• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG25(3), 2004 50

Lapilli

Larsvanden Hoek+Ostende

Veel-plaatjes-dragers

Multiplacophora zijn

nog minder bekend dan

Polypla-cophora.

Deze

diertjes

leefden alleen in het latere

Paleo-zoïcum, en

zijn

dan ook nog alleenmaarbekend uit Amerika. Net als

bij

keverslakken bestaat het

uitwendig

skelet uiteenaantal losse

plaatjes.

Deze

zijn

echter

volgens

eenheel anderpatroon

gerangschikt.

Ze

liggen

in drie

rijen

naast elkaar. Ook hier worden over het

algemeen

de

plaatjes

los

teruggevonden.

Maar dan

zijn

zenog

gemak-kelijk

teonderscheiden van dievan de

Polyplacophora.

Die

zijn namelijk symmetrisch, terwijl

dievande

zijrijen

vande

Multiplacophora

dat niet

zijn.

Er

zijn

dus zoal de

nodige

verschillentussen beide groepen

‘veel-plaatjes-dragers.’

En vooral omdat wehet

basispatroon

van de keverslakken al vanaf het Cambriumkennen, werden de

Multiplacophora

als eenaparte,

enigmatische

groep ge-zien.

De drie Amerikaanse onderzoekers hebben de

Multiplaco-phora

nuop hun

plaats

gezet. Ze

beschrijven

uit het Car-boonvanIndianaeennieuwe soort,aande hand van een fossielwaarvande

platen

nog allemaal in verband

liggen.

Daardoor kondenze vandeze

Polysacos

vickersianumeen

hoop

kenmerkenscoren die anders niet

mogelijk zijn.

En Als ik vertel dat ik

gymnasium gedaan heb,

denken veelmensendat dat weleengroot voor-deelmoet

zijn.

Al die

wetenschappelijk

namen

zijn

immers

afgeleid

vande klassieke talen. Nu valt dat enorm mee.Het iswaar

datje

delenvan namenmisschien wat

gemakkelijker herkent,

maardatkan

juist

verwarrend werken. Wantwat denktu van de

Polyplacophora

ende

Multiplacophora.

Dat

zijn

dus beesten die veel

plaatjes

dragen.

Maar omdat

Poly (GR)

enMulti

(L)

allebei veel

betekenen,

zal

je

toch echt de

wetenschappelijke

naam zelfmoeten onthouden. Maar sinds het

verschijnen

van het artikel vanVendrasco,Wood en

Runnegar

in Nature van20 mei

(lit. 2),

ga

je

in ieder

geval

nietmeer zo heel erg af als

je

heteen

keertje

fout doet.

Polyplacophora

is de

wetenschappelijke

naam voorde

ke-verslakken,

eenrelatief onbekende groep weekdieren. Het

uitwendig

skeletvande

diertjes

bestaat uiteen

rij

vanacht

plaatjes,

die metelkaar articuleren. Na de doodvanhet dier zullen die

plaatjes

meestalloslaten,endat maakt het

een

lastige

groepvoor

paleontologen.

Toch is de evolu-tionaire

geschiedenis

vande keverslakken

vrij aardig

be-kend. Zoweten wedat het

basispatroon

vanacht

plaatjes

ineen

rij

al

aanwezig

was vanaf het Cambrium.

(2)

51

AFZETTINGEN WTKG 25 (3),2004

dat biedt

natuurlijk mogelijkheden.

Zo kon het fossiel

mee-genomenworden in een

computeranalyse.

Een

daarbij

bleek dat

Polysacos,

samen met eenander

multiplaco-phoor,

gewoontussen de keverslakken inviel.Vendrasco etal. beschouwen de Paleozoïsche fossielen dus niet

langer

alseenapartegroep,maarmakener eenordevanbinnen de keverslakken.

Nu heb ik nooit wakker

gelegen

vande

juiste systematische

positie

vande

Multiplacophora.

Maarwatikzoleuk vind aande conclusiesvande Amerikaanse

paleontologen,

is datze zo

goed

passen ineenpatroon. De keverslakken werden

altijd gezien

alseenerg conservatieve groep. Dat komt doordatwevanuithet heden

terugkijken

omtezien welke fossielen passen

bij

derecente fauna. We

kijken

van

jong

naaroud. En in het

geval

vande

Polyplacophora

vondenwehetrecente

bouwplan

terugtot in het Cam-brium. Maar

feitelijk kijken

wetegende stroomvande evolutionaire

ontwikkeling

in. En daardoor missenwewel eenseen

zijtak.

Onze

vooringenomenheid

datkeverslakken acht

plaatjes

opeen

rij

hebben,betekende datwede

zij-takken die

experimenteerden

metiets andere

bouwplannen

niet thuis konden

brengen.

We hadden alleen oogvoorhet

patroondatweuit derecente fauna kenden.

De stamboomvanhet leven

verloopt

vanoudnaar

jong,

enkent vele

zijtakken.

Demeeste van die takken

lopen

dood. Dit is met name

goed

teherkennen in het

Paleo-zoïcum, dat

eindigde

met de

grootste

crisis die het leven oponze

planeet

ooit doormaaktc.

Bij

deze

uitstervingsgolf

werd de verscheidenheidvanveel groepen

gedecimeerd.

Maar hetzelfdepatroon zienweook in andere

tijden,

en in andere

diergroepen.

Door verderte

kijken

danonze neus

lang

is,kunnenwe somskomentotconclusies die achteraf beschouwd voor de hand

lagen.

Want wat zouden

veel-plaatjes-dragers

anderskunnen

zijn

dan

veel-plaatjes-dragers.

Grieks of

Latijn

maakt

(althans

in dit

geval)

niet veel uit.

Een Duitse kolibrie

Eenvan

mijn

docenten definieerde

wetenschap

als “Zo

ja,

ha! Zo nee, hé!”

Wetenschappers

gaan uitvan een

hypothese,

enalszedie

beves-tigd

zien,denkenze“Ha,ik had

gelijk.”

Maar als het

ex-periment

eenheel andere

wending

neemtdanzeaannamen, is het“Hé,watis hieraande hand?” Er

ligt

daneennieuwe

onderzoeksvraag.

U

begrijpt, vooruitgang

komt door

we-tenschappers

die geen

gelijk krijgen.

Eenvande leuke

dingen

van

paleontologie is, datje

afen toeookeen“Hè”-Erlebnis

erbij

hebt. Je vindtiets,enweet niet

goed

wathetis, of het is iets heel anders dan

je

zou verwachten. “Hè”-Erlebnissen

zijn

erg

goed

voorde

voor-uitgang.

Ik vraagmeaf of Gerald

Mayr tijdens zijn

bezoekaanhet

Staatliche Museum für NaturkundeeenHa-, Hé- of

Hè-Erlebnis

gehad

heeft. In ieder

geval

vond

hij

iets

opmer-kelijks

in de

magazijnen

van hetmuseum, toen

hij

het materiaalvan de

Oligocene kleiput

Bott-Eder aan het

bekijken

was.De

plaat

SMNS 80739 toondeeen

vogel-skeletje

dat alle kenmerken

droeg

vande moderne koli-bries.

(of Hé),

eenkolibrie in Duitsland? Dat isvreemd,want

tegenwoordig

leven kolibries uitsluitend in Centraal-en Zuid-Amerika. Dater overde evolutionaire

geschiedenis

vandeze

beestjes weinig

bekendis,zal niemand verbazen.

Vogelskeletten

fossiliseren sowieso slecht, en

weinig

vogeltjes zijn

zo

fragiel

alseenkolibrie. Veel verder dan eenpaar

geïsoleerde botjes

uit het KwartairvandeNieuwe Wereldwaren wedan ook nog niet

gekomen.

Maar als

je

dan het

geluk

hebt

datje

eenskelet

vindt,

danzou

je

toch echt niet in deeerste

plaats

verwachten dat dat uit Duitsland komt.

Tochzou

Mayr

ookeenHa-Erlebnis

gehad

hebben. Want alhoewelernooit fossielenvanmoderne kolibries gevon-denwaren,waren er al eenaantal vondsten bekendvan

primitieve

vormen.Als

paleontoloog

aanhet

Senckenberg

Instituut kende

Mayr

in ieder

geval

één vandie vondsten

erg

goed, Parargornis

messelensis uit de

vindplaats

Mes-sel. En uit de Kaukasus waren ook twee

kolibrieachtige

skeletjes

bekend,

Argornis

caucasicusen

Jungornis

tessel-latus. Maar

vorig jaar

had

Mayr

nog aangegeven dat deze weliswaar behoordentoteenstamgroepwaaruit de

koli-briesontstaanzouden

zijn,

maarnog geenechte kolibries

waren.De nieuwevorm,Eurotrochilus

inexpectatus (de

onverwachte

Euro-kolibrie),

is dat dus wel. Omdat

Mayr

al

gepubliceerd

had over al die andere

bijna-kolibries,

neemikaandat

zijn

bezoekaan

Stuttgart

geen toevalwas. Een

beetje

“Ha”, moeterdus wel

bij

gezeten hebben,al

washetmaar“Ha, dit is iets voorScience.”

Hoe het ook

zij,

hè,

ha of hé, het artikel dat 7 mei in

Science

(lit. 1)

verscheenis inderdaadeenstapvoorwaarts. Nietalleen omdathet ietszegtoverde

origine

vankolibries

(leuk

voorde

specialisten),

maarook omdat heteenaantal

wetenschappers

op andere

gebieden

aanhet denken kan zetten.

Mayr

noemtzelf al de

gevolgen

voorde co-evolutie vanbloemenen

vogels.

We

zijn

er

altijd

van

uitgegaan

dat het

overbrengen

vanstuifmeel door

vogels

een Ameri-kaanse

aangelegenheid

was. Dit is

namelijk typisch

iets

voorkolibries. Maarnuis

duidelijk

dat ooit deze

mogelijk-hedenerookwarenin de Oude Wereld. Maar ook

zoog-dierpaleontoiogen

mogen zich nog eens achter deoren krabben. Toen

jaren geleden

een

Europese

miereneter uit Messel beschrevenwerd,was dat

aanleiding

voorheelwat discussies. Net als kolibries

zijn

miereneters

typisch

Ame-rikaanse dieren. Maarwas er eenechtverband,of hadden

wete makenmet convergenteevolutie. Een link tussen fauna’s uit Duitsland enZuid-Amerika leek

nauwelijks

denkbaar,dus zou

je

denken dat we hier inderdaadte maken haddenmet

convergentie.

Maar

ja,

nu erdus ook kolibries in Duitsland

gevonden

worden, denk

je

toch “Hé!”

(3)

AFZETTINGEN WTKG25(3), 2004 52

Literatuur

1

Mayr,

G„ 2004 Old World fossil record of

modem-type

hummingbirds.

Science304,pp. 861-864. 2 Vendrasco, M.J., T.E. Wood & B.N.

Runnegar,

2004.

Articulated Palaeozoic fossil with 17

plates greatly

expands disparity

of

early

chitons. Nature429,pp. 288-291.

*Lars W. vanden HoekOstende, NationaalNatuur-historisch MuseumNaturalis,Postbus9517,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Based on the success of optimally designing three incremental FTTH networks, as obtained from the three case studies conducted and used for verification and validation purposes, it

 USB needs to actively try to keep experienced mentors for continuity & learning of new mentors – e.g. experienced mentors can choose who they want to mentor

For the focus of this study in the induction of newly- appointed principals, it was essential to see how other related programmes of professional development of

A broad search was conducted in order to obtain all available studies that were pertaining to the research question. Thereafter, filtering was done in order to ensure that all

[r]

This is significant in that, after a traumatic birth experience, emotional disturbance and post-traumatic stress responses could influence growth and transformation in the

The anthropometric results showed that early developers on average displayed the smallest stature, highest average body and muscle mass as well as fat percentage values with

SOUTH AFRICA. Report of the Commission of Inquiry into certain matters relating to the University of the North.. DET Information Bulletin. Education Ordinance, No. Pretoria: