• No results found

Berichtgeving en orgaandonatie : Positieve en negatieve berichten en intentie om te registreren als orgaandonor

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Berichtgeving en orgaandonatie : Positieve en negatieve berichten en intentie om te registreren als orgaandonor"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Berichtgeving en orgaandonatie

Positieve en negatieve berichten en intentie om te registreren als orgaandonor

Bobbie Reichenfeld - 10757058 Universiteit van Amsterdam Communicatiewetenschap Afstudeerproject excellentie Prof. dr. Bas van den Putte 16 januari 2017

Prof. dr. Bas van den Putte 16 januari 2017 Onderzoeksrapport Aantal woorden: 5343

(2)

Samenvatting

Aangezien nog steeds een gebrek aan orgaandonoren bestaat in Nederland, is onderzoek gedaan naar de invloed van berichtgeving op de intentie om te registreren als orgaandonor. Gekeken is naar het verschil in effect op intentie tussen berichtgeving met een positief frame en een negatief frame. In bestaand onderzoek is hierover nog geen eenduidige conclusie getrokken. Bovendien is gekeken van uit een nieuwe invalshoek, namelijk via de theorie van gepland gedrag. De descriptieve norm, persoonlijke norm, attitude en waargenomen

gedragscontrole zijn in het onderzoek meegenomen als mediatoren. Er is gebruik gemaakt van een online experiment. Uit de resultaten is gebleken dat berichten met een positief frame een grotere invloed hebben op descriptieve norm, attitude en persoonlijke norm. Descriptieve norm, persoonlijke norm en waargenomen gedragscontrole leidden vervolgens tot een hogere intentie om te registreren als orgaandonor. De persoonlijke norm en descriptieve norm worden beïnvloed door het type berichtgeving en beïnvloeden zelf de intentie om te doneren. Een indirect effect van het type berichtgeving op de intentie is dus gevonden. Dit onderzoek geeft onderzoekers een nieuwe kijk op framing, de theorie van gepland gedrag en intentie om te doneren en geeft campagnemakers een indicatie over wat voor berichten te gebruiken in toekomstige campagnes.

(3)

Inleiding

In Nederland zijn meer mensen die een orgaan nodig hebben dan dat organen beschikbaar zijn (Nederlandse Transplantatie Stichting, 2016). Dit betekent dat nog niet genoeg mensen

geregistreerd staan als donor, waardoor nog niet genoeg organen beschikbaar zijn. In 2015 stonden in Nederland bijvoorbeeld 177 mensen op de wachtlijst voor een longtransplantatie; 78 mensen ontvingen daadwerkelijk een nieuwe long. Jaarlijks sterven rond de 150 mensen terwijl zij wachten op een orgaan. Terwijl één donor meerdere organen kan afstaan en daardoor tot wel acht levens kan redden (Nederlandse Transplantatie Stichting, 2016). Om deze reden wordt al jaren veel campagne gevoerd om het aantal orgaandonoren te laten stijgen. In 2015 werd bijvoorbeeld de campagne ‘Donor worden. Waar wacht je nog op?.’ gelanceerd (Nederlandse Transplantatie Stichting, 2015). Ondanks dat al veel campagne is gevoerd, bestaat nog steeds een gebrek aan orgaandonoren. Het te kort aan orgaandonoren is de reden waarom in dit onderzoek gezocht wordt naar effectieve manieren om volwassenen te overtuigen zich te registreren als orgaandonor. Naast dat veel campagne gevoerd is om meer orgaandonoren te werven, is ook veel onderzoek gedaan naar persuasieve communicatie en orgaandonatie (Falomir-Pichastor, Berent, & Pereira, 2013).

Bij veel voorlichtingsthema’s is onderzoek gedaan naar de effecten van een positief of een negatief frame, zo ook bij orgaandonatie. Berichten met een positief frame benadrukken de voordelen van het registreren als orgaandonor. Berichten met een negatief frame benadrukken de nadelen van het niet registreren als orgaandonor. Uit voorgaand onderzoek is nog niet duidelijk gebleken welk frame een grotere invloed heeft op de gedragsintentie om te

registreren als orgaandonor. Veel tegengestelde of niet eenduidige resultaten zijn gevonden in voorgaand onderzoek over de effecten van de verschillende frames (Falomir-Pichastor, Berent, & Pereira, 2013). Hier is dus een lacune in de wetenschap te vinden. Het huidige onderzoek spitst zich daarom toe op het voorzien van nogmaals een antwoord op de vraag of berichtgeving met een positief of een negatief frame meer effect heeft op de intentie om te doneren. Anders aan dit onderzoek is dat mediatoren worden gebruikt uit de theorie van gepland gedrag. Wordt het verband tussen het type berichtgeving en de gedragsintentie gemedieerd door deze variabelen? De combinatie van framing, de theorie van gepland gedrag en intentie om te registreren als orgaandonor is nog niet eerder onderzocht. Het huidige onderzoek zal dus weliswaar het zoveelste antwoord geven op dezelfde vraag, maar de invalshoek is vernieuwend. De hoofdvraag die bij het onderzoek is opgesteld, luidt: Is de

(4)

gedragsintentie van volwassenen om zich te registreren als orgaandonor hoger na blootstelling aan berichten met een positief frame of een negatief frame?

Theoretisch kader

Theorie van gepland gedrag

De theorie van gepland gedrag is een theorie die ervan uitgaat dat intentie de belangrijkste beïnvloedende factor is op het uitvoeren van gepland gedrag (Ajzen, 1991). Als iemand de intentie heeft om het gedrag uit te voeren, dan is de kans groot dat het gedrag ook

daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden. De intentie wordt vervolgens beïnvloed door drie factoren, namelijk de attitude tegenover het gedrag, de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole. Attitude en waargenomen gedragscontrole zullen in het huidige onderzoek meegenomen worden. Door de jaren heen zijn door andere onderzoekers additionele

variabelen toegevoegd aan het model van Ajzen. Bij dit onderzoek is ervoor gekozen ook de persoonlijke norm mee te nemen, omdat persoonlijke normatieve invloed een belangrijke rol speelt bij intentie als het gedrag antisociaal (namelijk het niet registreren als orgaandonor) of sociaal controversieel is (Parker, Manstead & Stradling, 1995; Conner & Armitage, 1998). Daarnaast is gekozen om ook de descriptieve norm mee te nemen in het onderzoek. Dit was in eerste instantie ook geen onderdeel van de theorie van gepland gedrag. Deze variabele is echter zo veel onderzocht in de context van de theorie van gepland gedrag (Sheeran & Orbell, 1999; Rivis & Sheeran, 2003), dat Ajzen het uiteindelijk heeft toegevoegd aan het model (Fishbein & Ajzen, 2011).

Framing

Goffman (1974) was de eerste die kwam met de zogenaamde framing theorie. Hij stelde vast dat mensen alles wat om hun heen gebeurt, interpreteren door hun primary framework. Alles wat mensen zien wordt beïnvloed door een bepaald onbewust kader. Dit kader beïnvloedt vervolgens de keuzes die mensen maken en de manier waarop zij informatie verwerken. Het is voor een instantie, zoals de media, makkelijk om dit kader te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door woorden/beelden te gebruiken (of juist weg te laten) die bepaalde associaties opwekken bij de lezer/kijker.

In het geval van gezondheid-gerelateerde informatie en beslissingen wordt het frame meestal uitgedrukt en geïnterpreteerd in termen van baten en kosten (Rothman & Salovey, 1997). Framing beïnvloedt de verwachting die men heeft van de uitkomsten van het uitvoeren van

(5)

een bepaald soort gedrag. Aan de hand van de prospect theory wordt door Kahneman en Tversky (1979) uitgelegd dat mensen risicogedrag vertonen wanneer zij zijn blootgesteld aan informatie over de kosten van het gedrag, zoals bij een negatief frame. Wanneer ze echter zijn blootgesteld aan informatie over de baten van het gedrag, zoals bij een positief frame, zullen zij risico-avers gedrag vertonen. In het geval van gezondheid gerelateerde beslissingen is deze theorie echter aangepast. Het effect dat loss frames en gain frames (of positieve en negatieve frames) heeft op gezondheid-gerelateerd gedrag, hangt af van het soort gedrag, namelijk of het ziekte-detecterend of gezondheidsbevestigend gedrag is (Rothman & Salovey, 1997). Bij het voorkomen van gezondheidsproblemen (gezondheidsbevestigend gedrag) heeft een positief frame een groter effect dan een negatief frame. Bij ziekte-detecterend gedrag daarentegen, werkt een negatief frame beter (Rothman, Martino, Bedell, Detweiler & Salovey, 2003). Maar is dit ook toepasbaar op het vraagstuk over orgaandonatie? Valt

orgaandonatie onder ziekte-detecterend of gezondheidsbevestigend gedrag? In eerste instantie gaat de keuze naar gezondheidsbevestigend gedrag, het is namelijk om te voorkomen dat iemand nog zieker wordt. Als dat geval is, dan zou een positief frame groter effect hebben. Orgaandonatie is echter een geval apart, omdat het bij orgaandonatie namelijk niet direct gaat om de eigen gezondheid, maar om de gezondheid van een ander.

Een andere weg om in te slaan, is om te kijken naar onderzoek met betrekking tot het effect van schuld appeals op de intentie om te doneren. Reinhart, Marshall, Feeley en Tutzauer (2007) beschrijven in hun onderzoek schuld appeals als het benadrukken dat de acties die iemand onderneemt, anderen schade kunnen aanrichten. Dit is hetzelfde als de negatieve frames die in dit onderzoek worden gebruikt, namelijk dat als iemand geen orgaandonor wordt, andere mensen misschien geen orgaan zullen ontvangen. Bewezen is dat schuld appeals leiden tot een hogere intentie om te doneren aan goede doelen (Basil, Ridgway & Basil, 2006), maar ook leiden tot een hogere intentie om organen te doneren (Wang, 2011). Schuld appeals kunnen daarentegen ook averechts werken en juist geen goede invloed hebben (O’Keefe, 2001). Schuld is namelijk geen positieve emotie en kan een ongewenst negatief gevoel geven aan de lezer. Tegenover schuld appeals staan altruïstische appeals: het

benadrukken dat de acties die iemand onderneemt anderen ten goede doen. Deze altruïstische appeals komen op hetzelfde neer als het positieve frame, namelijk dat als iemand zich

registreert als orgaandonor, dat andere mensen een orgaan ontvangen en gered kunnen worden. Altruïstische appeals hebben een positieve invloed op gedragsintentie (Boster, Fediuk & Kotowski, 2001). Daarnaast is altruïsme een van de meest invloedrijke

(6)

motivatiefactoren die mensen ertoe aanzet om hun organen te doneren (Morgan & Miller, 2002).

In het verleden is onderzoek gedaan naar positieve en negatieve frames en het effect op de intentie om te doneren, maar vaak werden geen significante effecten gevonden (Sun, 2015; Reinhart, Marshall, Feeley & Tutzauer, 2007). In één onderzoek werd wel gevonden dat een negatief frame geen invloed heeft op de intentie om orgaandonor te worden (Cohen, 2010).

Conceptueel model

Op basis van de theoretische uitwerking hierboven wordt verwacht dat berichten met een positief frame resulteren in een hogere attitude, descriptieve norm en persoonlijke norm. Een verhoging van deze variabelen zal naar verwachting resulteren in een hogere intentie om te registreren als orgaandonor (zie figuur 1). Waargenomen gedragscontrole oefent naar verwachting ook invloed uit op intentie.

Variabelen

Het type berichtgeving, met een positief frame of een negatief frame, is de onafhankelijke variabele in het huidige onderzoek. De intentie om te registreren als orgaandonor is de afhankelijke variabele. Gedragsintentie is de bereidheid of het voornemen om een bepaald gedrag te vertonen (Ajzen & Madden, 1986). Het verband tussen deze onafhankelijke en afhankelijke variabelen wordt gemedieerd door vier ander variabelen.

(7)

Attitude

De eerste mediator die is onderzocht, is de variabele attitude. Attitude is de houding die iemand heeft tegenover het uitvoeren van het gedrag (Azjen, 1991). Bij het huidige onderzoek is dit de houding ten opzichte van het registreren als orgaandonor. De theorie van gepland gedrag stelt dat hoe positiever iemands attitude is, hoe groter zijn/haar intentie is om het gedrag uit te voeren (Azjen, 2002). Het type berichtgeving dat wordt gebruikt, moet dus resulteren in een gunstige attitude ten opzichte van orgaandonatie. De attitude ten opzichte van het gedrag komt voort uit gedragsovertuigingen (Azjen & Madden, 1986). Een

gedragsovertuiging is de subjectieve waarschijnlijkheid dat het uitvoeren van het gedrag een bepaalde uitkomst zal hebben. Als iemand verwacht dat de uitkomst van het gedrag positief zal zijn, dan zal de attitude tegenover het uitvoeren van het gedrag ook positief zijn. Ik verwacht daarom dat positieve berichtgeving een gunstigere invloed zal hebben op de attitude. Als deelnemers door het bericht inzien wat de positieve uitkomsten zijn van het registreren als orgaandonor (namelijk dat registreren als orgaandonor andere mensen kan redden), zal de attitude verbeteren. Een negatief frame benadrukt daarentegen niet de

positieve uitkomsten, maar juist de negatieve uitkomsten als iemand geen orgaandonor wordt. Deelnemers verkrijgen dus geen positieve associaties bij het uitvoeren van het gedrag en de attitude zal daarom niet verbeteren na het lezen van een negatief bericht.

Hypothese 1: Als de berichtgeving positief is geframed, dan zal de attitude ten opzichte van orgaandonatie positiever zijn.

Hypothese 2: Als de attitude ten opzichte van orgaandonatie positiever is, dan zal de intentie om te registreren als orgaandonor hoger zijn.

Descriptieve norm

De tweede mediator die is onderzocht, is de variabele descriptieve norm. De descriptieve norm houdt in dat wat belangrijke mensen om iemand heen doen, een rol speelt bij de beslissing over wat iemand zelf doet. Bijvoorbeeld: als veel mensen het doen, dan moet ik ook maar mee doen. Een hogere descriptieve norm resulteert in een hogere intentie (Rivis & Sheeran, 2003). Als iemand vanuit de berichtgeving het idee krijgt dat veel andere mensen zich registreren als orgaandonor, zal hij/zij een hogere intentie hebben om zichzelf ook te registreren als orgaandonor. In positieve berichtgeving over orgaandonatie kan bijvoorbeeld worden benadrukt dat al veel mensen orgaandonor zijn, waardoor zij andere mensen kunnen redden. Lezers krijgen het idee dat veel mensen in hun omgeving orgaandonor zijn en dat zij

(8)

daarom ook orgaandonor moeten worden. Als zij daarentegen lezen dat niet genoeg mensen orgaandonor zijn (zoals in een negatief frame), zullen zij minder de sociale druk voelen om orgaandonor te worden, aangezien zij niet de enigen zijn die nog geen orgaandonor zijn. Hierdoor is de verwachting dat positieve berichtgeving resulteert in een hogere descriptieve norm.

Hypothese 3: Als de berichtgeving positief is geframed, dan zal de descriptieve norm hoger zijn.

Hypothese 4: Als de descriptieve norm van de deelnemers hoger is, dan zal de intentie om te registreren als orgaandonor hoger zijn.

Persoonlijke norm

De derde mediator is de persoonlijke norm. De persoonlijke norm is de perceptie van een individu wat betreft de morele juistheid of onjuistheid van het uitvoeren van het gedrag (Conner & Armitage, 1998). Als iemand ervan is overtuigd dat het uitvoeren van het gedrag moreel juist is, dan zal hij/zij een hogere intentie hebben om het gedrag uit te voeren. Als in een positief bericht wordt benadrukt dat het registreren als orgaandonor positieve en moreel juiste resultaten oplevert (namelijk het redden of verbeteren van mensenlevens), zal de persoonlijke norm als hoger worden ervaren door de deelnemers. In een negatief bericht worden deze moreel correcte resultaten juist niet benadrukt. Deelnemers zullen daarom niet de perceptie hebben dat het registreren als orgaandonor moreel juist is. Dit zal de persoonlijke norm, na het lezen van een negatief bericht, onverbeterd laten.

Hypothese 5: Als de berichtgeving positief is geframed, dan zal de persoonlijke norm hoger zijn.

Hypothese 6: Als de persoonlijke norm hoger is, dan zal de intentie om te registreren als orgaandonor hoger zijn.

Waargenomen gedragscontrole

De vierde variabele die wordt meegenomen is de waargenomen gedragscontrole. De waargenomen gedragscontrole is de verwachting of het gedrag makkelijk of moeilijk uit te voeren is (Azjen, 1991). Het is de controle die iemand denkt te hebben over het uitvoeren van het gedrag. De waargenomen gedragscontrole wordt bepaald door controle overtuigingen. Controle overtuigingen zijn de verwachtingen van een persoon over de aanwezigheid van

(9)

factoren die de uitkomst van het uitvoeren van een bepaald gedrag beïnvloeden. Welke

factoren maken het gedrag makkelijker, welke factoren maken het gedrag moeilijker en was is de mogelijke invloed van deze factoren. Als iemand controle denkt te hebben over het

uitvoeren van het gedrag en veronderstelt dat dit gedrag makkelijk is uit te voeren, zal hij/zij een hogere intentie hebben om het gedrag uit te voeren. Een hogere waargenomen

gedragscontrole leidt tot een hogere gedragsintentie (Ajzen, 1991). Positieve en negatieve framing houdt voornamelijk verband met de consequenties van een bepaald gedrag, of deze goed of slecht zijn. Aangezien de waargenomen gedragscontrole niet gaat over de

consequenties van het gedrag zelf, maar alleen of iemand in staat denkt te zijn het gedrag uit te kunnen voeren, wordt niet verwacht dat de berichtgeving invloed heeft op de waargenomen gedragscontrole. Waargenomen gedragscontrole wordt wel meegenomen in het huidige onderzoek omdat het een zeer belangrijke voorspeller van intentie is, wat de onafhankelijke variabele van het conceptueel model is.

Hypothese 7: Als de waargenomen gedragscontrole hoger is, dan zal de intentie om te doneren hoger zijn.

Intentie

In onderzoek naar de theorie van gepland gedrag is al vaak aangetoond dat attitude,

descriptieve norm en persoonlijke norm belangrijke beïnvloedende factoren op intentie zijn (Ajzen, 1991; Ajzen & Madden, 1986; Parker, Manstead & Stradling, 1995; Rivis & Sheeran, 2003). Aangezien de verwachting is dat deze drie belangrijke voorspellers van intentie zullen worden beïnvloed door het bericht met het positieve frame, wordt ook een direct effect van de framing op de intentie om te registreren als orgaandonor verwacht.

Hypothese 8: Als de berichtgeving positief is geframed, dan zal de intentie om te doneren als orgaandonor hoger zijn.

Methode Proefpersonen

Voor het huidige onderzoek bestaat de doelgroep uit personen die zestien jaar of ouder zijn. Voorafgaand aan het onderzoek is ethische goedkeuring verkregen en hebben de deelnemers informed consent gegeven. Aangezien de intentie om te registreren als orgaandonor werd gemeten, zijn deelnemers die al geregistreerd staan als orgaandonor uitgesloten van het

(10)

onderzoek. De deelnemers werden via sociale media (Facebook, Twitter), email en persoonlijke contacten geworven. Van de 179 deelnemers bleken 17 respondenten de vragenlijst niet volledig te hebben ingevuld. Zij werden uitgesloten van het onderzoek. Van de overige 162 respondenten bleken 63 respondenten al geregistreerd te staan als

orgaandonor. Om deze reden zijn deze respondenten uitgesloten van verdere analyses. Uiteindelijk werden 99 deelnemers meegenomen voor de analyses. Van het overige aantal respondenten bleek 46,5% man te zijn (N=46) en 53,5% vrouw (N=53). De leeftijd van deze respondenten varieerde van 17 tot 62 jaar (M=33,9; SD=15,0).

Design

Een online experiment is uitgevoerd. Deelnemers zijn willekeurig aan een van de twee condities (verschillende berichten) blootgesteld. Na de blootstelling aan een van de twee condities zijn de deelnemers gevraagd een aantal vragen in te vullen. Deze vragen hebben de variabelen intentie, attitude, descriptieve norm, persoonlijke norm en waargenomen

gedragscontrole gemeten. Aangezien de deelnemers willekeurig toegedeeld zijn aan een conditie, is geen voormeting gedaan. De volledige vragenlijst is te vinden in Appendix B.

Materiaal

Het materiaal bestaat uit twee verschillende nieuwsberichten omtrent orgaandonatie. Het ene bericht bevat positieve berichtgeving zoals: “Jouw aanwezigheid op de donorlijst kan tot wel acht levens redden”. Het andere bericht bevat negatieve berichtgeving zoals: “Door jouw afwezigheid op de donorlijst kunnen tot wel acht levens niet gered worden”. De volledige berichten staan in Appendix A. De deelnemers zullen willekeurig aan een van de twee berichten blootgesteld worden.

Meetinstrument Attitude

Attitude is gemeten op basis van een bestaande schaal van Smith en McSweeney (2007). Dit meetinstrument bestaat uit acht semantisch differentiaal schalen. Deelnemers hebben

antwoord gegeven op de volgende vraag: “als ik mij nu zou registreren als orgaandonor, dan zou dat: aangenaam/onaangenaam zijn, nuttig/niet nuttig zijn, voldoening/geen voldoening geven, gunstig/ongunstig zijn, positief/negatief zijn, attent/ onattent zijn, zinloos/zinvol zijn en slecht/goed zijn.”. In de analyse zijn de variabelen goed/slecht en zinvol/zinloos omgedraaid. Alpha is 0,94 en daarmee is de schaal zeer betrouwbaar.

(11)

Descriptieve norm

Descriptieve norm is ook gemeten met een schaal van Smith en McSweeney (2007). De schaal bestaat uit vier vragen. 1) “Denk aan de mensen die belangrijk voor je zijn. Welk percentage van hen denk je dat geregistreerd staat als donor?” (0-100). Deze schaal is in de analysefase omgezet tot een 7-punts schaal door de schaal van 100 op te delen in 7 ranges. 2) “De meeste mensen die belangrijk voor mij zijn, staan wel geregistreerd als orgaandonor” (7-punts likert schaal). 3) “De mensen die het meest dichtbij mij staan, staan niet geregistreerd als orgaandonor?” (7-punts likert schaal). Deze stelling is voor de analyse omgedraaid. 4) “Hoe waarschijnlijk denk je dat het is dat de mensen om je heen zich wel registreren als orgaandonor?” (7-punts likert schaal). Hier is nog een extra stelling aan toegevoegd, namelijk: “Het is voor mij belangrijk wat andere mensen om mij heen doen wat betreft orgaandonatie”. Na de betrouwbaarheidsanalyse is deze stelling echter weer verwijderd. Alpha is 0,81 dus de schaal is betrouwbaar.

Persoonlijke norm

De persoonlijke norm is gemeten door middel van een schaal van Blondeau, Godin, Gagnéa, en Martineau (2004). Het is een 7-punts likert schaal (helemaal mee oneens – helemaal mee eens) en bestaat uit drie verschillende stellingen namelijk: “Het is volgens mijn principes om mij te registreren als orgaandonor”; “Ik zou mij schuldig voelen, als ik mij niet zou registreren als orgaandonor”; “Het is moreel aanvaardbaar om mij niet te registreren als orgaandonor”. Deze laatste stelling is omgedraaid voor de analyse. Alpha van de schaal bleek slechts 0,6 te zijn, maar na verwijdering van de stelling “Het is moreel aanvaardbaar om mij niet te registreren als orgaandonor” is de alpha 0,71 en dus betrouwbaar.

Waargenomen gedragscontrole

Waargenomen gedragscontrole is gemeten door een bestaand meetinstrument (Bresnahan et al., 2007). Het is een 7-punts likert schaal (helemaal mee oneens – helemaal mee eens) en bestaat uit vijf verschillende stellingen zoals: “Registreren als orgaandonor is mijn eigen keuze” en “Ik ben vrij om mij te registreren als orgaandonor.”. Alpha van de schaal is 0,83, dus de schaal is betrouwbaar.

Gedragsintentie

Gedragsintentie is gemeten aan de hand van een schaal van Kopfman en Smith (1996). Het is een 7-punts likert schaal en bestaat uit de stellingen: “Ik overweeg de mogelijkheid om mij te

(12)

registreren als orgaandonor” en “Ik ben van plan mij te registreren als orgaandonor” en “Binnenkort zal ik mij registreren als orgaandonor”. Alpha van de schaal is 0,91 en de schaal is dus zeer betrouwbaar.

Analyseplan

Als eerste is gecontroleerd op leeftijd, opleidingsniveau en geslacht met behulp van een correlatiematrix. Hierna is voor de andere variabelen uit het model ook gecontroleerd of ze wel of niet met elkaar correleren.

Om de invloed van het type berichtgeving op attitude (H1), intentie, descriptieve norm (H3), de persoonlijke norm (H5) en de waargenomen gedragscontrole te meten, zijn vijf eenwegs-variantieanalyses (ANOVA) uitgevoerd.

Om vervolgens de invloed van attitude (H2), descriptieve norm (H4), waargenomen

gedragscontrole (H7) en de persoonlijke norm (H6) op de variabele intentie te meten, wordt een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd.

Resultaten

Ten eerste is gekeken of de controlevariabelen leeftijd, opleidingsniveau en geslacht

correleren met de afhankelijke variabele intentie en de mediatoren. Hieruit is gebleken dat de controlevariabelen niet correleren met intentie, maar dat opleidingsniveau wel correleert met waargenomen gedragscontrole, r=0,28, p=0,007. Dit verband is zwak en positief, dus

deelnemers met een hoger opleidingsniveau hebben een hogere waargenomen

gedragscontrole. De variabele opleidingsniveau zal dus meegenomen worden in de analyses bij het toetsen van de hypothesen.

Ten tweede is voor alle variabelen uit het model gekeken of ze met elkaar correleren. Zoals in Tabel 1 is te zien, scoren de deelnemers vooral hoog op de variabelen attitude, waargenomen gedragscontrole en intentie. Alle mediatoren (attitude, descriptieve norm, persoonlijke norm en waargenomen gedragscontrole) correleren zwak en positief met elkaar. Dus als een deelnemer bijvoorbeeld een hogere attitude heeft, dan zal hij/zij ook een hogere descriptieve norm hebben. Alle mediatoren correleren ook positief met intentie en dan voornamelijk waargenomen gedragscontrole en de persoonlijke norm. Als iemand een hoge waargenomen gedragscontrole ervaart, zal hij/zij ook een hogere intentie hebben om te registreren als

(13)

orgaandonor. Attitude, descriptieve norm en persoonlijke norm correleren ook met het type bericht. Hoe ‘positiever’ het bericht is, des te hoger zijn deze drie mediatoren. Waargenomen gedragscontrole en intentie correleren echter niet met het type bericht. Tot dusver komen deze resultaten overeen met de voorspellingen, namelijk dat alle mediatoren leiden tot een hogere intentie en dat een positief bericht leidt tot een hogere attitude, descriptieve norm en

persoonlijke norm. Zal dit echter ook stand houden als we de resultaten per conditie met elkaar vergelijken? Tabel 1: Correlatiematrix Attitude Descriptieve norm Waargenomen gedragscontrole Persoonlijke norm Intentie Type bericht Attitude (Pearson; p) x 0,225 0,033 0,225 0,033 0,235 0,027 0,292 0,006 -0,245 0,018 Descriptieve norm (Pearson; p) 0,225 0,033 x 0,192 0,070 0,376 0,000 0,400 0,000 -0,243 0,021 Waargenomen gedragscontrole (Pearson; p) 0,225 0,033 0,192 0,070 x 0,378 0,000 0,650 0,000 -0,134 0,209 Persoonlijke norm (Pearson; p) 0,235 0,027 0,376 0,000 0,378 0,000 x 0,530 0,000 -0,272 0,010 Intentie (Pearson; p) 0,292 0,006 0,400 0,000 0,650 0,000 0,530 0,000 x -0,175 0,102 Type bericht (Pearson; p) -0,245 0,018 -0,243 0,021 -0,134 0,209 -0,272 0,010 -0,175 0,102 x Gemiddelde (Standaarddeviatie) 5,65 (1,35) 3,86 (1,53) 5,73 (1,15) 4,17 (1,42) 4,69 (1,47) x

Om de twee condities met elkaar te vergelijken is voor alle vijf variabelen een eenwegs-variantieanalyse voor onafhankelijke waarnemingen uitgevoerd. Tabel 2 laat zien dat het bericht met een positief frame een meer positief effect heeft dan het bericht met een negatief frame op attitude (M=5,97, SD=1,23 versus M=5,32, SD = 1,39), op descriptieve norm (M = 4,22, SD =1,59 versus (M = 3,38, SD = 1,39) en op de persoonlijke norm (M = 4,56, SD =1,33

(14)

versus M = 3,78, SD = 1,43). Hypotheses 1, 3 en 5 werden hierdoor bevestigd. Bij deze variabelen heeft het positieve bericht dus een grotere invloed. Zoals verwacht is geen verschil gevonden tussen de twee berichten bij waargenomen gedragscontrole. Opmerkelijk is dat geen direct effect van de berichtgeving op de intentie om te registreren als orgaandonor is gevonden. Hypothese 8 wordt hierdoor verworpen.

Tabel 2: ANOVA Variabelen Positief M (SD) Negatief M (SD) F (1,88) p Eta2 Attitude 5,97 (1,23) 5,32 (1,39) 5,79 0,018 0,25 Descriptieve norm 4,22 (1,59) 3,38 (1,39) 5,530 0,021 0,24 Persoonlijke norm 4,56 (1,33) 3,78 (1,43) 6,926 0,010 0,27 Waargenomen gedragscontrole 5,88 (1,10) 5,58 (1,20) 1,60 0,21 - Intentie 4,94 (1,34) 4,43 (1,56) 2,735 0,10 -

Het regressiemodel (zie Tabel 3) met de intentie om te registreren als orgaandonor als afhankelijke variabele en attitude, descriptieve norm, persoonlijke norm en waargenomen gedragscontrole als afhankelijke variabelen is significant, F(4, 84) = 26,56, p < 0,001. Het regressiemodel is daarmee bruikbaar om de intentie te voorspellen, 56 procent van de

verschillen in intentie kunnen worden voorspeld aan de hand van attitude, descriptieve norm, de persoonlijke norm en de waargenomen gedragscontrole (R2 = 0,56). Waargenomen gedragscontrole, b*=0,50, heeft een groot/sterk verband met intentie, terwijl descriptieve norm, b* = 0,21, en persoonlijke norm b* = 0,25 een significant, maar middelgroot verband hebben met intentie. Het verband tussen de variabele attitude en intentie was niet significant. Met elke punt extra op de schaal van de waargenomen gedragscontrole neemt de intentie om te registreren als orgaandonor met 0,64 toe. Met elke punt extra op de schaal voor

descriptieve norm, neemt de intentie om te registreren als orgaandonor gemiddeld met 0,2 toe. Met elke punt extra op de schaal voor persoonlijke norm neemt de intentie om te registreren

(15)

als orgaandonor met 0,26 toe. Bij al deze effecten wordt ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden. Hierdoor worden Hypotheses 4, 6 en 7 worden door deze analyse bevestigd.

Tabel 3: Regressieanalyse Variabelen B Std. Error Beta t p Lower bound 95% Variantie Upper bound 95% Variantie Attitude 0.064 0,084 0,059 0,764 0,447 -0,102 0,230 Descriptieve norm 0,199 0,076 0,206 2,603 0,011 0,047 0,350 Persoonlijke norm 0,255 0,086 0,248 2,968 0,004 0,084 0,426 Waargenomen gedragscontrole 0,644 0,102 0,504 6,319 0,000 0,441 0,847

Het is opmerkelijk dat het type berichtgeving geen direct effect heeft op intentie, maar wel effect heeft op twee mediatoren (descriptieve norm en persoonlijke norm) die zelf van invloed zijn op intentie. Het is dus interessant om te kijken of een indirect effect van de berichtgeving op intentie bestaat via deze twee mediatoren. Met PROCESS-model 4 is dit geanalyseerd. Er is een significant indirect effect van het type berichtgeving op de intentie om te registreren als orgaandonor via de descriptieve norm ab=-0,28, BCa Cl [-0,76, -0,04] en de persoonlijke norm ab=-0,40, BCa Cl [-0,94,-0,074]. De mediator descriptieve norm verzorgt ongeveer een derde van het totale effect van het type berichtgeving op de intentie, PM=0,27. De mediator

persoonlijke norm verzorgt ongeveer 40% van het totale effect van het typeberichtgeving op de intentie, PM=0,39. Er is dus een indirect effect van het type berichtgeving op intentie om te

registreren als orgaandonor.

(16)

Conclusie

De te beantwoorden hoofdvraag van het huidige onderzoek was of de gedragsintentie van volwassenen om zich te registreren als orgaandonor hoger is na blootstelling aan berichten met een positief frame of een negatief frame. Wat blijkt is dat geen direct effect van de berichtgeving op de intentie is gevonden, maar wel een indirect effect van het bericht met het positieve frame op de intentie om te registreren als orgaandonor. Positieve frames resulteren dus indirect tot een hogere intentie dan negatieve frames.

Van de onderzochte mediatoren werden de descriptieve norm, attitude en persoonlijke norm meer beïnvloed door het positieve bericht dan door het negatieve bericht. Wat betreft

waargenomen gedragscontrole maakt het niet uit of de proefpersonen een positief of een negatief bericht hebben gezien. De descriptieve norm, persoonlijke norm en waargenomen gedragscontrole oefenen invloed uit op de intentie om te regristeren als orgaandonor. Attitude daarentegen niet. Een direct verband is dus niet gevonden tussen het type berichtgeving en intentie om te registreren als orgaandonor, maar wel een indirect verband. Persoonlijke norm en descriptieve norm worden beïnvloed door het type berichtgeving en beïnvloeden zelf de intentie om te registreren als orgaandonor.

Discussie

Het huidige onderzoek geeft voor campagnemakers een richtlijn welk soort berichtgeving het best te gebruiken is voor toekomstige campagnes, namelijk positieve berichten. Hoewel

(17)

positieve berichtgeving geen directe invloed heeft op de intentie, is wel een indirect effect gevonden via de persoonlijke norm en descriptieve norm. Voor campagnemakers is het belangrijk om in de berichtgeving in te spelen op deze twee variabelen. In het huidige onderzoek is geen verband tussen de berichtgeving en de waargenomen gedragscontrole gevonden, maar wel is gebleken dat waargenomen gedragscontrole een belangrijke

voorspeller is van intentie. Ook al is het niet in het huidige onderzoek gedaan, is dit wel een belangrijk onderdeel om te verwerken in de berichtgeving. Dit kan worden gedaan door middel van teksten als: “Met maar drie klikken op de muis kan jij nú orgaandonor worden!”.

Daarnaast geeft het huidige onderzoek aanvulling en een nieuwe invalshoek aan het gat dat bestond in de wetenschap omtrent positieve en negatieve berichtgeving met betrekking tot orgaandonatie. Met het huidige onderzoek is bewezen dat de theorie van gepland gedrag vernieuwende en nuttige inzichten kan geven wanneer wordt gekeken naar framing en intentie om te registreren als orgaandonor. Toch is nog veel onderzoek te verrichten naar dit

onderwerp. Dit onderzoek geeft namelijk nog geen verklaring voor de verschillende resultaten die tot nu toe gevonden zijn. Nog veel meer verschillende frames zijn toe te passen op

berichtgeving over orgaandonatie. Het gebruik van een slachtofferframe kan bijvoorbeeld onderzocht, waarin het menselijk lijden centraal staat. Dit frame wordt vaak gebruikt voor fondsenwervende campagnes, dus misschien dat het ook effectief blijkt te zijn voor ‘orgaandonor wervende’ campagnes. Een ander frame dat wellicht van invloed is op de intentie om te doneren, is het human-interest frame. Bij het gebruik van dit frame worden emoties en de invloed van gebeurtenissen op het leven van mensen gebruikt om te overtuigen (Semetko & Valkenburg, 2000). Daarnaast zijn ook meer mediatoren te onderzoeken. Twee belangrijke mediatoren die vaak worden gebruikt in onderzoek naar de theorie van gepland gedrag, zijn de subjectieve norm en zelfeffectiviteit (Ajzen, 1991; Ajzen 2002). De

subjectieve norm houdt in dat mensen ernaar neigen zich te conformeren aan wat zij denken dat andere mensen vinden van een bepaald gedrag wordt. Zelfeffectiviteit is het vertrouwen dat iemand heeft in zijn/haar bekwaamheid om succesvol zijn of haar omgeving te

beïnvloeden door bepaald gedrag uit te voeren. Deze variabelen hebben allebei voor een groot deel te maken met de consequenties van het uitvoeren van gedrag en zijn dus waarschijnlijk te beïnvloeden door framing. Daarnaast kan in de toekomst onderzoek toegewijd worden aan berichten die ook de waargenomen gedragscontrole beïnvloeden.

(18)

In toekomstig onderzoek kan bovendien gebruik worden gemaakt van een grotere en meer representatieve steekproef. Aan het huidige onderzoek deden slechts 99 mensen mee, waarvan de helft bezig is/was met een universitaire opleiding. Waargenomen gedragscontrole

correleerde positief met opleidingsniveau, zo dat een hogere opleiding resulteerde in een hogere waargenomen gedragscontrole. Aangezien de steekproef uit zoveel hoogopgeleiden bestond, kan dit geleid hebben tot een vertekend beeld van de resultaten. Misschien dat een grotere en meer diverse groep andere resultaten zou hebben opgeleverd. Daarnaast is

orgaandonatie een gevoelig onderwerp, waar veel wenselijke antwoorden op kunnen worden gegeven. Het positieve frame leidde tot een hogere descriptieve norm en persoonlijke norm, dus mensen in die conditie vonden het belangrijker om te doen wat andere mensen denken dat juist is en wat zij zelf denken dat juist is. Bij het geven van sociaal wenselijke antwoorden wil men ook handelen naar wat juist is. Misschien dat het positieve frame (meer dan het negatieve frame) invloed had op de mate waarop de deelnemers sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven.

Een andere oorzaak van mogelijke vertekende resultaten kan het manipulatie materiaal zijn geweest. Aangezien het doel van het onderzoek was gebaseerd op verschillende soorten berichtframes, zijn twee verschillende berichten gebruikt voor het onderzoek. Geprobeerd is de berichten, naast de nodige aanpassingen voor de verschillende frames, zoveel mogelijk hetzelfde te houden. Toch kan variatie tussen de berichten zijn ontstaan die heeft geleid tot ongewenste resultaten. Aan de andere kant had de framing in de berichten misschien sterker gekund, waardoor de framing-effecten wellicht dan groter waren geweest.

(19)

Referenties

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human decision processes, 50, 179-211. doi:10.1016/0749-5978(91)90020-t

Ajzen, I. (2002). Perceived Behavioral Control, Self-Efficacy, Locus of Control, and the Theory of Planned Behavior. Journal of Applied Social Psychology, 32, 665-683. doi:10.1111/j.1559-1816.2002.tb00236.x

Ajzen, I., & Madden, T. J. (1986). Prediction of goal-directed behavior: Attitudes, intentions, and perceived behavioral control. Journal of Experimental Social Psychology, 22, 453-474. doi:10.1016/0022-1031(86)90045-4

Basil, D. Z., Ridgway, N. M., & Basil, M. D. (2006). Guilt appeals: The mediating effect of responsibility. Psychology & Marketing, 23, 1035-1054. doi: 10.1002/mar.20145

Blondeau, D., Godin, G., Gagnéa, C., & Martineau, I. (2004). Do ethical principles explain moral norm? A test for consent to organ donation. Journal of Applied Biobehavioral Research, 9, 230-243. doi:10.1111/j.1751-9861.2004.tb00102.x

Boster, F., Fediuk, T., & Ryan Kotowski, M. (2001). The effectiveness of an altruistic appeal in the presence and absence of favors. Communication Monographs, 68, 340-346.

doi:10.1080/03637750128074

Bresnahan, M., Lee, S. Y., Smith, S. W., Shearman, S., Nebashi, R., Park, C. Y., & Yoo, J. (2007). A theory of planned behavior study of college students' intention to register as organ donors in Japan, Korea, and the United States. Health communication, 21, 201-211.

doi:10.1080/10410230701307436

Cohen, E. L. (2010). The role of message frame, perceived risk, and ambivalence in individuals' decisions to become organ donors. Health communication, 25, 758-769. doi:10.1080/10410236.2010.521923

(20)

Conner, M., & Armitage, C. J. (1998). Extending the theory of planned behavior: A review and avenues for further research. Journal of applied social psychology, 28, 1429-1464. doi:10.1111/j.1559-1816.1998.tb01685.x

Falomir-Pichastor, J. M., Berent, J. A., & Pereira, A. (2013). Social psychological factors of post-mortem organ donation: A theoretical review of determinants and promotion

strategies. Health Psychology Review, 7, 202-247. doi:10.1080/17437199.2011.570516

Fishbein, M., & Ajzen, I. (2011). Predicting and changing behavior: The reasoned action approach. New York, NY: Taylor & Francis. doi:10.4324/9780203838020

Goffman, E. (1974). Frame analysis: An essay on the organization of experience. Cambridge: Harvard University Press. doi:10.2307/2106908

Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica: Journal of the econometric society, 47, 263-291. doi:10.2307/1914185

Kopfman, J. E., & Smith, S. W. (1996). Understanding the audiences of a health

communication campaign: A discriminant analysis of potential organ donors based on intent to donate. Journal of Applied Communication Research, 24, 33-49.

doi:10.1080/00909889609365438

Morgan, S., & Miller, J. (2002). Communicating about gifts of life: The effect of knowledge, attitudes, and altruism on behavior and behavioral intentions regarding organ

donation. Journal of Applied Communication Research, 30, 163-178. doi:10.1080/00909880216580

Nederlandse Transplantatie Stichting. (2016, 31 maart). Organen: cijfer van de afgelopen jaren. Geraadpleegd op 18 september, 2016, van Nederlandse Transplantatiestichting: http://www.transplantatiestichting.nl/cijfers/organen-cijfers-van-de-afgelopen-jaren

Nederlandse Transplantatie Stichting. (2016, 31 maart). Cijfers over donatie en transplantatie. Geraadpleegd op 28 november, 2016, van Nederlandse Transplantatie Stichting: http://www.transplantatiestichting.nl/cijfers-over-donatie-en-transplantatie

(21)

Nederlandse Transplantatie Stichting. (2015, 5 oktober). Campagne ‘Donor worden. Waar wacht je nog op.’ van start. Geraadpleegd op 5 november, 2016, van Nederlandse

Transplantatiestichting:

http://www.transplantatiestichting.nl/nieuws/campagne-donor-worden-waar-wacht-je-nog op-van-start

O’Keefe, D. J. (2000). Guilt and social influence. Annals of the International Communication Association, 23, 67-101. doi:10.1080/23808985.2000.11678970

Parker, D., Manstead, A. S., & Stradling, S. G. (1995). Extending the theory of planned behaviour: The role of personal norm. British Journal of Social Psychology, 34, 127-138. doi:10.1111/j.2044-8309.1995.tb01053.x

Reinhart, A. M., Marshall, H. M., Feeley, T. H., & Tutzauer, F. (2007). The persuasive effects of message framing in organ donation: The mediating role of psychological

reactance. Communication Monographs, 74, 229-255. doi:10.1080/03637750701397098

Rivis, A., & Sheeran, P. (2003). Descriptive norms as an additional predictor in the theory of planned behaviour: A meta-analysis. Current Psychology, 22, 218-233. doi:10.1007/s12144-003-1018-2

Rothman, A. J., & Salovey, P. (1997). Shaping perceptions to motivate healthy behavior: the role of message framing. Psychological bulletin, 121, 3. doi:10.1037//0033-2909.121.1.3

Rothman, A. J., Martino, S. C., Bedell, B. T., Detweiler, J. B., & Salovey, P. (1999). The systematic influence of gain-and loss-framed messages on interest in and use of different types of health behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 1355-1369. doi:10.1177/0146167299259003

Semetko, H.A. & Valkenburg, P.M. (2000). Framing European politics: a content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50, 93-109. doi:10.1093/joc/50.2.93

(22)

Sheeran, P., & Orbell, S. (1999). Augmenting the theory of planned behavior: Roles for anticipated regret and descriptive norms. Journal of Applied Social Psychology, 29, 2107-2142. doi:10.1111/j.1559-1816.1999.tb02298.x

Smith, J. R., & McSweeney, A. (2007). Charitable giving: The effectiveness of a revised theory of planned behaviour model in predicting donating intentions and behaviour. Journal of Community & Applied Social Psychology, 17, 363-386. doi:10.1002/casp.906

Sun, H. J. (2015). A study on the development of public campaign messages for organ donation promotion in Korea. Health Promotion International, 30, 903-918.

doi:10.1093/heapro/dau023

Wang, X. (2011). The role of anticipated guilt in intentions to register as organ donors and to discuss organ donation with family. Health Communication, 26, 683-690.

(23)

Appendix A Positief bericht

(24)
(25)

Appendix B

Volledige vragenlijst

Berichtgeving en orgaandonatie

Q34 Hierbij wil ik je uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het College of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek waar ik je medewerking voor wil vragen is getiteld “Berichtgeving en orgaandonatie”. In de online survey zal je worden blootgesteld aan een bericht omtrent orgaandonatie. Hierna zullen hier een aantal vragen over gesteld worden. Het onderzoek duurt ongeveer 10 minuten. Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van het College of Communication, Universiteit van Amsterdam, heb je de garantie dat: 1) Je anonimiteit is gewaarborgd en dat je antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden worden verstrekt, tenzij je hiervoor van te voren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend. 2) Je zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of je deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kun je achteraf (binnen 24 uur na deelname) je toestemming intrekken voor het gebruik van je antwoorden of gegevens voor het onderzoek. 3) Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en je niet met expliciet aanstootgevend materiaal zult worden geconfronteerd.

Q35 Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet op de vorige pagina van dit onderzoek. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Bobbie Reichenfeld. Te bereiken via mail: reichenfeld.bobbie@gmail.com. Voor eventuele klachten over dit

onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐ fmg@uva.nl.

 Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek. (4)  Ik zie af van deelnemen aan dit onderzoek. (5)

If Ik zie af van deelnemen aan... Is Selected, Then Skip To End of Survey Q1 Bent u een man of een vrouw?

 Man (1)  Vrouw (2)

(26)

Q2 Wat is uw hoogst genoten opleidingsniveau (ook waar u nog wellicht mee bezig bent)?  Click to write Choice 9 (9)

 VMBO (1)  HAVO (2)  VWO (3)  MBO (4)  HBO (5)  WO (6)  Anders (7) Q3 Wat is uw leeftijd?

If Wat is uw leeftijd? Is Less Than 16, Then Skip To End of Survey Q4 Staat u op dit moment geregistreerd als orgaandonor?

 Ja (1)  Nee (2)

Q38 Voor dit onderzoek ben ik alleen op zoek naar deelnemers die nog niet geregistreerd staan als orgaandonor. Heel goed dat jij wel al geregistreerd als orgaandonor, maar helaas maakt dat jou niet geschikt voor het huidige onderzoek. Alsnog bedankt voor het deelnemen. If Voor dit onderzoek ben ik a... Is Displayed, Then Skip To End of Survey

MPT Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

MP Neem nu rustig te tijd om het onderstaande bericht door te lezen, hier worden later vragen over gesteld. Na ongeveer dertig seconden zal de knop verschijnen om verder te klikken.

MNT Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

MN Neem nu rustig te tijd om het onderstaande bericht door te lezen, hier worden later vragen over gesteld. Na ongeveer dertig seconden zal de knop verschijnen om verder te klikken.

MC1 Gingen er in 2015 177 mensen dood na het te lang wachten op een long of kregen 177 mensen een long?

 177 mensen ontvingen een nieuwe long (4)  177 mensen ontvingen geen nieuwe long (5)

(27)

MC2 Hoeveel levens kan één orgaandonor redden?  3 (1)

 8 (2)  12 (3)

MC3 Wat was er te zien in de afbeelding boven de tekst?  Een orgaandonor (1)

 Orgaandonor registratie papieren (2)  Er was geen afbeelding (3)

A1 Als ik mij nu zou registreren als orgaandonor dan zou dat

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Onaangenaam zijn:Aangenaam zijn (1)        Niet nuttig zijn:Nuttig zijn (2)        Geen voldoening geven:Voldoening geven (18)        Ongunstig zijn:Gunstig zijn (19)        Negatief zijn:Positief zijn (20)        Onattent zijn:Attent zijn (21)        Zinvol zijn:Zinloos zijn (22)        Goed zijn:Slecht zijn (23)       

DN1 Denk aan de mensen die belangrijk voor je zijn.

(28)

DN2 Geef voor de onderstaande stellingen aan in welke mate je het ermee eens bent. Helemaal mee oneens (1) Mee oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Niet mee oneens/niet mee eens (4) Een beetje mee eens (6) Mee eens (7) Helemaal mee eens (8) De meeste mensen die belangrijk voor mij zijn

staan wel geregistreerd als orgaandonor. (1)        De mensen die het meest

dichtbij mij staan, zijn niet geregistreerd als orgaandonor. (2)        Hoe waarschijnlijk denk je dat het

is dat de mensen om je heen zich registreren als orgaandonor? (5)        Het is voor mij belangrijk wat andere mensen om mij heen doen

wat betreft orgaandonatie.

(6)

(29)

WGC Geef voor de onderstaande stellingen aan in welke mate je het ermee eens bent. Helemaal mee oneens (1) Mee oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Niet mee oneens/niet mee eens (4) Een beetje mee eens (5) Mee eens (6) Helemaal mee eens (7) Registreren als orgaandonor is mijn eigen keuze. (1)        Ik ben vrij om mij te registreren als orgaandonor. (2)        Ik kan zelf de beslissing maken of ik mij wil registreren als orgaandonor. (3)        Ik zou in staat zijn om mijn organen te doneren als iemand het nodig heeft. (4)        Ik ben er toe in staat om alle stappen te doorlopen om mij te registreren als orgaandonor. (5)       

(30)

MN Geef voor de onderstaande stellingen aan in welke mate je ermee eens bent. Helemaal mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Niet mee eens/ niet mee oneens (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Helemaal mee eens (7) Het is volgens mijn principes om mij wel te registreren als orgaandonor. (1)        Ik zou mij schuldig voelen als ik

mij niet zou registreren als orgaandonor. (2)        Het is moreel aanvaardbaar om mij niet te registreren als orgaandonor. (3)       

(31)

INT Geef voor de onderstaande stellingen aan in welke mate je ermee eens bent. Helemaal mee oneens (1) Mee oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Niet mee oneens/niet mee eens (4) Een beetje mee eens (5) Mee eens (6) Helemaal mee eens (7) Ik overweeg de mogelijkheid om mij te registreren als orgaandonor. (1)        Ik ben van plan mij te registreren als orgaandonor. (2)        Binnenkort zal ik mij registreren als orgaandonor. (3)       

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

map and opacity settings are exactly the same in the two plots. The flow morphology is essentially the same for the two boundary conditions: The vertically oriented salt fingers

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures

Overall, 14 C characteristics of iso- and brGDGTs and the inferred turnover times that are far longer than those of dis- crete POM (free light density fraction) and signature lipids

What is striking about this table is that for the one-digit SIC industry, peer performance has a positive significant effect on total compensation, indicating that for the

The main focus of this study is on the punishment stage, where the study deeply analyzes how a junior punisher’s decision to punish the player given the player’s

2p 33 Leg uit dat er tussen deze receptoren meer variatie te verwachten is in bindingsplaatsen voor allosterische modulatoren, dan in de?. bindingsplaatsen van agonisten

Ook in het visitatierapport over de kwaliteit van het wiskunde- onderzoek aan de Nederlandse universiteiten dat op 17 oktober 2004 werd uitgebracht, wordt aandacht besteed het

Binne hierdie nuwe vertaalkultuur en teen die agtergrond van die behoefte om 'n teks toeganklik te maak, behoort die vertaler die taalverskynsels en -patrone,