• No results found

De energietransitie in de verwarmingsindustrie : wat is de impact van de energie transitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De energietransitie in de verwarmingsindustrie : wat is de impact van de energie transitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw?"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De energietransitie in de verwarmingsindustrie

‘Wat is de impact van de energie transitie op de verwarmingsindustrie in de

bestaande bouw’?

Bachelor scriptie

Datum: 26 juni 2018

Naam: Glenn Lobbezoo

Studentnummer: 11065125

Opleiding: Economie & Bedrijfskunde

Instelling: Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Dhr. Willem Dorresteijn

(2)

2

Statement of originality

Dit onderzoek is geschreven door Glenn Lobbezoo die zijn volledige verantwoordelijkheid neemt voor de inhoud van dit document. Ik verklaar dat de gepresenteerde tekst en het werk in dit document origineel zijn, en dat er geen andere bronnen buiten de gepresenteerde bronnen in de tekst en referenties in het onderzoek gebruikt zijn. The faculteit van Economie en Bedrijfskunde is enkel verantwoordelijk voor de supervisie van het gemaakte werk, en niet voor de inhoud.

(3)

3

Voorwoord

Toen ik mijn keuze moest maken over het onderwerp van mijn scriptie, was deze keuze snel gemaakt. Uit de 22 beschikbare onderwerpen viel mij het onderwerp energie transitie gelijk op. Dit komt omdat mijn vader actief is in de verwarmingsindustrie, en daar is tegenwoordig veel aandacht voor de verduurzaming van deze industrie. Toen ik mij ging inlezen wist ik ook gelijk dat ik via mijn vader een goede ingang zou hebben om onderzoek te doen binnen de verwarmingsindustrie.

Nadat ik te horen kreeg dat ik onderzoek mocht gaan doen naar de energietransitie was het lastig om de juiste onderzoeksvraag op te stellen. Dankzij de jongens die hetzelfde onderzoeksonderwerp hebben: Florian Kollen, Wesley Chin en Joris Stevens, en mijn begeleider de heer Willem Dorresteijn, ben ik de goede richting ingeduwd en heb ik uiteindelijk de juiste keuze gemaakt over mijn

onderzoeksvraag.

Tijdens het onderzoek heb ik meerdere malen de kans gehad om feedback te ontvangen van mijn begeleider, de heer Willem Dorresteijn. Daarvoor wil ik hem bedanken aangezien het nuttig is geweest, en het mij veel heeft geholpen om op de juiste manier een onderzoek te verrichten.

Daarnaast wil ik de heer Gosse Visser, en de heer Dick Lobbezoo bedanken voor de tijd die zij hebben genomen voor mij, om interviews af te kunnen nemen. Dankzij de interviews heb ik extra informatie gekregen buiten de bestaande literatuur om, en dat heeft geholpen om uiteindelijk een conclusie te trekken over de onderzoeksvraag.

(4)

4

Samenvatting

Tegenwoordig speelt het milieu een grote rol in onze samenleving. Om in 2050 de milieueisen te behalen, en huishoudens co2 neutraal te laten zijn, moeten er maatregelen worden genomen. De verwarmingsindustrie speelt hier een rol in aangezien ruim 50% van alle verbruikte energie gebruikt wordt voor de warmtevoorziening. De energietransitie is bedoeld om verduurzaming in onder andere de verwarmingsindustrie te realiseren. Het doel in dit onderzoek is om de impact van de energie transitie te onderzoeken, en daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Wat is de impact

van de energietransitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw?

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag is er gebruik gemaakt van een multi-method onderzoek door een literatuuronderzoek te combineren met twee interviews. De transitie is opgedeeld in 8 deelfuncties om specifiek onderzoek te kunnen naar elk van deze deelfuncties. De resultaten uit de het literatuuronderzoek en de interviews over de 8 deelfuncties zijn voldoende gebleken om antwoord te geven op de onderzoeksvraag.

De belangrijkste resultaten in dit onderzoek zijn economisch gedreven. Door verschillende partijen zal er geld geïnvesteerd moeten worden om de energietransitie te kunnen realiseren. Daarnaast is gebleken dat zowel de overheid, als bedrijven en huishoudens de krachten moeten bundelen om de energietransitie te kunnen realiseren. Het gebruik van zowel elektriciteit en gas zal in de toekomst gecombineerd moeten worden om het doel van een co2 neutraal Nederland te behalen.

De impact van de energietransitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw is dusdanig groot dat er in de komende jaren progressie moet worden geboekt op economisch, sociaal en politiek gebied om de energietransitie succesvol te laten verlopen.

Door het gebruik van een multi-method onderzoek is er valide en betrouwbaar onderzoek uitgevoerd. De resultaten uit het literatuuronderzoek zijn aangevuld met resultaten uit twee interviews om tot een conclusie te komen. Om tot meer uitgebreide resultaten te komen zou het gebruik van meer interviews de validiteit kunnen verhogen.

Op basis hiervan wordt aangeraden om in vervolgonderzoeken specifiek onderzoek te doen naar één van de deelfuncties van de transitie, om tot een specifieker antwoord op de onderzoeksvraag te komen.

(5)

5

Inhoudsopgave

Statement of originality ... 2 Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 7 2. Literature review ... 9 2.1 Transitiemanagement ... 9 2.2 Trias energetica ... 10 2.3 Hybride systemen ... 10 2.4 Bestaande bouw ... 11 2.5 Conceptueel model ... 11 2.6.1 Deelfuncties transitie ... 12 2.6.2 Technologie ... 12 2.6.3 Cultuur ... 12 2.6.4 Instituties ... 12 2.6.5 Transport ... 13 2.6.6 Energie ... 13 2.6.7 Water ... 13 2.6.8 Economie ... 13 2.6.9 Ecologie ... 13

3. Methode van onderzoek ... 14

3.1 Literatuuronderzoek ... 14 3.2 Interviews ... 14 4. Resultaten ... 16 4.1 Technologie ... 16 4.1.1 Literatuuronderzoek ... 16 4.1.2 Interviews ... 17 4.2 Cultuur ... 18 4.2.1 Literatuuronderzoek ... 18 4.2.2 Interviews ... 18 4.3 Instituties ... 19 4.3.1 Literatuuronderzoek ... 19 4.3.2 Interviews ... 20 4.4 Transport ... 20 4.4.1 Literatuuronderzoek ... 20

(6)

6 4.4.2 Interviews ... 21 4.5 Energie ... 21 4.5.1 Literatuuronderzoek ... 21 4.5.2 Interviews ... 22 4.6 Water ... 22 4.6.1 Literatuuronderzoek ... 22 4.6.2 Interviews ... 23 4.7 Economie ... 23 4.7.1 Bestaande literatuur ... 23 4.7.2 Interviews ... 24 4.8 Ecologie ... 25 4.8.1 Literatuuronderzoek ... 25 4.8.2 Interviews ... 26 5 Conclusie ... 27 5.1 Conclusie deelfuncties ... 27 5.2 Conclusie onderzoeksvraag ... 28 6. Discussie ... 29 6.1 Validiteit en betrouwbaarheid ... 29 6.2 Verklaring resultaten ... 29 6.3 Aanbevelingen ... 29 7. Literatuurlijst ... 30 Figuren- en tabellenlijst ... 33 Bijlage 1 ... 36 Bijlage 2 ... 41

(7)

7

1. Inleiding

Van alle energie die gebruikt wordt, komt bijna 95% af van fossiele brandstoffen (Ministerie van Economische Zaken, 2016). Deze fossiele brandstoffen schaden het milieu doordat zij broeikasgassen uitstoten wanneer zij verbrand wordt. Om het doel te bereiken om in 2050 energieneutraal te zijn, en dus geen co2 meer uit te stoten, zullen er dus veranderingen plaats moeten vinden. Dit ‘2050 plan’ moet het gebruik van fossiele brandstoffen terugdringen om klimaatverandering tegen te gaan. De veranderingen die plaats gaan vinden wordt ook wel de ‘energietransitie naar duurzaam’

genoemd (Ministerie van Economische Zaken, 2016).

Op dit moment wordt ruim 50% van de verbruikte energie in Nederland gebruikt voor de warmtevoorziening (Kamerstukken, 2014/15). Huizen en gebouwen worden verwarmd met het gebruik van voornamelijk gas. 29% van de gebruikte energie voor warmtevoorziening komt voor de rekening van huishoudens (Kamerstukken, 2014/15). Om de uitstoot te verlagen in deze industrie zijn er inmiddels alternatieve methodes om de gasketel te vervangen. De belangrijkste methoden zijn warmtepompen op luchtwarmte of aardwarmte, en zonneboilers. Deze alternatieven op de traditionele gasketels zijn ontworpen om verduurzaming te kunnen realiseren (van Economische Zaken, 2016).

In een ondanks gepubliceerd rapport van Berenschot (2018) pleiten ook klimaatcoalities voor het terugdringen van energieverbruik in de verwarmingsindustrie. De coalitie gesteund door onder andere Greenpeace Essent, eist dat er een rendementseis wordt ingevoerd vanaf 2021, wat inhoudt dat standaard gasketels niet meer geïnstalleerd mogen worden en er enkel hybride systemen en alternatieven op gasketels aangeboden mogen worden door installatiebedrijven (Berenschot, 2018). Om een beter beeld te krijgen van de energietransitie in de verwarmingsindustrie moet er meer onderzoek gedaan worden. De transitie van gas naar elektra in deze industrie moet vanaf 2021 meer vaart krijgen om de toekomstige milieueisen te behalen. Aangezien deze transitie nog relatief jong is, bestaat er nog weinig onderzoek naar de impact van de transitie op de verwarmingsindustrie. De onderzoeken die gedaan zijn zullen gebruikt worden in het onderzoek om uiteindelijk een antwoord op de onderzoeksvraag in dit onderzoek te krijgen. De bestaande onderzoeken zullen uitgebreid worden met interviews om een uitgebreider beeld van de energietransitie te krijgen.

Vooral in de bestaande bouw zou de transitie een impact kunnen hebben aangezien er problemen worden gelinkt aan de energie transitie in de bestaande bouw. Zo zouden de maandelijkse kosten toenemen door de toename van stroomgebruik, en moeten complete installaties vervangen worden om een efficiënt systeem zonder gasverbruik te krijgen (de Boer, 2018).

In dit onderzoek zal er onderzocht worden welke impact de energietransitie heeft op de

verwarmingsindustrie in de bestaande bouw. Daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Wat is de impact van de energietransitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw?

De focus in dit onderzoek zal niet specifiek gericht zijn op enkel huishoudens, bedrijven of de

overheid. Al deze doelgroepen zullen behandeld worden in het onderzoek. Op deze manier wordt er een breed beeld geschetst over de impact van de energietransitie op de verwarmingsindustrie. Er zal wel gericht onderzoek gedaan worden naar de bestaande bouw aangezien daar de impact van de energietransitie aan problemen wordt gelinkt zoals weergeven in het onderzoek van de Boer (2018). In de literature review zal de bestaande bouw toegelicht worden.

(8)

8 Het onderzoek zal verdeeld worden over een aantal hoofdstukken. Door het onderzoek op te delen in verschillende stukken zal er een duidelijke lijn in het onderzoek zitten. De opbouw van het onderzoek zal er als volgt uitzien.

Ten eerste zal er in de literature review een aantal belangrijke concepten ingeleid worden die later in het onderzoek van belang zijn. De betekenissen van een transitie, de bestaande bouw, energie, trias energetica en hybride systemen zullen ingeleid worden zodat deze concepten later in het onderzoek duidelijk zijn.

Vervolgens zal het conceptuele model dat gebruikt zal worden in het onderzoek uitgelegd worden. Binnen het conceptuele model zijn er verschillende deelfuncties, en ook die zullen behandeld en verduidelijkt worden.

In de methode van onderzoek zal duidelijk worden gemaakt op welke manier het onderzoek zal worden uitgevoerd. Hierbij zal het research design worden behandeld en wordt er ingegaan op de betrouwbaarheid, en de validiteit van het onderzoek.

Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek in kaart gebracht worden. Doormiddel van literatuuronderzoek en interviews zijn er resultaten gevonden met betrekking op de verschillende deelfuncties van de transitie. Met de gevonden resultaten kan er vervolgens een conclusie worden getrokken op de onderzoeksvraag.

(9)

9

2. Literature review

In de literature review zullen er een aantal concepten behandeld worden die binnen het onderzoek gebruikt worden. De concepten zullen allen toegelicht worden in een subhoofdstuk, in een volgorde zoals de onderzoeksvraag is opgebouwd.

De betekenis van een energietransitie zal ten eerste worden toegelicht in het subhoofdstuk transitiemanagement. Vervolgens zal de trias energetica toegelicht worden aangezien dit concept gebruikt wordt in de verwarmingsindustrie. Het subhoofdstuk hybride systemen zal hier op

aansluiten aangezien hybride systemen de toekomst zullen zijn in een verwarmingsindustrie die zal verduurzamen. Tot slot wordt de bestaande bouw toegelicht aangezien het onderzoek gefocust zal zijn op de bestaande bouw, en niet op de nieuwbouw.

Het conceptuele model dat gebruikt zal worden in het onderzoek zal voortkomen uit de literature review. Het gebruikte conceptuele model zal ook toegelicht worden en de deelfuncties binnen het model zullen verduidelijkt worden. Daarbij worden de deelfuncties niet alleen verduidelijkt worden, maar zal er ook aangegeven worden op welke manier er onderzoek gedaan zal worden naar deze deelfuncties.

2.1 Transitiemanagement

Een transitie is een maatschappelijke verandering waarbij meerdere functies samenwerken om deze transitie tot stand te brengen (Rotmans, 2003). Transities komen niet voort uit korte en snelle veranderingen maar duren doorgaans jaren om tot stand te komen. De functies van een transitie bestaan uit: technologie, cultuur, institutie, transport, energie, water, economie en ecologie. Transitiemanagement richt zich op vraagstukken rond maatschappelijke problemen. Het beleid van transitiemanagement is hierbij afgestemd op meerdere domeinen (multi-domein) (Rotmans, Kemp & Van Asselt, 2001). De cyclus van een transitie bevat vier elementen; probleem structurering,

ontwikkelen van coalities en agenda’s, mobiliseren van actoren en uitvoeren van projecten, en het evalueren en leren (Rotmans & Loorbach, 2008). Op dit moment bevindt de energietransitie in de verwarmingssector zich in meerdere fases. Er worden regels en wetten opgesteld die in de toekomst doorgevoerd moeten worden in de verwarmingsindustrie, wat neerkomt op de 2e fase van coalities en agenda’s. Er worden op dit moment echter ook al nieuwe systemen geïnstalleerd in bijvoorbeeld nieuwbouwwijken, dus de 3e en 4e fase is ook al in gang gezet aangezien er dus projecten worden uitgevoerd waar men weer van wilt leren om de energietransitie in de toekomst beter te kunnen realiseren in de verwarmingsindustrie

Bij een transitie is er een grote verscheidenheid van belanghebbenden (Shove & Walker, 2007). In de verwarmingsindustrie zijn er ook meerdere belanghebbenden. Beheerders van gas- en

elektriciteitsbedrijven, installatiebedrijven, verwarmingsproducenten, de overheid en

coalities/actiegroepen hebben ieder een belang bij de transitie binnen de verwarmingsindustrie. Op dit moment lopen verwarmingsproducenten en de overheid voorop in de energietransitie.

Verwarmingsproducenten zijn intensief aan het innoveren om betere en milieuvriendelijkere producten op de markt te brengen. De overheid is bezig met het opstellen van wetten waar producenten en installatiebedrijven zich in de toekomst aan zullen moeten houden om uiteindelijk Co2 neutraal te kunnen zijn binnen de verwarmingsindustrie.

Een transitie kan ook vanuit twee oogpunten worden uitgevoerd; top-down en bottom-up. Lange termijnplanning is een voorbeeld van top-down, en het zetten van kleine stappen in het leren en

(10)

10 experimenteren is een voorbeeld van bottom-up (Kemp & Van den Bosch, 2006). Op dit moment is het energiebeleid vooral top-down omdat de overheid plannen heeft omtrent de transitie, maar vanuit het bottom-up perspectief is er weinig betrokkenheid (Lewis, 2017). Dit komt omdat huidige cv-ketels nog steeds worden geleverd, en er dus geen volledige focus is vanuit de producenten op het maken van (hybride) systemen die in de toekomst geleverd zullen moeten worden.

2.2 Trias energetica

Waar de overheid winst wil halen uit het gebruik van duurzame energiebronnen, ziet men in de verwarmingsindustrie de transitie vanuit een ander oogpunt (Entrop & Brouwer, 2010). Wanneer huishoudens in de toekomst Co2 neutraal moeten leven begint het niet bij het gebruik van duurzame bronnen. Trias energetica is een strategie, verdeeld in drie stappen om een energiezuinig concept te maken. Ten eerste moet energieverbruik beperkt worden door verspilling tegen te gaan, door bijvoorbeeld goed te isoleren. Vervolgens moet de gebruikte energie komen uit duurzame bronnen, zoals wind- en zonne-energie. Tot slot moet er zo efficiënt mogelijk gebruik worden gemaakt van de energie (Entrop et al.,2010). Simpel gezegd bestaat trias energetica uit de volgende drie factoren: isoleren, opwekken van energie en afgifte van energie.

Figuur 1: Trias energetica

Bron: (Entrop & Brouwer, 2010) De overheid wilt winst halen uit het opwekken van duurzame energie op zo de energietransitie in de verwarmingssector te realiseren, en om Co2 neutraal te worden, wordt er dus gekeken naar het gebruik van duurzame energiebronnen (Ministerie van Economische Zaken, 2016). Deze mening wordt niet gedeeld in de verwarmingsindustrie. Daar is men van mening dat de transitie eerst zal moeten beginnen met het juist isoleren van huizen. Want zolang huizen ‘zo lek als een mandje zijn’ blijf je onnodig veel energie gebruiken wat niet nodig is (Entrop et al., 2010). Wanner huizen juist geïsoleerd zijn moet er pas gekeken worden naar mogelijkheden om op een groene manier energie te gebruiken om zo warmte in huizen te krijgen (van Beuzekom, van Dam, M & Slootweg, 2016).

2.3 Hybride systemen

De energietransitie is in de verwarmingsindustrie in gang gezet door de ontwikkeling en productie van hybride systemen. Tot een aantal jaar geleden speelde het milieu een kleine rol in de

verwarmingsindustrie. Dit verklaart waarom op de dag van vandaag 90% van de huishoudens gebruik maakt van een conventionele gasketel (van Beuzekom et al., 2016). Met de innovatie van hybride systemen in de verwarmingsindustrie kunnen er grote stappen gemaakt worden om de

(11)

11 Hybride verwarmingssystemen bestaan uit een combinatie van een gasketel en een elektrische warmtepomp (van Beuzekom et al., 2016). Deze warmtepomp maakt gebruik van lucht- of aardwarmte om ruimtes te verwarmen. De elektrische warmtepomp heeft genoeg capaciteit om ruimtes te verwarmen. Enkel op koude dagen springt de gasketel bij om het tekort aan capaciteit van de elektrische warmtepomp te compenseren. Aangezien de warmtepomp efficiënter is dan de gasketel kunnen er tientallen procenten bespaard worden op de energie die nodig is om te verwarmen (van Beuzekom et al., 2016).

Een andere vorm van een duurzaam verwarmingssysteem is warmtekrachtkoppeling (WKK).

‘Warmtekrachtkoppeling is de gecombineerde productie van elektrische (of mechanische energie) en nuttige thermische energie, uitgaande van dezelfde primaire bron’ (Handboek WKK COGEN

Vlaanderen, 2006).

Op de conventionele manier zijn er twee manieren nodig om aan elektriciteit en warmte te komen, doormiddel van het elektriciteitsnet en de verwarmingsketel. Bij een WKK-systeem gebruikt men één brandstof (gas) om warmte te genereren. Hierbij wordt hoogwaardige energie die vrijkomt bij het genereren van warmte van mechanische energie, omgezet in elektriciteit (Henkens, 2012). Dit zorgt voor een hogere efficiëntie aangezien er enkel gebruik wordt gemaakt van één brandstof, om zowel warmte en elektriciteit te genereren.

2.4 Bestaande bouw

De bestaande bouw in dit onderzoek, bestaat uit woningen en kantoren waar er een bestaande cv-installatie aanwezig is, dat gebruik maakt van een gas en elektriciteit netwerk. Consequenties voor het veranderen van bestaande cv-systemen kunnen erg ingrijpend zijn in deze bestaande bouw (Roos & Manussen, 2011). De energietransitie brengt obstakels met zich mee. Het implementeren van duurzame energiebronnen in bestaande gebouwen is problematisch en het vervangen van conventionele energiebronnen, zoals gas gaat erg moeizaam (Lewis, 2017). Zo zijn er hoge kosten voor de implementatie, en bestaande technologieën en systemen belemmeren de ontwikkeling van duurzame energietechnieken (Hoppe en Faber, 2011).

2.5 Conceptueel model

Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag moet er onderzoek gedaan worden daar een bepaald conceptueel model. In meerdere onderzoeken over transities komen telkens dezelfde functies van een transitie terug. Het onderzoek van (Rotmans, 2003) is hierin allesomvattend, aangezien alle functies samen zijn gevoegd in één schema, afgebeeld in figuur 2.

Om een breed onderzoek te kunnen uitvoeren naar de impact van de energietransitie op zowel huishoudens, bedrijven en instituties zoals de overheid, moet een transitie gericht zijn op het oplossen van een maatschappelijk probleem. Volgens Midden & Bartels, (1994) kan het

verduurzamen van de samenleving gezien worden als een maatschappelijke kwestie. Aangezien de energietransitie zich bezighoudt met het verduurzamen van de samenleving is het schema afgebeeld in figuur 2 geschikt om onderzoek naar te doen.

(12)

12 Figuur 2: transities als elkaar versterkende maatschappelijke raders

Bron:(Rotmans, 2003)

Volgens Rotmans (2003) bestaat een transitie uit 8 verschillende functies/raders die elkaar versterken, om uiteindelijk een transitie in gang te laten komen. In het onderzoek zullen de acht verschillende functies los van elkaar onderzocht worden. Door de transitie opgesplitst in acht

functies te onderzoeken, kan er over elke functie gefocust onderzoek gedaan worden. Uiteindelijk zal er een conclusie getrokken worden over de impact van de volledige transitie op de

verwarmingsindustrie, in de bestaande bouw.

2.6.1 Deelfuncties transitie

In het onderzoek zullen de verschillende functies in een apart hoofdstuk behandeld worden. De betekenis van elke deelfunctie, en de manier waarop er onderzoek gedaan zal worden naar deze deelfuncties zal eerst geïntroduceerd worden, voordat de uiteindelijke resultaten van het onderzoek weergeven zullen worden. Hierin zijn de volgende deelfuncties van een transitie: technologie, cultuur, instituties, transport, energie, water, economie en ecologie.

2.6.2 Technologie

In de sector waar de transitie zich afspeelt, wordt er bij de functie technologie gekeken in welke mate er technologische ontwikkelingen zijn die tot stand komen door de transitie (Rotmans, 2003). In dit onderzoek zal de focus dus liggen op de mate waarin verwarmingssystemen veranderen, en ontwikkeld worden om verduurzaming te stimuleren. Dit zal dus betekenen dat er onderzocht wordt in welke mate de innovatie van de technologie van verwarmingsproducten kan bijdragen aan het Co2 neutraal worden in de toekomst.

2.6.3 Cultuur

De cultuur binnen een transitie is de manier waarop mensen en bedrijven hun mening en kijk op gebeurtenissen hebben (Rotmans, 2003). In dit onderzoek zal er onderzocht worden hoe

huishoudens denken over de energietransitie, en hoe zij omgaan met veranderingen binnen de verwarmingsindustrie. Verder zal er onderzocht worden hoe bedrijven inspelen op de

energietransitie, en hoe de overheid inspeelt op huishoudens en verwarmingsbedrijven om de energietransitie in goede gang te laten verlopen.

2.6.4 Instituties

De functie instituties binnen een transitie geeft weer welke partijen zich bezighouden met de transitie, zoals de overheid en de politiek (Rotmans, 2003). Ook de mate waarin deze instituties zich

(13)

13 bemoeien met de transitie is van belang. Er zijn meerdere instituties die zich bezighouden met de energietransitie binnen de verwarmingsindustrie. De overheid is op dit moment bezig met het plannen en agenderen om wetten in te voeren in de verwarmingsindustrie. Ook

energie/verwarmingsproducenten bemoeien zich met de transitie. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden in welke mate de energietransitie impact heeft op het handelen van deze instituties, en hoe zij zich uiten tegenover de transitie in de verwarmingsindustrie.

2.6.5 Transport

De functie transport heeft betrekking op de manier waarop de infrastructuur van het transport veranderd bij een transitie (Rotmans, 2003). In het onderzoek zal er gekeken worden in welke mate de toevoer van energie vanuit energiecentrales naar huishoudens een impact heeft op de efficiëntie van energiebronnen. Om mee te gaan met de tijd zal het transport van energiebronnen efficiënter gemaakt moeten worden. Er zal ook worden gekeken in hoeverre energiecentrales de capaciteit hebben om mee te gaan met een tijd waarin de energiebehoefte toeneemt.

2.6.6 Energie

De functie energie binnen de transitie geeft aan wat er verandert in het gebruik van verschillende soorten energie wanneer een transitie tot stand komt (Rotmans 2003). In het onderzoek zal er gekeken worden in hoeverre verschillende energiebronnen zoals elektriciteit en gas kunnen bijdragen aan het duurzamer maken van de verwarmingsindustrie.

2.6.7 Water

De functie water kan op meerdere manieren een rol spelen in een transitie. In de

verwarmingsindustrie kan het gebruik van water synthetisch gas opleveren. Zo kan er synthetisch gas opgewekt worden met behulp van elektriciteit, maar er zijn ook pilots en onderzoeken om

synthetisch gas op te wekken met behulp van waterstof. De vraag in dit hoofdstuk is of de energietransitie een doorslaggevende factor kan zijn om het gebruik van synthetisch gas op waterstof extra te stimuleren om verduurzaming van gas te kunnen realiseren

2.6.8 Economie

De functie economie gaat over de kosten en baten analyse van de transitie (Rotmans, 2003). Er wordt dus gekeken naar de kosten die gepaard gaan met de transitie en de baten die er zijn wanneer een transitie aan de gang is. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar de kosten die verschillende partijen zullen maken door toedoen van de energietransitie. De overheid, huishoudens en bedrijven zullen onderzocht worden om te kijken welke kosten zij zullen moeten maken.

2.6.9 Ecologie

De functie ecologie gaat over de impact van een transitie op het milieu (Rotmans, 2003). Op het gebied van ecologie zal er onderzocht worden in welke mate de energietransitie invloed heeft op het milieu. Het doel van de energietransitie is om in 2050 Co2 neutraal te zijn, maar ook om bijvoorbeeld vanaf 2021 geen conventionele cv-ketels meer te installeren. Het is dus interessant om te

onderzoeken of de huidige ontwikkelen in de verwarmingsindustrie vooruitstrevend genoeg zijn om dit doel in 2050 te behalen.

Door onderzoek te doen naar deze deelhoofdstukken kan er uiteindelijk een conclusie worden getrokken op de hoofdvraag. Alle functies die een transitie heeft worden onderzocht en samengevoegd om een betrouwbaar antwoord te geven op de onderzoeksvraag.

(14)

14

3. Methode van onderzoek

Er zal in dit onderzoek op een kwalitatieve manier onderzoek gedaan worden om de

onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Er zullen ook verschillende methoden van onderzoek gedaan worden. Er is dus sprake van een multi-method onderzoek wat inhoudt dat er twee soorten kwalitatief onderzoek verricht zal worden: literatuuronderzoek en twee interviews. Hier is voor gekozen om een uitgebreid beeld te krijgen van de energietransitie. Aangezien de energietransitie in de verwarmingsindustrie nog jong is, wordt er verwacht dat enkel een literatuuronderzoek niet dekkend genoeg zal zijn. Het literatuuronderzoek zal worden aangevuld met informatie van twee interviews die afgenomen worden. De doelgroep van de interviews zijn bedrijven die actief zijn in de verwarmingsindustrie, en in dit geval zijn dat verwarmingsproducenten en verwarmingsinstallateurs. Het onderzoek zal explorerend en inductief van aard zijn. Door onderzoek te doen zal de

onderzoeker meer kennis krijgen over de energietransitie in de verwarmingsindustrie, en aan de hand daarvan zal er een theorie ontwikkeld worden om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag (Thomas, 2006).

3.1 Literatuuronderzoek

Ten eerste zal er gebruik worden gemaakt van literatuurstudie. De impact die verschillende functies hebben op de transitie, op de verwarmingsindustrie, zal met literatuur onderzocht worden. De gebruikte bronnen moeten relevant en betrouwbaar zijn om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Om betrouwbaarheid te garanderen zullen ten eerste wetenschappelijke bronnen gebruikt worden. Daarnaast worden er bronnen gebruikt die afkomstig zijn van bedrijven die te maken hebben met de energietransitie, zoals woningcorporatie Aedes. Aangezien de transitie binnen de verwarmingsindustrie nog relatief jong is, en pas vanaf 2021 vaart zal krijgen, wordt er verwacht dat niet alle functies van de transitie, enkel met literatuuronderzoek onderzocht kunnen worden. Daarom zal een volledig literatuuronderzoek niet dekkend genoeg zijn om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag.

3.2 Interviews

Het doel van de interviews die afgenomen worden is om een breder en beter inzicht te krijgen op de impact van bepaalde functies van de transitie. Dit is nodig aangezien de bestaande literatuur te weinig antwoord zal kunnen geven op de impact van bepaalde functies van de transitie, en dus niet het volledige onderzoek kan dekken. Het gebruikmaken van interviews in dit onderzoek is relevant om het tekort aan informatie uit het literatuuronderzoek op te vullen.

De interviews in dit onderzoek zullen afgenomen worden bij twee belanghebbende partijen. De belanghebbende partijen zijn verwarmingsproducenten, installatiebedrijven, energiemaatschappijen en de overheid. De interviews zullen afgenomen worden bij installatiebedrijf Lobbezoo B.V. en verwarmingsproducent Remeha. Dit zijn twee belanghebbende partijen aangezien zij te maken hebben met de energietransitie. Er zal gesproken worden met de eigenaar van Lobbezoo B.V. om meer te weten te komen over de kosten van nieuwe installaties, en de manier waarop kleine verwarmingsbedrijven en consumenten over de transitie denken. Het tweede interview zal

afgenomen worden bij een vertegenwoordiger van verwarmingsproducent Remeha. Hier zal vooral gevraagd worden naar de impact van de transitie op grote bedrijven, zoals Remeha dat zelf ook is. Verder zal de vertegenwoordiger een gedetailleerd inzicht kunnen geven op de technologische veranderingen van producten om aan de toekomsteisen te kunnen voldoen.

(15)

15 De twee geïnterviewde partijen hebben veel te maken met de transitie en zullen dus juiste

informatie kunnen geven. Doordat zij over de juiste informatie beschikken zal er een betrouwbaar beeld geschetst kunnen worden over de impact van de energietransitie op de verwarmingsindustrie. Door middel van een semigestructureerd interview zal belangrijke informatie verworven worden. Hierbij zal de geïnterviewde in een bepaalde richting gestuurd worden, maar is er wel voldoende ruimte om door te vragen, om zo aan meer gedetailleerde informatie te komen. Door de verzamelde informatie te coderen zullen er verbanden en conclusies getrokken worden om op die manier de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.

Het onderzoek zal relevant zijn voor meerdere partijen. Huishoudens zullen zien welke

mogelijkheden en problemen er ontstaan door de energietransitie. De kosten en baten zullen in kaart worden gebracht, waardoor huishoudens meer kennis zullen krijgen over de voor- en nadelen van een eventuele verandering van hun verwarmingsinstallatie in huis. Voor installatiebedrijven en verwarmingsproducenten is het relevant om te kijken welke mogelijkheden er binnen de

energietransitie zijn om duurzaamheid te kunnen realiseren. De informatie verschaft uit de

interviews kan voor media en overheid belangrijk zijn om aan te tonen wat de werkelijke situatie is binnen de energietransitie in de verwarmingsindustrie.

Er zal een betrouwbaar onderzoek verricht worden aangezien er triangulatie wordt gebruikt. Dit betekent dat het gebruik van zowel literatuuronderzoek én interviews de betrouwbaarheid verbetert. Door literatuuronderzoek en interviews te vergelijken zal er getracht worden om een consistent antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag. Om valide onderzoek te krijgen zal de verkregen data gegeneraliseerd moeten worden. In dit onderzoek zullen de resultaten gegeneraliseerd moeten worden op huishoudens in de bestaande bouw. Interne validiteit zal gewaarborgd moeten worden door de juiste vragen te stellen aan de geïnterviewde om een bias te voorkomen. Daarnaast moeten de juiste mensen gekozen worden waar de interviews bij afgenomen zullen worden.

(16)

16

4. Resultaten

In het hoofdstuk resultaten zullen de uitkomsten van het literatuuronderzoek, en de interviews weergeven worden. Het hoofdstuk is opgedeeld in acht sub hoofdstukken. De acht sub hoofdstukken zullen de resultaten weergeven van de afzonderlijke functies van de transitie, zoals benoemd in het conceptuele model. Allereerst zullen de gevonden resultaten uit de bestaande literatuur weergeven worden. Vervolgens zullen de bevindingen uit de interviews de bestaande literatuur aanvullen. Door de bevindingen uit deze acht paragrafen samen te voegen zal er uiteindelijk een antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag, in de conclusie.

4.1 Technologie

De technologische ontwikkeling van verwarmingssystemen zal bepalen of klimaateisen in de toekomst gehaald kunnen worden. De conventionele gasketel zal plaats maken voor duurzame (hybride) systemen om verduurzaming in de verwarmingsindustrie te kunnen realiseren. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot de technologie in het literatuuronderzoek en de

interviews.

4.1.1 Literatuuronderzoek

Hybride verwarmingssystemen bestaan uit een combinatie van een gasketel en een elektrische warmtepomp (van Beuzekom et al., 2016). Deze warmtepomp maakt gebruik van lucht- of aardwarmte om ruimtes te verwarmen. Om het verschil in efficiëntie en rendement tussen een warmtepomp en een gasketel te vergelijken wordt er gekeken naar de cop waarde van een

verwarmingsinstallatie. De Coefficient of Performance (cop) geeft aan hoe efficiënt een warmtepomp werkt (Greenhome, 2017). Er wordt gekeken naar de hoeveelheid energie die nodig is, om een bepaalde hoeveelheid warmte te produceren. Een COP waarde van 4 betekent 4KWh aan warmte met het gebruik van 1KWh elektriciteit.

De COP waarde hangt af van de aanvoertemperatuur (buitentemperatuur), aangezien de aanvoertemperatuur verwarmt moet worden tot de gewenste afgiftetemperatuur

(stooktemperatuur). Een lage aanvoertemperatuur betekent een lagere COP waarde van de warmtepomp.

Figuur 3: Cop waarde warmtepomp

Bron: Greenhome, 2017

(17)

17 Figuur 4: COP waarde

Bron: Berenschot et al., 2015 Zoals weergeven in figuur 3 is een warmtepomp bij een cop waarde van 2.9 of hoger efficiënter en goedkoper dan een gasketel. De gemiddelde cop waarde voor de warmtepomp is 4.0 voor

ruimteverwarming en 3.1 voor tapwater (Berenschot, Gasunie, BDH & DNV-GL, 2015). Zoals weergeven in figuur 4 is de cop waarde het hoogst tussen de 5 en 15 graden Celsius, en dit zijn temperaturen die tijdens het stookseizoen het vaakst voorkomen. Dit houdt in dat in theorie de hybride warmtepomp altijd efficiënter is dan een conventionele gasketel.

4.1.2 Interviews

Volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) worden 2018 en 2019 hét jaar van de warmtepomp. Zeker 30 tot 35 nieuwe pompconfiguraties zullen geïntroduceerd worden. Met deze nieuwe configuraties moet het in gebruik nemen van hybride systemen haalbaarder worden voor huishoudens. Er wordt een toename verwacht in de verkoop van hybride systemen wat positief zou zijn voor verwarmingsproducent Remeha, maar ook om een stap te zetten in de

verduurzaming van de verwarmingsindustrie.

Een probleem is volgens de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018) de botsing tussen de oude en de nieuwe technologieën. Hybride systemen werken namelijk niet samen met radiatoren, en dus is vloerverwarming een vereiste. In oude huizen is vloerverwarming vaak niet aanwezig, en dus zullen complete installaties vervangen moeten worden om efficiënt te kunnen verwarmen met een hybride systeem. Ook het plaatsen van een hybride systeem kost meer ruimte dan een ouderwetse gasketel. Voor een warmtepomp op lucht moet een buitendeel geplaatst worden, en ook in huis neemt een hybride systeem meer ruimte in. Deze ruimte is niet altijd beschikbaar bij huishoudens, vooral in de kleinere woningen.

(18)

18

4.2 Cultuur

De manier waarop de bevolking haar mening heeft over de energietransitie kan doorslaggevend zijn in de mate waarop de transitie een succes wordt of niet in Nederland. Wanneer huishoudens een negatieve kijk hebben op de energietransitie kan dit voor de overheid een obstakel zijn om de milieueisen voor de toekomst te behalen. De volgende resultaten over de rol van cultuur binnen de energietransitie zijn gevonden in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.2.1 Literatuuronderzoek

In de beginfase van de energietransitie is het belangrijk dat de transitie gestimuleerd wordt. Het is namelijk een belangrijke opgave om de bevolking ervan duidelijk te maken dat de energietransitie een belangrijke kwestie is in de samenleving. De transitie kan gezien worden als een mentale kwestie, waar energiebesparing en –verduurzaming niet een moeilijk, maar een inspirerende uitdaging moet zijn (Rotmans, 2011). Het moet ‘cool’ worden om je bezig te houden met

verduurzaming, aangezien huishoudens over het algemeen terughoudend zijn en weinig acceptatie hebben tegenover iets nieuws zoals de energietransitie (Lewis, 2017). De beleving die mensen bij de transitie hebben moet veranderen. De transitie bestaat namelijk niet alleen uit technologische veranderingen, maar ook de beleving die mensen erbij hebben (Theo Elfrink, 2018).

Naast de acceptatie van huishoudens, moet er binnen bedrijven en investeerders ook acceptatie zijn, om zo de energietransitie te kunnen stimuleren. De acceptatie van duurzame energiebronnen onder de bevolking wordt ‘community acceptance’ genoemd (Wüstenhagen, Wolsink & Bürer, 2007). Het fenomeen ‘Not in my backyard’, wat inhoudt dat mensen een negatieve houding hebben tegenover een fenomeen, moet plaats maken voor ‘community acceptance’ om de energietransitie een positieve boost te geven (Wolsink, 2000). Op dit moment zit de energietransitie in een fase waar mensen vooral sceptisch zijn over de plannen. Hierin is een U-vormig patroon zichtbaar. Bij het voorstel van plannen is men enthousiast, maar naarmate de tijd vordert komt er meer negativiteit. De mate van acceptatie over de energietransitie zal echter weer stijgen wanneer de transitie onder huishoudens in volle gang komt, omdat men dan de voordelen ervan gaat zien (Lewis, 2017; Wüstenhagen et al., 2007).

Om het gebrek aan sociale focus, en het gebrek aan acceptatie onder de bevolking te stimuleren, kan er een sociaaleconomisch systeem geïmplementeerd worden om het gebruik van duurzame

energiebronnen te stimuleren (Lewis, 2017).

4.2.2 Interviews

In het interview met de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) is vooral de rol van de bevolking besproken. Volgens de heer Gosse Visser heerst er in Nederland een bepaalde cultuur die impact heeft op de voortgang van de energietransitie. De Nederlandse bevolking kan namelijk gezien worden als ouderwets. Dit betekent dat de bevolking vaak sceptisch is wanneer het gaat over nieuwe ontwikkelingen. Zoals beschreven in het onderzoek van (Wüstenhagen et al., 2007), wordt men negatiever over een nieuwe ontwikkeling naarmate de tijd vordert. Binnen de

verwarmingsindustrie was men op voorhand enthousiast over de verduurzaming, maar in de loop van de tijd maakte dat plaats voor meer negativiteit. Om deze mindset te kunnen veranderen zullen de positieve aspecten van de energietransitie meer benadrukt moeten worden. Door voor een productieve tegenwind te zorgen met positieve argumenten, tegenover sceptici, kan de negatieve spiraal worden doorbroken om zo de energietransitie een positieve boost te geven.

In het interview met de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018) is naar voren gekomen dat de problemen die de energietransitie met zich meebrengt eerst verholpen moeten

(19)

19 worden voordat het Nederlandse volk klaar is voor de transitie in de verwarmingsindustrie. Zolang bedrijven en huishoudens niet volledig het vertrouwen hebben in de transitie, zal de voortgang moeilijker verlopen. In beide interviews is dus naar voren gekomen dat men in Nederland kritisch kijkt naar nieuwe ontwikkelingen, en daardoor kan de huidige energietransitie in de

verwarmingsindustrie bemoeilijkt worden.

4.3 Instituties

Instituties zoals de overheid, woningbouwstichtingen en milieu coalities tussen grote bedrijven zijn bezig om de energietransitie in goede banen te kunnen leiden. De overheid heeft het energierapport ‘transitie naar duurzaam’ geschreven, en een coalitie tussen energiebedrijven schreven een voorstel om gasketels af te schaffen (Berenschot, 2018). De volgende resultaten over de rol van instituties binnen de energietransitie zijn gevonden in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.3.1 Literatuuronderzoek

De overheid heeft haar rol in de energietransitie omdat er gefaciliteerd, gestimuleerd en verbonden moet worden vanuit de overheid richting de bevolking (Rotmans, 2011). Met meerdere

instrumenten moet de overheid op een effectieve wijze de energietransitie in gang brengen. Onder deze instrumenten valt het beprijzen (tarieven stroom/gas), belasten (WOZ-waarde), verleiden (subsidies), verplichten (afschaffing gasketel) en opschalen (projecten opschalen). Met deze

instrumenten moet de energietransitie niet alleen in gang worden gebracht door te faciliteren, maar moet het de bevolking ook worden gestimuleerd (Rotmans, 2011).

De overheid moet ook randvoorwaarden scheppen in de ondersteuning van innovatie en R&D, en kosten van de transitie op zich nemen zoals investeringskosten en financiële risico’s (Seebregst & Weeda, 2013). De overheid moet bijvoorbeeld meer investeren in nieuwe technologieën om het aandeel wind- en zonne-energie te kunnen laten groeien, en daarmee de verduurzaming te stimuleren om uiteindelijk energieneutraal te kunnen worden (Lewis, 2017). Wanneer de toevoer van duurzame energie toeneemt, en het energienet wordt verbeterd, wordt het beter haalbaar om de bestaande bouw energie neutraal te laten worden.

Daarnaast moeten energiebedrijven initiatiefnemers worden, en spelen als veranderingsagenten. Ook zij worden geacht om te initiëren, faciliteren en stimuleren in plaats van te controleren en te beheersen (Rotmans, 2011; van Dijk, 2008). Dit houdt in dat energiebedrijven duurzame projecten moeten faciliteren om het gebruik van duurzame energiebronnen verder te stimuleren. Ook moeten energiebedrijven de betrouwbaarheid en kwaliteit van energienetten blijven waarborgen.

Op dit moment is er vanuit de overheid en grote energiebedrijven een gebrek aan implementatie vaardigheden, doordat er te weinig ervaring is met het toepassen van duurzame energie (van der Vleuten & Raven, 2006). Het zal dus tijd kosten voordat er in Nederland voldoende kennis en vaardigheden zijn om het verhogen van het gebruik van duurzame energie in goede banen te leiden (Lewis, 2017). Ook in het onderzoek door (van Beuzekom et al., 2016) wordt duidelijk dat

samenwerking vereist is om verduurzaming te kunnen realiseren. Met een integrale aanpak moet de verduurzaming en het plan om in 2050 energie neutraal haalbaar zijn. De energietransitie wordt doorgaans bekeken in termen van een overgang van fossiele brandstoffen naar duurzame

energiebronnen. Deze opvatting van de energietransitie is onvolledig. De belangrijkste keuzes met betrekking tot energietransitie gaan niet zo zeer over welke technologieën of brandstoffen er gebruikt moeten worden. Het moet meer draaien om welke sociale, economische en politieke regelingen, met betrekking tot duurzame energiebronnen, gemaakt moeten worden (Miller, Iles, & Jones, 2013).

(20)

20

4.3.2 Interviews

Uit het interview met de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) zijn er twee partijen naar voren gekomen die de energietransitie beïnvloeden. Enerzijds speelt de overheid een rol in de energietransitie, en anderzijds spelen grote bedrijven in de verwarmingsindustrie, en de energiesector een rol.

Een probleem dat komt vanuit de overheid en de media zijn de discussies over het afschaffen van gas, die verkeerd worden gevoerd. Wanneer de media schrijven over de energietransitie worden deze berichten op meerdere manieren geïnterpreteerd waardoor er volledig onjuiste en verdraaide verhalen ontstaan. Zo is het volledig afschaffen van gas in zijn algemeen nooit een plan geweest, maar ging het enkel om het afschaffen van aardgas, en Gronings gas. Het probleem wat hierdoor ontstaat is dat veel mensen onjuiste dingen gaan roepen, en dat werkt averechts om de

energietransitie te stimuleren. Wanneer de bevolking vanuit de overheid en de media betere berichtgeving zou krijgen, zou de hele discussie over het afschaffen van gas, volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) van tafel.

Grote verwarmingsproducenten zoals Remeha, kunnen volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) een rol spelen in het veranderen van de hele discussie over gas. De energietransitie kan namelijk gestimuleerd worden wanneer er vanuit bedrijven zoals Remeha voor een productieve tegenwind gezorgd wordt door positieve argumenten te bieden zodat men

positiever gaat denken over de energietransitie. Uiteindelijk kan de mindset van de bevolking beïnvloed worden de overheid en grote verwarmings- en energieproducenten om de transitie in een beter daglicht te zetten, en zo de energietransitie te stimuleren.

De mening van de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018) is dat de overheid meer moet doen om de bevolking tegemoet te komen. Kosten worden nu eenzijdig op huishoudens afgeschoven. Deze kosten zijn voor veel huishoudens te hoog, waardoor de aanschaf van hybride systemen niet mogelijk is voor een groot deel van de bevolking.

4.4 Transport

In het transport van energie zijn er factoren die de efficiëntie van het transport kunnen beïnvloeden. Gas en elektriciteit zijn twee verschillende calorieën die elk op een andere manier getransporteerd worden van een energiecentrale naar bijvoorbeeld huishoudens. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot het transport in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.4.1 Literatuuronderzoek

De efficiëntie van het transport van energie hangt af van de gebouwde omgeving. CE Delft (2015) heeft in een onderzoek aangetoond het gebruik van groen gas en elektriciteit beide efficiënt kan zijn om energieneutraal te worden. In gebieden met een hoge bouwdichtheid is de capaciteit van het energienet te klein om elk huishouden te voorzien van genoeg stroom (CE Delft, 2015) In deze gebieden is het gebruik van groen gas dus efficiënter dan het gebruik van stroom, en kunnen hybride systemen dus moeilijker toegepast worden in deze gebieden. Om in deze gebieden energieneutraal te kunnen worden zou het gebruik van groen of synthetisch gas een goede oplossing kunnen zijn. In gebieden met een lagere bouwdichtheid is de capaciteit van het energienet wel voldoende (CE Delft) In deze gebieden zouden hybride systemen wel voldoen om duurzaamheid te kunnen realiseren. De vraag is echter wel in hoeverre de capaciteit voldoende is, aangezien er in meerdere onderzoeken aangetoond is dat het energienet in de toekomst verzwaard moet worden om aan de toekomstige energievraag te voldoen (Breukelen, 2015; ECN-RX,2002; KEMA Nederland B.V., 2010).

(21)

21

4.4.2 Interviews

In het interview met de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) is gebleken dat er vooral bij het gebruik van elektriciteit problemen kunnen ontstaan omtrent het transport van deze energie. Bij het gebruik van een hybride systeem is het elektra verbruik hoger dan bij een

conventionele gasketel. Huidige elektriciteitsnetwerken zijn echter niet gebouwd op een toename, en hebben zodoende de capaciteit niet om aan de vraag te voldoen. In nieuwbouwwijken, die zonder gasaansluiting zijn gebouwd, zijn er al voorbeelden waar men tijdens piekvragen van elektriciteit problemen krijgt met de aanvoer van elektriciteit. In deze wijken is er al rekening gehouden met een verhoogd energieverbruik, terwijl dit in de bestaande bouw niet het geval is. Het tekort aan

capaciteit in bestaande woningen kan opgelost worden met het openbreken van straten om het energienet te verzwaren, en dit kost tijd en geld.

Ook de capaciteit van elektriciteitscentrales komt tekort om aan de vraag van huishoudens te voldoen volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018). Als voorbeeld wordt de Hemweg centrale genoemd waar regelmatig een vraagoverschot van elektriciteit is tijdens piekuren. Tijdens piekuren is het gat tussen opwekken van elektriciteit, en het gebruik van

elektriciteit te groot, waardoor centrales de vraag niet aankunnen.

Het transport van gas kent geen capaciteitsproblemen volgens de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018). Dit komt mede doordat gas minder weerstand heeft dan elektriciteit omdat gas door een leiding gaat en elektriciteit door een kabel moet worden geduwd. Het gebruik van duurzaam gas zou hierdoor efficiënter en goedkoper zijn, aangezien het verzwaren van het energienet een duurdere optie is.

4.5 Energie

Binnen de transitie zijn er meerdere mogelijkheden om anders met energie om te gaan, en zo duurzamer te kunnen worden. Zo kan het gebruik van elektriciteit gestimuleerd worden bij huishoudens, of kan het gebruik van gas duurzamer gemaakt worden. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot energie in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.5.1 Literatuuronderzoek

Het gebruik van hybride systemen gaat samen met een verhoging van het elektriciteitsverbruik. De bestaande bouw is berekend op een maximale piekvraag van 6 gigawatt per huis (Ministerie van Economische zaken, 2016). Volgens berekeningen kan deze piekvraag stijgen tot 7 gigawatt wanneer huishoudens gebruik gaan maken van hybride verwarmingssystemen, en deze piekvraag kan zelfs stijgen naar 23 gigawatt wanneer huishoudens overgaan op volledig elektrische

verwarmingssystemen (Berenschot et al., 2015). Volgens deze berekeningen zou dat betekenen de capaciteit van het energienet onvoldoende is. In het onderzoek van KEMA Nederland B.V. (2010) werd deze situatie ook geschetst, en kan de impact van warmtepompen op het energienet zodanig groot worden dat er geen andere oplossing is dan het verzwaren van het energienet. Dat de huidige capaciteit van het stroomnet niet groot/zwaar genoeg is om aan de toekomstige vraag te voldoen werd ook aangetoond in het onderzoek van Breukelen (2015).

Een bijwerking dat gepaard gaat met de verduurzaming van het energiegebruik is de grilligheid die gepaard gaat met de het opwekken van wind- en zonne-energie. Er wordt alleen energie geleverd wanneer de wind- en zonomstandigheden ideaal zijn. Het gebruik van hybride-systemen bij huishoudens kan gepaard gaan met grilligheid wat dan inhoudt dat de vraag naar energie van huishoudens, en het aanbod van energie niet op één lijn ligt (Gooyert, Rouwette, van Kranenburg &

(22)

22 van Breen, 2014). Gevolg hiervan is dat huishoudens niet de hoeveelheid gewenste stroom kunnen gebruiken aangezien er een tekort is aan stroom.

Om deze grilligheid en het tekort aan capaciteit te voorkomen zal er meer geïnvesteerd moeten worden in het energienet, om problemen in de toekomst te kunnen voorkomen (ECN-RX, 2002).

4.5.2 Interviews

Volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) zullen er op twee manieren veranderingen gaan ontstaan, in de energiesector, door de energietransitie. Er zijn namelijk goede mogelijkheden om zowel met elektriciteit, als met gas, grote stappen te maken om verduurzaming te realiseren.

Het probleem is echter dat het gebruik van gas gezien wordt als slecht, en dat het gebruik van elektra moet worden gestimuleerd. Dit zal niet de oplossing zijn om de energietransitie succesvol te laten verlopen.

Ten eerste kan het gebruik van synthetisch gas een goede en duurzame manier zijn voor

huishoudens, volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018). Dit gas kan co2 neutraal worden opgewekt en zo kunnen huishoudens zonder uitstoot te hebben hun huis verwarmen. Zolang elektriciteitscentrales nog steeds grondstoffen zoals kolen gebruiken om elektriciteit op te wekken, is het gebruik van synthetisch gas zelfs beter dan het gebruik van elektriciteit.

Door efficiënter met energie om te gaan kan de uitstoot van co2 verminderd worden, en het gebruik van energie. Vooral in bestaande gebouwen zoals appartementencomplexen kan het gebruik van stadsverwarming voor een c02 vermindering zorgen, en wordt er tot 8 keer de factor efficiënter gestookt.

Het grootste nadeel van het stimuleren van elektriciteitsgebruik is dat huidige centrales niet gebouwd zijn op de piekvraag van huishoudens. Tegenwoordig is het gat tussen het opwekken van energie, en het gebruik van energie te groot, waardoor er een lock-in ontstaat en er niet aan de vraag kan worden voldaan. Er zijn voorbeelden in nieuwbouwwijken waar huishoudens een tekort aan stroom hadden wanneer de buren hun Tesla gingen opladen.

In het interview met de heer Dick Lobbezoo (Persoonlijke communicatie, 26 mei 2018), is naar voren gekomen dat de wensen van de overheid om het gasgebruik vanaf 2021 af te schaffen onrealistisch zijn. Er zal eerst gekeken moeten worden naar de problemen die ontstaan wanneer huishoudens meer stroom gaan verbruiken. Vooral in de bestaande bouw is het verzwaren van het energienet een hele opgave.

4.6 Water

Met het gebruik van water kan er door splitsing van atomen gas worden gecreëerd. Op deze manier zou het gebruik van gas duurzaam kunnen zijn zodat gas niet volledig afgeschaft hoeft te worden. Enkel het gebruik van aardgas en Gronings gas zou stopgezet kunnen worden wanneer gas op een andere manier wel duurzaam is. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot water in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.6.1 Literatuuronderzoek

Water (H2O) is een chemische verbinding tussen twee waterstofatomen en één zuurstofatoom. Door deze atomen te splitsen, en vervolgens de waterstofatomen te koppelen aan koolstofatomen

(23)

23 gehaald wordt, en deze atoom wordt verbonden met vier waterstofatomen krijg je een gas dat volledig Co2 neutraal is. Dit proces wordt power-to-gas genoemd (de Joode, Daniëls, Smekens, van Stralen, Dalla Longa, Schoots, ... & Holstein, 2014).

In de toekomst kan power-to-gas een hele grote rol gaan spelen in het Nederlandse energiesysteem aangezien er op een Co2 neutrale manier energie opgewekt wordt in samenwerking met het gebruik van wind- en zonne-energie (de Joode et al., 2014).

4.6.2 Interviews

Met het gebruik van water kan er energie opgewekt worden dat volledig Co2 neutraal is. Op een technisch ingewikkelde manier kan dit gerealiseerd worden, en volgens Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) is er naar voren gekomen dat de Universiteit van Eindhoven hier onderzoek naar doet. Ook Dhr. Visser houdt zich bezig met deze ontwikkelingen en probeert nieuwe innovaties te kunnen ontwikkelen voor Remeha. Voorlopig is het creëren van synthetisch gas met het gebruik van waterstof een goede optie om op een energie neutrale wijze gas te kunnen verbruiken. Het voordeel van het zogenaamde power-to-gas proces is dat verwarmingsinstallaties op deze manier nog steeds gebruik kunnen maken van gas. Want uiteindelijk zijn installaties op synthetisch gas efficiënter dan elektrische installaties aangezien er in het transport van gas veel minder weerstand is dan in het transport van elektriciteit.

Op dit moment is er nog weinig kennis en geld geïnvesteerd in het power-to-gas proces. Dit concept is nog erg jong en er zitten nog veel kinderziektes in dit proces. In de eerste jaren zal het gebruik van power-to-gas systemen dus erg duur zijn omdat er nog weinig innovatie is in dit proces. Dit komt omdat het opwekken van synthetisch gas op dit moment nog meer energie kost dan het gebruik van enkel aardgas of elektriciteit.

In het interview met de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018) zijn er geen resultaten verkregen over het gebruik van water in de energietransitie. De reden hiervan is dat dit onderwerp technisch is, en dat bedrijven die zich niet bezighouden met duurzame innovatie geen kennis hebben over deze kwestie. Het interview met de heer Dick Lobbezoo is zodoende niet van belang in dit stuk.

4.7 Economie

De kosten die gepaard gaan met de energietransitie zijn van belang om onderzocht te worden, om te kijken of deze hele transitie economisch haalbaar is. Bij verschillende partijen zullen er extra kosten komen om de transitie in gang te brengen. De overheid, bedrijven en huishoudens zullen kosten moeten maken. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot de economie in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.7.1 Bestaande literatuur

Vooral in de bestaande bouw is de impact van de energietransitie een obstakel. Het veranderen van bestaande cv-systemen kan ingrijpend zijn aangezien complete installaties gesloopt moeten worden, en er vervolgens nieuwe installaties geplaatst worden (Roos et al., 2011). De kosten die hier mee gepaard zijn kunnen hoog uitvallen, en dat kan de implementatie van nieuwe technieken zoals hybride systemen belemmeren (Hoppe et al., 2011).

Naast de kosten voor huishoudens zijn er ook andere partijen die door de energietransitie met kosten te maken krijgen. Voor woningcorporaties zullen de kosten bestaan uit het vervangen van

(24)

cv-24 installaties in huurwoningen. Om sociale huurwoningen gasloos en klimaatneutraal te maken moet er 108 miljard euro neergeteld worden door de woningcorporaties, volgens de koepelorganisatie Aedes (Peter Winterman, 2018). Het zal gaan om 2,1 miljoen huurwoningen waar gemiddeld 52.000 euro per bestaand gebouwd huis geïnvesteerd moet worden om aan de toekomstige klimaateisen te voldoen. Dit is volgens Aedes binnen de financiële mogelijkheden echter niet haalbaar, omdat investeringen in duurzaamheid niet ten koste mogen gaan van grote opgaves zoals de nieuwbouw en betaalbaarheid van huurhuizen (Aedes, 2018).

Ook de overheid zal flink moeten investeren om de klimaateisen te behalen. Om de energietransitie succesvol te laten verlopen zullen de kosten oplopen tot 3,5-5,5 miljard euro per jaar bij een reductie van 49 procent c02 in 2030 (Koelemeijer, Daniëls, Koutstaal, & Boot, 2017). Deze kosten zullen deels verhaald worden op de Nederlandse burger en het bedrijfsleven (Lewis, 2017). De verdeling hiervan is onrechtvaardig aangezien bedrijven 1,5 miljard euro meebetalen, en huishoudens 5,4 miljard meebetalen over de jaren heen. Dit terwijl bedrijven meer milieuschade (3,3 miljard) aanrichten dan huishoudens (2,6 miljard) (Vergeer, Rooijers & Davidson, 2017).

4.7.2 Interviews

De functie economie heeft een grote impact op de transitie in de verwarmingsindustrie. Zoals aangegeven door de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei, 2018) draait uiteindelijk elke beslissing om geld. Wanneer er afwegingen gedaan moeten worden kijkt men liever naar de rol van geld, in plaats van naar andere dingen, zoals het milieu of efficiëntie. De functie economie is in het interview onderverdeeld in vier stukken; jaarlijkse kosten, aanschafkosten, installatie kosten en totale kosten. Hier is voor gekozen om de verschillende kosten van het ombouwen van een

verwarmingsinstallatie in kaart te brengen. De weergegeven resultaten zijn verkregen uit de interviews met zowel de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018), als de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018)

4.7.2.1 Jaarlijkse kosten

Ten eerste is het gebruik van hybride en elektrische systemen duurder in het dagelijks gebruik, dan een traditionele cv-ketel. Het gebruik van 1 kubieke meter gas staat ongeveer gelijk aan 10.3 Kilowattuur aan stroom. Zoals aangegeven in het hoofdstuk technologie behaald een installatie een gemiddelde cop waarde van 2.5. Dit komt erop neer dat je 1 kubieke meter gas gelijk kan stellen aan 4.12 (10.3/2.5) kilowattuur aan stroom.

Tabel 1: Jaarlijkse kosten

Energie Gas Stroom

Verbruik 1 m3 4.12 KWh

Gem. totaal verbruik 5000 m3 20600 KWh

Kosten per m3/KWh 0.65 euro 0.22 euro

Totale Kosten per jaar 3250 euro 4532 euro

Zoals weergegeven in tabel 1 betekent het dus dat de jaarlijkse kosten voor huishoudens omhooggaan wanneer zij een cv-installatie zouden vervangen voor een elektrisch

verwarmingssysteem. Voor veel huishoudens zou een stijging in de maandelijkse kosten een reden zijn om niet af te stappen van een traditionele cv-ketel. In het interview met Dhr. Lobbezoo wordt dit

(25)

25 ook benadrukt, hij kan bevestigen dat veel particulieren niet willen overstappen omdat zij niet bereid zijn om jaarlijks meer te betalen aan energiekosten. Hierbij worden de investeringen in een nieuw verwarmingssysteem nog weggelaten.

4.7.2.2 Aanschafkosten

Op dit moment zijn er een aantal subsidies beschikbaar voor huishoudens die hebben besloten om over te stappen op hybride verwarmingssystemen zoals warmtepompen op lucht- of aardwarmte. De subsidie op hybride systemen kan variëren tussen de 500 en 2800 euro, op de aanschaf van zo’n systeem. Dit dekt bij lange na de totale kosten van hybride/elektrisch systeem niet.

4.7.2.3 Installatiekosten

Naast het aanschaffen van een hybride/elektrisch systeem is er in de bestaande bouw nog een extra kostenpost. Om hybride/elektrische systemen efficiënt te kunnen laten werken zal de bestaande installatie aangepast of vervangen moeten worden. Het probleem is namelijk dat de meeste bestaande installaties enkel samengaan met het gebruik van de conventionele gasketel. Zo functioneren radiatoren niet efficiënt in samenwerking met hybride/elektrische systemen. Het aanpassen en vervangen van een bestaande installatie kost veel tijd en daarmee ook veel geld. De kosten van het vervangen van een installatie kan zelfs meer geld kosten dan de aanschaf van een hybride/elektrisch systeem.

4.7.2.4 Totale kosten

De totale kosten van een volledig nieuwe installatie in samenwerking met een hybride systeem zullen variëren van 10.000 tot 25.000 euro. Aangezien traditionele cv-installaties gesloopt moeten worden, en volledig nieuwe installaties aangelegd moeten worden zijn de kosten van deze hoogte. In beide interviews is meerdere malen aangegeven dat dit voor de meeste huishoudens niet te bekostigen is. Hierdoor worden er dus weinig hybride/elektrische installaties aangelegd in bestaande gebouwen omdat de kosten te hoog zijn voor het gros van de bevolking. In nieuwbouwhuizen daarentegen worden er tegenwoordig wel regelmatig hybride/elektrische systemen geïnstalleerd. Deze huizen kunnen volledig ontworpen worden naar de eisen die hybride/elektrisch systemen met zich

meebrengen. Hierdoor vallen de kosten veel lager uit dan bij het aanbrengen van deze installaties in bestaande gebouwen.

4.8 Ecologie

De energietransitie in Nederland is bedoeld om klimaateisen in de toekomst te halen. De

verduurzaming in de verwarmingsindustrie is één van de doelen van de overheid om in 2050 co2 neutraal te kunnen zijn. De mate waarin het verduurzamen van de verwarmingsindustrie zal slagen zal afhangen van innovatie op het gebied van producten en energieverbruik. De volgende resultaten zijn gevonden met betrekking tot de ecologie in het literatuuronderzoek en de interviews.

4.8.1 Literatuuronderzoek

Met het creëren van de energietransitie is het doel om uiteindelijk in 2050 co2 neutraal te zijn (Ministerie van Economische Zaken, 2016). Doordat 50 procent van de verbruikte energie naar het verwarmen van huishoudens gaat, valt er in de verwarmingsindustrie veel winst te halen.

Met het starten van ecologisch verantwoorde nieuwbouwwijken zal er een stap gemaakt worden in de verduurzaming bij huishoudens (Dirven, Rotmans & Verkaik, 2002). Deze nieuwbouwwijken moeten bij oplevering co2 neutraal zijn. Dit betekent dat gasaansluitingen worden weggelaten en huishoudens enkel elektriciteitsvoorzieningen hebben.

(26)

26 Het zal voor de overheid wel een grote opgave worden om de doelen voor 2050 te behalen (Lewis, 2017). Dit komt mede doordat er problemen zijn met het implementeren van de energietransitie. Het stimuleren van hybride systemen bij huishoudens, en het stimuleren van groen gas en groene stroom, zijn uitdagingen voor de overheid en bedrijven om de milieueisen te realiseren voor 2050 (Rotmans, 2011).

4.8.2 Interviews

Volgens de heer Gosse Visser (persoonlijke communicatie, 28 mei 2018) is de energietransitie hoofdzakelijk bedoelt om het milieu te verbeteren, en zo de eisen voor 2050 te behalen. Door het innoveren van hybride systemen, en het gebruik maken van duurzame stroom en gas moet deze verduurzaming gerealiseerd worden.

Door synthetisch gas te ontwikkelen met koolstof- en waterstofatomen kan er co2 neutraal gas gecreëerd worden. Op deze manier kan gas in de toekomst gebruikt blijven worden, omdat het niet schadelijk is voor het milieu. Er kan makkelijker co2 neutraal gas worden geproduceerd dan co2 neutrale stroom zolang energiecentrales gebruik maken van kolen op elektriciteit op te wekken. Het gebruik van aardgas en Gronings gas zal wel gestopt moeten worden omdat deze vormen van gas wel schadelijk zijn voor het milieu.

Zolang energiecentrales schadelijke grondstoffen gebruiken om stroom op te wekken is enkel het gebruik van groene stroom een verbetering voor het milieu. Energiecentrales zullen dus snel moeten stoppen met het gebruiken van schadelijke grondstoffen van kolen om stroom op te wekken.

Volgens de heer Dick Lobbezoo (persoonlijke communicatie, 26 mei 2018) hebben hybride

verwarmingssystemen een grote bijdrage aan de verduurzaming van de verwarmingsindustrie. Zeker wanneer huishoudens ook in combinatie met hybride systemen gebruik maken van groen gas en groene stroom.

(27)

27

5 Conclusie

Om een conclusie te kunnen trekken op de onderzoeksvraag zijn er voor de 8 deelfuncties van de transitie resultaten gevonden. Uit de resultaten van de 8 deelfuncties van de transitie zullen conclusies worden getrokken, om uiteindelijk een conclusie te kunnen trekken op de impact van de gehele transitie op de verwarmingsindustrie in de bestaande bouw.

5.1 Conclusie deelfuncties

Door de energietransitie is er op technologisch gebied veel ontwikkeling in hybride systemen, en in 2018/2019 komen er 30-35 nieuwe pompconfiguraties die de efficiëntie van hybride systemen verder moet verbeteren. De efficiëntie van warmtepompen wordt gemeten met de cop waarde en op dit moment blijkt het al dat warmtepompen een hogere efficiëntie hebben dan conventionele cv-ketels.

Op het gebied van cultuur blijkt het dat de Nederlandse bevolking ouderwets is en weinig openstaat voor nieuwe technologieën. Om de energietransitie goed te laten verlopen in de

verwarmingsindustrie zal er meer vertrouwen moeten komen in de energietransitie, om de mate van acceptatie te kunnen laten stijgen. De overheid en grote bedrijven moeten bijdragen aan de

verandering van de ouderwetse cultuur in Nederland.

Instituties zoals de overheid en grote bedrijven moet faciliteren, stimuleren en verbinden richting de bevolking, om de energietransitie goed te laten verlopen. Daarnaast is er op dit moment te weinig kennis en ervaring bij de overheid en bedrijven met het toepassen van duurzame energieën in de verwarmingsindustrie. Door een integrale aanpak met sociale, economische en politieke regelingen moet de energietransitie in een beter daglicht worden gezet, zodat de energietransitie goed zal verlopen.

In het transport van energie kunnen zowel gas als elektriciteit een efficiënte energie zijn om verduurzaming te stimuleren. Afhankelijk van het gebouwde gebied moet er een keuze worden gemaakt in het gebruik van gas of elektriciteit. Vooral in de bestaande bouw bestaat er een grote kans dat de capaciteit van elektriciteit onvoldoende is om huishoudens gasloos te laten leven. Bij het gebruik van gas zijn er geen capaciteitsproblemen dus de energietransitie heeft vooral impact op het transport van elektriciteit.

Het gebruik van elektriciteit zal door de energietransitie de komende jaren stijgen. Deze stijging kan oplopen van 6 naar 23 gigawatt per huishouden. Daarnaast wordt het gat tussen vraag en aanbod van elektriciteit steeds hoger. De toename van het elektriciteitsverbruik, en de grilligheid tussen vraag en aanbod kan gepaard gaan met een tekort aan capaciteit van elektriciteit. Zolang deze problemen zich voordoen is het afschaffen van gas onwenselijk, en is het gebruik van groen- en synthetisch gas een goede oplossing om co2 neutraal te worden.

Door de energietransitie wordt het gebruik van elektriciteit gestimuleerd, en het gebruik van gas ontmoedigd, omdat gas schadelijker is voor het milieu. Het is echter wel mogelijk om co2 neutraal te worden met het gebruik van gas. Door het splitsen van water in waterstof- en zuurstofatomen kan het waterstofatoom worden gebruikt om synthetisch gas te produceren. Dit synthetische gas kan co2 neutraal opgewekt worden, en is daardoor zelfs efficiënter dan elektriciteit, aangezien er in het transport van gas minder weerstand is dan bij elektriciteit. Het project met synthetisch gas wordt power-to-gas genoemd en zit nog in de beginfase aangezien er nog weinig onderzoek naar gedaan is. De energietransitie heeft de grootste impact op de economie. Uiteindelijk draait elke beslissing om geld. De overheid zal door de energietransitie 3.5-5.5 miljard moeten investeren om de

(28)

28 verduurzaming te realiseren. Woningcorporaties moeten 108 miljard in de bestaande bouw

investeren om huurwoningen co2 neutraal te krijgen, en huishoudens in de bestaande bouw moeten 10.000-25.000 investeren om woningen co2 neutraal te krijgen. Voor zowel woningcorporaties als een groot deel huishoudens is dit niet realiseerbaar zonder subsidies of andere regelingen.

De energietransitie is in gang gezet om toekomstige milieueisen te behalen. Door de ontwikkelingen op het gebied van verwarmingssystemen, en energie, zal er verduurzaming gerealiseerd worden. Om de milieueisen van 2050 te behalen zal er echter nog wel veel werk verricht moeten worden.

5.2 Conclusie onderzoeksvraag

De impact van de energietransitie op de verwarmingsindustrie is dusdanig groot dat er in de komende jaren progressie moet worden geboekt op economisch, sociaal en politiek gebied om de energietransitie succesvol te laten verlopen. Vooral in de bestaande bouw ontstaan er problemen bij het vervangen van conventionele cv-installaties, en zijn daar de economische en sociale gevolgen groter dan in de nieuwbouw. Om vooruitgang te boeken met de energietransitie zal er een integraal plan vanuit de overheid opgesteld moeten worden, om de bevolking te stimuleren en de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat