• No results found

MDM-bedrijven volgen proefbedrijven met mineralenoverschot

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "MDM-bedrijven volgen proefbedrijven met mineralenoverschot"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MDM-bedrijven volgen proefbedrijven met

mineralenoverschot

B.W. Zualmit?k (LEI-Redetacheerde htj het PR)

De MDM-bedrijven volgen als voorloopbedrijven de proefbedrijven met de mineralen-overschotten. De MDM-bedrijven weten dit resultaat te bereiken door een efficiënte bedrijfsvoering, en daardoor een verlaging van de hoeveelheid krachtvoer en kunst-mest. Deze efficiënte bedrijfsvoe- ring komt in alle

bedrijfsresulta-ten, zoals mineralenoverschot- ten alsook de financiële

resulta-ten tot uiting. Dit houdt in dat <g2 ook voor praktijkbedrijven

mogelijkheden aanwezig zijn, zon- ” . der dat dit ten koste hoeft te gaan van het financiële resultaat. De verwachting is dan ook dat op termijn veel bedrijven eenzelfde mineralenoverschot weten te bereiken als de MDM-bedrijven nu. Dit kan door een efficiëntere bedrijfsvoering en door verlaging van krachtvoer- en kunstmestgiften.

De resultaten van de MDM-bedrijven laten zien dat het mogelijk is om gunstige mineralenover-schotten te behalen. Uit een vergelijking van de MDM-bedrijven met gespecialiseerde melkvee-bedrijven uit de LEI-steekproef en met DELAR-bedrijven blijkt dat de MDM-DELAR-bedrijven zeker geen buitensporige bedrijven zijn (tabel 1). Gemiddeld is op de MDM-bedrijven de jongveebezetting iets lager en is de melkproduktie per koe hoger dan op de LEI- en de DELAR-bedrijven. Ondanks de hogere melkproduktie per koe is op de MDM-be-drijven de krachtvoergift per koe lager. Met name op de DELAR-bedrijven wordt veel krachtvoer verstrekt. De kunstmestbemesting ligt voor de

drie groepen op een ongeveer gelijk niveau. Het saldo per ha is op de MDM-bedrijven f 1300 hoger dan op de LEI-bedrijven en f 300 hoger dan op de DELAR-bedrijven.

De mineralenoverschotten bekeken

Voor de beoordeling van de mineralenoverschot-ten van de MDM-bedrijven zijn deze in tabel 2 vergeleken met verschillende groepen bedrijven. Hierbij zijn de volgende bedrijven onderscheiden: LEI-praktijkbedrijven, DELAR-bedrijven, MDM-bedrijven, NMI-bedrijven en proefbedrijven van het PR. De LEI- en de DELAR-bedrijven kunnen worden gezien als een afspiegeling van de

prak-MDM-bedrijven vormen een goede afspiegeling van de Nederlandse melkveehouderij.

(2)

Tabel 1 Enkele technische en economische kengetallen van MDM-, LEI- en DELAR-bedrijven in 1992/93

MDM LEI DELAR

Aantal bedrijven Voederoppervlakte (ha) Aantal melkkoeien

Jongvee per 10 melkkoeien Melk per koe (kg)

Melk per ha (kg) Krachtvoer per koe (kg)

kunstmest N per ha grasland (kg) Saldo opbrengst minus

bijkomende voerkosten (gld/ha)

13 348 1.504 30,4 37,3 28,6 54,5 63,7 54,9 871 837 894 7.310 6.973 7.086 13.361 12.108 13.602 2.132 2.144 2.422 284 293 290 10.761 9.458 10.443 5 6 Praktijkonderzoek 94-6

tijk. De twee NMI-bedrijven zijn intensief door het NMI begeleid om mineralenemissies te beperken. Op deze bedrijven is een aantal maatregelen ge-nomen, zoals geintegreerde bemesting, emissie-arme toediening van mest en maatregelen ter voorkoming van ammoniak-emissie in stal en mestsilo.

Op de proefbedrijven van het PR wordt al vanaf 1987/88 een mineralenbalans bijgehouden. Op deze bedrijven is in een vroegtijdig stadium aan-dacht geschonken aan het mineralenmanage-ment en is getracht de mineralenoverschotten te verminderen. Vooral de eerste jaren is forse winst geboekt, wat werd bereikt door:

- een efficiënt gebruik van dierlijke mest - een groter aandeel klaver

- afzet van dierlijke mest om het kali-overschot te verminderen.

Uit tabel 2 blijkt dat de proefbedrijven een zeer gunstig resultaat hebben, gevolgd door de NMI-bedrijven. De mineralenoverschotten van de DE-LAR-bedrijven zijn iets hoger dan die van de LEI-bedrijven. Dit wordt wellicht veroorzaakt door de iets hogere intensiteit van de DElAR-bedrijven. De MDM-bedrijven vertonen een middenpositie tussen de praktijkbedrijven en de proefbedrijven. In figuur 1 staan de uitkomsten van de N-over-schotten vanaf 1987/88 tot en met 1992/93 voor de proefbedrijven, de MDM-bedrijven en de LEI-bedrijven. In de eerste jaren zijn op de proefbe-Tabel 2 Mineralenoverschotten op verschillende

bedrijven in 1992/93 (kg/ha) N P K (Proef)bedrijven PR 270 16 37 NMI 287 22 58 MDM 318 23 62 LEI 387 26 75 DELAR 398 31 98

drijven de mineralenoverschotten verlaagd door minder aanvoer in de vorm van krachtvoer en kunstmest. In het jaar 1990/91 is op de proefbe-drijven relatief veel dierlijke mest afgevoerd, wat een gunstige invloed heeft op het mineralenover-schot. Op de praktijkbedrijven is vanaf 1989/90 een geleidelijke daling van het N-overschot te constateren. De MDM-bedrijven hebben in 1989/90 een bijna gelijk overschot als de LEl-be-drijven, maar weten in de daarop volgende jaren duidelijk lagere N-overschotten te behalen. Deze bedrijven hebben in die betreffende jaren bewust maatregelen genomen om het overschot te be-perken. We zien ook dat tijdens het laatste jaar op MDM-bedrijven (1992/93) het N-overschot nauwelijks meer afgenomen is. Het lijkt dus vrij lastig te zijn om, ondanks veel inspanning en be-geleiding, het N-overschot nog verder te verlagen zonder grote financiële offers te brengen. De proefbedrijven van het NMI zijn niet in de fi-guur weergegeven. Deze volgen echter de PR-proefbedrijven. Op deze bedrijven nam, evenals op de PR-proefbedrijven, het N-overschot in het Figuur 1 N-overschot in kg per ha van verschillende

groepen bedrijven Kg Nlha 600 1 I - woef 500 ; --- MDMbedrijven "i \ 'LE' 2 0 0 100 J 0 1.I 86187 87188 aal89 89190 go/91 91192 92193 Boekjaar

(3)

De eerste winst wordt behaald bij een efficiënt gebruik van krachtvoer en kunstmest.

boekjaar 1992/93 weer iets toe als gevolg van droge weersomstandigheden in 1992, waardoor extra voer moest worden aangekocht. Ook de DELAR-bedrijven zijn niet in de figuur weergege-ven. De N-overschotten van deze bedrijven zijn iets hoger dan die van de LEI-bedrijven.

MDM-bedrijven tussen de praktijk- en de proef-bedrijven in ligt.

Gebleken is dat op MDM-bedrijven de fosfaatbe-mesting beter op de behoefte afgestemd kan worden, zodat men een overschot kan behalen van mogelijk iets lager dan de huidige 22 kg P (= 50 kg fosfaat).

De P-overschotten van de verschillende groepen Ook bij de kali-overschotten weten de proefbe-bedrijven zijn in figuur 2 weergegeven. Ook hier drijven de gunstigste resultaten te behalen (figuur weten de PR-proefbedrijven het P-overschot te 3). De scherpe daling bij de proefbedrijven in verlagen tot 15 à 20 kg P per ha (= 34 à 46 kg 1990/91 wordt vooral veroorzaakt door de afvoer fosfaat). De praktijkbedrijven behalen een over- van organische mest. Ook hier behalen de MDM-schot van rond 30 kg P (= 68 kg fosfaat) per ha, bedrijven een resultaat tussen de praktijk- en de terwijl ook in dit geval het P-overschot van de proefbedrijven in.

Figuur 2 P-overschot in kg per ha van verschillende Figuur 3 K-overschot in kg per ha van verschillende

groepen bedrijven groepen bedrijven

Kg N/ha 60 1 50 J - p r o e f bedrijven --- RDM Kg N/ha 160 ! 40 i iEI 30 I l --_ --. ‘.._ __= 20 ‘.<T 10 ’ - proef bedrijven --- MDM LEI 0 L 86/87sj/88 88l89 8919090191 z92 &93 I IJ--7 86187 87188 88/89 89/90 90/91 91/92 92193 Boekjaar Boekjaar Praktijkonderzoek 94-6 57

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit kan bereikt worden door de eerste trap van de m e e t - spleet af te sluiten, Doet men dit niet dan worden vele appels op hun hoogte-afmeting gemeten en passeren ze de

Changes of haemoglobin weight of a pig from the animals with and without extra iron (left) and with and without compost (right).. is het verloop van de hoeveelheid hemoglobine bij

Om de invloed van de zaaidiepte na te gaan op de kieming van gepilleerd tomatenzaad zijn twee zaaidiepten vergeleken. Diep zaaien heeft het voordeel van stevigere— en

Door de computer wordt nu berekend welke wensen kunnen worden toegekend, met andere woorden in welk vak een bepaalde kavel kan worden toegedeeld.. Bij het samenstellen van een

Moet de KNPV nog meer een brug gaan slaan voor kennisbenutting tussen onderzoek en praktijk. Moet de KNPV nog meer wetenschappe- lijke kennis in het maatschappelijk debat brengen

Door eerst de standaardonzekerheid van de huidige IMARES discardbemonstering te schatten wordt een maat gegeven voor het aantal trekken dat bemonsterd dient te worden

en geanalyseerd in een verscheidenheid van mogelijke verwerkingsprocessen, zowel aan boord (continue en batch hydrolyse met toegevoegde enzymen) als aan de wal (productie

[r]