• No results found

Voeding voor uitgroeiende champignons van hoge kwaliteit : optimale benutting van substraat in de uitgroeiperiode met een grote voedingsbehoefte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voeding voor uitgroeiende champignons van hoge kwaliteit : optimale benutting van substraat in de uitgroeiperiode met een grote voedingsbehoefte"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voeding voor uitgroeiende champignons van hoge

kwaliteit; optimale benutting van substraat in de

uitgroeiperiode met een grote voedingsbehoefte

Anton S.M. Sonnenberg

1

, Jos G.M. Amsing

2

& Gerben Straatsma

1

1 Plant Research International

2 DLV Plant

Plant Research International B.V., Wageningen

(2)

© 2008 Wageningen, Plant Research International B.V.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International B.V.

Exemplaren van dit rapport kunnen bij de (eerste) auteur worden besteld. Bij toezending wordt een factuur toegevoegd; de kosten (incl. verzend- en administratiekosten) bedragen € 50 per exemplaar.

Plant Research International B.V.

Adres : Droevendaalsesteeg 1, Wageningen

: Postbus 16, 6700 AA Wageningen

Tel. : 0317 - 47 70 00

Fax : 0317 - 41 80 94

E-mail : info.pri@wur.nl

(3)

Inhoudsopgave

pagina Samenvatting Inleiding 1 Materiaal en Methoden 5 Praktijkteelten en Bemonstering 5

Analyse van materiaal gedroogd bij 70 ∘C 6

Resultaten 7

Discussie 11

Bijlage 1 Bemonsteringschema van de bedrijven. 1

Bijlage 2 Brondata van de meetgegevens 2

Bijlage 3. Grafische weergave van de regressieanalyse van de meetgegevens 4

Bijlage 4 Teeltgegevens. 16

(4)
(5)

Samenvatting

Dit is de rapportage van de eerste fase van het project. Hierin is het verloop van de concentratie en beschikbaarheid van een aantal macro- en micronutriënten gemeten in de compost en in uitgroeiende champignons. Aanleiding voor deze analyse is geweest het beter onderbouwen van de aanwijzingen dat er tekorten zijn in de aanvoer van nutrienten tijdens de uitgroei van champignons.

Uit de variantie analyses van de meetgegevens kan in grote lijnen het volgende worden afgeleid:

- De samenstelling van compost hangt, naar verwachting, sterk af van de ‘compost herkomst’

(‘leverancier’)

- De pH en het organische stof gehalte dalen in de tijd. Beide liggen voor de hand. Organische

stof wordt afgebroken en afbraakproducten verzuren de omgeving..

- Er is slechts een licht verloop van het totale mineralen- stikstofgehalte in de compost in de tijd.

- Er is wel een sterk verloop in de beschikbaarheid van mineralen en stikstof in de compost in de

tijd en deze is verschillend in de periode “vullen tot begin van de uitgroei” van champignons en de periode “uitgroei” van champignons

o De beschikbaarheid neemt toe in de periode vullen tot begin uitgroei

o De beschikbaarheid van met name P neemt af tijdens de uitgroei van champignons.

- Voor een aantal mineralen is een daling van de concentratie in de champignon in de tijd

gevonden (N>Ca>Mn>P).

De samenstelling van de compost in de uitgroeiperiode is niet eerder op deze manier onderzocht; dit zijn dus nieuwe waarnemingen!

De daling in concentratie van mineralen in uitgroeiende champignons duidt op een tekort. Een verklaring vanuit de compost is echter niet voor alle componenten makkelijk te geven omdat de verandering hierin niet parallel lopen met de verandering in champignons.

Uit het rapport blijkt duidelijk dat compost een erg complex geheel is waarbij fysisch, chemisch en biologische interacties het verklaren van de meetgegevens bemoeilijken. Uit het nu lopende “Watergeven in Compost” project blijkt b.v. dat de beschikbaarheid van water niet optimaal is en verslechtert tijdens de teelt. Aangezien ook de opname van nutrienten sterk gekoppeld is aan de beschikbaarheid van water speelt dit facet ook een belangrijke rol.

Hoe verder?

Gezien de complexiteit van de compost is in de eerste versie van het Masterplan Voeding voorgesteld om een labmodel te maken waarbij champignonmycelium wordt gegroeid op een inerte drager waaraan opgeloste voedingsstoffen zijn toegevoegd. In het innovatieproject dat door LNV wordt gefinancierd zijn we al begonnen om hier een eerste stap in te zetten. Op De Nationale Paddenstoelendag hebben we laten zien dat je in principe paddenstoelen kunt produceren zonder compost. In dit “hydroponic” achtige systeem is in eerste instantie steriele dekaarde gebruikt waaraan actieve kool is toegevoegd. Hierop blijkt champignonmycelium net zo makkelijk te knoppen als op gewone dekaarde. Dit project richt zich in eerste instantie op een optimale vegetatieve groei op de drager m.b.v. de opgeloste voedingsstoffen omdat dit een vereiste is om een behoorlijke paddenstoelenproductie te krijgen. Pas dan kunnen voedingstudies worden uitgevoerd.

Om toch sneller resultaten te krijgen kan de huidige kennis op twee manieren gebruikt worden:

- Als vervolg op het watergeefproject dat nu op een teeltbedrijf is uitgevoerd

- In een schaalmodel waarbij nog wel compost wordt gebruikt maar in een dunnere laag of

gemengd met een drager.

In eerdere experimenten (Zie Projectverslag “Biologische Model voor de Teelt van Champignons; Straatsma et al.; 2003) is op potten met 250 gram substraat en 250 gram dekaarde in drie teelten een gemiddelde opbrengst gehaald van 470 kg champignons per ton compost. Dat is aanzienlijk meer dan nu in plukteelten wordt gerealiseerd. Dit suggereert dat in combinatie met optimale

(6)

waterbeschikbaarheid en beter voeding opbrengsten ruim boven de 500 kg per ton te realiseren zijn. In het huidige systeem wordt de compost blijkbaar niet optimaal benut.

In het LNV programma dat nu loopt zijn op kleine schaal experimenten in de nieuwe kwekerij uitgevoerd

met verschillende vuldikten (50 tot 90 kg/m2). Daaruit is gebleken dat als de compostlaag aanzienlijk

wordt teruggebracht vergelijkbare opbrengsten per ton compost worden behaald. Bijvoeden lijkt dan ongestraft te kunnen worden opgevoerd tot 50% meer dan normaal zonder dat er oververhitting plaats vindt. Het effect van bijvoeden lijkt het grootst te zijn bij de dunste vuldikte. Harde conclusies mogen echter nog niet uit dit experiment getrokken worden omdat elke behandeling slecht in 2-voud is uitgevoerd. Dit experiment suggereert dat we een dunne laag compost als geschikte “drager” voor champignonmycelium kunnen gebruiken. Aan deze dunnen laag kunnen we makkelijker water en opgeloste stoffen toevoegen. Een dunne doorgroeide laag kan b.v. op een poreuse drager gelegd worden waaraan water of water met opgeloste voedingsstoffen wordt toegevoegd. Het effect op opbrengt, aantal en kwaliteit van champignons kan dan inzicht geven in de voedingsbehoeften van de champignon.

(7)

Inleiding

Uit eerder onderzoek van PPO is naar voren gekomen dat er in de korte periode van uitgroei van een vlucht duidelijke veranderingen optreden in de samenstelling van zowel champignons als van compost. Tijdens de uitgroei neemt het organische stof gehalte in champignons toe, maar nemen de gehalten van de meeste mineralen af, het sterkst bij calcium. Of er beperkingen zijn in aanbod, opname en/of transport is onvoldoende duidelijk. Tijdens de uitgroei neemt het vochtgehalte van de compost sterk af, en waarschijnlijk geldt dit ook voor de gehalten opneembaar stikstof en opneembaar fosfaat. Deze veranderingen zouden tot tekorten kunnen leiden die het afrijpen van champignons aan het eind van de vlucht veroorzaken. Tijdens of direct volgend op de snelle afbraak van compost en opname van

voedingstoffen door de champignon, treden neveneffecten op in de compost, zoals een daling van de pH en een stijging van het ammonium-stikstofgehalte, die later in de teelt bij de voeding van invloed zijn. Door structuurverlies van de compost zal de gas- en warmte-uitwisseling verstoord raken. Naast het recente onderzoek van PPO is onlangs in de Verenigde Staten vastgesteld dat toevoeging van mangaan aan compost tot opbrengstverhoging kan leiden. Dit wijst op een knelpunt in de voorziening met dit mineraal. Samenvattend bestaan er voor de voeding van champignons vanuit de compost meer of minder harde knelpunten, al dan niet tijdelijk, bij de snelle uitgroei, rond de volgende factoren: vocht, stikstof, fosfor, mangaan, calcium, structuur en organische stof.

Voor een goede opbrengst en kwaliteit is een optimale en constante samenstelling van het

voedingssubstraat gewenst. Dit wordt nu niet gerealiseerd. Door vast te stellen welke veranderingen in de samenstelling van het substraat toelaatbaar zijn en welke niet, ontstaat nieuwe kennis waarmee mogelijkheden kunnen worden ontwikkeld voor het verbeteren van compost en voor het verbeteren van (bij)sturing tijdens de teelt. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe manieren van vochttoediening aan compost tijdens de teelt in combinatie met voedingsstoffen in oplossing. Het benutten van deze mogelijkheden zal uiteindelijk leiden tot het kunnen vermijden van te lage productie en ongewenst snelle afrijping. Hierdoor wordt de productie van champignons met een voldoende houdbaarheid en een voldoende verwerkingsrendement verbeterd.

Doelstelling(en) en afbakening:

Het uiteindelijke doel van het project is om nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen voor de (bij)sturing van de teelt door verbeteringen rond de voeding van de champignon. Het gaat om de factoren vocht, stikstof, fosfaat, mangaan, calcium, structuur en organische stof in de periode van uitgroei. Deze factoren zijn in dit project kwantitatief bepaald met klassieke destructieve methoden die onder onderzoeksomstandigheden in de champignonteelt, de bodemkunde en de bodembiologie worden toegepast.

Er is een werkplan gemaakt dat uitgaat van ‘on farm’ onderzoek. In het projectvoorstel is afgesproken dat als blijkt dat de teeltomstandigheden in de praktijk te weinig variatie laten zien om voldoende duidelijke conclusies te trekken, experimenteel onderzoek zal worden ingezet.

Mate van toepassing

Als we in staat zijn om precieser vast te stellen wat de voedingsbehoeften zijn van champignons die uitgroeien hebben de compostleveranciers aangrijpingspunten om hun compost te verbeteren. Op termijn kunnen het gebruik van sensoren/monitoren van relevante parameters, het gebruik van ‘slimme’ bedrijfscomputers en betrouwbare methoden voor (bij)sturing worden ontwikkeld en toegepast. Er wordt mede een basis gelegd voor innovatieve teeltsystemen gericht op optimale

voeding/substraatsamenstelling.

Bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie:

Bij het gebruik van 1 ton compost worden ongeveer 400 kg champignons geproduceerd en verdwijnt 80 kg organische stof, 35% van de aanwezige hoeveelheid. Voor stikstof is de onttrekking ongeveer 1.2 kg, 15% van de aanwezige hoeveelheid. Voor fosfaat gaat het om 0.25 kg, 10% van de aanwezige

(8)

hoeveelheid. Van het aanwezige water in compost en dekaarde wordt alleen al ongeveer 30% onttrokken tijdens de uitgroei van de eerste vlucht. De totale onttrekking in de teelt is groter. Voor water zijn er mogelijkheden voor correctie van suboptimale gehalten door watergeven.

Kwantitatief is de stofwisseling van organische stof belangrijker dan die van stikstof en fosfaat. Het is opmerkelijk dat er geen duidelijke relatie bekend is tussen de aard van de organische stof in de compost en de opbrengst. Wel is bekend dat het stikstofgehalte bepalend is. Compost met een laag

stikstofgehalte reageert sterk positief op bijvoeden, maar ook compost met een hoog stikstofgehalte kan nog positief reageren op bijvoeden, tenminste als een te hoge ‘activiteit’ in de compost vermeden kan worden. Welke vormen van stikstof opbrengststijging en overmatige activiteit veroorzaken is niet duidelijk. De ontwikkeling van ammoniumstikstof in doorgroeide compost tijdens de teelt wijst op een relatieve overmaat aan organisch gebonden stikstof. Dit lijkt in tegenspraak met de positieve effecten op de opbrengst van een relatief hoog stikstofgehalte van de compost en van het bijvoeden van compost met stikstofrijke producten. Al met al geeft het aan dat er in de stikstofhuishouding van de compost tegenstrijdige mechanismen en behoeften een rol spelen. Dergelijke aspecten van de stikstofhuishouding zijn blijkbaar een groter knelpunt voor de opbrengst dan eventuele knelpunten in de

organischestofhuishouding.

Uit het recente PPO onderzoek komt naar voren dat de beschikbaarheden van stikstof en fosfaat slechts ongeveer 15 tot 20% zijn van de totaal aanwezige hoeveelheden. Het beschikbaar komen van stikstof en fosfaat, en het omgekeerde daarvan ‘fixatie’, zijn afhankelijk van microbiologische en chemisch/fysische factoren. Er bestaan rekenregels en modellen om de verhouding tussen beschikbaarheid en fixatie onder verschillende omstandigheden uit te rekenen.

In België en in Amerika zijn opbrengstverhogingen gevonden met bijvoeden met ‘Micromax’, een mengsel van micromineralen. In Hongarije en in Amerika zijn opbrengstverhogingen gevonden met het

micromineraal mangaan; de Amerikanen schrijven het effect van Micromax toe aan mangaan. De veranderingen in de structuur van de compost tijdens de teelt worden vooral veroorzaakt door de afbraak van organische stof. De afgebroken hoeveelheid is sterk gecorreleerd met de

champignonopbrengst. Differentiatie in de onderdelen van de organische stof, cellulose, hemicellulose en lignine, heeft de laatste jaren geen bijzonder nieuwe inzichten opgeleverd die toepasbaar zijn voor (bij)sturing. De potentie van ‘indirecte’ bepalingen, zoals die aan de ‘biobeschikbaarheid’ van de organische stof in de compost, zijn nog niet in kaart gebracht maar hierover bestaat in andere vakrichtingen nieuwe kennis.

(9)

Materiaal en Methoden

Praktijkteelten en Bemonstering

In de periode van 3 augustus 2007 t/m 13 september 2007 zijn op 9 champignonteeltbedrijven monsters genomen van compost en champignons.

Het effect van vier factoren op de samenstelling van compost en champignons zijn onderzocht. Het ging om de factoren ‘compost herkomst’ (=’leverancier’), ‘teeltwijze’, ‘teler’ en ‘tijdstip’. Compost herkomst.

Er zijn praktijkbedrijven geselecteerd die van drie verschillende producenten doorgroeide compost hebben gevuld. De compost is afkomstig van Walkro, CNC en Hooymans. Van elk compostleverancier zijn 3 champignonteeltbedrijven bemonsterd.

Teeltwijze.

Omdat er mogelijk verschil is in opname van mineralen uit de compost tussen snijders en plukkers, zijn er per herkomst compost 2 snijders bemonsterd en 1 plukker.

Teler.

Zijn de afzonderlijke champignontelers. Telers telen op verschillende wijze champignons. Er is een dataset opgesteld van deze teeltwijze. Een formulier is opgesteld voor registratie van bedrijfs- en teeltgegevens. De belangrijkste gegevens zijn: composthoeveelheid – en samenstelling, ras, type

dekaarde, herkomst water, watergiften, gebruik CaCl2, kwaliteit en hoeveelheid champignons.

Tijdstip.

Bij elke teler is één teelt bemonsterd. Dit is gebeurd op 5 momenten: tijdens het vullen van de cel en gedurende 4 dagen in de aanloop naar en tijdens de eerste vlucht. Tijdens het vullen van de bedden is een mengmonster van de compost genomen. In Bijlage 1 is een flowschema van de bemonstering weergegeven.

Gedurende de ontwikkeling van de eerste vlucht zijn monsters van champignons en compost verzameld. Het bed is bemonsterd waar tijdens het vullen ook de compost was bemonsterd. Dit was in de meeste gevallen bed 2 in linker of rechter stelling. Op 4 achtereenvolgende dagen, ongeveer met tussenruimte van een etmaal, zijn op 4 plaatsen, verspreid over de lengte van het bed, champignons en compost bemonsterd. Deze plaatsen lagen onderling steeds enkele meters cq. vakken uit elkaar.

Een bemonsteringsplek meet ongeveer 15 cm in doorsnee. Alle exemplaren groter dan ongeveer ¾ cm hoeddoorsnee zijn met de hand geplukt. Met een plastic mes zijn de voetjes verwijderd. Er is zorgvuldig op gelet dat de champignons schoon zijn. Vervolgens is de dekaarde verwijderd en is een mengmonster genomen van de onderliggende compost tot op de bedbodem. Na het bemonsteren van de 4 plekken is op één dag een mengmonster gemaakt. Dit mengmonster werd gekoeld bij 2ºC en afgeleverd aan het laboratorium.

Het tijdstip van het eerste monster in de eerste vlucht op een snijbedrijf is 3 dagen vóór het snijden. Op een plukbedrijf is het grootste traject van de eerste vlucht bemonsterd. De bemonstering gebeurde vóór de oogst door plukpersoneel.

Omdat de snelheid waarmee knoppen zich ontwikkelen niet altijd strookt met de verwachting van de teler, is het voorgekomen dat het eerste monster iets te vroeg, dwz kleine exemplaren, of het laatste monster aan de late kant genomen was. In het laatste geval was het bed nagenoeg kaal geplukt. Van elke teelt zijn hierover aantekeningen gemaakt.

(10)

Tabel 1. Overzicht van 9 teeltbedrijven in het mineralenonderzoek. compost

producent teelt- bedrijf Bemonsteringstijdstippen

1 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 1 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 1 plukken vullen p1 p2 p3 p4 2 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 2 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 2 plukken vullen p1 p2 p3 p4 3 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 3 snijden vullen s-3 s-2 s-1 s 3 plukken vullen p1 p2 p3 p4

Vullen: Monster genomen bij het vullen; S-3, S-2, S-1, S: Monsters genomen respectievelijk 3, 2 of 1 dag vóór het snijden en op de snijdag zelf. P1, p2, p3, p4: Monsters genomen op de eerste, tweede, derde of vierde plukdag.

Analyse van materiaal gedroogd bij 70 ∘C

Mineralen zijn bepaald in gedroogde monsters (gedroogd bij 70 oC) en de gehalten zijn uitgedrukt per

hoeveelheid droge stof. De analyse methode zelf is beschreven in bijlag 5.

Door het drogen van monsters bij deze relatief lage temperatuur worden andere gehaltes aan mineralen gemeten dan in vroeger onderzoek toen monsters gedroogd werden bij 105 ∘C. De lage temperatuur is door het lab aangehouden omdat dit de betrouwbaarste meetwaarden geeft voor o.a. het

ammoniumgehalte. Als echter bij lagere temperatuur gedroogd wordt, zal de droge stof een relatief groot vochtrestant bevatten en daardoor een kleinere hoeveelheid mineralen dan eenzelfde hoeveelheid droge stof die bij hogere temperatuur is gedroogd. Om gehalten uit vroeger onderzoek te vergelijken met de gehalten in het huidige onderzoek, dienen de ‘oude’ gehalten te worden gecorrigeerd. In het huidige onderzoek zijn monsters bij 70 ∘C gedroogd en daar zijn alle bepaling aan gedaan. Een deel van elk monster is verder gedroogd bij 105 ∘C om te bepalen hoeveel vocht er nog achterblijft in een monster. Voor het vocht dat verdwijnt bij drogen over het gehele traject van kamertemperatuur tot 105 ∘C geldt de eenvoudige regel dat het de som is van het vocht dat verdwijnt in het traject van

kamertemperatuur tot 70 ∘C en van het vocht dat verdwijnt in het traject van 70 ∘C to 105 ∘C (vocht105 =

vocht70 + vocht70-105).

Voor de verdere berekening is het belangrijk dat men zich goed realiseert of met vochtgehalten of met droge stofgehalten wordt gewerkt. Vocht en droge stof zijn elkaars complement (samen 100 %) en als

het om verhoudingen gaat (quotiënten) geldt dat droge stofa : droge stofb = (100 – vochta) : (100-vochtb)

[en niet intuïtief iets als droge stofa : droge stofb = vochta : vochtb]. De correctieformule is:

(11)

Resultaten

Omdat er eventueel ook een verband kan zijn met teeltwijze en voeding van champignons is van de telers de teeltgegevens verzameld. Een eerste analyse liet echter zien dat er geen correlaties te vinden waren. In bijlage 4 is een overzicht is gemaakt van de teeltwijze van de 9 champignonteelten.

In het onderzoek werd het effect van vier factoren op de samenstelling van compost en champignons bekeken. Het ging om de factoren ‘compost herkomst’ (=’leverancier’), ‘teeltwijze’, ‘teler’ en ‘tijdstip’. De eerste drie factoren zijn niet onafhankelijk (een bepaalde teler heeft slechts één teeltwijze en één

compostleverancier). In een statistische analyse kunnen effecten beter vastgesteld worden als het aantal factoren in de analyse beperkt is. Het tijdstip waarop bemonsteringen werden uitgevoerd was afhankelijk van de voortgang van de teelt bij de deelnemende telers en is dus niet helemaal gelijk bij de

verschillende bedrijven (Fig 1, Tabel 2). De gewenste ‘variantie analyses’ van de verkregen chemische gegevens is daardoor in formele zin niet toegestaan. Wij hebben echter zo goed mogelijk de tijdstippen genormaliseerd tot vier eenduidige punten in de tijd: vullen, drie dagen voor de (piek) van de oogst, twee dagen daarvoor, een dag daarvoor en de oogstdag zelf (piek). In de op de ‘variantie analyses’ volgende ‘regressie analyses’ hebben we voor de oogstperiode gerekend in dagen vanaf de start van het

afventileren en volledig recht gedaan aan de verschillen in teeltvoortgang bij de verschillende telers.

Fig 1. Uitgroei van champignons bij snijbedrijven (de groeicurves zijn gebaseerd op diameter schattingen uit fotografische opnamen op de verschillende bemonsteringsdagen. tussen dag -2 en dag -1 zijn de exponentiele uitgroeisnelheden vrijwel gelijk. dag -2 levert geschikte waarden om het ontwikkelingstijdstip van de verschillende teelten te schatten in Tabel 3).

-3 -2 -1 0 0.75 1 2.5 5 diam e ter, cm (l o g schaa l)

uitgroeiperiode; dag 0 is oogstdag s1 s2 s4 s5 s7 s8

Tabel 2. geschatte vertraging in de vluchtuitgroei op snijbedrijven ten opzichte van bedrijf s1 (op basis van groeianalyse in Fig 1).

snijteelt vertraging, d s1 0.0 s2 0.2 s4 1.2 s5 1.3 s7 1.3 s8 1.2 Variantie analyse

We hebben onderzoek gedaan naar de effecten van de factoren ‘compost herkomst’ en ‘tijdstip’, de laatste factor in vier ‘niveaus’ (3, 2 en 1 dag voor oogst en de oogstdag zelf), en naar de mogelijke interactie tussen de twee factoren (Tabel 3). Er zijn geen interacties tussen “compost herkomst” en “tijd”

(12)

vastgesteld. Dat betekent dus dat het verloop van concentraties stoffen in de tijd op alle partijen

compost dezelfde trend heeft.

Tabel 3. Variantie-analyse en regressie analyse van vocht, pH, maco- en micronutriënten in compost en champignons. De waarden zijn afkomstig van 9 teeltbedrijven (3 bedrijven van elke compostleverancier, waarvan 2 snijers en 1 plukker). In het eerste blok (de eerste drie kolommen met meetwaarden) is een variantieanalyse gedaan om te bepalen welke factoren een significante invloed hebben. In de volgende kolommen is een regeressie-analyse gedaan om “trends” weer te geven: neemt een waarde toe of af en is de waargenomen trend significant (laatste kolom “t prob.”). De meetgegevens zelf zijn weergegeven in de bijlage 2.

variantie analyse m et 'genorm aliseerde' tijdstipp en

a bsoluut % t prob. a bsoluut % t prob. Totaal

vocht (20-105°C) % 0.30 n.s. 0.05 ~ 0.39 n.s. -1.0 -1.6 0.17 n.s. -0.03 -0.05 0.96 n.s.

vocht (70-105°C) % 0.07 ~ 0.00 *** 0.03 * 0.1 2.6 0.37 n.s. -0.31 -9.4 0.01 **

pH 0.06 ~ 0.01 * 0.00 *** 0.3 5.4 0.00 ** 0.25 4.2 <.001 ***

orga nische stof % ds 0.98 n.s. 0.00 *** 0.00 *** 2.9 4.3 0.00 *** 3.1 4.7 <.001 ***

N g/kg 0.62 n.s. 0.00 *** 0.83 n.s. 0.2 0.8 0.47 n.s. -0.48 -2.1 0.10 ~

P g/kg 0.60 n.s. 0.00 *** 0.23 n.s. -0.3 -5.1 0.05 ~ 0.01 0.18 0.92 n.s.

Ca g/kg 0.56 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -5.0 -13.5 0.06 ~ -2.3 -5.0 0.08 ~

Mn g/kg 0.46 n.s. 0.46 n.s. 0.70 n.s. 0.0 -7.0 0.91 n.s. -0.02 -10.5 0.05 ~

beschikbaarheid

N-(orga nisch+a norga nisch) g/kg 0.20 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -2.5 -73 0.00 *** -0.27 -4.5 0.07 ~

N-NH4 m g/kg 0.00 *** 0.00 *** 0.00 *** -0.7 -175 0.00 ** 88 8.4 0.26 n.s.

N-(NO3+NO2) m g/kg 0.50 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -4.5 -496 0.06 ~ -10.1 -315 <.001 *** P-(orga nisch+a norga nisch) g/kg 0.91 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -0.5 -33 0.00 *** 0.26 10.3 <.001 ***

P-PO4 g/kg 0.87 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -0.4 -29 0.00 *** 0.27 12.4 <.001 ***

Ca g/kg 0.10 ~ 0.00 *** 0.00 ** -2.3 -20 0.03 * -0.30 -1.5 0.68 n.s.

Mn m g/kg 0.98 n.s. 0.00 *** 0.00 *** -19 -38 0.00 *** 0.52 0.68 0.83 n.s.

Totaal uitsluitend snijte elte n

droge stof (20-105°C) % 0.96 n.s. 0.12 n.s. 0.03 * 2.7 31 <.001 ***

vocht (70-105°C) % 0.56 n.s. 0.04 * 0.93 n.s. 0.16 5.7 0.66 n.s.

orga nische stof % ds 0.88 n.s. 0.27 n.s. 0.39 n.s. 0.0 0.0 0.87 n.s.

N g/kg 0.72 n.s. 0.05 * 0.00 *** 24 36 <.001 ***

P g/kg 0.63 n.s. 0.19 n.s. 0.00 ** 2.9 21 <.001 ***

Ca g/kg 0.72 n.s. 0.18 n.s. 0.10 n.s. 0.41 54 0.00 **

Mn m g/kg 0.56 n.s. 0.04 * 0.00 ** 2.8 34 <.001 ***

Aa nduiding signific a ntie <0.10 ~ <0.05 * <0.01 ** <0.001 *** si g n if ic an ti e si g n if ic a n ti e ka ns op toeva l kleiner da n Com p os t

V ariantie-analyse (p-w aarden) en sig nificantie-aan

C ha m p ig nons In teractie co mp o s t-tijd Co mp o s t h erko ms t si g n if ic a n ti e

lineaire reg ressie Afnam e in de periode tussen vullen en start uitg roei cham pig nons

Afnam e tijdens uitgroei van cham pignons si g n if ic an ti e Tijd si g n if ic a n ti e

Er zijn wel significante effecten gevonden van de factor ‘compost herkomst’ op parameters die betrekking hebben op de compost samenstelling, zowel op mineralengehalten ‘totaal’ als op

beschikbaarheidsgehalten. Dat betekent dus dat de composten duidelijk verschillen in samenstelling. De verandering van de compostsamenstelling in de tijd (Kolom “tijdstip) is voor veel componenten

significant. Wat betreft de beschikbaarheid van deze componenten is het verloop in de tijd zelfs

significant voor alle componenten. Voor het verloop van de gehalten in de tijd is voor champignons alleen de totale hoeveelheid bekeken. We willen immers alleen weten wat er in de champignons terecht komt. Hier zien we dat voor enkele componenten het gehalte in de tijd significant verandert (droge stof, N-totaal, P-totaal en Mn). De herkomst van de compost heeft geen significante invloed op het verloop van de gehalten in de champignon in de tijd.

Deze tamelijk abstracte resultaten zijn in ‘regressie analyses’ in meer detail bekeken. Hier is weergegeven in welke richting de gehaltes veranderen in de tijd.

Regressie analyse

Voor de analysen weergegeven in Tabel 3 zijn gegevens van alle bedrijven gebruikt als het om de compost gaat en alleen de gegevens van de snijbedrijven als het om de champignons gaat. Dit laatste is

(13)

plukbedrijven komen door spreiding alle stadia door elkaar voor en is er geen duidelijk verloop in het ontwikkelingsstadium van champignons in de plukperiode.

Regressie analyse maakt duidelijk in welke richting de gevonden effecten gaan (stijging, daling) en hoe groot de optredende veranderingen zijn. De resultaten van de regressie analyse zijn opgenomen in Tabel 3 en zijn uitgesplitst naar de perioden van vullen tot het begin van de uitgroeiperiode en de

uitgroeiperiode zelf (tot aan de oogst). Het oogstmoment bij snijders is uiteraard één bepaald tijdstip, aan het eind van de uitgroeiperiode, terwijl bij plukkers de uitgroei en oogst gedeeltelijk overlappen. In de bijlage 3 zijn alle gegevens in grafiekvorm weergegeven; waar significante verbanden zijn gevonden in de uitgroeiperiode zijn de door regressie verkregen gefitte lijnen uitgezet. In de tabel worden absolute en

procentuele afnamen gepresenteerd; een negatieve afname staat voor een toename.

1 vochtgehalte compost (20-105 ∘C)

Het vochtgehalte van compost is tussen de herkomsten bijna significant verschillend. Tussen vullen en het begin van de uitgroei neemt het bijna significant toe. In de uitgroeiperiode is er geen verloop vast te stellen. Door het op vocht sproeien van de dekaarde zal de compost in vochtgehalte toenemen. Door de verschillen tussen teeltbedrijven in het watergeven voor of tijdens de eerste vlucht, ontstaat veel variatie die verder niet te duiden valt.

2 vochtgehalte compost; drogen 70-105 ∘C

Deze bepaling werd vroeger, op het lab van PPO-Paddenstoelen in Horst, niet uitgevoerd. Nu is deze bepaling gedaan in verband met de iets andere analyse methode van het CBLB-lab waar mineralen geanalyseerd worden in compost die niet bij 105 ∘C maar bij 70 ∘C gedroogd is. De bepaling laat zien hoeveel vocht er nog gebonden is in het bij 70 ∘C gedroogd materiaal. Het is niet helemaal duidelijk wat je hiermee kunt maar het zou iets kunnen zeggen over het hygroscopisch karakter en/of het

vochtbindend vermogen van compost.

Het bleek dat dit vochtgehalte gekoppeld is met het Ca- en met het organische stof gehalte van compost (analyse niet getoond). Deze drie variabelen bleken op de volgende manier gecorreleerd te zijn: als het Ca gehalte hoog en het organische stof gehalte laag is, dan is het vochtgehalte hoog. In zijn

algemeenheid zou kunnen gelden dat vocht vooral gebonden wordt door ‘mineralen’ en niet of minder door organische stof. Een stijgend gehalte in de uitgroei periode is een indicatie voor een beperktere ‘kwaliteit’/’beschikbaarheid’ van vocht in compost.

3 pH compost

De pH neemt duidelijk af in beide onderscheiden perioden (vullen tot het begin van de uitgroei en in de uitgroeiperiode). Er is geen significant verschil in het pH verloop tussen de composten in de tijd (geen interactie compost-tijd).

4 organische stof compost

Het organische stofgehalte van de droge stof neemt duidelijk af in beide onderscheiden perioden, vullen tot het begin van de uitgroei en in de uitgroeiperiode. In beide trajecten neemt het droge stof gehalte in vergelijkbare hoeveelheden af. Men moet echter wel bedenken dat de periode vullen tot begin uitgroei 16 dagen bedraagt terwijl de periode uitgroei champignons 4 dagen beslaat. De afbraak (dus opname) van droge stof verloopt dus veel sneller tijdens de uitgroei van champignons met dus een groter kans op tekorten.

5 mineralen ‘totaal’ in compost

De gehalten aan mineralen in de compost nemen toe na het vullen, echter alleen de toenames van P en Ca zijn significant. Deze toename is uiteraard relatief. Het droge stof gehalte in de compost neemt af

door verbranding (CO2 productie) maar de mineralen verwijnen niet dus neemt het gehalte aan mineralen

ten opzicht van de droge stof toe. In de uitgroeiperiode is er geen duidelijk verloop. Door de afbraak van organische stof kan het gehalte relatief toenemen en door opname van champignons weer afnemen. Het

(14)

gaat om geringe veranderingen die blijkbaar niet duidelijk zijn aan te tonen. De duidelijke Ca toenam in de periode “vullen- start uitgroei” kan voor een deel veroorzaakt zijn door ‘inspoeling’ vanuit de dekaarde. 6 mineralen ‘beschikbaar’ in compost

De beschikbaarheidsgehalten van alle mineralen nemen toe in de eerste periode van vullen tot het begin van de uitgroei. Het gaat om tientallen procenten toename, in het bijzonder bij de verschillende N-vormen. Tijdens de kolonisatie door het mycelium worden blijkbaar mineralen vrijgemaakt. In de uitgroeiperiode is er een duidelijk afname van het beschikbaar P te zien (het gehalte anorganisch P-PO4 is vrijwel gelijk aan gehele beschikbare hoeveelheid; er is dus nauwelijks sprake van beschikbaar

organisch-gebonden P). De afname van N-NH4 is niet significant. Afnames kunnen goed verklaard worden door opname door/in vruchtlichamen (zie hieronder).

7 droge stof champignons

Het droge stof gehalte van champignons tijdens hun uitgroei bij snijbedrijven nam duidelijk af in de tijd. Bij de handoogstbedrijven was van een duidelijk verloop echter geen sprake en deze gegevens zijn dan ook niet verwerkt in de variantie/regressie analyse van tabel 3 (wel in de grafieken in de bijlage 3). Door de handoogst verdwijnen in een vroeg stadium al champignons uit de zich ontwikkelende vlucht; door het plukken wordt voorkomen dat champignons zich verder ontwikkelen (op een snijbedrijf gaan alle

champignons op een bepaald moment vliezen of open; op een handoogstbedrijf wordt dat door

‘vroegtijdig’ plukken voorkomen). Laat in de vlucht, als veruit het merendeel al geplukt is kunnen er zeer stevige champignons met een hoog droge stofgehalte op het teeltoppervlak voorkomen.

Door deze optredende ‘dynamiek’ op het teeltoppervlak onder invloed van plukken, hebben we afgezien van de analyse van de champignons bij de handoogstbedrijven.

8 vochtgehalte champignons; drogen 70-105 ∘C

Er treedt geen duidelijk verloop op. Dit is een indicatie voor een gelijkblijvend hygroscopisch karakter van ‘droge’ (tot 70 ∘C) champignons. Gemiddeld is de daling in vochtgehalte 2.74 %; de standaardafwijking bedraagt 1.11.

9 organische stof champignons

Het organische stofgehalte neemt in de uitgroeiperiode niet toe. Dat is tegen de verwachting, niet in overeenstemming met de resultaten van het voorgaande project en ook niet met het onderstaande waar afnamen in mineralengehalten vastgesteld worden. De totale hoeveelheid droge stof bestaat uit

organisch materiaal en mineralen. Als de mineralen naar beneden gaan verwacht je dat het organische stofgehalte toeneemt. Dat is hier niet waargenomen.

10 mineralen in champignons

De gehalten van alle onderzochte mineralen ging duidelijk naar beneden tijdens de uitgroeiperiode. De procentuele afname was Ca 54 %, N 36 %, Mn 34 % en P 21 %. In het voorgaande onderzoek was dat (gelijke volgorde) 70, 40, 29 en 20 %. Dus erg vergelijkbaar.

Relaties

Er is een ‘trend’ dat het N-gehalte van champignons gekoppeld is aan het N-gehalte van compost (past bij Fig 4 in rapport 2006; voor Mn kan de relatie in 2006 NIET bevestigd worden).

(15)

Discussie

Uit de variantie analyses kan in grote lijnen het volgende worden afgeleid:

- De samenstelling van compost hangt, naar verwachting, sterk af van de ‘compost herkomst’

(‘leverancier’)

- De pH en het organische stof gehalte dalen in de tijd. Beide liggen voor de hand. Organische

stof wordt afgebroken en afbraakproducten verzuren de omgeving..

- Er is slechts een licht verloop van het totale mineralen- stikstofgehalte in de compost in de tijd.

- Er is wel een sterk verloop in de beschikbaarheid van mineralen en stikstof in de compost in de

tijd en deze is verschillend in de periode “vullen tot begin van de uitgroei” en de periode “uitgroei”

o De beschikbaarheid neemt toe in de periode vullen tot begin uitgroei

o De beschikbaarheid van met name P neemt af tijdens de uitgroei van champignons.

De samenstelling van de compost in de uitgroeiperiode is niet eerder op deze manier onderzocht; dit zijn dus nieuwe waarnemingen!

De beschikbare hoeveelheid fosfaat neemt toe van vullen tot begin uitgroei. Het mycelium mobiliseert blijkbaar het forfaat. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door de daling in pH waardoor P beter oplosbaar wordt. Het beschikbare P-gehalte in de compost neemt duidelijk af weer in de periode dat de champignons uitgroeien. De toename van de beschikbaarheid van vullen tot begin uitgroei wordt blijkbaar uitgenut in de uitgroei (opname door champignons). Aangezien het P gehalte in champignons daalt tijdens de uitgroei lijkt de vraag naar P groter te zijn dan het aanbod.

De duiding van Ca is een lastige. Er is nogal wat variatie van teelt tot teelt. Het Ca gehalte in de compost is waarschijnlijk gerelateerd aan watergift en daarmee dus aan uitspoelen van Ca vanuit de dekaarde. Het afnemen van Ca in uitgroeiende champignons duidt wel op een tekort in aanbod maar hoe dit verklaard moet worden vanuit de metingen die in de compost zijn gedaan is lastig.

Het beschikbare Mn gehalte in de compost neemt duidelijk toe na het vullen tot begin uitgroei en kan, evenals bij P, voor een gedeelte verklaard worden door een daling in pH. Tijdens de uitgroei neemt het beschikbare Mn af. Aangezien deze ook in de uitgroeiende champignons afneemt kan hier ook sprake zijn van een grotere vraag dan aanbod.

Het patroon van NH4 beschikbaarheid in compost tijdens de uitgroei is niet helemaal duidelijk maar een

afname in de latere uitgroeidagen is niet uitgesloten.

De oorsprong van de relatief sterke toename van NO3-N (in absolute hoeveelheid blijft het weinig) in de

uitgroei is onduidelijk; omdat het zo specifiek gekoppeld is aan de uitgroeiperiode lijkt de champignon daarbij betrokken te zijn. In eerder onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Nijmegen (Proefschrift

Johan Baars) is gebleken dat de champignon NO3 niet kan gebruiken als stikstofbron en ook geen NO3

kan produceren. Uit microscopisch onderzoek is gebleken dat in de hyfosfeer bacteriën voorkomen die waarschijnlijk leven op wat de champignon uitscheidt. Bekend is dat champignonmycelium aminozuren

uitscheidt. Afbraak hiervan door bacteriën kan NO3 opleveren.

Water is uiteraard de belangrijkste component in de champignon. Water moet voor het grootste gedeelte uit de compost worden opgenomen en de rest komt uit de dekaarde. Champignons staan niet in direct contact met hun voeding. In water opgeloste voedingsstoffen moeten over de “voedselarme” dekaarde door de hyfen naar de groeiende paddenstoel getransporteerd worden. Een beperking in wateraanvoer kan dus ook gevolgen hebben voor de aanvoer van de daarin opgeloste voedingsstoffen. Het is dus denkbaar dat de beschikbaarheden van mineralen een relatie hebben met de beschikbaarheid van water. Dat maakt de materie complex. In dit project is, anders dan bij de mineralen, alleen gekeken naar de totale aanwezigheid en niet naar de beschikbaarheid van water. Een aanzienlijke hoeveelheid van het water in de compost is namelijk gebonden aan de organische en an-organische componenten en niet

direct beschikbaar. In dit project zijn compostmonsters op twee manieren gedroogd: van 20 tot 70 oC

(16)

toename te zien in de compost in de hele gemeten periode. Alleen bij monsters gedroogd van 70 tot

105 oC is tijdens de uitgroei van champignons is er een significante toename te zien in vochtgehalte.

Water dat vrij komt tijdens drogen bij hogere temperaturen is water dat beter gebonden is en dus minder beschikbaar is. Dat wijst op een relatieve toename van een waterfractie die minder beschikbaar is. Dat wijst op een water tekort en de watergeef-experimenten die nu in de praktijk lopen wijzen ook in die richting. Daarnaast is bekend dat watergehalten en waterbeschikbaarheid erg verschillend is van boven naar beneden is de compost.

De doelstelling van dit project was om te achterhalen of de concentraties/beschikbaarheid van stikstof en mineralen in de compost tijdens de uitgroei van champignons correleert met de afname van deze stoffen in uitgroeiende champignons. Op deze manier verkrijg je een sterke aanwijzing dat de compost niet altijd kan “leveren” wat door champignons gevraagd wordt.

Voor een aantal mineralen is een daling van de concentratie in de champignon in de tijd gevonden (N>Ca>Mn>P). De materie is echter complex. Alleen voor N lijkt er een duidelijke relatie met de compost omdat in de compost de beschikbare hoeveelheid N ook duidelijk afneemt tijdens de uitgroei van

champignons. Bij P en Mn is dat minder duidelijk. Wat de gemeten totale hoeveelheid en beschikbare hoeveelheid betekent voor het opname proces door de champignons is niet helemaal duidelijk. Daarvoor interferen een aantal zaken te veel: Ca en watergift; totale hoeveelheid water en de beschikbaarheid van water; oplosbaarheid en pH.

Het systeem compost blijkt dus erg complex te zijn en harde aanwijzingen krijgen in dit systeem voor gebreken door alleen naar het verloop van concentraties te kijken in de tijd is lastig. Alleen het toedienen van componenten tijdens de teelt kan duidelijk maken wat de effecten zijn. Dat is een empirische

benadering die op korte termijn wellicht een opbrengst verbetering kan realiseren.

Hoe verder?

Dit project onderstreept nog eens dat compost een zeer complexe omgeving is waarin het niet makkelijk is om fundamentele gegevens naar boven te halen die nodig zijn om de voedingsbehoeften van

champignons te begrijpen. In de eerste versie van het Masterplan Voeding wordt daarom ook voorgesteld om een labmodel te maken waarbij champignonmycelium wordt gegroeid op een inerte drager waaraan opgeloste voedingsstoffen zijn toegevoegd. In het innovatieproject dat door LNV wordt gefinancierd zijn we al begonnen om hier een eerste stap in te zetten. Op De Nationale

Paddenstoelendag hebben we laten zien dat je in principe paddenstoelen kunt produceren zonder compost. In dit “hydroponic” achtige systeem is in eerste instantie steriele dekaarde gebruikt waaraan actieve kool is toegevoegd. Hierop blijkt champignonmycelium net zo makkelijk te knoppen als op gewone dekaarde. Dit project richt zich in eerste instantie op een optimale vegetatieve groei op de drager m.b.v. de opgeloste voedingsstoffen omdat dit een vereiste is om een behoorlijke

paddenstoelenproductie te krijgen. Pas dan kunnen voedingstudies worden uitgevoerd. Om toch sneller resultaten te krijgen kan de huidige kennis op twee manieren gebruikt worden:

- Als vervolg op het watergeefproject dat nu op een teeltbedrijf is uitgevoerd

- In een schaalmodel waarbij nog wel compost wordt gebruikt maar in een dunnere laag of

gemengd met een drager.

In eerdere experimenten (Zie Projectverslag “Biologische Model voor de Teelt van Champignons; Straatsma et al.; 2003) is op potten met 250 gram substraat en 250 gram dekaarde in drie teelten een gemiddelde opbrengst gehaald van 470 kg champignons per ton compost. Dat is aanzienlijk meer dan nu in plukteelten wordt gerealiseerd. Dit suggereert dat in combinatie met optimale

waterbeschikbaarheid en beter voeding opbrengsten boven de 500 kg per ton te realiseren zijn. In het huidige systeem wordt de compost blijkbaar niet optimaal benut.

In het LNV programma dat nu loopt zijn op kleine schaal experimenten in de nieuwe kwekerij uitgevoerd

met verschillende vuldikten (50 tot 90 kg/m2). Daaruit is gebleken dat als de compostlaag aanzienlijk

wordt teruggebracht vergelijkbare opbrengsten per ton compost worden behaald. Bijvoeden lijkt dan ongestraft te kunnen worden opgevoerd tot 50% meer dan normaal zonder dat er oververhitting plaats

(17)

echter nog niet uit dit experiment getrokken worden omdat elke behandeling slecht in 2-voud is uitgevoerd. Dit experiment suggereert dat we een dunne laag compost als geschikte “drager” voor champignonmycelium kunnen gebruiken. Aan deze dunnen laag kunnen we makkelijker water en opgeloste stoffen toevoegen. Een dunne doorgroeide laag kan b.v. op een poreuse drager gelegd worden waaraan water of water met opgeloste voedingsstoffen wordt toegevoegd. Het effect op opbrengt, aantal en kwaliteit van champignons kan dan inzicht geven in de voedingsbehoeften van de champignon.

Literatuur

Amsing JGM. 1993. Invloed van lekwater in compost op de produktie van champignons. De Champignoncultuur 37: 13-25.

Amsing JGM, Olijnsma TW & Gerrits JPG. 1997. Invloed van temperatuur en CO2-gehalte op de

knopvorming van Agaricus bisporus. De Cahmpignoncultuur 41, 211-219.

Castle AJ, Horgen PA & Anderson JB. 1988. Crosses among homokaryons from commercial and wild-collected strains of the mushroom Agaricus brunnescens (= A-bisporus). Applied and Environmental Microbiology 54, 1643-1648.

Eger G. 1961. Untersuchungen ueber die Funktion der Deckschicht bei der Fruchtkoerperbildung des Kulturchampignons, Psalliota bispora Lge. Archiv fuer Mikrobiologie, 39: 313-334.

Flegg PB & Ganney GW. 1973. Cropping of mushrooms on shallow layers of compost. Scientia Horticulturae 1: 331-339.

Flegg PB 1985. Methods of experimentation. In The Biology and Technology of the cultivated mushroom. (Flegg PB, Spencer DM & Wood DA eds), pp 231-240.

Gerrit JPG. 1972. Hoeveel compost per m2 is optimaal? De Champignoncultuur 16: 171-177. Hayes WA, Randle PE, Last FT. 1969. The nature of the microbial stimulus affecting sporophore

formation in Agaricus bisporus. Annals of Applied Biology 64, 177-187.

Houba VJG, Temminghoff EJM, Gaikhorst GA, van Vark W. 2000. Soil analysis procedures using 0.01 M calcium chloride as extraction reagent. Communications in soil science and plant analysis 31, 1299-1396.

Jansen M, Field JA & Van Griensven LJLD. 2003. Control of Trichoderma with glucose oxidase. Mushroom Science 15, 675-678.

Lambert EB & San Antonio JP. 1964. Mushroom Composts Prepared and Tested in Small Containers. American Society Horticultural Science 85: 399-408.

Noble R, Fermor TR, Lincoln S, Dobrovin-Pennington A, Evered C, Mead A & Li R. 2003. Primordia initiation of mushroom (Agaricus bisporus) strains on axenic casing materials. MycologiA 95: 620-629.

Peerally A. 1981. A Petri-plate agar technique for obtaining promordia in Agaricus bisporus. Mushroom Science 11(2), 153-158.

Randle PE. 1968. Methods of growing mushrooms on a small scale for experimental purposes. Rep Glasshouse Crops Res Inst 1967, 164-170.

Riber Rasmussen C. 1959. "Shake-up-spawning". Mushroom Science 4: 21-29.

San Antonio JP. 1975. Commercial and Small Scale Cultivation of the Mushroom, Agaricus bisporus (Lange) Sing. HortScience 10: 451-458.

San Antonio JP. 1971. A Laboratory Method to Obtain Fruit from cased Grain Spawn of the Cultivated Mushroom, Agaricus bisporus. Mycologia 63: 16-21.

Sinden JW, Tschierpe HJ & Hauser E. 1962. Transplantation of sporophores as a new method for studying growth and nutritional factors of mushrooms. Mushroom Science 5: 250-266.

Smith JF. 1984. nutrient transport in the trough system of mushroom culture. Scientia Horticulturae 24: 257-264

Smith JF, Claydon N, Love ME, Allan M & Wood DA. 1989. Effect of substrate depth on extracellular endocellulase and laccase production of Agaricus bisporus. Mycological Research 93: 292-296 Straatsma G, Olijnsma TW, Paradi I & Baar J. 2006. Minerale voeding van de champignon.

PPO-Paddestoelen, 2006-1.

Ten Have R, Wijngaard H, Aries-Kronenburg NAE, Straatsma G & Schaap PJ. 2003. Lignin degradation by Agaricus bisporus accounts for a 30% increase in bioavailable holocellulose during cultivation on

(18)

compost. Journal of Agricultural and Food Chemistry 51: 2242-2245.

Ten Have R, Straatsma G & Schaap PJ. An inventory of the extracellular proteome of Agaricus bisporus during growth and mushroom development on compost.

Van Loon PCC & Straatsma G. 2001. Mushroom Oxidative Stress; de bijdrage van PPO-Paddestoelen aan het gelijknamige STW / Bromyc project. PPO rapportage.

(19)

Bijlage 1 Bemonsteringschema van de bedrijven.

Flowschema van de bemonstering van bedrijven.

(20)

Bijlage 2 Brondata van de meetgegevens

M, gewi cht gehalten, totaal

Compost gehalten, beschikbaar

# compostype teler t vullen pH gem. N P Mn Ca Nts N-N H4 N-(NO3+P P-PO4 Mn Ca

1 A s 1 v 82.0 63.9 2.67 70.1 6.36 22677 5142 211 31381 3339 216 3.16 1583 1358 52.5 10469 2 A s 1 -3 65.7 2.56 69.4 5.95 21752 5235 247 34267 5503 511 3.78 2118 1768 78.2 14615 3 A s 1 -2 67.9 3.08 67.4 5.93 22915 5451 233 38756 5788 532 6.12 1898 1584 73.3 18451 4 A s 1 -1 67.6 3.24 65.2 5.77 22999 5730 248 42122 5841 431 11.90 1958 1643 76.4 17959 5 A s 1 0 70.6 2.77 60.5 5.71 20730 4956 254 40920 4768 287 7.65 1359 1082 59.7 12958 6 A s 2 v 78.9 61.7 2.58 73.1 6.28 22495 5080 201 25851 3969 284 10.40 1739 1498 61.4 8831 7 A s 2 -3 63.4 2.84 69.0 5.88 23013 5730 257 35790 5947 701 3.84 2008 1700 73.4 16849 8 A s 2 -2 66.9 2.57 69.5 5.76 23139 5606 312 35429 6291 720 6.21 2212 1853 87.5 11732 9 A s 2 -1 67.4 2.62 69.8 5.61 24148 5513 239 34508 6575 690 12.40 2085 1746 78.4 14822 10 A s 2 0 66.3 2.56 66.2 5.59 24477 5606 248 35930 6287 446 18.85 1983 1668 83.8 11993 13 A p 3 v 85.8 65.1 2.94 69.7 6.37 22873 5420 219 30099 3466 209 0.56 1546 1344 51.2 11763 14 A p 3 -3 64.1 2.74 68.1 5.75 22565 5327 242 35630 5705 570 12.10 2057 1716 70.3 14615 15 A p 3 -2 63.5 3.01 63.9 5.62 22383 5730 255 40319 5450 357 10.90 2148 1805 78.8 17927 16 A p 3 -1 65.9 2.94 65.2 5.62 23083 5358 269 40840 5751 337 19.40 2006 1655 80.4 17481 17 A p 3 0 64.0 2.84 65.1 5.68 22677 5235 255 40319 5933 296 22.20 1968 1606 78.3 16768 18 B s 4 v 93.8 60.5 3.37 67.7 6.17 25744 6350 213 40760 4050 707 2.18 2576 2285 70.8 17106 19 B s 4 -3 65.9 3.16 64.3 6.18 24694 6474 233 44848 7115 1816 13.30 3115 2752 84.2 18157 20 B s 4 -2 65.7 3.03 64.4 6.08 24610 6164 229 45008 6918 1688 16.20 2988 2648 84.6 19366 21 B s 4 -1 63.9 3.34 62.1 6.09 24680 6814 244 44447 7365 2179 24.20 2947 2528 82.1 18101 23 B s 4 0 63.2 3.49 63.7 5.92 25128 6164 237 43685 8267 2418 27.50 2947 2511 84.1 18214 24 B s 5 v 92.2 63.5 3.27 65.1 6.17 25296 5978 201 43365 4264 702 2.29 2229 1980 66.9 18837 25 B s 5 -3 64.1 2.65 63.3 6.11 24820 6257 218 40359 7516 1832 6.90 2836 2489 84.0 17433 26 B s 5 -2 63.6 2.69 63.8 5.97 23783 6257 257 47052 7638 1695 8.66 2887 2492 87.3 19719 27 B s 5 -1 65.1 3.29 63.7 5.87 24876 6381 234 40359 7235 1465 12.20 2845 2439 91.7 20167 28 B s 5 0 65.4 3.71 60.4 5.85 24190 6319 243 47573 7868 1858 21.70 2316 1956 77.3 21959 29 B p 6 v 92.0 64.3 3.35 65.3 6.20 24218 6257 227 42443 4203 541 2.00 2446 2168 68.0 16927 30 B p 6 -3 63.9 3.43 63.5 6.03 23391 6133 240 42683 7948 2064 12.90 2983 2560 87.4 18334 31 B p 6 -2 65.1 3.10 59.9 5.85 25240 6319 253 41922 7909 1854 17.40 2928 2482 90.9 16487 32 B p 6 -1 63.7 3.33 60.8 5.79 23587 6102 293 47012 8029 1852 14.00 2865 2416 92.7 19669 33 B p 6 0 62.1 3.55 59.8 5.69 24988 6350 261 48896 7785 1635 17.00 2649 2230 86.7 19137 34 C s 7 v 81.3 63.6 4.34 63.6 6.17 20772 5327 213 48335 4198 392 3.08 1756 1475 55.7 23575 35 C s 7 -3 36 C s 7 -2 64.0 4.11 58.1 5.94 19581 5358 248 67292 5492 718 4.48 1812 1506 62.8 23886 37 C s 7 -1 62.7 4.47 59.7 5.81 20450 5637 222 58955 5444 540 4.91 1876 1533 65.8 24200 38 C s 7 0 60.0 4.99 61.2 5.64 20926 5637 223 56551 5879 535 11.50 1855 1527 68.1 24478 39 C s 8 v 86.4 64.8 4.50 65.3 6.59 19862 5885 204 49657 2487 152 -0.06 1370 1195 40.6 22454 40 C s 8 -3 66.4 4.52 61.8 6.04 20506 6597 228 57232 4666 458 2.53 2258 1929 68.0 24993 41 C s 8 -2 66.9 4.45 62.3 5.95 21010 6381 222 55308 4985 528 2.32 2128 1782 61.2 24491 42 C s 8 -1 65.4 4.29 62.8 5.77 21318 6071 226 56951 5033 375 6.47 2196 1842 66.4 24013 43 C s 8 0 65.2 4.65 59.1 5.67 21360 6907 314 59196 5109 352 4.72 2003 1673 62.5 24327 44 C p 9 v 86.0 65.5 4.40 65.3 6.48 20184 6164 449 57833 2517 183 -0.18 1242 1094 37.0 22639 45 C p 9 -3 64.4 4.63 61.9 5.79 21696 7155 251 56390 5431 617 5.01 2169 1804 66.5 24763 46 C p 9 -2 64.0 4.58 62.6 5.66 21514 6876 251 56270 5727 539 6.39 2311 1913 74.8 24722 47 C p 9 -1 63.0 4.73 60.7 5.69 21752 7124 249 56671 6041 784 8.12 2350 1941 74.4 24424 48 C p 9 0 64.5 4.84 57.8 5.66 21808 6876 352 59236 5650 456 14.20 1890 1559 64.6 25308

orga nische stof (105-550°C) vocht

(70-105°C) vocht (20-105°C)

Brongegevens van compostanalyse. Compostherkomsten: composteerders A. B en C. s en p: snijers, respectievelijk plukkers.

(21)

# compostype teler t kg per m^2 N P Mn Ca 1 A s 1 v 2 A s 1 -3 91.2 2.07 90.1 65986 12792 8 321 3 A s 1 -2 92.4 2.19 89.7 55887 12235 7 281 4 A s 1 -1 93.7 1.97 89.7 46810 10934 6 281 5 A s 1 0 25.3 94 1.77 89.4 45802 10996 6 321 6 A s 2 v 7 A s 2 -3 92.5 2.56 89 57806 12637 7 681 8 A s 2 -2 92.9 2.14 89.1 53057 12513 6 521 9 A s 2 -1 93.8 1.61 89.8 47020 11398 5 521 10 A s 2 0 20.3 94.3 1.825 89.25 42370 11058 6 641 13 A p 3 v 14 A p 3 -3 92.7 2.17 89.5 49346 11398 7 441 15 A p 3 -2 93.2 1.98 90.2 43379 10531 6 401 16 A p 3 -1 92.5 1.81 90.4 45480 10810 6 361 17 A p 3 0 17.1 91 1.87 90.4 54276 12080 7 361 18 B s 4 v 19 B s 4 -3 89.9 2.28 90.3 74334 14031 10 1523 20 B s 4 -2 90.7 2.88 89.1 72317 13845 9 1202 21 B s 4 -1 92.2 2.65 89.3 59388 12513 8 721 23 B s 4 0 15.3 92.8 1.98 90.2 48197 10655 6 361 24 B s 5 v 25 B s 5 -3 91 2.42 89 67428 14000 9 681 26 B s 5 -2 92.2 2.2 88.7 61167 13226 8 601 27 B s 5 -1 93.5 1.93 88.6 53338 12235 6 441 28 B s 5 0 18.7 93.9 1.89 88.6 46292 10903 6 441 29 B p 6 v 30 B p 6 -3 92 5.31 88.3 65775 13226 7 481 31 B p 6 -2 92.2 4.45 89.4 51755 11584 6 361 32 B p 6 -1 91.8 3.14 90.5 46474 10314 5 200 33 B p 6 0 19.3 92.1 4.23 89.6 49850 11243 4 321 34 C s 7 v 35 C s 7 -3 36 C s 7 -2 91.6 5.46 89.1 68605 14124 7 761 37 C s 7 -1 92.8 4.96 89.1 55354 12606 6 481 38 C s 7 0 16.9 93.5 4.06 90 47175 10748 5 281 39 C s 8 v 40 C s 8 -3 91.5 1.98 89.4 68255 13567 8 641 41 C s 8 -2 92.3 2.8 89.2 61952 12885 6 641 42 C s 8 -1 93.2 2.33 89.6 49107 11213 6 401 43 C s 8 0 17.7 93.6 3.32 89.7 38322 10345 4 401 44 C p 9 v 45 C p 9 -3 92.6 1.88 89.3 54388 11770 6 521 46 C p 9 -2 93 1.48 89.7 47077 10655 5 281 47 C p 9 -1 93.1 3.5 90 41922 9757 4 48 C p 9 0 18.9 91.6 3.11 91 42790 9819 5 200 160 (105-550°C)

Brongegevens van champignon-analyse. Compostherkomsten: composteerders A. B en C. s en p: snijers, respectievelijk plukkers.

(22)

Bijlage 3. Grafische weergave van de

regressieanalyse van de meetgegevens

Samenstelling Compost

1 compost vochtgehalte (gedroogd vanaf 20 tot 105 ∘C)

60 65 70 60 65 70 -6 10 15 60 65 70 -6 10 15 -6 10 15 vo ch tgeh al te , % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

2 compost vochtgehalte (gedroogd vanaf 70 tot 105 ∘C)

2 3 4 5 2 3 4 5 -6 10 15 2 3 4 5 -6 10 15 -6 10 15 vo ch tg eh alte (70-> 105 o C) , % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(23)

3 compost pH 5.5 6.0 6.5 5.5 6.0 6.5 -6 10 15 5.5 6.0 6.5 -6 10 15 -6 10 15 pH 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

4 compost organische stof gehalte

55 60 65 70 75 55 60 65 70 -6 10 15 55 60 65 70 -6 10 15 -6 10 15 or ga ni sc he stof in dro g e st o f, % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(24)

5 compost N-totaal gehalte 20 22 24 26 20 22 24 26 -6 10 15 20 22 24 26 -6 10 15 -6 10 15 N-t o ta al in d s, g/k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

6 compost P-totaal gehalte

5 6 7 5 6 7 -6 10 15 5 6 7 -6 10 15 -6 10 15 P to ta al in ds, g /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(25)

30 40 50 60 70 30 40 50 60 70 -6 10 15 30 40 50 60 70 -6 10 15 -6 10 15 Ca to taal in ds, g/ kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

8 compost Mn-totaal gehalte

0.2 0.3 0.4 0.5 0.2 0.3 0.4 0.5 -6 10 15 0.2 0.3 0.4 0.5 -6 10 15 -6 10 15 M n totaa l i n ds, g/ kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(26)

9 compost N-beschikbaarheidsgehalte (organisch en anorganisch) 2 4 6 8 2 4 6 8 -6 10 15 2 4 6 8 -6 10 15 -6 10 15 N b e schikb aa r (o rg + anorg) in ds , g/kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p 10 compost NH4-N beschikbaarheidsgehalte 500 1000 1500 2000 2500 500 1000 1500 2000 2500 -6 10 15 500 1000 1500 2000 2500 -6 10 15 -6 10 15 N-NH4 b e sc hikb aa r in d s, m g /kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(27)

0 10 20 30 0 10 20 30 -6 10 15 0 10 20 30 -6 10 15 -6 10 15 N-NO 3 b e sc hikb aa r in d s, m g /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(28)

12 compost P beschikbaarheidsgehalte (organisch & anorganisch) 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 -6 10 15 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 -6 10 15 -6 10 15 P b e sc hi kb aa r ( o rg + a no rg ) i n ds, g /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

13 compost PO4-P (anorganisch) beschikbaarheidsgehalte

1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 -6 10 15 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 -6 10 15 -6 10 15 P-PO 4 b e sc hikba ar i n d s, g /kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(29)

10 15 20 25 30 10 15 20 25 30 -6 10 15 10 15 20 25 30 -6 10 15 -6 10 15 Ca bes c h ik b aa r in ds, g /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p 15 compost Mn beschikbaarheidsgehalte 40 60 80 100 40 60 80 100 -6 10 15 40 60 80 100 -6 10 15 -6 10 15 M n bes c h ikba a r i n ds, mg /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(30)

Samenstelling champignons

16 champignons droge stof gehalte

6 8 10 12 6 8 10 12 8 10 12 14 16 6 8 10 12 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 droge st of geh alt e , % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p

17 champignons vochtgehalte (gedroogd vanaf 70 tot 105 ∘C)

2 4 6 2 4 6 8 10 12 14 16 2 4 6 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 vo cht g eh al te (70 -> 105 o C) , % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(31)

88 90 92 88 90 92 8 10 12 14 16 88 90 92 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 o rg ani sc he s to fg e h alte in ds , % 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p 19 champignons N gehalte 40 60 80 40 60 80 8 10 12 14 16 40 60 80 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 N in ds , g/kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(32)

20 champignons P gehalte 10 12 14 10 12 14 8 10 12 14 16 10 12 14 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 P in ds , g /kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

3p 6p 9p 21 champignons Ca gehalte 0.5 1.0 1.5 0.5 1.0 1.5 8 10 12 14 16 0.5 1.0 1.5 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 Ca in ds, g/ kg 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(33)

4 6 8 10 4 6 8 10 8 10 12 14 16 4 6 8 10 8 10 12 14 16 8 10 12 14 16 18 Mn i n ds, mg /k g 1s 2s 4s 5s 7s 8s

tijd, dagen (afventileren is dag 0)

(34)

Bijlage 4 Teeltgegevens.

Herkomst Teelt- Vullen Opruwen Afvent. Oogst vlucht 1

Teler compost wijze Afdekken datum dag na vullen s1 A snij 3-aug-07 niet 7-aug-07 20-aug-07 17

s2 A snij 3-aug-07 niet 9-aug-07 22-aug-07 19 p3 A pluk 6-aug-07 niet 11-aug-07 23 - 26 aug-07 17 - 21 s4 B snij 6-aug-07 13-aug-07 16-aug-07 28-aug-07 22 s5 B snij 6-aug-07 13-aug-07 15-aug-07 28-aug-07 22 p6 B pluk 7-aug-07 13-aug-07 15-aug-07 27 - 31 aug-07 20 - 24 s7 C snij 28-aug-07 niet 1-sep-07 13-sep-07 17 s8 C snij 9-aug-07 niet 14-aug-07 28-aug-07 19 p9 C pluk 9-aug-07 niet 14-aug-07 26 - 29 aug-07 17 -20

Vocht mycgr vulgewicht Bijvoeding

Teler % pH N N-tot As CN dagen kg/m2 Ras middel kg/ton s1 64 6.3 2.32 29.6 15.2 17 82 S 512 Substrad 16 s2 61 6.2 2.28 28.7 15.6 18 79 A 2000 MC 6000 14 p3 66 6.5 2.17 2.19 29.7 16.2 14 86 A 15 Champfood 14 s4 63 6.1 16 94 A 15 Agrichamp 14 s5 62 6.2 17 92 A 15 Agrichamp 16 p6 64 6.2 16 92 A 15 Agrichamp 12 s7 62 6.3 17 81 A 15 MC 3000 15 s8 64 6.1 17 86 A 15 MC 6000 15 p9 65 6.2 17 86 A 15 MC 3000 15 Teler producent s1 Topterra s2 Euroveen p3 CNC s4 Euroveen s5 CNC p6 CNC s7 Euroveen s8 Euroveen p9 CNC

Watergift Opbrengst vlucht 1

in composvoorbeop vlucht 1 Sortering %

Teler vullen l/m2l/m2 l/m2 kg/m2 kg/ton F kwal I M kwal I R kwal I kwal II Ind

s1 0 22 26 25.3 309 100 s2 0 24 19 20.3 257 27 73 p3 0 17 7 17.1 199 24 51 0 18 4 s4 0 18 8 15.3 163 98 2 s5 0 19 11 18.7 203 42 58 p6 5 22 0 19.3 210 11 56 25 0 8 s7 0 21 15 16.9 207 100 s8 1 17 7 17.7 205 8 92 p9 0 15 4 18.9 220 19 46 27 0 8 reuze grof extra

euromix 80-80-10 euromix 8-90-10 plus basis extra 90 - 10 grot met CI euromix 8-90-10 snijders mix nat +

type Dekaarde

Compost

(35)

Bijlage 5: Analyse methode mineralen bepaling

Analyse methode (proj Voeding)

De chemische analyse aan monsters compost en champignons werd uitgevoerd door het Chemisch Biologisch Laboratorium Bodem, Wageningen-UR (CBLB). Het ging in totaal om 45 monsters compost en 36 monsters champignons.

Compost.

In het verse materiaal is eerst de pH gemeten volgens 1:1,5 volume-extractie-methode.

Vervolgens is de compost gedroogd tot constant gewicht bij 70 °C. Een deel van dit gedroogde materiaal is verder gedroogd bij 105 °C.

Het bij 70 °C gedroogde materiaal is vermalen tot een diametergrootte tussen 0.5 - 1 mm.

In de bij 70 °C gedroogde monsters compost is het organische stofgehalte bepaald door de monsters te verassen bij 550 °C.

In de gemalen monsters compost is het totaal- en beschikbaarheidsgehalte gemeten van mineralen gemeten (tabel 3).

Voor totaalbepalingen werd het monster volledig in oplossing gebracht door destructie in een mengsel van geconcentreerde sterke zuren.

Voor beschikbaarheidsbepalingen van mineralen door planten, werd het compostmonster geëxtraheerd in een 0.01 M CaCl2 oplossing. In de verkregen oplossingen werden de mineralen gemeten (tabel 3). Voor meting van calcium werd het compostmonster geëxtraheerd in een 0.03M NaCl oplossing. Voor de uiteindelijke analyse in de verkregen extracten werd de ICP-AES methode gebruikt.

Champignons.

Champignons zijn gedroogd tot constant gewicht bij 70 °C. Een deel van dit gedroogde materiaal is verder gedroogd bij 105 °C.

Het bij 70 °C gedroogde materiaal is vermalen tot een diametergrootte tussen 0.5 - 1 mm.

In de bij 70 °C gedroogde monsters champignons is het organische stofgehalte bepaald door de monsters te verassen bij 550 °C.

In de gemalen monsters champignon is het totaal gehalte gemeten. Hiertoe werd het monster volledig in oplossing gebracht door destructie in een mengsel van geconcentreerde sterke zuren. Voor de uiteindelijke analyse in de verkregen extracten werd de ICP-AES methode gebruikt.

(36)
(37)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The Code of Professional Standards for the Practice of Public Relations includes guidelines on professional conduct towards clients and employers; colleagues; the

Die boonste verdieping bestaan hoofsaaklik uit ’n hoofslaapkam er met sy eie kaggel, waaruit twee deure lei, een na die veranda en die ander na ’n

Die navorsingsvraag soos hierbo gestel, sal met behulp van die volgende hipotese ondersoek word: Daar is ’n beduidende verskil tussen kerklidmate se houding teenoor

pulsar wind nebulae, particle evolution models, Fokker-Planck transport equation,.. spherically-symmetric, axisymmetric, diffusion, drift,

Therefore, this paper reviews the literature on aggression in humans, and covers aspects relating to the defini- tion of aggression, the various subtypes of aggression, evidence

This dissertation sets out to test the hypothesis that Egyptian and Hellenistic connections to Jewish beliefs about the functioning of angels facilitated the reception of

Do the alternative vineyards, integrated vineyards and natural habitat differ in terms of their: - Environmental conditions - Arthropod abundance and species richness -

14) Scientific study enables one to understand why communication problems occur. Effective communication is important in personal life and the business world. 16) This model makes