplant; er is eengoe-de kontrole
op
kloonechtheiddoor
deNAK-B.
Op de moerstoven worden scheu-ten gekweekt die reeds na éénjaar
worden geoogst en in het eerstvolgende voorjaar in de kwekerij als eenjarige kortstekkenwor-den gepoot. Daarna worwor-den
er
een-of
tweejarige bewortelde
planten
van
ge-krveekt die tenslotte op de definitieve plaats geplant worden
in
bosverbandop een
af-stand 4 x 4 m of in wegbeplantingen op eenafstand van 7 m. In de
produktiebeplantin-gen blijven de bomen staan tot ze als
zaag-hout
kunnen
wordenverkocht.
In
land-schappelijke beplantingen en in steden blij-ven de bomen staantot
ze door dewater-merkziekte
worden
aangetast, hetgeen
meestal gebeurt tussen hun tiende entwin-tigste
jaar. In
Nederland worden de wilgen zowel op hun natuurlijke groeiplaats als op plaatsen waar de wilg niet van naturethuis-hoort,
aangeplant.Een tweede vorm van vermeerdering in Ne-derland is die door middel van poten. Deze
methode is te vergelijken met de Engelse, met dien verstande dat onze poten niet op moerbedden
worden
geteeld,maar
vanknotwilgen
of
geveldeboomwilgen
af-komstig zijn.Wijze van verspreiding van de ziekte De manier waarop de bakterie 'Erwinia
sa-licis',
de oorzaak van de ziekte, zich van boom naar boom verspreidt is ten dele op-gehelderd. Twee mechanismenzijn
experi-menteel aangetoond:-
Door middel van besmette poten.In
takken van drie jaar en ouder is de bak-teriein
vele gevallen aanwezig en wanneer deze poten worden gebruikt voor vermeer-dering is de kans groot, dat de bakterie op d,eze wijze wordt verspreid (Wong, Nash enPreece, 1974; Gremmen en De Kam, 1975).
-
Door
middelvan
bakteriën afkomstig van verwelkende wilgen.Wilgen met recente verwelkingssymptomen scheiden sap af, dat langs de takken druipt en waarin bakteriën voorkomen die met re-gen en wind door de lucht worden verspreid
naar
omliggende beplantingen(Van
der Zweep en De Kam, 1982).Het is niet bekend, of de twee hier genoem-de manieren van verspreiding de enige zijn.
In
Engelandwordt ook
met de mogelijk-heid van verspreiding via wortels en oude stobben van door de watermerkziekte aan-getaste wilgen rekening gehouden (Wong, Nash en Preece, 1974), maardit
is nietex-perimenteel aangetoond en wordt ook door onze waarnemingen niet .bevestigd. Zowel
in
Engeland alsin
Nederland is onderzoek gedaan naar eventuele vectoren, met name insekten. Maartot
nu toe zijn er geen aan-wijzingen verkregen,dat
insekten een rolvan
betekenis spelenin
de epidemiologie van de watermerkziekte.Sanitaire maatregelen
Al
in
1933 werdin
Essex een verordening van kracht die de eigenaars van wilgenver-plichtte
door
watermerkziekte aangetaste bomen om te zagen en te verbranden. Later kwamenook
de
moerstoofbedden onder deze zgn.,,Willow Order"
en werden ook,,Willow Orders" van
kracht
in
andere Counties (Watermerkdisease, 1955). Eenaantal
ambtenaren(Willow
Inspectors) werd aangesteld om de naleving van dezeverordening te kontroleren. In Essex reizen vanaf eind mei tot oktober twee van
derge-lijke
inspekteurs langs de wilgenbeplantin-gen om naar zieke bomen te speuren. In dewinter,
als de potenzijn
geoogst, worden de moerstoofbedden gekontroleerd,waar-bij
elke moerstoof die de typischeinwendi-ge waterige verkleuring vertoont, wordt
ge-rooid.
In de vijftiger jaren waren er ernstige verlie-zen ten gevolge van de watermerkziekte in Essex,
maar sinds
1966-1967,toen
demoerstooÍbedden
bij
de inspektie werden betrokken,is
de ziekte sterk afgenomen, Momenteel bedraagthij
minderdan
l9ovan
detotale
oppervlakte perjaar
(gege-vens
van
de EssexCounty Council).
Ge-konkludeerd moet worden, dat de ziekte in Engeland relatief veel minder slachtoffers
vergt dan
in
Nederland.Dat
er
jaarlijkstoch
nog eenklein
percentage wilgen af-sterft als gevolg van de watermerkziekte isvermoedelijk
te wijten
aan hetniet tijdig
opruimen van een deel van de zieke wilgen.
Ten gevolge van de watermerkziekte afster-vende wilgen
in
de uiterwaardenbij
Ren-kum.Recente verwelking van wilgen ten gevolge van de wotermerkziekte.
De Nederlandse situaÍie
De schade die in Nederland door de water-merkziekte aan de wilg wordt toegebracht
is
helaasnooit
systematisch onderzocht. We zijn daarom aangewezen op de schaarsegegevens
die
beschikbaarzijn
endie een
globale indruk geven van de situatie in Ne-derland. De indruk is, dat de ziekte in Ne-derland zeer algemeen
is
en grote schadeveroorzaakt,
met
namein
stedelijke enlandschappelijke beplantingen.
Zo
werden in de gemeente Amsterdam van 1979 tot enmet 1982 meer dan 1800 wilgen
in
deleef-tijd
vanl5
jaar en ouder gerooid omdat ze door deze ziekte waren aangetast. De situa-tie in verschillende andere gemeenten is niet minder ernstig. In Dronten ontwikkelde deziekte zich in de jaren 1977 tot 1982 tot een kalamiteit, in het dorp Biddinghuizen wor-den sinds 1980 de wilgenbeplantingen door de watermerkziekte geëlimineerd.
In
1983 werden op vele plaatsen in de Flevopolders en daarbuiten aangetaste wilgen aangetrof-fen. Geklonkludeerd moet worden, dat desanitaire situatie
in
Nederland met betrek-kingtot
de watermerkziekte bedroevend isen
veel
ongunstiger
dan
in
Groot-Brittannië.tt
Bestrijding van de watermerkziekte in
Nederland
Bij
de huidige stand van onze kennis van de watermerkziekte hebben we twee mogelijk-heden om de ziekte te bestrijden. De eerste is het selekteren en veredelen vanwilgeklo-nen, die
minder gevoeligzijn voor
dezeziekte.
De
standvan
zakenbij
dit
resis-tentie-onderzoekis
onlangsuitvoerig
be-licht (De Kam, 1984) zodat daar nu niet op
wordt
ingegaan.De tweede mogelijkheid
die ons ter beschikking staat om de ziekte binnen de perken te houden is hetwegne-men
van
de infektiehaarden.We hebben
gezien dat er twee soorten infektiehaardenzijn,
namelijk besmette poten en verwel-kende boom- en knotwilgen.De eerste infektiebron, de drie- of meerjari
ge poten, kan eenvoudig geëlimineerd wor-den door uitsluitend een-
of
tweejarigver-meerderingsmateriaal
te
gebruiken,
af-komstig van gezonde moerstoven. Hierop is reeds eerder de nadruk gelegd (Grenimen en De Kam, 1975). De tweede infektiebron,
de verwelkende wilgen, is
in
Nederland debelangrijkste
bron van infektie
en vormteen direkt gevaar voor de gezonde bomen
in
de
omgeving. Daaromis
het van het
grootste belang dat zieke boomwilgenwor-den omgezaagd en zieke knotwilgen
wor-den
geknotzodra
zichde eerste
verwel-kingsverschijnselen voordoen.Met nadruk
moet worden gesteld
dat
dit
opruimen zo snel mogelijk moet plaatsvinden, omdat isaangetoond dat het
juist
de bomen met re-cente symptomen zijn, die het grootste ge-vaar opleveren (Van der Zweep en De Kam, 1982).De
ervaringenin
Engeland tonen aan, dat het opruimen van zieke wilgen de watermerkziektetot
een aanvaardbaarni-veau
kan
terugdringen. Bovendien mag worden verwacht, dat klonen die ietsmin-der gevoelig
zijn
voor de ziekte, maar nu vanwege de sterke inoculumdruk toch wor-den aangetast, minder snel ziek zullen wor-den wanneer de inoculumdruk afneemt als gevolg van het opruimen van de ziektehaar-den. In de huidige situatie is het nauwelijkszinvol om veel geld te besteden aan resis-tentie-onderzoek, als niet tegelijkertijd de
inoculumdruk wordt verminderd.
Ook het uitvoeren van sanitaire
maatrege-len kost uiteraard veel geld en het zal even-als in Engeland wellicht noodzakelijk blij-ven zulke maatregelen wettelijk verplicht te stellenom het beoogde
doel te bereiken.
Verwacht mag echter worden dat de wilg indat geval opnieuw een
belangrijkerol
zal gaan spelenin
Nederland, zowelin
land-schappelijk opzicht
als
in
de
nationalehoutproduktie.
De auteur dankt mr.
M.
D. Wortley, Chief Inspector of Willows, Essex CountyCoun-cil,
hartelijk
voor de vele gegevens die hij ter beschikking heeftgesteld.
o
Literatuur
-
Gremmen,J. en
M.
de Kam. 1975. De noodzaak van het gebruik van gezond ver-meerderingsmateriaal van Salix alba inver-band met de
verspreidingvan de
water-merkziekte. Populier 12: 67-71.-
Kam,
M.
de. 1984. Het vaststellen vande gevoeligheid van wilgen voor de
water-merkziekte: problemen
en
perspectieven. Nederlands Bosbouw Tijdschrift.-
Watermark diseaseof
the cricket bat
willow.
1955. Forestry Commission,Lea-flet
no. 20.-
Wong, W. C., T. H. Nash en T. F. Pree-ce. 1974.A
field surveyof
Watermark dis-easeof
cricket bat willow in Essex and ob-servations on some probable sources of the disease. Plant Patholo gy 23: 25-29.-
Zweep, P. van der, enM.
de Kam. 1982. The occurrence of Erwinia salicis, the causeof
Watermark disease, in the phyllosphereof Salix alba.
Eur. J. For. Pathol. 12:257-261.Verkleuring van een tweejarige scheut ten gevolge van een aantasting door de water-merkziekte, links een gezonde scheut.
,ii