• No results found

Machtig - onmachtig : de veranderende wereld van Shell

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Machtig - onmachtig : de veranderende wereld van Shell"

Copied!
283
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

X UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM X SOCIOLOGISCH INSTITUUT X ARBEID EN ORGANISATIE

MACHTIG - ONMACHTIG

DE VERANDERENDE WERELD VAN SHELL

Btt>Uotheek Sociologisch

lnsflmt

Oude Hoogstf'Mt 24

Hi12 CE Amsterdam Tel.:020 52539&2

doktoraalskriptie sociologie Floris van den Berg van Saparoea begeJej_ders:

dr. A.W.M. Teu1ings en dr. A. Cornelis Amsterdam, april 1984

(2)

MACHTIG - ONMACHTIG

DE VERANDERENDE WERELD VAN SHELL

doktoraalskriptie sociologie Floris van den Berg van Saparoea begeleiders:

dr. A.W.M. Teulings en dr. A. Cornelis Amsterdam, april 1984

(3)
(4)

II II.1 II.2 III III.1 III.2 III.3 III.4 III.5 IV IV. 1 IV.2.1 IV.2.2 IV. 3

v

v.

·1 V.2 V.3 V.4 V.5 VI VI.1 VI.2 VI.3 VI. 4 VI. 5 VII VIT.1 VII.2 VII.3

De veranderende wereld van Shell Onzekerheid

Konkurrentieverhoudingen in de aardolie-industrie

Opkomst van de kapitalistische aardolie-industrie 1 1

3

5 5

Opkomst van de olie-industrie buiten de V.S. 8 Opkomst van de Nederlandse aardolie-industrie 11 Start van de overige grote oliemaatschappijen 16

Samenvatting 17

Schoksgewijze groei 1914 - 1945 22

Inleiding 22

Schoksgewijze ontwikkeling in de produktie 22

Internationalisering 25

Samenvatting 30

Schoksgewijze groei van de verwerking en de 33 verkopen.

33

De Koninklijke/Shell in de U.S.A. 35 Shell en de krisis in Amerika 39

De krisis bestrijden 42

Amerikaans overheidsingrijpen 42

Technologisch kapitalisme. Een nieuwe manier 47 van konkurreren.

Het kraakproces 47

Uitbreiding van het onderzoek 54

Onderzoek en chemie 57

Technologische konkurrentie in de olie- 65 industrie

Samenvatting 74

De Shell als een georganiseerd geheel 81

Inleiding 81

Zelfstandig blijven 81

Internationalisering, specialisering, 83 centralisering

(5)

VIII

VIII. 1

VIII.2

VIII.3

VIII.3.1

VIII.

3.

2

VIII •

3. 3

VIII. 4

VIII.4.1

VIII.

4.

2

VIII.5

IX

IX.

1

IX.2.1

IX.2.2

IX.2.3

IX.2.4

IX.3

IX.

3. ·1

IX.3.2

IX.3.3

IX.3.4

IX.4

IX.5

IX,6

IX.6.1

rx.6.2

IX.6.3

x

Een nieuwe golf

De politieke omgeving verandert, produktie 1945 - 1959

Produktie 1945 -

1958

Produktie 1958 - 1972 Prijsverlaging

Toenemende konkurrentiedruk, toenemend staatsingrijpen, groeiende onzekerheid Shell in een onzekere wereld

Na de oliekrisis

Staatsdeelneming en dekoncentrering De markt verplaatst "zich"

Konklusie

Ontwikkelingen in de verwerking 1945-1980 Inleiding

Groei in Amerika, wederopbouw in Europa Wederopbouw en begin 1945 - 1958

Technologisch kapitalistisc2 konkurreren

1945

-1958

Automatiseren is ingrijpen in sociale verhoudingen

De zestiger jaren,verdere groei Krisis en reorganisering

Permanent dreigende overkapaciteit Toenemende onzekerheid

Shell-beleid in een onzekere wereld Een organisatie bestaat uit mensen

Automatisering en de druk tot verandering De huidige krisis in de verwerking

Overkapaciteit en prijsverhoging Diversifiëren, internationaliseren, koncentreren, automatiseren

Meer onzekerheid, verdere reorganisering Samenvatting en konklusie 102

102

107 112 112 114 123

126

126 128

131

134 134 136

136a

141

145

156 156 161 166 168 170 178 182 182

187

190 1 95

(6)
(7)
(8)

I INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

In het kader van mijn stage heb ik meegewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden die werknemers hebben om hun werknemers hebben om hun werkgevers zo te beinvloeden, dat zij de in hun bedrijven te verrichten arbeid zullen kunnen aanpassen aan de wensen en mogelijkheden van de werknemers en de werkzoekende. Mijn taak was het om een gevalonderzoek te doen naar zulke veranderingen in een be-drijf in de aardolie- en petrochemische industrie in Ne-derland.

De reden om deze bedrijfstak te onderzoeken was dat ze bekend staat als het voorbeeld van een industrie met geautomatiseerde produktie. Door verschillen de auteurs wordt deze procesproduktie als het hoogtepunt van techni-sche ingewikeldheid en vooruitstrevendheid beschouwd. On-derzoek ernaar werd relevant geacht omdat de produktiepro. cessen in andere bedrijfstakken na automatisering zullen lijken op procesproduktie. De vooronderstelling achter het onderzoek was een dubbele. Enerzijds vertrok het hoofdon-derzoek, waar de case study een deel van was, vanuit de socio-techniek. Een produktieproces es een systeem van machines en mensen. Die moeten aan elkaar zijn aangepast. Bij iedere produktietechniek is het mogelijk het werk op verschillende manieren te organiseren. Anderzijds werkte men vanuit de vooronderstelling dat een bepaalde manier van werken in een bedrijf een uitkomst is van strijd tus-sen arbeid en kapitaal. Het kapitalisme ontwikkelt zich door de voortdurende klassenstrijd. Mechanisering, auto-matisering, internationalisering en de organisering van het werk zijn primair heerschappij-uitoefeningsinstrumen-ten van "het kapitaal", of' van "het management".

Tijdens het onderzoek en tijdens het werken aan de skripties die ik na de stage schreef, kwam ik steeds meer tot de konklusie dat produktie-af'delingen niet te beschou-wen zijn als gesloten systemen. Het zijn delen van de fa-briek, delen van een groter systeem. Daardoor zijn ze af-hankelijk van wat er in het grotere systeem gebeurt.

(9)

Het fabriekssysteem is op haar beurt weer een deel van het overkoepelende koncern. De koncerntop is op haar beurt weer een deel van het systeem van elkaar in de aardolie-industrie bekonkurrerende ondernemers.

Automatisering en mechanisering van arbeidstaken door ondernemers veranderen het werk van vele mensen de afgelo-pen tien

à

twintig jaar in snel tempo, of doen het verdwij-nen. Deze ontwikkelingen lijken zich autonoom te voltrek-ken. In een beschrijvend onderzoek wil ik laten zien dat de veranderingen niet uit de lucht komen vallen. Aan de hand van literatuurstudie en gegevens over de bedrijven wil ik de maatschappelijke dwangen zoeken die de onder-nemers dwingen te handelen zoals zij doen. Daarnaast wil ik beschrijven wat de effekten van de automatisering en de erbij behorende reorganiseringen zijn voor de betrokken werknemers in de uitvoerende taken.

De vooronderstelling waarvan ik uitga is dat we de dwangen die de ondernemers dwingen vooral zullen vinden in het systeem dat zij onderling vormen, de kapitalistisch ge-organiseerde markt, het stelsel van konkurrentie verhou-dingen tussen de ondernemers onderling. Daar ligt de mo-tor van de geschiedenis van de olie-industrie eerder dan in bijvoorbeeld de klassenstrijd, hoe belangrijk die ook is voor de direkt daarbij betrokkenen.

Ik ga er in deze skriptie tevens vanuit dat automa-tisering, reorganisering, internationalisering en dergelij-ke processen zijn. Het zijn langdurende ontwikdergelij-kelingen van onze samenleving en geen eenmalige akties van ondernemers. Om dat procesmatige aan te geven zl ik het steeds hebben over -eringen in plaats van over -aties.

(10)

II DE VERANDERENDE WERELD VAN SHELL

II.1 ONZEKERHEID

Sinds het eind van de zestiger jaren voert de direk-tie van de Shell raffinaderij in Pernis een aantal grote reorganisaties door in haar bedrijf. Het veranderen begint als in 1965 funktionarissen van het financieel-bestuurlijk hoofdkantoor van de Koninklijke Shell Groep in Londen voor-stellen om de lagere personeelsleden meer te betrekken bij hun werk. Zij stellen dat de direktie werkoverleg voor de arbeiders moet invoeren. Daarmee verwachten zij de werkers te motiveren te werken in het bedrijfsbelang, schrijft Arie Brakel in "Gelijk is niet gelijk''.1 Als reden voor de nood-zaak om het personeel te betrekken bij de bedrijfsvoering geeft Brakel op; de wereld is veranderd. Onzekerheid moet worden opgeheven.

In 1969 houàen onderhoudstechnici en installatiebedie-ners van de raffinaderij in Pernis akties. Onder deze druk voert de direktie van het komplex de besluiten van de Lon-dense hoofddirektie versneld uit. Bovendien geeft ze gehoor aan de eisen van de technici en operators. Ze vervangt, in overleg met de vakbonden, het oude rangenstelsel door een nieuw stelsel van zogenaamde "funktiepatronen" voor alle werknemers die niet bij het management horen. Werkers zul-len voortaan ingeschaald en beloond worden naar hun kennis en vaardigheden. Ze zullen promoveren als ze bepaalde ploma's gehaald hebben, ook als er geen vakature is. De di-rektie vervangt aldus de funktieklassificering door het klassificeren van funktionarissen. De loonhoogte per funk-tiepatroon stelt men nog wel vast met behulp van funktie-klassificering. Welke onzekerheid wordt door deze maatregel van de direktie opgeheven?

Wat is de reden van de direkteuren om de veranderingen door te voeren? Brakel beschrijft het volgende wereldbeeld van de hoofdfunktionarissen als één van de redeneringen die ze hanteren. Bedrijven, stelt hij, zijn kruispunten tussen

(11)

breed maatschappelijk ~epaald) denken en bedrijfs (bepaald) denken. Arbeiders denken niet vanzelf in dezelfde termen als de bestuurders. Zij staan bloot aan vele invloeden van buiten het concern. In de periode 1968 - 1970 zullen de volgende punten van belang zijn geweest: demokratiserings-eisen, provo, hippies, Parijs 1968, Praag 1968 en dergelijke. Demokratisering hing in die jaren als het ware in de lucht. Brakel plaatst mensen op hun werk steeds op een kruispunt tussen bedrijfsdenken en maatschappelijk denken. We kunnen dit ook beschrijven als: De werkenden, ook zij die zich tot het bestuur rekenen, zijn delen van meerdere systemen tege-lijk. De verschillende systemen bernvloeden hen ieder. Voor de direkteuren betekent dit dat zij rekening moeten houden met het niet bedrijfseigen denken van hun ondergeschikten. Zij moeten rekening gaan houden met het feit dat die werk-nemers medemensen zijn. En dat is nieuw voor hen.

Pernis is niet de enige plek waar werkers kennelijk een nieuw soort dwang op de bestuurders uitoefenen. Ook op. andere plaatsen in de wereld zien direkteuren zich gedwon-gen om toe te geven aan eisen van arbeiders ten aanzien van de manier waarop hun werk moet worden ingericht. In chemi-sche fabrieken van Shell en van Phillips Petroleum ontwik-kelt men nieuwe ploegenstelsels. Operatorsfunkties worden door de personeelsafdelingen uitgebreid met onderhoudstaken. Onderhoudsmonteurs leren in meerdere petrochemische fabrie-ken en raffinaderijen hoe ze een proces moeten sturen. 2 De direkties van de in Pernis gevestigde Shell bedrijven SLell Nederland Raffinaderij BV en Shell Nederland Chemie BV la-ten later bovendien het onderhoudswerk reorganisen. Taak-verbreding, taakverdieping en een nieuwe struktuur voor de Technische Afdelingen maken goedkoper en beter onderhoud mogelijk.

De veranderingen die de Shell top in en na de zesti-ger jaren doorvoert blijven niet beperkt tot de lazesti-gere werk-nemers of tot Pernis. H~t management diversifieert naast aardolie, gas en chemie in metalen, kernenergie, steenkool en konsumentenprodukten. Centraal reorganiseert zij na 1974

(12)

het middellange- en lange termijn plannen. Ook in dit geval verandert men omdat "de omgeving" onzeker is geworden. De direkteuren kunnen toekomstige produktieplannen niet meer opzetten door de huidige produktie met x te vermenigvuldi-gen. Meer en meer moeten zij rekening houden met buiten het bedrijf genomen politieke beslissingen en met buiten de in-dustrie genomen belissingen over de energievoorziening van staten.3

Al deze punten verwijzen naar "onzekerheid", naar de veranderende "omgeving'', of lievern naar een veranderende wereld. Wat is die wereld waarin de Shell direktie leeft? Is het de vraag om demokratisering die uit de politieke en ideologische systemen komt? Is het druk uit het ekonomisch systeem? Is het de aardolie industrie zelf?

II.2

Uit Brakels boek krijgen we de indruk dat de roep van de werknemers, om het bedrijf te demokratiseren en het werk te humaniseren, de belangrijkste reden voor de direktie is geweest om Pernis tussen 1968 en 1980 te reorganiseren. Bij nadere bestudering van het raffinaderij en chemiekomplex blijken de veranderingen in de manier waarop het werk uit-gevoerd moet worden ook samen te hangen met automatisering. Bovendien kampen de direkteuren met afzetproblemen.

Micklers beschrijving van gebeurtenissen in drie raf-finaderij en in de Bondsrepubliek tussen 1960 en 1970, en Young1s beschrijving van chemiekomplexen in Engeland, laten

zien dat het probleem niet tot Pernis of tot Shell beperkt is. Het type probleem dat de Shell direktie probeert op te lossen is in die jaren een algemeen in de aardolieverwer-kende en de petrochemische industrie van Europa voorkomend probleem. Blauners boek laat zien dat deze problemen al eerder in dezelfde industrietak in de Verenigde Staten ge-speeld heeft.4

In de diskussies over humanisering van de arbeid ver-trekken veel auteurs van het standpunt dat de techniek het

(13)

werk bepaalt. De keuze van een direkteur voor een bepaald type produktieproces, of voor een bepaalde machine legt de

taken en de takenpakketten ( banen, funkties) vast.5

Blau-ner en Mickler c.s. laten zien dat diet niet klopt, en dat ondernemers dat weten. De keuze voor een produktieinstalla-tie is niet tevens een keuze voor een bepaalde manier om het werk te laten verrichten. Uit het werk van de twee laatste auteurs blijkt bovendien, dat de organisatorische maatregelen die de verschillende direkties in de Europese bedrijven nemen al langer bekend, en toegepast, zijn in de Verenigde Staten. Uit de literatuur blijft echter onduide-lijk wat de redenen voor de ondernemers zijn om

veranderin-gen in de techniek en in de org~nisering door te voeren.

Wat we het eerst te weten moeten komen is: Wat zijn de redenen voor, in dit geval, de Shell direkteuren om het plannen, de verwerkingstechnieken en de organisatiestruktu-ren te verandeorganisatiestruktu-ren. Ik vermoed dat we het antwoord op die vragen moeten zoeken binnen het systeem dat de olieonderne-mers met elkaar vormen. Hoe is de ontwikkeling binnen het aardoliediscours? Hoe veranderen de verhoudingen tussen de fabrikanten in deze bedrijfstak. Waartoe dwingen zij elkaar? Wat is die veranderende en onzekere, of onzeker makende, wereld waarin Shell leeft?

(14)

III KONKURRENTIEVERHOUDINGEN IN DE AARDOLIE INDUSTRIE

III.1 OPKOMST VAN DE KAPITALISTISCHE AARDOLIE INDUSTRIE

De kapitalistische aardolie industrie komt op als on-derdeel van de lampolie- en smeermiddelenindustrie, van de chemische wetenschap en van de steenkool- en zoutmijnbouw. Tot in het midden van de negentiende eeuw beschikt men niet over goede lampen noch over goede olie. Lampen en kaarsen zijn tot die tijd voor de meeste mensen vrijwel onbetaal-baar. Vanaf de zeventiende eeuw zoeken velen naar betere lampen en goedkopere olieën. De Nederlandse walvisvaart komt op als een onderdeel van deze jacht op lampolie. Eind achttiende- en begin negentiende eeuw doen een reeks weten-schappers en anderen een groot aantal uitvindingen op het gebied van de verlichting. Iemand maakt betere lonten voor lampen. De Earl van Dundonald vindt uit hoe lampolie uit koolteer te maken is. In Duitsland wint iemand paraffine uit koolteer. Gay Lussac en Chevreuil maken in 1825

steari-ne kaarsen.

6

Tegen het midden van dezelfde eeuw zetten

onder-nemers in §chotland en in de Verenigde Staten een "kolen-olie" industrie op. De natuurkundige en geoloog A. Gesner uit Canada maakt lampolie uit asfalt. In 1853 vraagt hij patent aan op zijn lampolie, die hij kerosine doopt. Raf-finadeurs verwerken de kolenolie en de asfalt tot lampolie en tot smeermiddel. Europese wetenschappers starten in die jaren aan de universiteiten het onderzoek naar de samenstel-ling en de toepasbaarheid van aardolie.

Dit is in het kort de omgeving waarin twee Amerikaanse

advokaten, J. Eveleth en G.H. Bissell in 1853 een

petroleum-maatschappij opzetten. Zij hebben bij een vriend een olie-monster van een boer gezien. Ze laten het onderzoeken door professor B. Silliman, een chemicus aan de Yale University. De olie blijkt goed verwerkbaar tot verkoopbare produkten. De advokaten besluiten daarop een N.V. op te zetten. Silli-man schrijft het prospektus. Dit geschrift laat voor het

(15)

eerst zien dat er met aardolie veel geld te verdienen is. De advokaten zetten een N.V. op. Silliman wordt door de aandeelhouders tot direkteur benoemd. De nieuwe maatschap-pij, de Pennsylvania Rock Oil Company, koopt de oliehouden-de grond van oliehouden-de boer. Tot boren komt het echter niet. De aandeelhouders? die op snelle winst hebben gehoopt, begin-nen zich na een paar jaar terug te trekken. Het geld van de jonge onderneming raakt in 1857 op.

Een van de aandeelhouders, de heer Townsend, zet kort hierop een nieuwe maatschappij op, de Seneca Oil Company. Treinkondukteur Drake wordt de direkteur. Het is deze man die bedenkt dat de boormethode uit de zoutwinning ook toe-pasbaar moet zijn voor de olieproduktie. Met behulp van smid Uncle Billy boort hij de eerste put. Op de negenen-twintigste augustus 1859 boren ze olie aan op het land dat Seneca leaset van de Pennsylvania Rock Oil Company. De olie vindt gretig aftrek bij de raffinadeurs.

De kapitalistische olie industrie is hiermee een feit geworden. In de olieboom die volgt dalen de olieprijzen zo sterk dat de Seneca Oil Company in 1864 failliet gaat aan de vaste royalties die ze moet betalen.

De Amerikaanse olie industrie is niet opgezet door deskundigen op het gebied van de mijnbouw, de geologie of de chemie. Bankiers, advokaten en gelukszoekers zijn de pioniers. De boormethoden lenen ze van de zoutindustrie, de verwerkingsmethoden van de lampolieindustrie komen uit de alkoholdestillatie. De hele industrie berust op ervarings-kennis. Dit blijft in de Verenigde Staten zo tot 1930. De verhouding tussen de ondernemers is te beschrijven als vrije markt kapitalisme in het extreme. Bij iedere vondst ontstaat een ren op de olie. De vele kleine hoorders vernielen dan gezamenlijk het olieveld.8

De markt voor de olie is in 1855 gunstig voor verko-pers. De prijs voor lampolie is dan nog zeer hoog. Townsend en Drake kunnen hun olie duur verkopen aan de kolenolie-raffinadeurs. De prijs keldert als het aanbod groeit van

$

20,-. per vat in 1859 tot minder dan $ 0,50 per vat in 1861 .

(16)

Vertikale integratie bestaat in deze industrie tak nauwelijks gedurende de eerste vijftien jaren na 1860. Olieproducenten, transporteurs en raffinadeurs bekonkurre-ren elkaar ieder op hun eigen terrein. Vooral onder de laatsten is een sterke konkurrentie. Zij pletten elkaar haast omstreeks 1870. Op de lampoliemarkt duiken ze elkaars prijzen. Op de grondstoffenmarkt bieden ze tegen elkaar op. Een aantal van hen, onder wie J.D. Rockefellers in 1870 opgezette Standard Oil of Ohio, probeert de transportkos-ten te drukken door een transportkartel te vormen. Veel raffinadeurs zien hun bedrijf bedreigd worden door deze plannen en besluiten hun fabriek te verkopen. Op die manier lukt het Rockefeller om eenentwintig van de zesentwintig raffinaderijen in Cleveland op te kopen in 1871. De centra-le overheid verbiedt het kartel. In 1874 koopt de Standard Oil zijn grootste konkurrenten ~it. Rockefeller maakt zijn bedrijf tot de grootste olieverwerkende maatschappij in de Verenigde Staten. Het bedrijf beheerst de industrietak vol-ledig. Ze koopt alle olie op van de producenten en vervoert die door haar eigen pijpleidingen. De Standard Oil direktie bepaalt hoeveel olie de andere raffinadeurs mogen kopen. Tegen 1879 oefent zij de heerschappij uit over negentig pro-cent van de raffinaderijen door middel van aandelenbezit en is ze eigenaar van tachtig procent van de pijpleidingmaat-schappijen. Rockefeller

Rockefeller vestigt zijn macht definitief door in 1879-1882 de ~tandard Oil Trust op te zetten met enige andere on-dernemers. Deze maatschappij vestigt verkoopmaatschappijen per regio. Het concernbestuur oefent nu binnen de industrie de heerschappij uit over het vervoer, de verwerking en de verkoop. Het zieken naar en het winnen van de ruwe olie laat ze over aan de kleine elkaar bekonkurrerende oliepro-ducenten. Die zijn van haar afhankelijk doordat ze de enige opkoper is. Later verwerft de Standard Oil ook het monopo-lie op de export van petroleum naar onder andere China en Europa. 9

(17)

en 1911 een einde. De Amerikaanse staat breekt in 1911 het concern in stukken, nadat ze het in 1909 heeft aangeklaagd wegens overtreding van de Sherman Act van 1890, de anti-trustwet. De Standard Oil Company of New Jersey, een höud-stermaatschappij met aandelen in zesenvijftig oliemaat-schappijen die samen nog negenenveertig oliemaatoliemaat-schappijen in eigendom hebben, wordt dan opgesplitst in meer dan der-tig bedrijven. De aandeelhouders krijgen ieder aandelen in alle nieuwe bedrijven. Ieder nieuw bedrijf is eigendom van dezelfde club eigenaren. Desondanks ontwikkelen een aantal van de in 1911 benoemde concernbesturen hun nieuwe bedrijf zelfstandig. De staat verbiedt samenwerking.

De belangrijkste bedrijven die bij deze splitsing tot stand komen zijn:

1 Standard Oil Company of New Jersey. Nu: EXXON. Omzet in

1982:

$

97,-.miljard.

2 Standard Oil Company of New York. Nu: Een deel van MOBIL.

Omzet in 1982:

$

60,-. miljard.

3 Vacuum Oil Company. Nu: Een deel van MOBIL.

4 Standard Oil Company of California. Nu: SOCAL, merknaam

in Europa: CHEVRON. Omzet in 1982:

$

34,-.

miljard.

5 Standard Oil Company of Indiana. Nu: AMOCO. Omzet in

1982:

$

28,-. miljard.

6 Atlantic Refining Company. Nu: Een deel van Atlantic

Richfield. Omzet in 1982:

$

26,-. miljard. 10(zie tabel ).

III.2 DE OPKOMST VAN DE OLIE INDUSTRIE BUITEN DE VS

Elders ontwikkelen andere mensen de olieindustrie op een geheel andere wijze. Olie is ook daar al langer bekend. Een leisteenolie verwerkende industrie bestaat in Schotland sinds 1859. In Roemenië graaft men vanaf 1854 met de hand olieputten. De Russische en Duitse overheden stimuleren vanaf het midden van de negentiende eeuw onderwijs en we-tenschap in de hoop dat ze een nationale industrie op po-ten kunnen zeteen. Beide stapo-ten hebben sukses. Duitse in-dustrieëlen starten een op steenkoolchemie gabaseerde

(18)

industrie. De Russische overheid zet een op

wetenschappe-lijke kennis gabaseerde petroleumindustrie op.11 Geleerden

als Mendelejeff, Engler en Ragousine ontwikkelen een kon-tinu-dettillatiemethode. Anderen ontwikkelen oliebranders waarmee het bijprodukt van lampolie als stookolie bruikbaar wordt. Omstreeks 1870 varen in Rusland al veel scheepvaart maatschappijen met oliegestookte stoomschepen. De Grazi en Tsaritsin Spoorwegen laten hun lokomotieven al in 1884 met olie stoken. Pas na 1890 zet Rockefeller naar Russisch voorbeeld, een afdeling op die oliebranders moet

ontwikke-12 len en verkopen.

Het financieel sukses van de Amerikaanse olie onderne-mers blijft in Europa niet onopgemerkt. Als de Russische staat in 1872 haar monopolie op deze industrietak opheft, geeft zij Europese kapitalisten de kans zich in Rusland te vestigen. Robert en Ludwig Nobel, broers van de dynamiet uitvinder, stichten een bedrijf in Bakoe. Zij produceren, verwerken en verkopen hun olie voornamelijk binnenslands. Voor het transport ontwerpen zij tankschepen. De Rothschilds uit Parijs vestigen hun Société Commerciale et Industrielle de Naphte Caspienne et de la Mer Noir, kortweg Bnito, om-streeks 1880 in Rusland. Zij laten een raffinaderij in Ba-tum bouwen. Bnito verkoopt lampolie naar Europa, Engeland, en het Verre Oosten. De Engelse firma Samuel handelt vanaf 1874 in olie uit Rusland. Zij verkoopt die tot in Japan toe. Samuel laat voor het vervoer tankers bouwen naar het ontwerp van de Nobels.

Transport in bulk, opslag in bulk, verder vervoer in bulk en opslag in grote tanks, dat is het devies en de in-novatie van Samuel. Pas in de distributiecentra stoppen zijn agenten de olie in vaten. De winkeliers moeten ten-slotte de blikken voor de konsumenten vullen uit die vaten. Standart Oil exporteert haar petroleum in blikken. Die zijn zo populair, dat Samuel gedwongen is ze na te maken.

De Samuels scheiden in 1897 de olietak van hun handels-bedrijf af. Samen met hun handelsagenten in het Verre Oosten stichten zij de "Shell" Transport and Trad:ing Company Ltd.

(19)

op. Om zeker te zijn van olie aanvoer koopt de "Shell" een oliebron in Borneo. Daar richt ze in 1898 de Nederlandsch Indische Industrie en Handel_aatschappij op. Dit bedrijf moet de Borneo olie verwerken en doorverkopen. De "Shell" direkteuren hebben echter pech. De olie blijkt niet te ver-werken tot lampolie en de raffinaderij werkt niet goed. De olie voldoet wel als stookolie. De heer Samuel probeert dan de Britse regering te overtuigen van de grote voordelen, die olie biedt boven steenkolen als brandstof voor oorlogs-schepen.

De direkteuren ontwikkelen de Shell tot een van de grootste oliemaatschappijen buiten de Verenigde Staten. Dan volgt echter een volgende tegensJag. Omstreeks 1900 boren olieproducenten olie aan in Texas. De "Shell" koopt vrijwel alle olie van de toekomstige Gulf op, om· die per tanker naar Europa te vervoeren. "Shell" kan die olie kopen omdat de staat Texas de Standard Dil niet toelaat vanwege

overtre-ding van de Anti Trust wet.13 De 11Shell11direktie verkoopt

de olie op lange termijn kontrakten. ~oor de

onwetenschap-pelijke manier van produceren en door de olieveld vernie-tigende konkurrentie in Amerika, valt de put al in 1903 droog. De Gulf kan niet meer aan haar verplichtingen vol-doen. De "Shell" krijgt daardoor een tekort aan olie en kan op haar beurt haar verplichtingen niet nakomen.

Een laatste tegenslag krijgen de "Shell" managers in China te verduren. Tijdens de boxer-opstand gaan veel in-stallaties verloren. Er blijft de bestuurders niets anders over dan in te gaan op de verzoeken van andere ondernemers om samen te werken tegen de Standard Dil of New Jersey. In 1903 zetten Bnito, de NV Koninklijke Nederlandsche Maat-schappij tot exploratie van Petroleumbronnen in Nederlandsch Indië en de "Shell" Transport and Trading Company samen de Asiatic Petroleum Company Ltd. op als Joint Venture. Ieder

neemt hierin deel voor drie~ndertig procent. De Asiatic zal

olie transporteren van en naar het Verre Oosten, en ze zal olie verkopen in het Verre Oosten.

(20)

zo slecht verlopen ze voor de zelfstandige tak van de "Shell". Elektrificering en de opkomst van gasverlichting maken lampolie een steeds minder interessant produkt. De start van de auto industrie doet vooral in de Verenigde Staten de vraag naar benzine toenemen. De Standard Oil kan er nauwelijks genoeg van leveren. Hoe meer olie ze tot ben-zine verwerkt, deste meer lampolie houdt ze als bijprodukt over. Standard Oil dumpt die petroleum in Europa op "Shell"s markt. Deze maatschappij kan daar niet tegenop. Verliezen dwingen de direktie zich van een aantal markten terug te trekken. In 1906 ziet ze in dat haar maatschappij niet zelfstandig kan blijven voortbestaan.

III.3 OPKOMST VAN DE NEDERLANDSE OLIE INDUSTRIE

Ook in Nederland blijft het sukses van de grote olie ondernemers uit Amerika niet onopgemerkt. Net als elders doen ook Nederlandse wetenschappers onderzoek naar de sa-menstelling en de toepasbaarheid van aardolie. Er wordt hier zelfs

geëxploreerd~

4 De olie blijkt in Indonesië uit de grond te sijpelen. Tabaksplanter J. Zijlker ziet de kom-merciële waarde van het produkt in. Hij besluit met de fi-nanciële steun van twee bankiers de Sumatra Petroleum Maat~

schappij te starten. Het boren naar delfstoffen is dan al het monopolie van het Ministerie van Mijnbouw. Het zijn dan-ook mijnbouwkundig ingenieurs die in 1884 de eerste putten ,boren. Men vindt olie. Het sukses is echter niet

overweldi-gend genoeg voor de geldschieters. Zij trekken zich terug. De Gouverneur Generaal van de kolonie stuurt daarop een geoloog naar de Verenigde Staten. Hij moet er het olie-boren, het verwerken, het opslaan en het transjorteren af-kijken. A. Stoop komt terug met alle kennis die nodig is om een oliemaatschappij op te zetten. Toch besluit het minis-terie dat verder boren niet toegestaan is.

A. Stoop zet daarop met steun van zijn broer,de ban-kier, de Dordtsche Maatschappij tot opsporen en exploiteren van petroleumbronnen op Java op. Van Zijl zet samen met een

(21)

andere bankier in 1890 de NV Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot exploitatie van Petroleumbronnen in Neder-landsch Indië op. Die zal boren in de concessiegebieden die Zijlker inbrengt. De oprichterw werven een Raad van Commis-sarissen van stand. Direkteur wordt J.A. de Gelder, een in-genieur die in de Raad van Nederlandsch Indië zit. Zijlker sterft kort na de start van de onderneming.

De direkteur ontwerpt zelf de eerste raffinaderij. Enig ervaren lager technisch en bedienend personeel werft hij in de Verenigde Staten. De aandeelhouders benoemen J.B.A. Kessler tot direkteur van de Indonesische tak van het bedrijf. In 1894 laten ze hem opvolgen door de zoon van de Gouverneur van de kolonie, Loudon. Kort daarop benoemen zij Deterding tot verkoopdirekteur. De raffinaderij start in februari 1892~ De verkoop start men in mei van dat jaar.

Het nieuwe van de Koninklijke en de basis voor haar sukses, is haar manier van werken. De maatschappij wint olie, verwerkt die zelf, verpakt ze en vervoert ze. Onder-zoek naar het ontwikkelen en toepassen van analysemethoden voor produkten en het ontwikkelen van nieuwe produkten en verwerkingsmethoden laat de direktie verrichten in een

klein eigen laboratorium dat ze in 1895 in Delft opricht. 16 In de jaren die volgen zet Deterding een eigen verkoopap-paraat op in Indonesië, China, Singapore en India. Op deze manier heeft het bedrijf de olie industrie van put tot pit in eigen hand. De Standard Oil kan er nergens tussenkomen.17

De enige oliebron van de Koninklijke es al in 1897 uitgeput. De aandelen kelderen op de beurs. Rockefeller, die niet gewend is aan konkurrentie, besluit het bedrijf op te kopen. De direktie van de Konkinklijke dekt zich te-gen deze overval in. Ze geeft vijftienhonderd preferente aandelen uit, die samen de macht over het bedrijf leveren. Ze mogen statutair alleen in handen zijn van Nederlanders, of van bedrijven met overwegend Nederlandse direkteuren. De Nederlandse overheid schept hier een wettelijke mogelijk-heid voor.

Zulke grote zorgen hebben de direkteuren en kommissaris-sen van de Koninklijke na dat jaar niet meer gehad. Op basis

(22)

van goed ontworpen plannen en door onvoorziene ontwikkelin-gen, ontwikkelen zij hun bedrijf voorspoedig. Deterding schijnt bovendien een privé haat tegen de Standard Oil te krijgen. Die laat hij doorklinken in zijn beleid. ESS01s

taktiek van het prijsduiken en het opkopen van konkurrenten beantwoordt hij met een pogen om door fusies meerdere maat-schappij en te organiseren tot een sterk concern. Samen moe-ten ze de ESSO kunnen weerstaan.18

Het toeval helpt de maatschappij als zij olie aanboort met een hoog benzinegehalte. De vraag door de automobilis-ten maakt daar een verkoopbaar produkt van. De Koninklijke kan tussen 1900 en 1907 nauwelijks voldoen aan de vraag. Alles wat ze produceert kan ze verkopen. In de periode dat de 11Shell" met haar lampolie van de Europese markt

gedron-gen wordt, vestigt de Koninklijke zich daar met haar benzi-ne. Ze opent in 1903 een bezinedestilleerderij in Rotterdam en kort daarop een in Duitsland.19 Ze verkoopt haar benzine zelfs aan de ESSO, die in de Verenigde Staten meer kan ver-kopen dan ze heeft.

Als het na 1901 slecht gaat met de "Shell" is Samuel bereid tot samenwerken. De bestuurders van Bnito, "Shell" en de koninklijke zetten de al genoemde Asiatic Petroleum Company op. Ieder neemt voor drieendertig procent deel in de joint venture. Samuel wordt President Kommissaris. De-terding wordt direkteur. De RothschiJ.ds zijn voor hen van belang vanwege hun geld en hun goede naam. Naast de akti-vi tei ten die men onderbrengt in de Asiatic, blijft iedere maatschappij zijn eigen aktiviteiten houden. Bnito verkoopt olie in Europa, de "Shell" verkoopt Texaanse olie in Europa, de Koninklijke verkoopt benzine naar Europa en de Verenigde Staten.20 Terwijl de "Shell'' steeds meer terrein verliest op haar markten, wint de Koninklijke juist op de hare. ~.

Samuel besluit in 1906 dat zijn bedrijf het alleen niet redt. Hij stemt vanuit een zwakke positie in met Deterdings plan voor een fusie. Na een jaar van onderhandelen tussen de direkteuren keuren de aandeelhouders de plannen goed. De in moeilijkheden verkerende "Shell" en de winst makende

(23)

Koninklijke zetten samen een nieuw bedrijf op. Daar zullen ze al hun bezittingen in onderbrengen. De Koninklijke neemt voor zestig procent deel, de ''Shell" wordt voor veertig pro-cent eigenaar. Ze zullen het nieuwe bedrijf samen beheren. De Koninklijke en de ''Shell" zet men om in houdstermaat-schappij en. De eigenaren drukken de dubbele nationaliteit van van de nieuwe oliemaatschappij uit door haar formeel als twee maatschappijen op te zetten, de NV Bataafsche Pe-troleum Maatschappij (nu: Shell PePe-troleum NV) en de Anglo Saxen Petroleum Company Ltd. (nu: Shell Petroleum Ltd.), die ieder in de verhouding 60 - 40 in handen zijn van de houdstermaatschappijen. De direkteuren van de twee houd-stermaatschappijen zijn samen de direkteuren van de bejde werkmaatschappijen van wat verder de Koninklijke Shell Groep

21

zal heten, of kortweg Shell. De Asiatic blijft bestaan als verkoopmaatschappij.

De nieuwe maatschappij is sterk genoeg om voortvarend uit te breiden. Nog in 1907 neemd Shell de installaties van de Rothschilds in Rotterdam over en zet ze een eigen ver-kooporganisatie op om haar produkten direkt aan de konsu-menten te kunnen verkopen.22 In 1911 fuseert Shell met de Dordtsche Petroleum Industrie Maatschappij NV en nog voor 1913 neemt ze de Bnito over van de Rothschilds. 23

De Shell bestuurders hebben een stabiele hoeveelheid ruwe olie nodig voor hun raffinaderijen en voor hun ver-koopapparaat. Het aankoopbeleid van vooral de ESSO maakt dat die olie niet op de vrije markt te koop is. Deterding besluit dat het bedrijf over meerdere putten in verschil-lende landen moet beschikken. Op die manier kan de produk-tie van een nieuwe put die van een opdrogende vervangen. Bovendien moet de Shell daar produceren en verkopen waar Standard Oil dat ook doet. Op die manier kan dat concern de verliezen die het hier maakt door de prijzen te duiken niet goedmaken op een thuismarkt. Zo vestigt de direktie door fusie, overname of door ZAlf organiseren, dochterbe-drijven in Roemenië (1908), Rusland (1910), Egypte (1911), Brits Borneo en de Verenigde Staten (1912), Mexico (1913), en in Trinidad (1918). 2

4

(24)

De Shell is omstreeks 1913 een groot wereldwijd wer-kend bedrijf geworden. Ze heeft een meerderheidsbelang in Astra Romana, ze heeft langetermijn aankoopkontrakten met Russische olieproducenten, ze bezit Bnito, ze heeft eigen produktiemaatschappijen in meerdere landen. Ze heeft een aantal producenten in de Verenigde Staten uitgekocht en hun maatschappijen ondergebracht in twee dochters, de American Gasoline Company (de latere Shell Company of California) en de Roxana Company of Oklahoma (de latere Roxana Petroleum Corporation). Door zelf naar olie te zoeken, zelf te produ-ceren, te verwerken en te verkopen kan de maatschappij on-afhankelijk blijven van de Standard Oil of New Jersey. De ESSO direktie dwingt de Shell bestuurders tot jnternatio-naliseren en tot vertikaal integreren. De beschermende

grenzen van de Nederlandse en Britse koloniale rijken geven hen de gelegenheid om in alle rust te exploreren en te pro-duceren. De mijnbouwwetten van deze staten voorkomen Ameri-kaanse toestanden. De snel groeiende vraag en de diversifi-cering van die vraag naar aardolieprodukten geven het con-cernbestuur de kans haar maatschappij op de verkoopmarkten te vestigen. De Europese noch de Amerikaanse oliemaatschap-piJ en ziJn in 1913 nog geen technologisch kapitalistische bedrijven. Wel heeft de Shell verhoudingsgewijs veel TH in-genieurs in dienst. Ook gebruikt zij al omstreeks 1900 de kontinu-destillatiemethode. De Amerikanen gebruiken dan nog

steeds de per eenheid produkt veel duurdere ladingsgewijze verwerkingsmethode (batch-produktie)

De grote verschuiving die tussen 1900 en 1914 optreedt in de verhouding tussen de bedrijven door de verschuiving van de vraag van alleen lampolie naar een vraag voor lamp-olie, stookolie en benzine is samen te vatten in de ver-schuivingen, die we in Nederland vinden. ESSO verkoopt in 1900 tachtig procent van alle hier verkochte petroleum. Ze start de verkoop van benzine in 1906 en vanaf 1911 verhan-delt ze ook stookolie. De Koninklijk Shell Groep start haar verkopen in Nederland omstreeks 1900. Veertien jaar later verkoopt ze tachtig procent van alle in Nederland verkochte benzine. De petroleumverkoop stagneert. De benzineverkoop groeit echter snel.

(25)

III.4 DE START VAN DE OVERIGE GROTE OLIEMAATSCHAPPIJEN De Engelse regering besluit in 1910, na tien jaar lob-bieën door Samuel, dat de marine overschakelt van steenkool op stookolie. De Schotse maatschappij Burmah Oil zal de o-lie leveren. Deze maatschappij neemt daarop een aandeel van twintig procent in de in 1909 opgerichte Anglo Persian Oil Company Ltd. (nu: BP), om zeker te zijn van voldoende olie-aanvoer. De Engelse regering besluit in 1914 hetzelfde te doen. Ze verdubbelt het kapitaal van de Anglo Persian en wordt voor de helft eigenaar van het concern. Een belang-rijke reden voor minister Churchill om over te gaan tot de-ze stap is dat hij de Shell niet vertrouwt als leverancier voor de staat. Het concern handelt de minister te kapitalis-tisch en het is een multinational, oftewel, statenloos. De Britse liberale regeringsleiders beschouwen de prijsstij-gingen die de Shell bestuurders doorvoeren bij stijgende vraag als: "geheime prijsmanipulaties tussen de oliemono-polies .1125

De Gulf wordt in het jaar 1901 opgericht als de J.M. Guffey Petroleum Company naar aanleiding van de olievondst in Spindletop, Texas. De hoogst onwetenschappelijke aanpak van de Amerikaanse olie ondernemers blijkt uit het feit dat dit de eerste grote vondst is die wordt aangeboord door een ingenieur. Onmiddelijk na de vondst stromen olj.eproducenten toe. Allen slaan zij hun put in hetzelfde olieveld. Na 1903 krijgen zij geen olie meer uit de grond. Samen hebben ze het olieveld vernield. De financiers van de Guffey onder-neming, het bankiershuis van de Mellons, kopen haar geheel op. In 1907 werken zij de oude direkteuren uit het bedrijf en herdopen ze het tot Gulf Oil Corporation. Zij besluiten dat ze de ESSO konkurrentie alleen de baas kunnen blijven zls ze niet net als ESSO olie kopen op de markt. Ze zullen zelf olie moeten produceren en die zelf moeten verkopen. Gulf start haar verkopen buiten de Verenigde Staten in 1913. Vanaf 1929 heeft de maatschappij een verkooporganisatie in Nederland. Sampson meldt dat de Mellons in 1973 nog zeven-tig procent van de aandelen in hun bezit hebben. Volgens

(26)

Stopford c.s. is dat aandeel in

1979

zeventien procent.26 Een ex-funktionaris van de Standard Oil, een ex-gou-verneur van Texas en een grote handelaar zetten in 1901 sa-men de Texas Fuel Companu op. Zij kopen olie van de produ-centen in Spindletop en maken grote winst. Ze overleven de uitputting van de oliebronnen in 1903 doordat ze zelf olie aanboren. Ze herdopen hun onderneming tot Texas Company

(Texaco). Ze zetten eigen destilleerderijen en een uitge-breid eigen verkoopapparaat op als aantwoord op de konkur-rentie van de Standard Oil of New Jersey. Vanaf 1904 ver-koopt Texaco haar produkten in België en Nederland, onder de naam Continental Petroleum Company (C.P.C.).27 De di-rektie laat vanaf 1910 buiten de Verenigde staten explore-ren. Met de produktie buiten dat land start ze echter pas in 1930.

III.5 SAMENVATTING

Zo zien we hoe nog voor de autoboom van de twintiger jaren en zelfs nog voor 1914 de grote oliemaatschappijen, die we nu nog kennen, een feit zijn. Rockefeller maakt zijn bedrijf groot tijdens de eerste groeifase van de Amerikaan-se olie industrie. Met kapitalistische handelstechnieken en met halve Wild-West of Mafiapraktijken ontwikkelt hij zijn onderneming tot een wereldmonopolie. De Koninklijke Shell Groep en BP starten achter de beschermende grenzen van de koloniale rijken in een periode dat de Standard Oil direk-teuren het binnen de Berenigde Staten nog te druk hebben om zich daar zorgen over te maken. Gulf en Texaco worden ach-ter de beschermende grenzen van Texas opgericht. Hun eerste olie vinden zij vlak bij de kust, zodat zij die buiten het ESSO-transportmonopolie om per schip kunnen laten vervoeren. De Amerikaanse overheid splitst de S.O. of New Jersey. Zij schept daarmee de overige reuzen uit de periode van voor 1960, ESSO, Mobil en Socal.

Rockefeller oef ent zijn heerschappij over de petroleum-industrie uit door het transport, de verwerking en de

(27)

groothandel te integreren in ZlJn onderneming. Buiten de ESSO om kan niemand in 1900 in de Verenigde Staten aan olie komen. Buiten dit concern om kan geen producent grondstof verkopen. Ook op de wereldmarkt doet het concern zich gel-den. Ze dwingt de andere olie ondernemers om rekening met haar te houden. Een olietransporteur als "Shell" is door het S.O. beleid gedwongen om zelf olie te gaan produceren. Ze moet haar eigen raffinaderijen en haar eigen verkoopap-paraat opzetten. De direkteuren van de Koninklijke zien dat het zinloos is om in deze bedrijfstak te investeren als ze niet alle fasen in een bedrijf integreert. Zij zetten zelfs een detailhandelsorganisatie op. Voor de eigenaren van de Gulf en Texaco geldt hetzelfde. De maatschappijen die zich beperken tot een funktie uit de bedrijfskolom ver-dwijnen, moeten zich laten opkopen of worden als aannemers afhankelijk van de vertikaal geïntegreerde bedrijven.

De ondernemers scheppen samen een wereldsysteem van konkurrentie verhoudingen. Zij dwingen elkaar rekenint te houden met elkaar. Hoewel de ESSO houdstermaatschappij aan-vankelijk de bedrijfstak overheerst, kan zij toch haar nieuwe konkurrenten niet beheersen. Het systeem heeft geen ander stuurorgaan dan de konkurrentie tussen haar delen. De Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Russische overheden pro-beren vanuit politieke overwegingen de industrieëlen te stu-ren met politieke middelen. Verder dan de eigen landsgstu-ren-

landsgren-.

26

zen reikt hun invloed niet.

Het optreden van de Shell-, de Gulf-, en de Texaco-direkteuren bewijst dat zij zich bewust zijn van de konkur-rentie die ze elkaar aandoen. Ze dwingen elkaar om daar te produceren waar de anderen dat doen, om daar te verkopen waar de anderen dat doen en om dat goedkoper te doen. Hun doel is winst. Hun middel is groei van de verkopen. De meeste Amerikaanse bedrijven vestigen zich eerst over de hele Verenigde Staten. BP, Shell en Texaco volgen vrijwel vanaf hun start de ESSO en zetten wereldwijd verkoopappa-raten op. Het innoveren is tot 1920 geen strijdmiddel voor Amerikaanse petroleumondernemers. De "Shell" en de Konink-lijke werken vanaf hun start met goedkopere transport- en

(28)

verwerkingstechnieken dan hun konkurrenten. "Shelln laat tankers bouwen naar het ontwerp van de Nobels, de direk-teuren van de Koninklijke gebruiken bovendien de kontinu-verwerkingstechnieken die ze in Rusland bij de Nobels ge-zien hebben. Op die manier drukken zij hun kosten ten op-zichte van de ESSO. De direkteuren van BP hebben weinig last van konkurrenten doordat zij een groot deel van hun produktie verkopen aan de Engelse overheid. De ondernemers storen elkaar in de jaren 1900 - 1914 op de produktie- en op de verkoopmarkten. Die markten groeien echter zo snel dat ieders groei daar nauwelijks door geremd wordt.

Intern vormt iedere ondernemingsleiding een subsys-teem met haar medewerkers en haar mandateren. Met het la-gere personeel hoeft de direktie nauwelijks rekening te houden. Gestuurd door arbeidsethos en financiële afhanke-lijkheid doen de werknemers gewoon wat hen gezegd wordt. Bovendien zijn de installaties en fabrieken, en daarmee de personeelsaantallen per fabriek nog klein.28 Van personeel-beheersmaatregelen zoals ondernemers in de elektronika in-dustrie die in die jaren, door de vakbonden gedwongen, moe-ten nemen, is bij Shell geen sprake. Zoiets als een pen-sioen voor blauwe boorden werkers komt pas na het terugtre-den van Deterding tot

stand~

9

Kennelijk

hoeft de direktie een dergelijke methode niet toe te passen om haar werkne-mers vast te houden. De scheiding tussen voorbereidend- en uitvoerend werk bestaat in de olieverwerkende industrie van-af haar start. Een installatie is een zeer grote laborato-riumopstelling. Het internationalisèren levert haast van-zelf een bedrijfsstruktuur op van regionale, elkaar niet be-konkurrerende divisies. In hoeverre exploreren, procuceren, transporteren, verwerken en verkopen zijn ondergebracht in funktionele afdelingen is onduidelijk. De Shell direktie centraliseert vanaf 1912 de geologie- en produktieafdelin-gen in Den Haag en scheidt ze. Ze zet nu ook haar centrale laboratorium op, het Koninklijke Shell Laboratorium Amster-dam .JO De Shell direktie is een van de eersten uit deze in-dustrietak die de konkurrentiedwangen internaliseert door

(29)

in het laten verbeteren van de exploratie-, produktie- en verwerkingstechnieken. Zij bouwt daarin een sterke positie op.

De aardolie industrie blijft van haar start tot 1914 een klassiek kapitalistische industrie. De bedrijven kunnen groeien doordat de markten voor hun produkten groeien. De ondernemers innoveren nauwelijks op het gebied van de pro-dukten of de processen. Vooral de Amerikanen beperken zich lang tot het gebruiken van al lang bestaande technieken. Tot 1920 destilleren zij pading voor lading. Aanzetten naar technologisch kapitalisme zijn er al vroeg. De Koninklijke en de Dordtsche werken vanaf hun start met ingenieurs en universitair geschoolde geologen. ESSO en de Koninklijke zetten beiden nog in de negentiende eeuw laboratoria op. Shell maakt in 1913 de Simplex Refining Company in de Ver-enigde Staten tot een maatschappij voor het beheren van ce net aangekochte Trumble destillatie- en kraakinstallatie-patenten, en voor het kopen en beheren van wat daar nog bij-komt. De konkurrenten vinden het vreemd dat Shell veel geld besteedt aan een patent.31

Beaton wijt de technisch wetenschappelijke achterlijk-heid,die de verwerkingstak van de Amerikaanse olie industrie omstreeks 1900 opgebouwd heeft ten opzichte van haar buiten-landse zusters, aan het feit dat:

''The monopoly of the refining end of the business which

Rockefeller and his companies had held since the late 18701s

was no doubt partly responsible for this lack of technical competition, but the chief reason for this lag was the ge-nerally undevelloped stat of American Technology, particu-larly the technology of chemical processing.1132

De Amerikaanse elektrotechnische bedrijven overheersen dan hun bedrijfstak wereldwijd. ""fbrd start in 1903. Hij vindt al snel het werken aan de transportband uit. Als we deze feiten in overweging nemen, en daarnaast bedenken dat de ESSO raffinaderijen tussen 1885 en 1915 gedeeltelijk worden uitgerust met kontinu-destillatie installaties, dan is het duidelijk dat we het probleem niet in de eerste plaats moe-ten zoeken bij het gebrek aan kennis. Kennis is te koop.

(30)

We moeten aannemen dat het feit dat Rockefeller al zijn konkurrenten uitschakelt een belangrijke rol heeft ge-speeld. Hij heft het discours van destillateurs op in een tijd dat de Amerikaanse industrie nog niet opgenomen is in een wereldsysteem van olie ondernemers. Daarnaast zal ook een gebrekking onderwijssysteem en de traditioneel onweten-schappelijke aanpak in de Amerikaanse petroleumindustrie als geheel een rol hebben gespeeld. Bovendien is er niemand in dat land die een doel stelt voor deze bedrijfstak. Het enig doel van de ondernemers zelf is het maken van winst. Zolang dat lukt veranderen zij niets aan hun manier van werken. We zullen zien hoe dit verandert in de decennia die volgen.

(31)

IV SCHOKSGEWIJZE GROEI 1914 - 1945

IV.1 INLEIDING

De Standard Oil of New Jersey krijgt tussen 1890 en 1911 een reeks nieuwe konkurrenten. De Amerikaanse over-heid breekt het concern in 1911 in stukken Het gevolg van deze veranderingen is dat de ESSO-direktie niet lanker al-le producenten beheerst. De nieuwe maatschappijen produce-ren zelf. De kleine producenten kunnen hun olie aan deze onafhankelijke bedrijven verkopen. De ESSO-direkteuren zijn nu gedwongen om zelf haar eigen olie aanvoer te ver-zekeren. Ze breiden de produktiekant van hun bedrijf sterk uit. Aan het einde van de dertiger jaren passeren ze de Shell als grootste olieproducent ter wereld. Een positie die ze tot in de zeventiger jaren zullen handhaven. De grote olieconcerns bekonkurreren elkaar nu op alle gebie-den van de olie industrie, in het exploreren, het produ-ceren, het vervoeren, verwerken en het verkopen. Ik zal de ontwikkeling van de verhoudingen tussen de oliemaat-schappij en verder beschrijven in aparte paragrafen over de produktie en over het verwerken en het er sterk mee verbonden verkopen van de olie.

De eerste Amerikaanse olieproducenten zoeken de olie daar, waar ze vanzelf uit de grond stroomt. Als die velden uitgeput zijn, en de vraag toeneemt, schakelen ze over op de werkwijze die ze zestig tot zeventig jaar lang zullen handhaven. Ze boren in het wilde weg gaten in heuvels waaronder ze olle vermoeden, omdat de ervaring leert dat olie dikwijls onder heuvels te vinden is. Pas in de twin-tiger jaren komen seismische instrumenten in zwang. Zodra een van hen olie vindt, melden de spionnen van de andere producenten dat aan hun hazen. Allen trekken dan naar het

(32)

nieuwe produktiegebied. Zonder zich te bekommeren over hoe een olieveld er ondergronds uitziet, of hoe het werkt, slaat ieder enige putten in het veld. Het resultaat is steeds weer desastreus. De gasdruk valt weg van het veld als iemand gas aanboort en dat vebrandt of verkoopt. Of iemand boort water aan, dat zich vervolgens met de olie mengt. Als de olie niet meer op eenvoudige wijze uit het veld te winnen is, beschouwen de ondernemers de olievoor-raad als uitgeput. De vele producenten halen op deze ma-nier maar weinig olie uit ieder veld. Ze verspillen daar dan weer een deel van. Ze verspillen gas door het weg te laten lopen of door het te verbranden. Ze verspillen olie tijdens het winnen, tijdens het vervoer, en daarna door het onoordeelkundig op te slaan.

De ondernemers exploreren en produceren tussen 1860 en 1930 niet deskundig. Ze hebben ieder afzonderlijk geen ander doel voor hun industrie dan het maken van een snelle winst. De bestuurders van de geintegreerde maatschappijen hopen zoveel olie te vinden dat ze enige jaren niet zullen hoeven te exploreren. Het resultaat van al dit door nie-mand gekoÖrdineerde handelen is dat er niet stelselmatig naar olie wordt gezocht en dat er niet planmatig wordt ge-produceerd in de Verenigde Staten.

De ondernemers winnen de olie niet naar de behoefte maar naar haar aanwezigheid. De 1markt1 stuurt de

indus-trie schoksgewijs vanaf haar start. De geschiedenis van de produktiezijde van de petroleumindustrie is daardoor weer te geven alle een reeks van lierushes en krises.

Als Drake in 1859 olie aanboort kan hij die verko-pen voor een hoge prijs. De winst trekt vele producenten aan. samen produceren ze meer olie dan er nodig is. De kelderende prijzen maken dat daarna bijna niemand nog naar olie zoekt. Tegen 1880 is de vraag toegenomen en de pro-duktie gebieden raken uitgeput. Gelukszoekers vinden olie in Ohio. Opnieuw volgt een ren op de olie. Samen produce-ren de ondernemers weer meer dan nodig is, zodat hun markt instort. Omstreeks 1900 herhalen zij de geschiedenis.

(33)

Guffey en anderen vinden olie in Texas (Spindletop), Okla-homa en California, en vestigen hun bedrijven in de olie industrie. Ditmaal produceren zij zoveel olie dat hun in-dustrie tot omstreeks 1914 in krisis raakt. De Shell di-rektie maakt van deze gelegenheid gebruik om zich in Oklahoma en California in te kopen. Gedurende de Eerste Wereldoorlog vragen de legers en vloten van de geallieer-den veel olie. De Amerikaanse produktie houdt de vraag nog maar nauwelijks bij. Geleerden en regeringsleiders vrezen dat de olie in de1Verenigde Staten definitief op

is. De president vraagt de ondernemers om buiten het land te gaan exploreren.

Het stijgend autogebruik doet na de oorlog de vraag verder toenemen. Opnieuw stijgen de prijzen, opnieuw be-proeven vele oliezoekers hun geluk, opnieuw vinden zij binnen het land olie. Opnieuw ook volgt een ren op de olie en starten velen nieuwe oliemaatschappijen. En opnieuw produceren zij meer olie dan nodig is en doen zij de

prij-zen

kelderen~

3

weer

zijn het de legers van de geallieerden die tijdens de Tweede Wereldoorlog de vraag groter doen worden dan bet aanbod.

Kendall Beaton geeft een voorbeeld dat laat zien hoe we ons de Amerikaanse manier van olie winnen moeten voor-stellen. Hij beschrijft hoe Socal en Shell een ren op de olie in California scheppen. Socal vindt in mei 1920 olie in Hintington, in de buurt van Los Angeles. Konkurrenten zetten de stad vol boortorens. Een jaar later vinden Shell hoorders olie onder de Signall Hill bij Long Beach. Die heuvel is bestemd voor woningbouw. De grond ervan is in kleine kavels verkocht aan mensen die er willen gaan wonen. In de olierush die volgt koopt de Shell-direktie een kwart van die grond op. De rest wordt door de huiseigenaren verkocht of verpacht aan oliemaatschappijen. Tien maanden nadat Shell de eerste olie aantoont hebben zevenendertig bedrijven samen honderdacht putten geboord. Op het hoogte-punt van de jacht, in juli 1923, boort Shell alleen met vijfenzeventig boortorens, terwijl de konkurrenten er

(34)

samen nog honderdvijfennegentig in gebruik hebben. Het plaatsje is veranderd in een zee van boortorens en andere installaties. Door stom toeval komen niet alle werkers in vlammen om.

"Wi th all this hurry and the carelessnes which hast.12 brings, with so many men working at so close quarters, with open fires blazing in more than 200 boilers i t is a marvel (and one which continues to impress most of the men who lived through it) that Sighal Hill did not become hte scene of calamitous accidents. There were, to be sure, several ac-cidents in the course of the first two years which might have developed into first-class tragedies. Fortunately, they did not. Most of these accidents involved fires; pro-bably the most spectacylar was the first, on Shell1s Nesa

No. 1. 11 34

De olierushes herhalen zich gedurende de twintiger en dertiger jaren nog enige malen op Signall Hill. En passant vinden de Shell boorders in hun haast, tijdens de eerst konkurrentieslag om producerende putten, een nieuwe manier van boren uit, en een klep om het spuiten van de putten te voorkomen.

IV.2.2 INTERNATIONALISERING

De Eerste Wereldoorlog levert de vraag die nodig is om de Amerikaanse overproduktie op te gebruiken- Ambtena-ren van het Bureau of Mines, ondernemers en andeAmbtena-ren wijzen de regering in het parlement op het feit dat de olie in de Verenigde Staten begint op te raken. De maatschappijen

zullen steeds minder olie kunnen produceren. De overheid vraagt de ondernemers daarop om buiten de Verenigde Staten te exploreren en te produceren. Die zijn daar dan zelf al mee begonnen. In 1918 vestigen Amerikaanse ondernemers produktiebedrijven in Mexico en in 1923 doen ze dat in Ve-nezuela. De Shell-direktie is hen in beide landen vijf jaar vóór. Tegen 1928 hebben vijfendertig Amerikaanse maatschappijen een vestiging in Venezuela. ESSO nestelt zich er pas in 1932 als ze de Creole maatschappij van Standard Oil of Indiana overneemt.

(35)

Ze willen dat Amerikanen net als BP en Shell produceren in het Midden Oosten en in Indonesië. De Amerikaanse overheid, die bang is dat ze een olietekort voor het leger krijgt, wil dat ook* De politieke belangen van de Amerikaanse en de Britse, Franse en Nederlandse overheden botsen nu in de zelfde regio's als de ekonomische belangen van de onder-nemers. De politici bereiken overeenstemming. Amerikaanse ondernemers zullen het recht hebben op een aandeel van 20% in de Iraq Petroleum Company. De staat vraagt de onderne-mers daarop de onderhandelingen met hun Nederlandse, Brit-se en FranBrit-se kollega's te openen. Volgens Sampson zijn ze daar in 1922 nauwelijks meer toe te bewegen. Uiteindelijk sturen zeven maatschappijen onderhandelaars.

35

Als we de verhalen van de verschillende auteurs kom-bineren krijgen we een plaatje waa!in we zien hoe vanuit verschillende systemen, om verschillende redenen druk wordt uitgeoefend op de Europese staten en op de Shell. Veel

Amerikaanse politici en een deel van de publieke opinievor-mers hebben na 1918 een haat tegen de Engelsen ontwikkeld. Terwijl in Amerika zestig procent van de wereldproduktie van olie plaatsvindt, en terwijl Amerikaanse exporten voor-zien in dertig procent van de kapitalistische wereldbehoef-te aan olie buiwereldbehoef-ten Noord Amerika, beweren die politici dat Groot Brittannië de toegang tot de olie monopoliseert. De Shell beschouwt men in deze diskussie als een bedrijf, dat beheersd wordt door de Britse regering, of als ee~ deel van een internationaal komplot om de oliebronnen in Amerika uit te putten. Amirikaanse olie ondernemers, aan de andere kant, zien de Shell dochters in de U. S.A.als een steeds ge-vaarlijker groep konkurrenten. Zij stellen het voor alsof buitenlanders de Amerikaanse olie industrie beheersen. Zij noemen het gemeen dat Shell wel in Amerika mag produceren terwijl zij geen toegang krijgen tot Indonesië en Irak. Ze eisen dat de staat hen beschermt.

De maatschappijen vragen de staat druk uit te oefenen op de Britse, Franse en Nederlandse staten. Het Amerikaan-se parlement dreigt zelfs met een olie embargo voor landen

(36)

die Amerikaanse bedrijven niet toelaten. Inderdaad weigert de Nederlandse overheid in 1920 een aantal Amerikanen een exploreervergunning voor Indonesië. De Amerikaanse regering vaardigt daarop een wet uit die moet voorkomen dat Shell naar olie zoekt in grond die eigendom is van de federale staat. De Nederlandse regering reageert in 1921 met een wet die Amerikanen de toegang ontzegt tot de Indonesische olie.36

De strijd wordt in 1928 beslecht. Na vele jaren van onderhandelen krijgt ESSO toegang tot Indonesië. In dat zelfde jaar mogen ESSO, Gulf,

s.o.

of Indiana en Mobil zich samen voor 23,75

%

inkopen in de Iraq Petroleum Com-pany. Drie Amerikaanse firma's hebben zich dan al wegens de overproduktie teruggetrokken. De Iraq Petroleum Compa-ny wordt zo een joint venture van Shell, BP, CFP, de vier Amerikanen, die ieder voor 23,75

%

deelnemen, en een parti-kulier, de heer ~ulbenkian, die de resterende 5

%

bezit. De maatschappijen moeten overeenkomen dat ze buiten de IPC om niet naar olie zullen zoeken in het Midden Oosten. Nog datzelfde jaar boort de joint venture olie aan. De CFP is speciaal voor deze gelegenheid door de Franse regering en een aantal partikulieren opgezet.37

De ondernemers hebben geen geluk. Net als de groot-sten onder hen samen reusachtige olievelden aanboren, pro-duceren ze in hun onderlinge konkurrentie veel meer olie dan er nodig is. De Shell en de Amerikaanse concerns star-ten buistar-ten de Verenigde Stastar-ten een prijzen oorlig. De win-sten kelderen. In 1928 besluit Deterding dat het verder voeren van een prijzen oorlog zinloos is. Niemand zal hem kunnen winnen. Hij roept zijn grootste konkurrenten, di-rekteur Teagle (ESSO) en didi-rekteur Cadrnan (BP), een Mellon en enige topfunktionarissen uit de bedrijven naar zijn huurslot AChnacarry in Schotland. Twee weken lang onder-handelen zij. Dan nemen ze hun besluit. Ze zullen een eind maken aan het produceren van meer olie dan de markt vraagt en ze zullen elkaars prijzen niet meer duiken. Ze zullen proberen elkaar, i.e. de olie industrie, te beheersen. Tot de middelen die ze bedenken om dit beleid uit te voeren

(37)

behoren een aantal afspraken. Iedere maatschappij behoudt het aandeel in de produktie dat hij op het moment van de afspraak heeft. Voor alle olie zal de prijs gerekend wor-den van olie uit het zuiwor-den van de Verenigde Staten plus de transportkosten van de Golf van Mexico naar de verkoop-plaats (Gulf+ prijs) De Maatschappijen kunnen olie ruilen als de oliebron van de ene maatschappij dicht bij het

af-zetgebied van de andere maatschappij ligt. De transport-kosten zullen ze dan wel in rekening brengen, maar niet maken. Die extra winst wordt dan verdeeld over de partners. Op overtreding stelt men sankties.

De kartelovereenkomst moet diverse malen opnieuw wor-den afgesloten. De definitieve versie stellen de BP-,Shell-en ESSO-direkteurBP-,Shell-en op in LondBP-,Shell-en in 1934. Die zal wereld-wijd gelden, behalve in de Verenigde Staten. Daar verbiedt de staat zulke regelingen bij wet. De ondernemers nemen al in 1929 in hun American Petroleum Institute het plan aan om ook in de Verenigde staten hun produktie te bevrie-zen op het nivo van 1928. De staat, die dit soort overeen-komsten verbiedt, voert dit plan later uit.38

Het kartel is niet alomvattend, en staat niet op zich. Het is geen poging om dé wereld te beheersen. Het is een poging van de petroleum ondernemers om hun eigen wereld te beheersen. Ze proberen ieder elkaar te beheersen. Ieder probeert de konkurrentiedruk op zijn bedrijf te verlichten. Het kartel is ook geen nieuw verschijsel. In meerdere lan-den proberen steeds verschillende kombinaties van oliemaat-schappijen al langer elkaar te beheersen. De Iraq Petroleum Company is er een voorbeeld van. In Nederland komen Shell en ESSO al in 1918 overeen dat ze niet net als in de Ver-enigde Staten, veel te veel benzinestations zullen bouwen. Ze leggen de prijzen vast en bepalen hoeveel ieder van welk produkt mag verkopen. Texaco en Sinfina sluiten zich later bij dit kartel aan. "Samen bond men de strijd aan tegen de vele kleine onafhankelijken", zegt Koelmans.39 De ESSO is dan gestart met de verkoop van benzine. De Shell direktie beantwoordt deze konkurrentie moor huis

(38)

aan huis petroleum te gaan verkopen.40Gedurende de dertiger jaren lukt de koncentrering van de verkopen nog beter in Engeland. De Shell- en de BP-bestuurders vormen daar samen een verkooporganisatie, de Shell-Mex BP, die tot het midden

van de zeventiger jaren blijft

bestaan.~

1

Het As-is kartel beschermt niet alle deelnemers even goed tegen de gevolgen van hun overproduktie. Het is waar-schijnlijk dit probleem dat de direkties van de Atlantic, Gulf en Standard Oil of Indiana noopt om zich terug te trek-ken uit de Iraq Petrole11m Company. Zij verkopen hun aande-len aan ESSO en Mobil.42 S.O. of Indiana verkoopt bevendien haar Venezolaanse divisie aan ESSO.

De maatschappijen bereiken met hun "Red-ljne agrePmPnt" en hun kartel niet alle beoogde resultaten. Socal, Gulf en

BP omzeilen de IPC-overeenkomst door vlak bu~en de rode

lijn concessies te verwerven. Socal vestigt zich al in 1930

in Bahrein en in 1933 in Saoedi-Arabi~. Ze start de

produk-tie in het laatste land in 1938. BP en Gulf vestigen samen een joint-venture in Koeweit, de Kuwait Petroleum Company, in 1934.43 De ESSO direktie weet ondanks de "As-is" overeen-komst haar marktaandeel in de olieproduktie uit te breiden

van vrijwel niets in 1929 tot 11,5

%

van de kapitalistische

wereldproduktie in 1938.

Tenslotte lukt het de oliemaatschappij direkties ook niet om de produktie te beperken. Samen produceren ze in de dertiger jaren ieder jaar meer olie, en ook produceren ze meer olie dan nodig is. Vooral de kleinere, minder ka-pitaalkrachtige ondernemers kunnen de konkurrentie niet aan. De export uit de Verenigde Staten daalt tussen 1929 en 1933 met de helft als de bedrijven en partikulieren door de krisis minder olie nodig hebben of kunnen betalen. Diverse staten sluiten hun grenzen door het nemen van protektiemaat-regelen. Uiteindelijk stelt ook de Amerikaanse staat import-quota vast. De maatschappijen kunnen hun olie nu niet meer kwijt. Van de vijftig Amerikaanse koncerns die in 1928 in Noord- en Zuid Amerika produceren, overleven er slechts twaalf de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze bedrijfsonderdelen zijn niet begroot in 2016 en hebben binnen het SW-programma behoorlijke impact op zowel de kosten als de baten.. Er zijn dus geen directe kosten of

In tegen- stelling tot veel van de (para)fiscale voordelen die door de werkgever worden aangeboden, houdt de ingevoerde wetgeving niet enkel rekening met kos- tenneutraliteit voor

Conferentie ‘Grijswerkers’ gezocht Leuven, 1 februari 2008.. door vrouwen).. •naar aanbiedersmarkt (1e helft

Door de houding en meningen van Britse werkgevers naast de Nederlandse werkge- vers te leggen, wordt duidelijk dat oudere werkne- mers er vis-à-vis jongere werknemers relatief vaak

– de werkgevers en vakbonden als actoren in het systeem van arbeidsverhoudingen ervan bewust maken dat innovatie bevorderen een zaak is van werkgevers en werknemers samen;. –

Uit tabel 1 valt af te lezen dat vooral de loyaliteit hoog scoort; 46% van de leidinggevenden is het eens met de stelling dat oudere werknemers loya- ler zijn dan jongere

De meeste respondenten kiezen voor trainingen gericht op persoonlijke vaardigheden, technisch inhoudelijke trainin- gen en vaardigheden, technisch inhoudelijke trainingen en

Vervolgens krijg je een overzicht van je huidige en toekomstige situatie, wat helpt bij het maken van keuzes omtrent onder andere eerder stoppen of minder werken.. Nieuwsgierig