• No results found

Zeeuwse noten bij Marquet’s werk over de Pliocene Gastropoda van (onder meer) Kallo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zeeuwse noten bij Marquet’s werk over de Pliocene Gastropoda van (onder meer) Kallo"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

86 AfzettingenWTKG 19(4), 1998

Zeeuwse

noten

bij Marquet’s

werk

over

de Pliocene

Gastro-poda

van

(onder meer)

Kallo

P.W. Moerdijk & A.C. Rijken*

DE NASSARIIDAE

Vooraf zij gesteld dat het lang niet altijd eenvoudig is om de verschillende soorten

Nassariidae te herkennen. Dit wordt vooral veroorzaakt door de enorme variabiliteit van

sommige soorten. Maar ook andere verschijnselen kunnen een goede determinatie van de verschillende soorten bemoeilijken. Zo is een opvallend verschijnsel dat wij bij Nassarius dollfusi aantroffen (en waar wij ook in onze publicatie op wezen), dat bij exemplaren met

een varix op de windingen de binnenlip niet de juist voor deze soort zo kenmerkende

pariëtale knobbeltjes vertoont. Daarmee lijken

dergelijke

exemplaren wel wat

op Nassarius consociatus. Het exemplaar dat Marquet als N. consociatus uit de Zanden van Kruisschans afbeeldt (p. 144, afb. C) is zo’n exemplaar van N. dollfusi. Dit exemplaar was overigens

al eerder door hem afgebeeld in zijn verhandeling over de Zanden van Kruisschans (1993). Hij illustreert daarmee dat N. consociatus onder meer in de Zanden van Kruisschans voorkomt. Men kan zich op grond van de

onjuiste

determinatie van het afgebeelde

materiaal echter afvragen of dit

werkelijk

het geval is.

Op p. 149 moetNassarius spectabilis vandewouweri (Glibert, 1959) afgebeeld en

behan-deld zijn. Zelf kennen we daar geenmateriaal van, maar we hebben wel bekeken of deze

soort in het Zeeuwse materiaal aanwezig is. Adam & Glibert (1976) geven in de

beschrij-ving: “Sculpture spirale trés délicate, comportant sur les premiers tours 11-13 cordonnets

trés fins, ...”

, vervolgens “une varice plus ou moins large

et épaisse” en “Un pli

parietal”. Deze kenmerken zijn ook daadwerkelijk bij de twee door hen afgebeelde exemplaren waar te nemen.

Marquet’s exemplaar

heeft aan de foto te beoordelen echter

niet veel meer dan 6 spiraalribben op de oudste windingen, terwijl de beschrijving geeft:

“De buitenlip is niet verdikt” en “De pariëtale tand is uiterst zwak en nauwelijks zicht-baar”. Wij twijfelen er dan ook aan of het materiaal van Marquet N. spectabilis vandewou-weri betreft. Het komt echter ook niet overeen met

enige

soort die ons van het Zeeuwse

materiaal bekend is, dus interessant is het in ieder geval.

In een drietal artikelen in de Contributions en een even groot aantal artikelen in het

Bulletin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen behandelt dr. R. Marquet de in de Pliocene ontsluitingen van Kallo en andere Belgische ontsluitingen van

met name het Plioceen aangetroffen gastropodenschelpen. Op basis van deze artikelen

steldeMarquet de monografie “DePliocene gastropodenfauna van Kallo (Oost-Vlaanderen, België)” samen. Het boek geeft een goed overzicht van de Pliocene Gastropoda zoals die

in de ontsluitingen in Kallo zijn aangetroffen. Marquet verdient daarom met dit boek zeer

zeker een groot compliment. Kanttekeningen plaatsen bij zo’n boek is een eenvoudiger

opgaaf. Op de taxonomische inzichten van Marquet valt zo hier en daar wel wat af te

dingen, maar doorgaans is dat niet storend. Op een tweetal plekken (m.b.t. de Nassariidae en Nucella incrassata en Spinucella tetragona) gaat hij echter naar onze mening nogal flink

uit de bocht. Daar willen wij dan ook

op reageren, vooral omdat dit

interpretaties

bevat

met betrekking tot het Zeeuwse materiaal en - in het eerste geval - omdat daarin wordt

gerefereerd aan onze publicatie “Fossiele schelpen van de Zeeuwse stranden en zeegaten”

(2)

Werkgroep

voor

Tertiaire

en

Kwartaire

Geologie

Amsterdam, 3 december 1998.

Namens het bestuur van de WTKG nodig iku hierbij uit tot hetbijwonen van de

WINTERVERGADERING

Datum; zaterdag 9januari 1999

Plaats: NITG-TNO

Adres: Oorkondelaan 15 teHaarlem

Parkeren kan in degaragevan de Dienst voorauto’s zonder gastank;anders in de direktenabijheid.

Zie ommezijde vandeze convocatie voor deroutebeschrijving.

Het programma is alsvolgt:

lO.OOu - 10.30u

Ontvangst metkoffie 10.30u - ll.OOu

Huishoudelijk gedeeltevan devergadering

11,00u - 12.00u Voordracht door Robert

Marquetmetals titel;

“Determinatie-kenmerken en-problemen van deCerithiopsidae vanhet

AntwerpsePlioceen” 12.00u - 13.00u Lunchpauze

13.00u - 15.00u Determinaties

DETERMINATIESESSIE

Op deze determinatiedagkomt de fauna van Kallo aan de orde. Na het ochtendprogramma met de

voordracht van Robert Marquet gaan we ‘s middags zelf aan de slag. Robert zal helpen bij de

probleemgevallen onder alle gastropoden en de twijfelgevallen controleren. Hetonlangs van zijn

hand verschenen boek “De Pliocene Gastropoden van Kallo” kan een

goede

hulp zijn bij de

voorbewerking

thuis. (Zie de

vorige Afzettingen

voor meer informatie omtrent ditboek.) Het boek zal verkrijgbaar zijn

op de

bijeenkomst.

Ook wil hij graag uw tweekleppigen bekijken. Dit wordt

namelijk zijn volgende project.

Kristiaan Hoedemakers, evenals Robert lid van de BVP, zal aanwezig zijn om u te helpen met de determinatie van haaietanden en otolieten uit hetAntwerpsePlioceen.

Mocht u bryozoën hebben verzameld en u weet er geenraad mee, breng ze ook mee. Rob van

Slageren wil ergraag evennaar kijken.

(3)

VOORJAARSVERGADERING

De

vooij aarsvergadering

met aansluitend de

Algemene

Leden

Vergadering

zal

plaats

hebben op zaterdag 13 maart 1999 in Naturalis te Leiden. De gastvrijheid daar wordt door de vereniging bijzonder op prijs gesteld. Op die dag kunnen in Naturalis tevens de geologische presentaties

worden bekeken. Tweelezingen staanvoor die dag op het programma. De lezinggevers hebben inmiddels hun medewerking altoegezegd. Het definitieve programma moetnog worden

vastgesteld

enzal in de convocatie van maart 1999 worden

opgenomen.

R. Wiggers, secretaris

Orteliuskade 76III, 1056NG Amsterdam. Tel. 020-6124960.Email:

ruudw@cs.vu.nl

(4)

Afzettingen WTKG 19(4), 1998 87

Over Nassarius scaldisianus Adam & Glibert, 1976 (fig. 1 a) stelt Marquet

op p. 150: “Nassarius scaldisianus werd tot nu toe niet herkend in het Nederlands strandmateriaal, alhoewel ze voorkomt in materiaal, gedregd uit de Westerschelde en aangevoerd te

Yerseke (coll. R. Marquet). VanRegteren Altena rekenden deze soortwaarschijnlijk bij de

“woodi” vorm van Nassarius reticosus, vermits zij “Nassa serrata Harmer” als een

synoniem

van deze vorm vernoemden. Moerdijk et al. (1992) rekenden de soort

waar-schijnlijk bij Nassarius ligusticus (Bellardi, 1882) of bij Nassarius reticosus.”

Waar wij in onze publicatie spreken over Hinia ligustica, hebben we het over de soort

waarvan wij aannemen dat die door van Regteren Altena et al. in de Fossielenatlas als

zodanig wordt aangeduid. De afbeelding in de fossielenatlas is helaas niet van grote

duidelijkheid, de beschrijving summier en wij hebben ons materiaal niet met het door van

Regteren Altena et al. gebruikte materiaal vergeleken. Het is een middelgrote Nassarius

waarvan nogal watexemplaren bekend zijn uit het Zeeuwse en daarbij vrij sterk lijkt

op de in Zeeland algemene forma woodi van Nassarius reticosus. De mondopening is echter

steeds kleiner en er is altijd een duidelijke pariëtale tand aanwezig. De door van Regteren

Altenaet al. gegevenbeschrijving kan op geenandere van deregelmatig gevonden soorten

in het Zeeuwse van toepassing zijn en de schelpen horen zeker niet tot de andere

genoem-de soorten. Van belang is vooral dat van Regteren Altena et al. vermelden: “pariëtale tand

aanwezig”.

Waar onze Zeeuwse schelp zeer zeker mee overeen komt is met wat Adam & Glibert

(1976) als N. scaldisianus hebben beschreven. Wij haddentoentertijd echter deze publicatie

niet totonze beschikking.

N. scaldisianus lijkt vrij sterk

op N. reticosus, forma woodi Harmer, 1920 (fig. 1 b) maar blijftwat kleiner, de laatste omgang en de mondopening zijn aanzienlijk lager en er is een

duidelijke pariëtale tand aanwezig. Hij lijkt ook uitermate sterk op Nassarius ligusticus, afgaande op de door Adam & Gilbert (1976) afgebeelde exemplaren van beide soorten. Maar

op gezag van deze auteurs nemen wij aan dat er een aantal constante verschillen is.

Het type-exemplaar en een van de twee paratypes van N. scaldisianus is afkomstig uit de

Zanden van Luchtbal, van het andere

paratype is de exacte stratigrafische herkomst niet bekend. Marquet geeft voor Kallo aan: “zeldzaam in de Zanden van Oorderen, waar ze

enkel in het bovenste niveau (met Angulus benedeni) voorkomt, en iets algemener in de Zanden van Kruisschans”. Ook de

opmerking

“Een pariëtale tand is soms aanwezig” is

opvallend: in het Zeeuwse materiaal is deze namelijk altijd aanwezig. De schelp die door

Marquet wordt afgebeeld in zijn boek (het artikel in de Contributions geeft geen afbeel-ding) behoort in ieder geval niet tot N. scaldisianus: het is een exemplaar van N. reticosus, forma woodi. Deze vorm komt evenals in het materiaal uit de Westerschelde, algemeen

voor in de Zanden van Kruisschans, naastde forma tiara van dezelfde soort, waarmee hij

door alle mogelijke

overgangen verbonden is. De beide extreme vormen woodi en tiara van N. reticosus lijken echter zo weinig op elkaar dat wanneer men van beide vormen

slechts één exemplaar ter beschikking heeft het niet te geloven is dat ze tot één en dezelfde

soort behoren. De vergissing van Marquet is, als je ter vergelijking geen materiaal van N. scaldisianus tot je beschikking hebt, dan ook zeer begrijpelijk.

Kortom:

Nassarius (Hinia) ligusticus sensu van Regteren Altena et al. en Hinia ligustica sensu

Moerdijk et. al. (beide non Bellardi) zijnNassarius scaldisianus Adam & Gilbert, 1976.

• Deze soort was dus al wel degelijk herkend in Nederlands strandmateriaal, maar

dan als Nassarius (Hinia) ligustica sensu van Regteren Altena et al. Het valt echter te

betwijfelen of Marquet deze soort wel in het Nederlandse materiaal heeft herkend, immers:

(5)

Afzettingen WTKG 19(4), 1998 88

• Nassarius (Uzita) scaldisianus sensu Marquet, 1998 (non Adam & Glibert, 1976) is (in

ieder geval gedeeltelijk) Nassarius reticosus, forma woodi.

NUCELLA LAPILLUS INCRASSATA (SOWERBY, 1823)

Een andere misvatting vinden we onder Spinucella tetragona (p. 130, 131) en Nucella

incrassata (p. 131, 132). Met betrekking tot S. tetragona meldt Marquet: “Exemplaren zonder axiale sculptuur komen zeer dicht bij Nucella lapillus (Linnaeus, 1758). Het meest

uitgesproken exemplaar

uit Kallo vertoont echter een

duidelijke

labrale stekel, zoals

typisch

is voor het genus

Spinucella.

De classificatie van

dergelijke

exemplaren hangt dus volledig

af van de relatieve waarde, die aan dit kenmerk gegeven wordt. Vermits de sculptuur van

deze exemplaren niet typisch is voor het geslacht Spinucella, terwijl vele exemplaren met

de “goede” sculptuur de labrale stekel missen, is het

twijfelachtig

of

Spinucella

wel volledig van Nucella te scheiden is. Indien dit niet het geval zou zijn, dan moeten

exemplaren zonder axiale sculptuur eerder als een ondersoort van Nucella lapillus

beschouwd worden, zoals van Regteren Altena et al. (1965) ook deden, onder de naam

Nucella lapillus vulgaris (Wood, 1848).”

Dat sommige exemplaren van S. tetragona geen of een moeilijk waarneembare labrale

stekel hebben is juist. Dat sommige andere exemplaren van S. tetragona op de jongere

windingen weinig ontwikkelde axiale sculptuur bezitten is ook juist. Maar Marquet

suggereert hier dat Van Regteren Altena et al. de Pliocene S. tetragona verwarren met

Nucella lapillus vulgaris, en dat is onjuist. N. lapillus vulgaris is een vorm die bekend is uit de vroeg-Pleistocene afzettingen van Engeland en van strandmateriaal van Walcheren en

Noord-Beveland (een enkel exemplaar wordt ook wel in het Westerscheldemateriaal gevonden, zoals van Regteren Altena ook vermeldt).

De door Marquet

afgebeelde exemplaren

van S. tetragona met

weinig

ontwikkelde axiale sculptuur vertonen echter niet alleen de kenmerkende labrale stekel, maar ook een

-zij

het Nassarius reticosus

Adam & Glibert, 1976; b. forma

Nassarius scaldisianus

Fig.

1. a.

Harmer, 1920

(6)

NEE

tegen

het

verdwijnen

van de unieke

fossielen-vindplaats

‘De Kaloot’

bij

Borselle.

Aan:

Provincie Zeeland

College

van Gedeputeerde Staten Postbus 6001

4330 LAMiddelburg

GeachtCollege,

Bij deze protesteer ikmetklem tegen de recente plannen voor de aanleg van een

containerkade aan dewestzijde van de kerncentrale van Borssele, op deplaats die beter bekendstaatals 'De Kaloot', zoals omschreven in de PZCvan 18 november 1998.

Uitvoering van de plannen zal betekenen dat (wederom) een uniek stukje Neder-landgaat verdwijnen. Afgezien van denatuurwaarden, die het gebied zeker ook

kent, zal bij uitvoering van het geplande een unieke vindplaats van fossielen uit Zeeland en daarmee uit Nederlandverdwijnen. Het betreffende fossiele materiaal,

vooral schelpensoorten die alleen op het schorrenstrand 'De Kaloot' (kunnen) aanspoelen, heefteen grote wetenschappelijke waarde. De Kaloot heeft daarnaast ook een duidelijke historische waarde en vervult tevens een recreatieve functie.

Reeds vanaf het begin van de eeuw staat'Kaloot' synoniem voor 'fossielen zoeken in

Zeeland'en vele duizendenmensen hebben hier naar fossielengezocht of doen dat nog steeds.

Het zal u duidelijk zijn dat eventueleopoffering aan industrie méér inhoudt dan

alleen een stukje Westerschelde-oever. Ik vraag u derhalve uw plannen nogeens

goed te overwegen en te besluiten 'De Kaloot' NIETte laten verdwijnen.

Hoogachtend, (Handtekening) naam: straat: postcode: plaats: (evt.) telefoon/fax/e-mail: (evt.) land:

(7)

NEE

tegen

het

verdwijnen

van de unieke

fossielen-vindplaats

‘De Kaloot’

bij

Borselle.

Aan:

De heer J. Philippen Directie ZeelandSeaports

Noorwegènweg 1 4538 BG Terneuzen

Geachte mijnheer Philippen,

Bij dezeprotesteer ikmet klem tegen de recente plannen voor de aanleg van een

containerkade aan dewestzijde van de kerncentrale van Borssele, op deplaats die beter bekend staatals 'De Kaloot', zoals omschreven in de PZC van 18november

1998.

Uitvoering van de plannen zal betekenen dat (wederom) een uniek stukje Neder-landgaat verdwijnen. Afgezien van denatuurwaarden, die het gebied zeker ook

kent, zal bij uitvoering van het geplande een unieke vindplaats van fossielen uit

Zeelanden daarmee uit Nederlandverdwijnen. Het betreffende fossiele materiaal,

vooral schelpensoorten die alleenop het schorrenstrand 'De Kaloot' (kunnen)

aanspoelen, heefteen grote wetenschappelijke waarde. De Kaloot heeft daarnaast

ook een duidelijke historische waarde en vervult tevens een recreatieve functie.

Reeds vanaf hetbegin van deeeuw staat'Kaloot'synoniem voor 'fossielen zoeken in

Zeeland'en vele duizendenmensen hebben hiernaar fossielen gezochtof doen dat

nogsteeds.

Het zal u duidelijk zijn dat eventuele opoffering aan industrie méér inhoudt dan

alleen een stukje Westerschelde-oever. Ik vraag uderhalve uw plannen nog eens

goed te overwegenen te besluiten 'De Kaloot' NIET te latenverdwijnen.

Hoogachtend, (Handtekening) naam: ’ straat: postcode: plaats: (evt.) telefoon/fax/e-mail: (evt.) land:

(8)

Afzettingen WTKG 19(4), 1998 89

niet sterk ontwikkelde

-grove axiale sculptuur op de oudste windingen. Verder zijn de spiraalribben zeer breed en vlak, hetgeen bij N. lapillus vulgaris nooit het geval is. Het door van Regteren Altena afgebeelde exemplaar van N. lapillus vulgaris lijkt weliswaar

oppervlakkig wel wat

op de ‘gladde’ exemplaren van S. tetragona uit Kallo, maar heeft nog niet een aanduiding van een labrale stekel, even zo min als een axiale sculptuur op de topwindingen. De spiraalribben zijn veel smaller dan in de Kallose exemplaren van S. tetragona. Kortom, het is een typisch exemplaar van N. lapillus vulgaris. Deze vertonen

nooit of te nimrtiereen labrale stekel.

Ten aanzien van N. incrassata vermeldt Marquet: “Van de recente Nucella lapillus (Linnaeus, 1758) verschilt Nucella incrassata duidelijk, vooral door de sculptuur. De zeldzame exemplaren meteen min of meer intermediaire sculptuur bleken steeds de labrale tand, kenmerkend voor het genus Spinucella, te bezitten en behoren dus tot de vorige soort” (= Spinucella tetragona).

Marquet baseert zijn stelling kennelijk geheel en al op het materiaal van Kallo. Sommige exemplaren van N. lapillus incrassata c.q. lapillus vulgaris uit het Zeeuwse materiaal (en het Engelse materiaal: de formae connectens, oakleyensis (door van Regteren Altena als overgangen van N. lapillus incrassata naar N. lapillus vulgaris beschouwd), newbournien-sis, butleyensis (alle Harmer, 1814) en vulgaris (Wood, 1848) (de laatste drie vormen door

van Regteren Altena als N. lapillus vulgaris samen genomen)) nemen qua sculptuur

namelijk wel degelijk een duidelijk intermediaire positie in ten opzichte van enerzijds N.

lapillus incrassata en anderzijds N. lapillus vulgaris. Deze bezitten nooit een labrale stekel, noch een grove, regelmatige axiale sculptuur op de topwindingen. Dergelijk materiaal wordt weliswaar niet in Kallo is aangetroffen, maar het ontbreken van deze

vormen aldaar mag geen reden zijn om N. lapillus incrassata een duidelijk van N. lapillus

lapillus te onderscheiden soort te noemen en anderzijds te suggereren dat N. lapillus vulgaris wellicht niet te onderscheiden is vanS. tetragona.

Conclusie:

• de door van Regteren Altena et al. afgebeelde schelp (pl. 11 fig. 114b) is, zoals daarin ook aangegeven, een exemplaar van Nucellalapillus vulgaris (Wood, 1848);

• Nucella lapillus (L., 1758) en Nucella incrassata (Sowerby, 1823) zijn door overgangen

met elkaar verbonden en kunnen, in navolging van van Regteren Altena et al. (1956)

dus het best worden opgevat als (stratigrafische) ondersoorten.

Overigens willen we met deze noten

op het boek van Marquet niemand afschrikken: het

blijft

voor eenieder die in fossiele mollusken uit het Plioceen geïnteresseerd is beslist een

aanrader.

LITERATUUR

Adam, W. & M. Glibert, 1976. Observations sur le “groupe” de Nassarius clathratus

(Born, 1778)(Mollusca, Prosobranchia). - Bulletin de ITnstitut

royal des Sciences naturelles de

Belgique, Biologie

51(4): 1-69

Glibert, M., 1959.

Gastropodes

du Diestien, du Scaldisien et du Merxemien de la Belgi que. Troisième note. - Bulletin de 1’Institut

royal des Sciences naturelles de

Belgique 35(10): 1-27

Marmer, F.W., 1913-1919. The Pliocene Mollusca of Great Britain, being supplementary

to S.V. Wood’s Monograph of the Crag Mollusca. 1.

-Monographs of the Palaeon-tographical Society, London.

(9)

90 Afzettingen WTKG 19(4), 1998

Harmer, F.W., 1920-1925. The Pliocene Mollusca of Great Britain, being supplementary

to S.V. Wood’s Monograph of the Crag Mollusca. 2. - Monographs of the

Palaeon-tographical Society, London.

Marquet, R., 1993. The molluscan fauna of the Kruisschans Member (Lillo Formation, Late Pliocene) in the Antwerp area (Belgium). - Contributions to Tertiary and

Quaternary Geology 30 (3-4): 83-103

Marquet, R., 1995. Pliocene gastropod faunas from Kallo (Oost-Vlaanderen, Belgium)

-Part 1. Introduction and Archaeogastropoda. - Contributions toTertiary and

Quater-nary Geology 32 (1-3): 53-85

Marquet, R., 1996. The family Triphoridae in the Neogene of Belgium (Mollusca, Gastro

poda). - Bulletin de ITnstitut royal des Sciences naturelles de

Belgique, Sciences de

la Terre 65: 241-265

Marquet, R., 1997a. The Pliocene turrid Gastropods of Belgium. Part 1: Drillidae, Turri dae, Conidae (genus Bela). - Bulletin de ITnstitut royal des Sciences naturelles de

Belgique, Sciences de la Terre 67: 120-151

Marquet, R., 1997b. Pliocene gastropod faunas from Kallo (Oost-Vlaanderen, Belgium)

-Part 2: Caenogastropoda: Potamididae to Tornidae. - Contributions to Tertiary and

Quaternary Geology 34(1-2): 9-29

Marquet, R., 1997c. Pliocene gastropod faunas from Kallo (Oost-Vlaanderen, Belgium)

-Part 3. Caenogastropoda: Aporrhaidae to Muricididae, and part 4. Buccinidae to

Helicidae. - Contributions to

Tertiary and Quaternary Geology 34 (3-4): 69-149. Marquet, R., 1998a. The Pliocene turrid Gastropods of Belgium. Part 2: Conidae (genera

Asthenotoma, Comarmondia, Cytharella, Mangelia, Lusitanops, Raphitoma and Philbertia). - Bulletin de ITnstitut

royal des Sciences naturelles de Belgique, Sciences de la Terre 68: 263 -287

Marquet, R., 1998b. De Pliocene gastropodenfauna van Kallo (Oost-Vlaanderen, België).

-Publicatie van de Belgische Vereniging voor Palaeontologie v.z.w. no. 17: 1-246

Moerdijk, P.W., R. Pouwer, A.C. Rijken & F.A.D. van Nieulande, 1992. Fossiele schelpen van de Zeeuwse stranden en stromen. - Publicatie nr.2

Werkgroep

Geologie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen: 1-38

Regteren Altena, C.O. van, A. Bloklander & L.P. Pouderoyen, 1956. De fossiele schelpen

van de Nederlandse stranden en zeegaten. - Basteria 20: 81-90.

Wood, S.V., 1848. Amonograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the

Middle and Upper Tertiaries of the East of England. Part 1. Univalves. -

Mono-graph of the Paleontographical Society, London.

*P.W. Moerdijk, Kingstraat 14, 4336 LG Middelburg, tel. 0118-638405 A.C. Rijken, Korendijk 2/2a, 4331 HP Middelburg, tel. 0118-636488

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze schoolgids is bedoeld voor ouders of verzorgers van kinderen die al naar de Kameleon gaan en voor ouders of verzorgers die nog een school moeten kiezen voor hun kind.. In

• Verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens wel- ke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;?. • Vragen om uw

Roodwit lint: Boom niet kappen tijdens storm Maar wie is verantwoordelijk voor het waarschu- wen als een boom omwaait die door storm niet gekapt kan worden.. Uitspraak Rechtbank Den

Beide verlichtingsprofielen zijn voorzien van een gleuf waarlangs verschillende ledstrips heel vlot kunnen worden aangebracht.. De diffuser-blender is in de levering inbegrepen

- Deze kostenstijging gedeeltelijk wordt veroorzaakt door autonome ontwikkelingen, maar gedeeltelijk ook door ‘een combinatie van factoren waarmee onvoldoende rekening gehouden

Volgens de eudaimonische stroming kun je dus bijvoorbeeld werken aan jezelf op een manier die frustrerend voor je is en die je niet blij maakt en dan toch gelukkig zijn:. je

De gegevens die door het NIK worden verwerkt, zijn alleen die gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de bovenstaande doeleinden en u wordt geacht toestemming te hebben

- Geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor ze zijn verstrekt;.. - Op de hoogte zijn van uw rechten