• No results found

Mindfulness meditatie en actieve beweging : de effecten van mindfulness meditatie en actieve beweging op executieve functies en aandacht, en op mindful awareness, zelfcompassie en piekeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindfulness meditatie en actieve beweging : de effecten van mindfulness meditatie en actieve beweging op executieve functies en aandacht, en op mindful awareness, zelfcompassie en piekeren"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mindfulness meditatie en Actieve Beweging

De Effecten van Mindfulness meditatie en Actieve beweging op Executieve Functies en Aandacht, en op Mindful awareness, Zelfcompassie en Piekeren.

Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam M.N. Azarhoosh Begeleiding: Dr. E.I. de Bruin, Prof. S. Bögels November 2014, Amsterdam

(2)

1 FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Graduate School of Childhood Development and Education

MASTER

ORTHOPEDAGOGIEK

SCRIPTIE

De Effecten van Mindfulness meditatie en Actieve beweging op Executieve Functies en Aandacht, en op Mindful awareness, Zelfcompassie en Piekeren.

Naam student: Michelle Azarhoosh Adres: Jan den Haenstraat 58-hs Woonplaats: Amsterdam

Telefoon: 0644390154 Studentnummer: 5974879

E-mailadres: Michelle.Azarhoosh@student.uva.nl

Onderwerp: Het effect van mindfulness meditatie en actieve beweging op aandacht en executieve functies, zelf-compassie, mindful awareness en piekeren.

(3)

2 Onder begeleiding van: dr. Esther de Bruin

Tweede beoordelaar: prof. Susan Bögels

Toewijzing aan leerstoelgroep: opvoedings- en ontwikkelingsproblemen Voorwoord

Afgelopen negen maanden heb ik mij beziggehouden met de verschillende aspecten van onderzoek zoals databehandeling, statistische analyses en -interpretatie en wetenschappelijk verslaglegging. Dit heeft geresulteerd in deze masterscriptie over mindfulness meditatie en actieve beweging. Tijdens het proces heb ik ontdekt dat ik veel affiniteit heb met data-analyse en het doen van onderzoek in het algemeen.

Het onderzoek heeft diverse hobbels gekend: missende data waardoor ik mijn data door middel van multiple imputations heb moeten imputeren. Hierdoor kon ik niet mijn statistische analyses, zoals vooraf bedacht, uitvoeren en heb ik aan meerdere statistici om raad moeten vragen. Het advies van deze statistici heeft geleid tot oplossing van problemen die zich voordeden.

Graag wil ik deze kans benutten om een aantal mensen te bedanken voor hun hulp en ondersteuning tijdens het schrijven van deze masterscriptie. Allereerst wil ik Esther de Bruin bedanken voor haar nooit aflatende enthousiasme, waardevolle feedback en prettige

begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Zij heeft altijd actief meegedacht en ik heb haar begeleiding als buitengewoon prettig ervaren. Daarnaast wil ik graag Susan Bögels bedanken voor haar feedback op mijn onderzoeksvoorstel en voor haar rol als tweede

begeleidster. Verder dank ik Bonne Zijlstra en Joost van Ginkel voor hun consulterende rol in de statistische analyses en antwoorden op mijn vele vragen. Zonder deze antwoorden waren de analyses minder overtuigend geweest.

(4)

3 Inhoudsopgave 1. Abstract en samenvatting 4 2. Inleiding 6 3. Methode 13 a. Onderzoeksdesign 13 b. Deelnemers 13 c. In-exclusiecriteria 14 d. Meetinstrumenten 14

e. Executieve functies en aandacht 14

f. Mindful awareness en zelf-compassie 15

g. Piekeren 16 h. Procedure 17 i. Statistische Analyses 19 4. Resultaten 20 a. Databehandeling 20 i. Multiple imputations 20

ii. Toetsing van aannames 21

b. Directe Effecten 22 i. Explorerende statistiek. 27 c. Indirecte Effecten 30 5. Discussie 31 6. Literatuur 34 7. Bijlagen 41

(5)

4 Abstract

This study tested the efficacy of two self guided homebased interventions, mindfulness meditations and sport, on five different outcomes: attention control (ACS), executive functions (BRIEF-A),mindful awareness (FFMQ), self compassion (SCS), and ruminating (PSWQ). This was tested by conducting a Randomized Controlled Trial, with a pretest- posttest design and a five-week follow-up test. The participants were asked to sport (N=22) or to meditate (N=27) daily during five weeks. Results indicated that both conditions had a significant effect on all five of the domains. The training time within the sport condition was however significantly higher than in the mindfulness meditation condition. However, when adjusted for the unequal number of training minutes in the conditions, mindfulness meditation appears to be a more time-effective intervention in terms of attention control, executive functions and worrying. In addition, sport seems to be an effective intervention in terms of mindful awareness. Improvement was maintained five weeks after the training. Furthermore, sports seem to be a more effective intervention concerning mindful awareness. Further research is recommended because of the small sample size and to investigate how much training time is most effective.

Keywords: Mindfulness-meditation, sports, executive functions, ruminating, self compassion.

Samenvatting

In dit onderzoek werd het effect van twee interventies die de participanten zelf thuis hebben uitgevoerd, mindfulness meditatie en actieve beweging, onderzocht op een vijftal variabelen: aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), mindfull-awareness (FFMQ), zelfcompassie (SCS) en piekeren (PSWQ). Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een Randomized Controlled Trial (RCT) met een voormeting, nameting en follow-upmeting na vijf weken. De participanten werden gevraagd om of vijf weken lang dagelijks actief te bewegen (N= 22) of mindfulness meditaties (N=27) uit te voeren. Hieruit bleek dat beide condities significant effect hadden op alle vijf variabelen. Echter bleek de trainingstijd binnen de actieve beweging conditie significant hoger dan binnen de mindfulness-meditatie conditie. Wanneer echter gecorrigeerd werd voor het ongelijke aantal trainingsminuten in de condities, blijkt mindfulness meditatie een meer tijdseffectieve interventie te zijn wat betreft

(6)

5 aandachtcontrole, executieve functies en piekeren. Daarnaast lijkt actieve beweging een effectievere interventie te zijn wat betreft mindful awareness. Tevens bleken laatst de

behaalde effecten na vijf weken nog steeds zichtbaar. Als laatst bleek een stijging in mindful awareness een betere predictor voor stijging in aandachtcontrole dan zelfcompassie.

Vervolgonderzoek is aan te raden vanwege de kleine steekproefgrootte en om te onderzoeken hoeveel trainingstijd het meest effectief is.

Keywords: Mindfulness meditatie, actieve beweging, executieve functies, piekeren, zelfcompassie.

(7)

6 Inleiding

Stress doet zich op twee verschillende manieren voor, namelijk absoluut of relatief. Absolute stress treedt op wanneer een individu zich geconfronteerd ziet met een levensbedreigende situatie zoals een tsunami of een gevaarlijk dier. Deze situatie doet zich in principe zelden voor in de westerse wereld. Wel zal elk individu in een levensbedreigende situatie deze zelfde acute stress ervaren (Lupien, Maheu, Tu, Fiocco & Schramek, 2007). Relatieve stress treedt op als een individu met eisen vanuit de omgeving geconfronteerd wordt die ervaren worden als nieuw, onhaalbaar, onvoorspelbaar of oncontroleerbaar, zoals spreken in het openbaar (Lupien, Maheu, Tu, Fiocco & Schramek, 2007). Deze situaties doen zich veel vaker voor in de westerse wereld. Echter heeft niet ieder persoon in dezelfde situatie last van deze vorm van stress. De acute stressreactie is bedoeld om het individu te beschermen en zich teweer te stellen tegen gevaarlijke situaties. Dit gaat gepaard met een verbeterde immuunfunctie,

verbeterd geheugen ten aanzien van gevaarlijke situaties, verhoogde hartslag en bloeddruk om het individu in staat te stellen om te vechten of vluchten (VanItallie, 2002). Terwijl de korte-termijn respons dus positief is, kan een voortdurende staat van paraatheid leiden tot een verhoogd risico op fysieke en psychische kwetsbaarheid. In het uiterste geval kan voortdurende stress leiden tot ziektes als astma (Pohlman & Becker, 2006), depressie, infecties, auto-immuunziektes, hart- en vaatziektes, sommige vormen van kanker (Cohen, Janicki-Deverts & Miller, 2007), cognitieve achteruitgang en structurele veranderingen in de hippocampus (Lupien et al., 2007).

Vanwege het effect van stress op de psychische kwetsbaarheid zal stress ook leiden tot een groter beroep op de geestelijke gezondheidszorg. In de jaren 1999 – 2011 zijn de kosten van de geestelijke gezondheidszorg in Nederland enorm gestegen. Uit het onderzoek van Kommer en Poos (2013) in opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid bedroegen de toename van de kosten van de geestelijke gezondheidszorg achtereenvolgend 8.4% (1999 – 2003), 6.1% (2003 – 2005), 5.2% (2005 – 2007) en 6.6% (2007 – 2011). In 2011 heeft

minister Schippers van Volksgezondheid bekend gemaakt stevig te willen bezuinigen op de geestelijke gezondheidzorg (“Zorgbezuinigingen: Huisartsen en GGZ”, 2011). Volgens minister Schippers waren de zorguitgaven binnen de geestelijke gezondheidszorg in acht jaar verdubbeld. Zij kondigde in 2011 aan een bezuiniging van 400 miljoen euro te willen

realiseren. Vanzelfsprekend leidt dit tot een versobering van het hulpverleningsaanbod in kwantiteit en/of kwaliteit. Dit betekent dat het van belang is om betaalbare interventies te ontwikkelen ter preventie of behandeling van stress.

(8)

7 Twee van deze interventies waar de afgelopen jaren meer onderzoek naar gedaan wordt, zijn mindfulness meditatie en sport.

De afgelopen jaren is de interesse in mindfulness meditatie als interventie voor

lichamelijke en psychische problemen in de westerse wereld toegenomen. Mindfulness is van oorsprong een 2.500 jaar oude boeddhistische traditie (Kabat-Zinn, 2003). Mindfulness is een begrip met verschillende definities. Mindfulness is een vorm van bewustzijn die er voor zorgt dat men zich volledig bewust is van het heden en daaraan deelneemt door gedachten, emoties en gevoelens, zoals die zich voordoen op het moment zelf, te ervaren zonder hierover te oordelen of zich hierdoor te laten afleiden (Christopher & Maris, 2010). Mindfulness kan zowel verwijzen naar een techniek (mindfulness meditatie) als een staat van zijn. Mindfulness wordt in toenemende mate toegepast in cognitieve en gedragstherapie. Dit is voornamelijk te danken aan het werk van Jon Kabat-Zinn, die deze methode toepaste bij patiënten met chronische gezondheidsproblemen en die de effecten van deze behandeling onderzocht. Kabat-Zinn ontwikkelde een 8weekse groepsinterventie die gebaseerd was op mindfulness en stressreductie tot doel had. Deze cursus wordt Mindfulness-Based Stress Reduction (MBSR) genoemd (Christopher & Maris, 2010). Naast MBSR zijn er meerdere behandelingen

ontwikkeld gebaseerd op de principes van mindfulness waaronder MBCT (Mindfulness-Based Cognitive Therapy) (Segal, Williams en Teasdale, 2002) en ACT (Acceptance and Commitment Therapy) (Hayes, 2004). Uit eerder onderzoek blijkt mindfulness meditatie effectief te zijn in behandeling van pijn (Kabat-Zinn, Lipworth & Burney, 1985),stress (Shapiro, Brown & Biegel, 2007),angststoornissen (Kabat-Zinn et al., 1992), piekeren (Shapiro et al., 2007) en kan zorgen voor een verbetering van het immuunsysteem (Davidson et al., 2003) en zelfcompassie (Shapiro et al. , 2007). Teasdale et al. (2000) hebben tevens onderzoek gedaan naar terugval bij depressieve patiënten na behandeling en vonden dat dit met cognitieve interventies, gebaseerd op mindfulness, significant minder vaak voorkwam.

Net zoals mindfulness meditatie lijkt actieve beweging een positief effect te hebben bij lichamelijke en psychische klachten. Uit recente onderzoeken blijkt een positief effect van actieve beweging op depressieve symptomen (Barbour, Edenfield & Blumenthal, 2007; Conn, 2010). Naast het effect op depressie lijkt actieve beweging tevens effect te hebben op andere psychische klachten, zoals angst (Schmitz, Kruse & Kugler, 2004), woede en stress (Taylor, Salis & Needle, 1985) en eetstoornissen (Sundgot-Borgen, Rosenvinge, Bahr & Schneider, 2002). Daarnaast bleek uit het onderzoek van Steptoe et al. (1989) het effect van actieve beweging op een angstige stemming tot drie maanden na interventie nog aan te houden. Bovendien bleek actieve beweging als interventie net zo effectief als medicatie bij

(9)

8 depressieve patiënten (Babyak et al., 2000). Tot slot bleek actieve beweging effectiever te zijn in behandeling van eetstoornissen dan cognitieve gedragstherapie (Sundgot-Borgen et al., 2002). Voordelen van actieve beweging boven andere interventies zijn verder het

kostenaspect en het ontbreken van eventuele bijwerkingen zoals bij medicatie (Bingham, 2009).

Stress leidt tot een verminderd psychisch welzijn (Chang, 1998).Psychisch welzijn is op te delen in diverse componenten. In dit onderzoek wordt gekeken naar de relatie tussen actieve beweging en mindfulness meditatie en een aantal van deze componenten, namelijk aandacht en executieve functies, zelfcompassie en mindful awareness en de mate van piekeren.

Executief functioneren is een construct dat bestaat uit meerdere processen, waaronder werkgeheugen, inhibitie, cognitieve flexibiliteit, emotieregulatie en zelfregulatie. Deze processen zorgen ervoor dat men doelen en plannen kan ontwikkelen, gedrag kan reguleren tijdens verandering van de omgeving en de nodige stappen kan nemen om de opgestelde doelen succesvol te bereiken (Williams, Suchy & Rau, 2009). Individuen met een ernstige tekort aan executieve functies hebben niet alleen moeite met redeneren en problemen oplossen, maar hebben ook meer kans op ongepaste emotionele gedragingen zoals

bijvoorbeeld agressie (Williams et al., 2009). Een gebrek aan executieve functies is gevonden in individuen met obsessieve-compulsieve stoornissen (Olley, Malhi & Sachdev, 2007), depressies (Paelecke-Habermann, Pohl & Leplow, 2005) en bipolaire stoornissen

(Rubinsztein, Michael, Paykel & Sahakian, 2000). Onder executieve functies valt tevens aandachtcontrole. Aandachtcontrole zoals gemeten in dit onderzoek is onderverdeeld in drie verschillende constructen, namelijk aandacht richten, aandacht verplaatsen en aandacht verdelen. Uit onderzoek van Derryberry en Rothbart (1988) blijkt dat de vaardigheid om aandacht te richten en aandacht te verplaatsen negatief gecorreleerd waren met angst, frustratie en verdriet. Dit is consistent met de theorie dat een goede aandachtcontrole effect heeft op de reactie van een individu op gevaar of andere negatieve stimuli (Derryberry & Reed, 2002). Het kunnen controleren van aandacht om te focussen op positieve objecten in plaats van negatieve objecten of het selecteren van relevante stimuli is belangrijk voor het psychisch welzijn (Valentine & Sweet, 1999). Aandachtcontrole wordt tevens genoemd als coping strategie bij individuen om depressieve gedachten en reactiepatronen te vermijden (Teasdale, Segal, & Williams, 1995).

Zelf-compassie is in de westerse wereld een relatief nieuw concept met betrekking tot psychisch welzijn (Neff, 2003a). Zelfcompassie is een vorm van compassie. Compassie, zoals

(10)

9 beschreven door Wispé (zoals geciteerd in Neff, 2003a), bestaat uit het geraakt worden door andermans lijden, aandacht hebben voor de pijn van anderen zonder het te vermijden of er afstand van te nemen, vriendelijkheid naar anderen en de wens om hun lijden te verminderen. Daarnaast bestaat compassie uit het hebben van begrip voor anderen die falen of zich op het verkeerde pad begeven zonder te oordelen, waardoor zij hun fouten ook kunnen zien als menselijke fouten (Neff, 2003a). Zelfcompassie is compassie, maar dan gericht op het lijden van zichzelf en het begrip tonen voor eigen fouten zonder oordeel. Uit onderzoek van Neff, Hsieh en Dejitterat (2005) blijkt dat individuen met meer zelfcompassie minder last hebben van faalangst. Daarnaast vinden Williams, Stark & Foster (2008) een relatie tussen

zelfcompassie en piekeren/ zorgen maken. Raes (2010) denkt dat het effect van zelfcompassie op piekeren zorgt voor de afname in angstgevoelens. Naast zelfcompassie wordt in dit

onderzoek ook gekeken naar ‘Mindful awareness’ wat overeenkomt met mindfulness als staat van zijn.

Als laatst wordt het effect van beide interventies op piekeren onderzocht. Piekeren kan worden omschreven als herhaalde negatieve gedachten over en angstige verwachtingen voor toekomstige gebeurtenissen (Borkovec, 1983). Zorgen maken heeft een aantal functies, waaronder het functioneren als waarschuwing in geval van potentieel gevaar (Tallis en Eysenck, 1994). Echter als piekeren extreme vormen aanneemt, kan het contraproductief zijn en is het een symptoom van een gegeneraliseerde angststoornis (Delgado et al., 2010).

De effecten van mindfulness meditatie en actieve beweging op een aantal van deze constructen zijn in voorgaande onderzoeken al onderzocht.

De fundamentele principes van mindfulness meditatie, zoals bewust zijn van het heden en acceptatie van de emoties zoals die zich voordoen op het moment, vereisen op zich al een hoge mate van executief functioneren en aandachtcontrole (Teper & Inzlicht, 2013). Zo hebben Teper & Inzlicht (2013)een vergelijkingsonderzoek gedaan tussen gezonde

volwassenen die voorafgaand aan het onderzoek regelmatig mediteerden (n = 20) en zij die dat niet deden (n = 18). Er is hierbij geen gebruik gemaakt van voor- en nametingen. Uit dit onderzoek bleek dat de mediterende groep een significant hogere mate van executief

functioneren bezaten. Het is daarom niet verwonderlijk dat de mate van executief

functioneren en de mate van aandachtcontrole na een mindfulness meditatie training lijkt te stijgen. Dit blijkt tevens uit het quasi-experimentele onderzoek van Chambers, Lo en Allen (2007). Zij hebben een vergelijkingsonderzoek gedaan met gezonde participanten die zich hadden aangemeld voor een intensieve 10-daagse MBSR cursus (n=20) en participanten die op de wachtlijst stonden voor de cursus (n=20). De wachtlijstgroep ontving geen interventie

(11)

10 en fungeerde als controlegroep. Beide groepen werden voorafgaand aan het onderzoek

gevraagd om, onder andere, een executief functioneren vragenlijst in te vullen en na 21 dagen opnieuw. Hieruit bleek dat participanten in de mindfulness meditatie conditie (n = 20), waarin zij 10 dagen een intensieve mindfulness meditatie training kregen, significant meer

verbeterden op een aantal vormen van executief functioneren, waaronder werkgeheugen en reactietijd dan de controlegroep (n = 20). Anderson, Lau, Segal en Bishop (2007) hebben aandachtcontrole onderzocht bij gezonde volwassenen. Zij hebben een RCT met voor- en nameting uitgevoerd die bestond uit een mindfulness-conditie (n=39) en een controleconditie (n=33). De mindfulness-conditie kreeg een achtweekse MBSR-training van twee uur per week. Uit dit onderzoek bleken de participanten uit de mindfulness-conditie na afloop van de training niet een significant betere aandachtscontrole te bezitten dan de controlegroep. Dit bleek echter eerder wel uit het onderzoek van Valentine en Sweet (1999), waarbij een groep meditators (n=19) vergeleken werden met een groep niet meditators (n=24). Deze twee groepen werden beide eenmaal getest op aandachtcontrole. Hieruit bleek dat de groep meditators significant betere aandachtcontrole hadden dan de groep niet-meditators.

Uit een meta-analyse van Smith et al. (2010) naar actieve beweging en executieve functies en aandacht bleek dat actieve beweging significant effect had op aandacht en

verwerkingssnelheid. Daarnaast hadden participanten na een actieve beweging interventie een significant hogere mate van executief functioneren verworven.

Naast aandachtcontrole en executieve functies zijn er tevens eerdere onderzoeken gedaan naar het effect van mindfulness meditatie en actieve beweging op zelfcompassie en mindful awareness. Zo bleek uit het eerder beschreven onderzoek van Chambers et al. (2007) dat participanten tevens significant stegen in mindful -awareness na een 10-daagse MBSR-training, terwijl dit niet gold voor de controlegroep. Uit het quasi-experimentele onderzoek van Shapiro et al. (2007) bleek dat een MBSR interventie significant effect had op

zelfgerapporteerde zelfcompassie. Om dit te onderzoeken werden 54 psychologie studenten over een controle conditie (n=32) en een MBSR conditie (n=22) verdeeld. Voorafgaand aan het onderzoek werden diverse vragenlijsten afgenomen waaronder een vragenlijst over zelfcompassie. Deze vragenlijsten werden na afloop van de interventie opnieuw afgenomen. De MBSR interventie bestond uit een achtweekse cursus waarin de studenten twee uur per week mindfulnesstraining kregen.

De relatie tussen actieve beweging en mindful -awareness is uitgebreid onderzocht in de RCT van Mothes, Klaperski, Seelig, Schmidt en Fuchs (2014). Dit onderzoek bestond uit drie condities, namelijk: actieve beweging (n=40), ontspanningsoefeningen (n=41) en een

(12)

11 controlegroep (n=37). De gezonde participanten werden gevraagd 12 weken lang twee keer per week een uur lang de activiteit uit te voeren. Uit het onderzoek bleek dat na de 12weekse interventie de participanten uit de actieve beweging conditie significant meer mindful waren dan de participanten uit de andere twee condities. De onderzoekers noemen als verklaring voor het opmerkelijke effect dat sport mogelijk leidt tot bewustzijn van het lichaam, wat tevens een van de kernpunten van mindfulness-trainingen is (Mothes et al., 2014).

Als laatst blijkt uit de RCT van Delgado et al. (2010) dat mindfulness meditatie effect heeft op piekeren. De geworven participanten werden geïncludeerd op basis van een

vragenlijst betreft piekeren. Na inclusie werden de participanten verdeeld over twee condities: mindfulness meditatie (n=18) en ontspanningsoefeningen (n=18). Hieruit bleek dat na een interventie van vijf weken de zelfgerapporteerde mate van piekeren in beide groepen significant daalden. Er was overigens geen verschil tussen beide groepen. De relatie tussen actieve beweging en piekeren is onderzocht door Craft (2005) door middel van een quasi-experimenteel onderzoek. Aan het onderzoek namen 21 vrouwen deel met een klinische depressie. Zij mochten zelf kiezen of zij aan de actieve bewegingconditie (n=11) werden toegewezen of aan de controleconditie (n=10). Door middel van voormeting en nameting werd onderzocht of de mate van piekeren bij de deelneemsters daalde. Uit het onderzoek bleek dat participanten na een 9-weekse actieve beweging interventie significant minder piekerden. Dit effect bleek niet in de controlegroep.

Er lijkt tevens een relatie te zijn tussen zelfcompassie en mindful awareness enerzijds en piekeren anderzijds. Deze relatie is onderzocht in een onderzoek van Van Dam, Sheppard, Forsyth en Earleywine (2011). Zij hebben onderzocht of zelfcompassie en mindful awareness predictors zijn voor piekeren. Dit hebben zij gedaan door participanten (n=504) met een leeftijd tussen de 18 en 73 jaar online te werven. Bijna alle participanten (90,5%) hadden in het verleden hulp gezocht voor mentale problemen en een groot deel (82%) was ooit in zijn leven gediagnosticeerd met een psychiatrische stoornis. De participanten werden gevraagd vragenlijsten in te vullen over mindful awareness (Mindful Attention Awareness Scale), zelfcompassie (Self-compassion Scale) en piekeren (Penn State Worry Questionnaire). De relatie tussen mindful awareness enerzijds en piekeren anderzijds werd onderzocht met behulp van correlatie analyse, univariate en multivariate- analyses. Hieruit bleek dat zelfcompassie een significante predictor is voor piekeren, oftewel een hoge mate van piekeren werd

voorspeld door een lage mate van zelfcompassie. Mindful awareness bleek geen significante predictor voor piekeren, oftewel een hoge mate van piekeren werd niet voorspeld door een

(13)

12 lage mate van mindful awareness. De combinatie van zelfcompassie en mindful awareness bleek de beste predictor voor piekeren.

In deze scriptie wordt gekeken naar het effect van dagelijks mindfulness meditatie versus dagelijks actieve beweging op aandacht en executieve functies, mindfulness en zelf-compassie en piekeren. De verwachting is dat zowel mindfulness meditatie als actieve beweging een positief effect hebben op aandacht, executieve functies, piekeren, mindfulness en zelf-compassie maar dat het effect van actieve beweging groter is op aandacht vanwege het onderzoek van Anderson et al. (2007) waar participanten na een achtweekse mindfulness cursus niet een significant hogere mate van aandachtcontrole bezaten dan de controlegroep. Uit de meta-analyse van Smith et al. (2010) bleek actieve beweging echter wel effect te hebben op aandachtcontrole. Wat betreft de andere uitkomstvariabelen is de verwachting dat mindfulness meditatie en actieve beweging beide effectief zal blijken.

Daarnaast zal worden onderzocht wat het indirecte effect is van mindful awareness en zelfcompassie op aandacht, executieve functies en piekeren. De verwachting is dat (toename in) zelfcompassie een betere predictor is voor (toename in) aandacht, executieve functies en piekeren dan mindful awareness, vanwege de resultaten uit het onderzoek van Van Dam et al. (2011). Hieruit bleek zelfcompassie een betere predictor voor de mate van piekeren dan mindful awareness. Een lage mate van zelfcompassie was een goede predictor voor een hoge mate van piekeren.

Directe effecten (vraagstelling 1)

Indirecte effecten (vraagstelling 2) Mindfulness meditatie Actieve beweging Aandacht Mindful-awareness Executieve functies Zelfcompassie Piekeren

Mindfulness meditatie & Actieve beweging Mindful-awareness Zelfcompassie Aandacht Executieve Piekeren

(14)

13 Methode

Onderzoeksdesign

Om te onderzoeken wat de effecten van mindfulness meditatie en actieve beweging zijn op executieve functies en aandacht, mindful awareness en zelfcompassie en piekeren worden participanten random worden toegewezen, een randomized controlled trial (RCT).

Deelnemers

Voorafgaand aan het onderzoek zijn 146 mogelijke deelnemers geworven. Hiervan zijn 20 participanten geëxcludeerd vanwege niet voldoen aan inclusiecriteria, niet verstrekken van benodigde informatie, het hebben van te weinig tijd en onbekende redenen. Van de 126 overgebleven participanten werden er 41 toegewezen aan een ander onderzoek (zie Bijlage 2), 42 aan de mindfulness meditatie conditie en 43 aan de actieve beweging conditie. Na

toewijzing vielen 35 participanten alsnog af vanwege het niet aanwezig zijn bij de informatiebijeenkomst, tijdgebrek, niet tevreden zijn met de training of teveel sporten

voorafgaand aan het onderzoek. De flowchart waarin de redenen en aantallen staan vermeld is te vinden in Bijlage 1. De overgebleven 50 participanten hadden een gemiddelde leeftijd van 25,96 jaar (SD = 4,75). De participanten zijn geworven door het ophangen van posters en flyers op verschillende locaties (cafés, Universiteiten en hogenscholen,

studentenwooncomplexen, biologische winkels en gezondheidscentra). Voorafgaand aan het onderzoek hebben zij een informed consent getekend. De groep bestaat uit 12 mannen (24%) en 38 vrouwen (76%). Het overgrote deel van de participanten (43) zijn in Nederland

geboren, de overige zeven zijn van verschillende afkomst (Colombia, Duitsland, Afghanistan, Curaçao, Iran en Rusland). Alle participanten spraken de Nederlandse taal ruim voldoende om mee te doen aan de trainingen. Van de participanten heeft 66% (n=33) hoger onderwijs

(HBO/WO) gevolgd. Twaalf procent heeft middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gevolgd (n=6) en 20% (n=11) heeft HAVO of VWO afgerond. Twintig procent (n=10) van de

participanten heeft last van een chronische of ernstige ziekte. Daarnaast heeft 48% (N=24) in de afgelopen 12 maanden last gehad van psychische klachten en 37,5% van deze groep is daarvoor in behandeling. Deze participanten rapporteerden psychische klachten als paniekaanvallen, faalangst, piekeren, somberheid, depressie en slapeloosheid. Als laatst gebruiken vier participanten dagelijks een antidepressivum tegen deze klachten.

(15)

14 Met behulp van een online research randomizer (www.randomizer.org) zijn na afloop van het onderzoek zijn binnen elke groep zes á zeven cadeaubonnen ter waarde van 50 euro verloot als beloning voor deelname.

In-exclusiecriteria

Voor deelname aan de training dienden de participanten tussen de 18 en 40 jaar oud te zijn. Daarnaast werden de participanten geïncludeerd op basis van de Perceived Stress Scale, een zelfrapportage-vragenlijst met betrekking tot algemeen ervaren stress (Cohen, 1994). In dit onderzoek werd de verkorte Nederlandse versie gebruikt van 10 items (“Had u het gevoel dat u geen greep meer had op uw eigen leven, dat u geleefd werd?” en “Was u kwaad omdat er dingen gebeurden die u niet in de hand had?”) die op een vierpunts Likertschaal werden beantwoord, variërend van 1 (“nooit’) tot 4 (altijd). De Cronbachs alpha zoals berekend op de voormeting is voor deze vragenlijst hoog (α=.87)

De cut-off score is gebaseerd op het artikel van Cohen en Janicki-Deverts (2012) en omgerekend naar de Nederlandse schaal. De uiteindelijke cut-off score (17.4) is het

gemiddelde plus één standaarddeviatie. Participanten met een hogere score dan 17.4 werden geïncludeerd in het onderzoek. De gemiddelde PSS-score bij aanvang van het onderzoek was 2.39 (SD = 0.45).

Meetinstrumenten

Er is een zelf opgestelde demografische vragenlijst afgenomen met vragen over o.a. leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Daarnaast zijn meerdere zelf-rapportagevragenlijsten

afgenomen.

Executieve functies en aandacht Attention Control Scale

De Attention Control Scale (Derryberry & Reed, 2001) is een zelf-rapportage

vragenlijst die aandachtcontrole meet. Er wordt gemeten of de participant in staat is om zijn aandacht te focussen en te verplaatsen. De vragenlijst bestaat uit 20 items (“Als ik aan het lezen of studeren ben, word ik gemakkelijk afgeleid als er mensen in dezelfde ruimte aan het praten is” en “Ik kan me snel interesseren voor een nieuw onderwerp wanneer dat nodig is.”) die op een vier punts Likertschaal worden beantwoord, variërend van 1 (“nooit’) tot 4 (altijd).

(16)

15 De ACS kan opgedeeld worden in drie subschalen: Aandacht richten (9 items), aandacht verdelen (5 items), aandacht verplaatsen (6 items) (Fajkowska & Derryberry, 2010). De gemeten interne consistentie op de voormeting van de totaalschaal van de ACS in dit

onderzoek was hoog (α=.89). Dit geldt tevens voor de interne consistentie van de subschalen: Aandacht richten (α=.81), aandacht verdelen (α=.78), aandacht verplaatsen (α=.73).

Behavior Rating Inventory of Executive Function

De Behavior Rating Inventory of Executive Function-Adult Version (BRIEF-A) (Roth, Isquit, Gioia, 2005) is een zelfrapportage vragenlijst die executieve functies meet bij volwassenen. In dit onderzoek is de Nederlandse versie van de vragenlijst gebruikt. De BRIEF-A bestaat uit 75 stellingen (“Ik denk niet na over de gevolgen voordat ik iets doe” en “Ik heb moeite om een andere oplossing voor een probleem te bedenken als ik ben

vastgelopen”) met antwoord categorieën op een driepunts Likertschaal van nooit (1) tot altijd (3). De BRIEF-A bestaat uit 9 schalen: Inhibitie (acht items), Cognitieve flexibiliteit (zes items), Emotieregulatie (tien items), Zelfregulatie (zes items) , Initiatief nemen (acht items), Werkgeheugen (acht items), Plannen en organiseren (tien items), Taakevaluatie (zes items) en Ordelijkheid (acht items). Daarnaast kan er een overkoepelende score berekend worden van de BRIEF-A :‘Global Executive Composite’ (GEC). Deze score bestaat uit een optelling van twee indexscores, namelijk: de Behavioral Regulation Index (BRI) en de Metacognitive Index (MI). De BRI is samengesteld uit vier schalen (Inhibitie, cognitieve flexibiliteit,

emotieregulatie en zelfregulatie). De MI bestaat uit vijf schalen (Initiatief nemen, werkgeheugen, plannen en organiseren, taakevaluatie en ordelijkheid).

De interne consistentie van de BRIEF-A op de voormeting (α=.95) en subschalen Inhibitie (α=.74), Cognitieve flexibiliteit (α=.69), Emotieregulatie (α=.91), Zelfregulatie (α=.80), Initiatief nemen (α=.75), Werkgeheugen (α=.80), Plannen en organiseren (α=.82),

Taakevaluatie (α=.73) en Ordelijkheid (α=.79) is ruim voldoende. De interne consistentie van de globale indexschaal (α=.95) , Gedragsregulatie index (α=.91) en Metacognitieve index (α=.93) zijn hoog.

Mindful awareness en zelf-compassie

Five Facet Mindfulness Questionnaire- Short Form

De Five Facet Mindfulness Questionnaire is een 39-item zelf-rapportage vragenlijst die mindfulness meet als het vermogen om op een niet-oordelende en accepterende wijze aandacht te kunnen richten op ervaringen in het huidige moment (Baer et al., 2006). In deze

(17)

16 studie wordt de Five Facet Mindfulness Questionnaire Short Form (FFMQ-SF) gebruikt. Deze is ontwikkeld door Bohlmeijer et al. (2011) en vertaald door Muskens en Kamphuis. Deze Nederlandstalige korte vragenlijst bestaat uit 24 stellingen (“Ik ben goed in het vinden van woorden om mijn gevoelens te beschrijven” en “Ik let op lichamelijke sensaties, zoals de wind in mijn haar of de zon op mijn gezicht”) op een vijfpunts Likertschaal met als

antwoordmogelijkheden “nooit of bijna nooit waar” (1) tot “heel vaak of altijd waar” (5). Het construct mindfulness is opgedeeld in vijf verschillende vaardigheden: Observeren (vier items), beschrijven (5 items), bewust handelen (5 items), niet-oordelen (5 items) en non-reactief zijn (5 items). De interne consistentie van de FFMQ-SF in dit sample is hoog (α=.85). Dit geldt tevens voor de subschalen Observeren (α=.71), beschrijven (α=.78), bewust

handelen (α=.82), niet-oordelen (α=.87) en non-reactief zijn (α=.74). Self-Compassion Scale

De Self-Compassion Scale is een zelf-rapportage vragenlijst ontwikkeld door Neff (2003b). De vragenlijst meet het construct zelf-compassie door middel van zes subschalen: over-identificatie (twee items), zelfkritiek (twee items), mindfulness (twee items), isolatie (twee items), aardig zijn voor jezelf (twee items), menselijke fouten accepteren (twee items). In dit onderzoek wordt de korte versie van de vragenlijst gebruikt. Deze lijst bestaat uit 12 stellingen (“Als ik faal in iets wat belangrijk voor me is, ben ik geneigd me alleen te voelen in mijn mislukking” en “Als er iets pijnlijks gebeurt, probeer ik een gebalanceerde kijk op de situatie in te nemen” ) op basis van een zeven-punts Likertschaal (1= zelden of nooit, 7 = bijna altijd). De totale schaal van de SCS heeft een goede interne consistentie (α=.85). De interne consistentie van de subschalen ,over-identificatie (α=.47), zelfkritiek (α=.80), mindfulness (α=.52), isolatie (α=.59), aardig zijn voor jezelf (α=.66), menselijke fouten accepteren (α=.62), liggen gemiddeld lager.

Piekeren

Penn State Worry Questionnaire

De Penn State Worry Questionnaire (PSWQ) is ontwikkeld om de frequentie, intensiteit en het niet onder controle kunnen houden van piekeren (Meyer et al., 1990). De vragenlijst bestaat uit 16 items (“Veel situaties zijn voor mij een aanleiding om te gaan piekeren” en “Zodra ik iets afheb, begin ik mij zorgen te maken over al het andere dat ik nog moet doen.”) op basis van een vijf-punts Likertschaal, met 1= helemaal niet en 5 = erg

(18)

17 kenmerkend. De Cronbachs alpha zoals berekend op de voormeting is voor deze vragenlijst hoog (α=.93).

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek werden alle participanten gevraagd om een informed consent in te vullen. Daarnaast kregen zij via de e-mail een weblink naar de online vragenlijst

gestuurd. Zij werden gevraagd om deze vragenlijst in te vullen voordat bekend gemaakt werd aan welke conditie zij waren toegewezen (voormeting werd dus ‘blind’ voor conditie

ingevuld). Er werden voor beide condities twee informatiebijeenkomsten gepland, waarbij de deelnemers konden kiezen of zij overdag of ’s avonds aanwezig wilden zijn. De

informatiebijeenkomsten vonden plaats op de Universiteit van Amsterdam en in het Universum, het sportcomplex van de Universiteit van Amsterdam.

De actieve beweging bijeenkomst werd geleid door dr. Esther de Bruin, Silke de Klerk en spinning-instructrice Yvonne. De bijeenkomst bestond uit een uitgebreide uitleg over wat stress is, wat het verschil is tussen positieve stress en negatieve stress, wat de effecten van stress op het lichaam zijn en welke lichamelijke processen hier aan te pas komen. Daarnaast werd uitgelegd wat het effect is van actief bewegen op stress en welke mechanismes hieraan bijdragen. Naast de presentatie over stress kregen de participanten een spinningles onder begeleiding van een professionele spinninginstructeur. Na afloop van de spinningles kregen de participanten tips over mogelijke vormen van actief bewegen en werd met elke participant persoonlijk een plan opgesteld. Hierbij werd overlegd welke vorm van actief bewegen de participant dagelijks zou uitvoeren en op welk tijdstip van de dag dit zou zijn. Een aantal van de mogelijke vormen van beweging die de participanten dagelijks zouden kunnen uitvoeren waren joggen, snel wandelen, zwemmen, spinning, snel fietsen, aerobics thuisvideo’s en touwtje springen.

Tijdens de informatiebijeenkomst van de mindfulness meditatie conditie kregen de participanten een training mindfulness meditatie onder begeleiding van Professor Dr. Susan Bögels, een internationale mindfulness expert. Hierbij kwamen een aantal meditatie

oefeningen aan bod die de participanten vervolgens thuis konden uitvoeren. Als eerste werd aandacht besteed aan ‘Mindfulness van de ademhaling’. De participanten werden gevraagd om zich gedurende 10 minuten bewust te zijn van hun ademhaling. De tweede oefening was ‘Mindful eten’. Hierna kwamen de bodyscan en bewust lopen aan bod. Tijdens deze

oefeningen lag de nadruk op bewust worden van de fysieke sensaties. Na afloop van de mindfulness meditatie training kregen de participanten een informatieboekje mee met daarin

(19)

18 alle oefeningen duidelijk beschreven en een schema waarop stond welke oefening in welke week uitgevoerd moest worden. Dit schema is te vinden in Tabel 1. Daarnaast kregen de participanten een CD mee naar huis met stembegeleiding van professor Susan Bögels.

Alle participanten kregen na de informatiebijeenkomst een mini-dagboek mee naar huis om dagelijks het aantal minuten actieve beweging/ mindfulness meditatie te registreren.

De eerste dag na de informatiebijeenkomst begonnen de participanten met de training. Tijdens de eerste week voerden zij de activiteit 10 minuten per dag uit. In de tweede week werd de activiteitduur verhoogd naar 15 minuten per dag en de laatste drie weken 20 minuten per dag.

Gedurende de vijf weken kregen de participanten dagelijks een sms’je of e-mail met een motiverende reminder (“Voor een goed begin van het weekend, start u nu met 20 minuten ontspanning”). Daarnaast werden de participanten elke week op zondagavond gebeld. Tijdens dit gesprek werd gevraagd naar bijzonderheden, ervaringen en eventuele vragen van de participant. Na afloop van de training kregen de participanten opnieuw een e-mail met de weblink naar de vragenlijst voor de nameting en werd gevraagd om deze in te vullen. Dit werd zes weken later herhaald voor de follow-up meting.

Dit onderzoek is goedgekeurd door de Ethische Commissie van Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding (POWL), Universiteit van Amsterdam.

Tabel 1. Overzicht van Mindfulness meditatie Oefeningen.

Week Oefening

1 Mindfulness van de ademhaling Mindful eten

Mindful uitvoeren van gekozen routine activiteit

2 Bodyscan

3 Mindfulness van ademhaling en lichaam Mindful bewegen

Adempauze

4 Mindfulness van adem en lichaam Geluiden en gedachten

Adempauze wanneer er stress is

(20)

19 Statistische Analyses

De eerste onderzoeksvraag (effecten van de twee condities op aandacht, executieve functies,mindful awareness, piekeren en zelfcompassie) is beantwoord middels Lineair Lineair Mixed models voor herhaalde metingen. Er is gebruik gemaakt van Lineair Mixed models voor herhaalde metingen in plaats van een General Linear Model (GLM) vanwege de voordelen van Lineair Mixed models voor herhaalde metingen, zoals de functie om te kunnen analyseren met Multiple geïmputeerde data. SPSS heeft geen functie om de uitkomsten van de analyses te poolen. Er is gebruik gemaakt van de beschreven technieken in het artikel van van Ginkel & Kroonenberg (2014) om de Lineair Mixed models voor herhaalde metingen

procedure uit te voeren. Om de eerste subvraag te beantwoorden over het verschil tussen de condities zijn er between-group analyses uitgevoerd. Vervolgens zijn dezelfde analyses nogmaals uitgevoerd op een subset van het totaal sample. De subset bestond uit participanten die hebben aangegeven 23 dagen of langer te hebben geoefend. Hiermee is gekeken wat het ‘optimal dose’ effect is van de trainingen. Daarnaast is een ‘equal treatment’ analyse

uitgevoerd waarin subgroepen van het totaal die gelijk waren qua aantal trainingsminuten met elkaar werden vergeleken. Tot slot is onderzocht of de participanten die toegewezen waren aan hun voorkeurstraining een ander effect lieten zien dan de participanten die niet waren toegewezen aan hun voorkeurstraining (‘patient preference’). Deze drie varianten van de eerste onderzoeksvraag zijn tevens met behulp van Lineair Mixed models voor herhaalde metingen gedaan.

Om vervolgens ook binnen de twee groepen naar de effecten te kijken op de

verschillende meetmomenten (voor-, na-, follow-upmeting) is gebruik gemaakt van t-toetsen voor gepaarde waarnemingen (within groups). Er is tweezijdig getoetst. De gepaarde t-toetsen zijn zowel toegepast op het totaal sample als op de drie subsets (‘optimal dose’, ‘equal

treatment’ en ‘patience preference’).

De effectgroottes van de veranderingen zijn met behulp van Cohen’s d berekend. Vanwege het ontbreken van standaarddeviaties bij analyses met Multiple imputed data zijn hiervoor eerst de standaarddeviaties uitgerekend van de gepoolde resultaten. De gebruikte formule hiervoor is . Na het berekenen van de gepoolde standaarddeviaties is

de volgende formule toegepast om Cohen’s d te berekenen waarbij s berekend is

(21)

20 geïnterpreteerd, een waarde van 0.5 als middelgroot en waardes van 0.8 en daarboven als groot (Cohen, 1992).

Om de tweede hoofdvraag te beantwoorden (indirecte effecten van zelfcompassie enmindful awareness op aandachtcontrole, executieve functies en piekeren) is gebruik gemaakt van regressieanalyses.

Resultaten Databehandeling

Multiple imputations

Van de 50 participanten die meededen aan het onderzoek hebben tien participanten de nameting of follow-up vragenlijsten niet voltooid. Naar aanleiding van de missende metingen bij de participanten is er gebruik gemaakt van Multiple Imputations. Dit is een alternatieve procedure voor missende waarden die steeds meer gebruikt wordt (van Ginkel &

Kroonenberg, 2014). Hierbij wordt voor elke missende waarde een waarschijnlijke random waarde geïmputeerd. Dit proces wordt meerdere keren herhaald, in dit geval 10 keer (M = 10). Voor elke missende waarde zijn dan 10 random waarden en daarmee dus 10 datasets. Multiple imputations heeft als voordeel dat alle data gebruikt kan worden in de analyses (van Ginkel & Kroonenberg, 2014). Echter moet voorafgaand aan het imputeren onderzocht worden of de missende waarden wel willekeurig zijn en er geen patroon is in de missende waarden (MCAR, missing completely at random). Om te onderzoeken of de groep met een missende nameting en/of follow-up meting significant verschilt van de groep die alle metingen heeft voltooid, is er een t-toets uitgevoerd. Hierbij is gekeken op de voormetingen van de variabelen, leeftijd en hoogst voltooide opleiding. Hieruit bleek dat de twee groepen op leeftijd, opleidingsniveau en de voormetingen van de FFMQ, BRIEF-A, PSWQ en ACS niet significant verschilden. De twee groepen verschilden echter wel significant op de voormeting van de SCS (p = .019). Hieruit kan worden opgemaakt dat de uitval hoogst waarschijnlijk willekeurig was. Omdat er geen verschillen zijn in leeftijd en opleidingsniveau tussen de groep met missende waarden en de groep zonder missende waarden en de uitval waarschijnlijk willekeurig was, zijn de

missende waarden geïmputeerd aan de hand van Multiple Imputation. Voorafgaand aan de imputaties zijn de standaarddeviaties en gemiddelden per conditie berekend. Deze zijn

(22)

21 weergegeven in Tabel 2. De standaarddeviaties en gemiddelden zijn voorafgaan aan de

imputaties berekend omdat SPSS geen standaarddeviaties geeft voor Multiple imputed data.

Toetsing van aannames

Vervolgens zijn voorafgaand aan de analyses de aannames getoetst met behulp van skewness en kurtosis. Hierbij is gekeken naar de Z-scores. Het criterium voor normaal verdeelde data is een score tussen de -1.96 en 1.96 (p < .05). Bij hogere of lagere Z-score is de data significant niet normaal verdeeld. Uit de Z-scores bleken de FFMQ (skewness = 2.4) en BRIEF-A (skewness = 2.8) tijdens de nameting en de BRIEF-A (skewness = 3.7, kurtosis = 3.9) tijdens de follow-up meting significant niet normaal verdeeld te zijn. Na het verwijderen van één uitbijter vielen alle Z-scores van skewness en kurtosis binnen het criterium van -1.96 en 1.96 en blijken alle variabelen dus normaal verdeeld te zijn. Daarnaast is er met een Kolmogorov-Smirnov toets boordeeld of de gemiddelde scores normaal verdeeld waren. Hieruit bleek dat de ACS voormeting D(40) = 0.049, p < .05 significant niet-normaal verdeeld zijn. Dit kan effect hebben op de uitkomsten van de analyses en zal worden meegenomen in de interpretatie van de uitkomsten.

Aan de hand van Levene’s test is de homogeniteit van de variabelen bepaald. De homogeniteit binnen de twee condities verschilden significant van elkaar op de SCS voormeting, F(1,38) = 5.36, p < .05.

Als laatst is onderzocht of de twee condities significant van elkaar verschilden op leeftijd, geslacht, psychische klachten, chronische ziektes en gevoel van competitie met behulp van een t-toets. Hieruit bleek dat de twee groepen op geen van de variabelen significant verschilden. Tevens is een t-toets uitgevoerd om te onderzoeken of de twee condities verschilden in het totaal aantal minuten voltooide training. Hieruit bleken de twee condities significant van elkaar te verschillen in aantal trainingminuten (t(22.04) = 2.941, p < .05). De deelnemers in de actieve beweging conditie had significant meer minuten training gevolgd tijdens de vijf weken dan de mindfulness meditatie conditie. Na het verwijderen van de uitschieters bestond de mindfulness meditatie groep uit 17 participanten en de actieve beweging conditie bestond uit 13 participanten. De gemiddelde trainingstijd in de minfulness meditatie conditie (M = 437.41, SD = 49.04) en de actieve beweging conditie (M = 439.73, SD = 107.9) verschilde na verwijdering niet significant van elkaar (t(28) = 0.08, p > .05).

(23)

22 Tabel 2. Aantal Participanten, Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Condities per Afhankelijke Variabele bij de Voor-, Na- en Follow-up-meting op de data vooraf aan imputatie.

voormeting nameting follow-up

Variabele Conditie n M (SD) M (SD) M (SD)

ACS Actieve beweging 18 53.28 (10.03) 55.72 (8.52) 56.17 (8.15) Mindfulness

meditatie

22 51.82 (9.11) 52.77 (7.9) 54.86 (7.13)

BRIEF-A Actieve beweging 18 120 (17.21) 117.83 (20.3) 113.44 (19.49) Mindfulness meditatie 22 123.91 (23.6) 122.23 (22.06) 115.77 (20.44) FFMQ Actieve beweging 18 75.11 (11.55) 82.83 (9.6) 81.5 (10.41) Mindfulness meditatie 22 78.82 (10.06) 81.05 (8.23) 82.59 (9.04) SCS Actieve beweging 18 47.39 (8.01) 51.17 (8.67) 51.89 (9.65) Mindfulness meditatie 22 48.5 (13.45) 52.55 (11.87) 53.23 (12.54) PSWQ Actieve beweging 18 51.94 (13.27) 48.22 (13.79) 48.61 (13.95) Mindfulness meditatie 22 55.09 (14.52) 52.32 (13.81) 51.45 (15.59)

Noot. ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS = Self-Compassion Scale-Short Form.

Directe Effecten

Uit de Lineair Mixed models voor herhaalde metingen analyse komt naar voren dat de condities onderling niet verschillen op de uitkomsten van de variabelen: ACS, F(1, 45) = 1.51, p > .05, BRIEF-A, F(1, 45.1) = 1.2, p > .05, FFMQ, F (1, 44.98) = 0.04, p > .05, PSWQ, F (1, 45.09) = 0.96, p > .05, SCS, F (1, 45.04) = 0.14, p > .05. Dit impliceert dat beide

condities niet van elkaar verschillen in effectiviteit op de vijf variabelen.

Vervolgens blijkt uit de gepaarde t-toetsen dat de participanten uit de mindfulness meditatie conditie significant verbeterd zijn op het gebied van aandachtcontrole (ACS, t(5680) = -2.783, p < .01, d = 0.43) en executief functioneren (BRIEF-A, t(80167) = 3.841, p < .01, d = 0.4) tussen de voormeting en de follow-up meting. Er bleek tevens een significante vermindering van piekeren van voormeting naar nameting (PSWQ, t(3415) = 2.782, p < .01, d

(24)

23 = 0.29) Het verschil in mate van piekeren tussen de voormeting en de follow-up meting bleek tevens significant (PSWQ, t(4473) = 2.983, p < .01, d = 0.27). De mate van zelfcompassie van de participanten steeg zowel in de voormeting naar nameting (SCS, t(70506) = -2,451, p <.05, d = 0.4) als in de voormeting naar follow-up meting (SCS, t(41336) = -2,097, p <.05, d = 0.37). Als laatst verbeterden de participanten in de mindfulness meditatie conditie op het gebied van mindful awareness van voormeting naar follow-up (FFMQ, t(25473) = -1.96, p = .05, d = 0.34).Voor verder details op (sub)schaalniveau over de effecten binnen de

mindfulness meditatie conditie zie Tabel 3.

Binnen de actieve beweging conditie bleken de participanten tevens significant verbeterd te zijn op het gebied van aandachtcontrole (ACS, t(28830) = -2.090, p < .05, d = 0.28) en executief functioneren (BRIEF-A, t(24331) = 2.052, p<.05, d = 0.31) van voormeting – follow-up meting. Tevens was er een significante vermindering in piekeren van voormeting – nameting (PSWQ, t(19625) = 3.337, p < .01, d = 0.3). Daarnaast bleek binnen de actieve beweging conditie een significante toename in mindful awareness van zowel voormeting - nameting (FFMQ, t(55992) = -4.774, p < .01, d = 0.79) als voormeting – follow-up (FFMQ, t(7100) = -3.010, p < .01, d = 0.59). Als laatst rapporteerden de participanten een stijging in zelfcompassie van voormeting - nameting (SCS, t(122427) = -3.943, p <.01, d = 0.59) en voormeting – follow-up (SCS, t(5859) = -3.025, p <.01, d = 0.57). De verdere details op (sub)schaalniveau over de effecten binnen de actieve beweging conditie staan vermeld in Tabel 4. De gemiddelde scores op de drie meetmomenten op de vijf variabelen zijn tevens weergegeven in Figuur 1.

(25)

24 Tabel 3. ‘Within-group’ gepaarde t-toets waarden van veranderingen van voormeting naar nameting, voormeting naar follow-up meting en nameting naar follow-up meting op aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), mindful awareness (FFMQ), piekeren (PSWQ) en zelfcompassie (SCS) bij participanten in de ‘Mindfulness meditatie conditie (n = 27).

voor – na voor- follow-up na – follow-up t p Cohen’s d t p Cohen’s d t p Cohen’s d ACS totaal -1.31 .19 0.19 -2.78 .01 0.43 -1.52 .13 0.25 Focusing -1.56 .12 0.31 -2.39 .02 0.44 -0.7 .48 0.14 Shifting -0.8 .42 0.12 -2.45 .01 0.44 -1.38 .17 0.30 Divided -0.17 .86 0.02 -1.72 .09 0.28 -1.77 .08 0.27 BRIEF-A totaal 1.35 .18 0.19 3.84 .00 0.4 1.53 .13 0.23 Inhibitie 0.22 .83 0.03 1.79 .07 0.27 1.49 .14 0.23 Cognitieve flexibiliteit 0.15 .88 0.02 0.71 .48 0.11 0.51 .61 0.1 Emotieregulatie 1.85 .06 0.32 3.37 .00 0.35 0.35 .73 0.05 Zelfregulatie -0.68 .50 0.11 0.69 .49 0.12 1.37 .17 0.22 Initiatief 1.66 .21 0.19 2.93 .00 0.38 1.01 .31 0.18 Werkgeheugen 1.34 .18 0.22 2.75 .01 0.43 1.41 .16 0.21 Plannen 0.55 .58 0.08 1.44 .15 0.26 0.92 .36 0.15 Taakevaluatie 0.74 .46 0.11 2.7 .00 0.38 1.52 .13 0.29 Ordelijkheid 1.09 .28 0.14 3.02 .00 0.35 1.29 .20 0.23 Metacognitie index 1.25 .21 0.17 3.34 .00 0.41 1.65 .10 0.26 Gedragsregulatie index 1.03 .30 0.16 2.42 .02 0.3 1.05 .29 0.16 Globale executieve compositie 1.29 .20 0.18 3.56 .00 0.39 1.5 .13 0.24 FFMQ totaal -1.74 .08 0.34 -1.96 .05 0.34 -0.21 .83 0.04 Beschrijven -0.61 .55 0.09 -0.86 .39 0.14 -0.24 .81 0.04 Bewust -0.71 .48 0.15 -1.54 .13 0.27 -0.68 .49 0.14 Niet oordelen -2.26 .02 0.42 -1.67 .09 0.26 0.82 .42 0.1 Non-reactief -1.41 .16 0.27 -1.56 .12 0.29 -0.14 .89 0.03 Observeren -0.15 .88 0.03 -0.19 .85 0.04 -0.39 .70 0.07 PSWQ totaal 2.78 .01 0.29 2.98 .00 0.27 0.04 .97 0.00 SCS totaal -2.45 .01 0.4 -2.1 .04 0.37 0.11 .91 0.02 Over identificatie -1.65 .10 0.28 -2 .05 0.36 -0.58 .56 0.09 Zelfkritiek -1.29 .20 0.23 -1.82 .07 0.35 -0.71 .48 0.14 Mindfulness -1.15 .25 0.22 -0.74 .46 0.15 0.38 .71 0.08 Isolatie -3.39 .00 .051 -2.07 .04 0.36 0.97 .34 0.16

Aardig zijn voor jezelf -0.28 .78 0.07 -1.02 .31 0.21 -0.93 .32 0.19 Menselijke fout -1.93 .05 0.41 -1.35 .18 0.26 0.81 .42 0.18

Noot. ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS = Self-Compassion Scale-Short Form.

(26)

25 Tabel 4. ‘Within-group’ gepaarde t-toets waarden van veranderingen van voormeting naar nameting, voormeting naar follow-up meting en nameting naar follow-up meting op aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), mindful awareness (FFMQ), piekeren (PSWQ),) en zelfcompassie (SCS) bij participanten in de ‘Actief bewegen’ groep (n = 22).

voor – na voor- follow-up na – follow-up t P Cohen’s d t p Cohen’s d t p Cohen’s d ACS totaal -1.93 .05 0.31 -2.09 .04 0.28 0.27 .79 0.03 Focusing -2.21 .03 0.43 -1.82 .07 0.26 0.95 .34 0.17 Shifting -1.78 .08 0.25 -1.42 .16 0.22 0.22 .83 0.04 Divided -0.59 .55 0.09 -1.53 .13 0.25 -1.21 .27 0.17 BRIEF-A totaal 1.09 .28 0.18 2.05 .04 0.31 .64 .52 0.12 Inhibitie 1.09 .28 0.14 1.34 .18 0.27 0.66 .51 0.13 Cognitieve flexibiliteit 0.6 .55 0.13 1.07 .28 0.19 0.32 .75 0.06 Emotieregulatie 1.29 .20 0.21 1.76 .08 0.26 0.37 .72 0.06 Zelfregulatie 0.14 .99 0.00 0.62 .54 0.12 0.76 .45 0.14 Initiatief 1.69 .09 0.32 0.69 .49 0.13 -0.9 .37 0.16 Werkgeheugen 1.43 .33 0.16 1.14 .39 0.11 0.85 .80 0.05 Plannen 0.19 .85 0.03 0.44 .66 0.08 0.24 .81 0.05 Taakevaluatie 0.34 .31 0.15 0.27 .79 0.04 1.06 .29 0.17 Ordelijkheid 0.57 .57 0.07 3.73 .00 0.54 2.84 .01 0.46 Metacognitie index 0.84 .40 0.13 1.6 .11 0.23 0.56 .58 0.1 Gedragsregulatie index 1.23 .22 0.2 1.82 .07 0.30 0.63 .53 0.11 Globale executieve compositie 1.13 .26 0.18 2.1 .04 0.47 0.72 .47 0.13 FFMQ totaal -4.78 .00 0.79 -3.01 .00 0.59 1.06 .29 0.22 Beschrijven -1.99 .05 0.3 -2.28 .02 0.29 0.07 .95 0.01 Bewust -2.81 .01 0.52 -1.94 .05 0.37 0.66 .51 0.16 Niet oordelen -1.98 .05 0.43 -1.32 .19 0.29 0.72 .47 0.17 Non-reactief -4.28 .00 0.83 -2.46 .01 0.63 0.7 .48 0.17 Observeren -3.08 .00 0.38 -1.36 .18 0.20 1.1 .27 0.14 PSWQ totaal 3.34 .00 0.3 1.86 .06 0.25 -0.47 .64 0.06 SCS totaal -3.94 .00 0.59 -3.03 .00 0.57 0.11 .91 0.02 Over identificatie -2.65 .01 0.48 -2.4 .02 0.57 -0.29 .78 0.06 Zelfkritiek -1.05 .30 0.14 -1.25 .21 0.26 -0.56 .57 0.12 Mindfulness -3.62 .00 0.95 -2.31 .02 0.68 0.7 .48 0.17 Isolatie -1.91 .06 0.38 -1.85 .07 0.31 0.09 .93 0.02 Aardig zijn voor jezelf -0.68 .50 0.18 -1.07 .28 0.28 -0.44 .66 0.11 Menselijke fout -2.68 .01 0.53 -1.9 .06 0.38 0.56 .58 0.14

Noot. ACS = Attention Control Scale. PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS =

Self-Compassion Scale-Short Form; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function.

(27)

26 Figuur 1. Gemiddelde scores op de Attention Control Scale (ACS), Behavior Rating Inventory of Executive Function – Adult (BRIEF-A), Five Facet Mindfulness Questionnaire- Short Form (FFMQ-SF), Penn State Worry Questionnaire (PSWQ) en Self-Compassion Scale (SCS) per meetmoment.

(28)

27 Explorerende statistiek.

Naast het beantwoorden van de hoofdvraag zijn drie explorerende analyses uitgevoerd ter ondersteuning van de hoofdvraag. Ten eerste is er een Lineair Mixed models voor

herhaalde metingen analyse uitgevoerd met alleen de participanten die aangaven de training 23 dagen of langer te hebben gevolgd (‘optimal dose’). Uit deze analyse bleken de condities net zoals op de hoofdanalyses niet van elkaar te verschillen op de verschillende variabelen: ACS, F(1, 25.13) = 0.41, p > .05, BRIEF-A, F(1, 25.19) = 0.73, p > .05, FFMQ, F(1, 25.17) = 0.12, p > .05, PSWQ, F(1, 25.17) = 1.32, p > .05, SCS, F(1, 25.18) = 0.17, p > .05. De

gepaarde t-toetsen voor optimal dose per conditie zijn weergegeven in Tabel 5. Uit de

gepaarde t-toetsen bleken de participanten uit de mindfulness meditatie conditie significant te verbeteren op mindful awareness van voormeting naar nameting en voormeting naar follow-up meting. Dit effect van voormeting naar nameting werd niet gevonden in de hoofdanalyse. Daarnaast bleek dat de actieve beweging participanten met een ‘optimal dose’ geen

significante verbetering hebben op aandachtcontrole en executieve functies terwijl dit in de hoofdanalyses wel werd gevonden.

Als tweede exploratieve analyse is er een Lineair Mixed models voor herhaalde

metingen analyse uitgevoerd met de ‘equal treatment dose’. Hieruit bleek in navolging van de eerdere analyses dat de condities niet van elkaar verschilden in effectiviteit op de variabelen: ACS, F(1, 26.15) = 0.25, p > .05, BRIEF-A, F(1, 26.19) = 0.41, p > .05, FFMQ, F(1, 26.13) = 0.56, p > .05, PSWQ, F(1, 26.18) = 0.55, p > .05, SCS, F(1, 26.17) = 0.24, p > .05. De

resultaten van de t-toetsen (within-group) van de equal treatment subset zijn te vinden in Tabel 6. Uit de gepaarde t-toetsen bleken de participanten uit de mindfulness meditatie conditie in tegenstelling tot de hoofdanalyse significant te verbeteren op mindful awareness van voormeting naar nameting. Daarnaast bleek dat de actieve beweging participanten geen significante verbetering hebben op aandachtcontrole, executieve functies en zelfcompassie terwijl dit in de hoofdanalyses wel werd gevonden. Dit geldt tevens voor de PSWQ van voormeting naar nameting.

Als laatst is er een Lineair Mixed models voor herhaalde metingen analyse uitgevoerd met patient preference. Hieruit bleek dat de participanten die waren toegewezen aan hun voorkeurstraining (n = 24) niet verschilden van de participanten die niet waren toegewezen aan hun voorkeurstraining (n = 25) in effectiviteit op de variabelen: ACS, F(1, 44.91) = 1.83, p > .05, BRIEF-A, F(1, 45.07) = 0.02, p > .05, FFMQ, F(1, 44.95) = 1.86, p > .05, PSWQ, F(1, 45.05) = 1.29, p > .05. Echter bleken de twee groepen in tegenstelling tot de voorgaande analyses wel te verschillen op zelfcompassie, SCS, F(1, 45.06) = 4.35, p > .05. Ondanks dit

(29)

28 verschil blijken beide groepen van voormeting naar nameting en voormeting naar follow-up significant te verbeteren op zelfcompassie. Van nameting naar follow-up verbeterden alleen de participanten die niet waren toegewezen aan hun voorkeurstraining, echter was deze verbetering niet significant.

De resultaten van de t-toetsen (within-group) van de patient preference analyse zijn te vinden in Tabel 7.

Tabel 5. ‘Within-group’ gepaarde t-toets waarden van veranderingen van voormeting naar nameting, voormeting naar follow-up meting en nameting naar follow-up meting op aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), piekeren (PSWQ), mindful awareness (FFMQ) en zelfcompassie (SCS) bij participanten die ‘optimal treatment dose’ (23 dagen of meer; n = 13 in Actief bewegen en n = 16 in Mindfulness meditatie) hebben ontvangen.

voor – na voor- follow-up na – follow-up

MM AB MM AB MM AB ACS t -1.54 -1.25 -3.41 -1.88 -1.21 -0.73 p .12 .21 .00 .06 .23 .47 d 0.31 0.28 0.54 0.36 0.25 0.08 BRIEF-A t 1.75 0.6 3.51 1.63 0.48 0.85 p .08 .55 .00 .10 .63 .39 d 0.34 0.15 0.41 0.38 0.1 0.21 FFMQ t -2.35 -3.91 -2.64 -1.92 -0.34 1.83 p .02 .00 .01 .05 .73 .07 d 0.58 0.89 0.55 0.47 0.09 0.42 PSWQ t 2.76 3.69 3.27 0.77 -0.04 -1.27 p .01 .00 .00 .44 .97 .20 d 0.35 0.28 0.3 0.11 0.01 0.17 SCS t -2.19 -3.27 -2.31 -2.58 -0.39 0.64 p .03 .00 .02 .01 .70 .52 d 0.49 0.62 0.51 0.48 0.1 0.13

Noot. AB = Actieve beweging; ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; MM =

(30)

29 Mindfulness meditatie; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS = Self-Compassion Scale-Short Form.

Tabel 6. ‘Within-group’ gepaarde t-toets waarden van veranderingen van voormeting naar nameting, voormeting naar follow-up meting en nameting naar follow-up meting op aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), piekeren (PSWQ), mindful awareness (FFMQ) en zelfcompassie (SCS) bij participanten die ‘equal treatment dose’ (n = 13 in Actief bewegen en n = 17 in Mindfulness meditatie) hebben ontvangen.

voor – na voor- follow-up na – follow-up

MM AB MM AB MM AB ACS t -1.65 -1.51 -3.67 -1.83 -1.32 0.09 p .10 .13 .00 .07 0.19 .93 d 0.32 0.29 0.56 0.29 0.27 0.01 BRIEF-A t 1.89 0.63 3.78 1.43 0.52 0.52 p .06 .53 .00 .15 .60 .60 d 0.35 0.14 0.43 0.26 0.1 0.09 FFMQ t -2.3 -4.34 -2.49 -3.1 -0.29 0.3 p .02 .00 .01 .00 .77 .77 d 0.55 1.08 0.52 1.02 0.07 0.09 PSWQ t 2.43 1.71 2.63 1.81 -0.11 0.49 p 0.2 .09 .01 .07 .91 .63 d 0.3 0.2 0.25 0.3 0.01 0.09 SCS t -2.12 -2.34 -2.29 -1.93 -0.44 -0.85 p .03 .02 .02 .05 .66 .39 d 0.45 0.25 0.49 0.43 0.09 0.17

Noot. AB = Actieve beweging; ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; MM =

Mindfulness meditatie; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS = Self-Compassion Scale-Short Form.

(31)

30 Table 7. ‘Within-group’ gepaarde t-toets waarden van veranderingen van voormeting naar nameting, voormeting naar follow-up meting en nameting naar follow-up meting op aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A), piekeren (PSWQ), mindful awareness (FFMQ) en zelfcompassie (SCS) bij participanten die zijn toegewezen aan hun voorkeursconditie (n = 24) en participanten die niet zijn toegewezen aan hun voorkeursconditie (n = 25).

voor – na voor- follow-up na – follow-up

Ja Nee Ja Nee Ja Nee

ACS t -1.94 -1.21 -2.39 -2.55 -0.4 -1.4 p .05 .23 .02 .01 .69 .16 d 0.3 0.19 0.37 0.37 0.07 0.18 BRIEF-A t 1.17 1.29 2.32 3.59 0.39 2.2 p .24 .20 .02 .00 .69 0.03 d 0.18 0.19 0.24 0.48 0.07 0.3 FFMQ t -2.63 -3.51 -1.85 -3.18 0.95 -0.12 p .01 .00 .07 .00 .35 .91 d 0.5 .7 0.32 0.68 0.17 0.03 PSWQ t 2.26 3.76 1.6 3.2 -0.35 -0.03 p .02 .00 .11 .00 .72 .98 d 0.21 .4 0.16 .38 0.04 .00 SCS t -3.51 -2.31 -2.22 -2.6 1.25 -1.11 p .00 .02 .03 .01 .21 .27 d 0.65 0.35 0.35 0.55 0.25 0.2

Noot. AB = Actieve beweging; ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function; FFMQ = Five Facet Mindfulness Questionnaire; MM =

Mindfulness meditatie; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire; SCS = Self-Compassion Scale-Short Form.

Indirecte Effecten

Om de tweede hoofdvraag (indirecte effecten zijn van zelfcompassie enmindful awareness op aandachtcontrole, executieve functies en piekeren) te beantwoorden zijn regressieanalyses uitgevoerd waarin vooruitgang in zelfcompassie enmindful awareness (van

(32)

31 voormeting naar nameting) werden ingevoerd als predictor en piekeren, aandachtscontrole en executieve functies als afhankelijke variabelen werden ingevoerd.

De resultaten staan in Tabel 8. Hieruit blijkt dat een stijging van zelfcompassie (SCS) van voormeting naar nameting geen significante predictor is voor een stijging van

aandachtcontrole, executieve functies of daling van piekeren van voormeting naar follow up: ACS, b = .102, t(47) = 1.007, p > .05, BRIEF-A, b = -.028, t(47) = -0.134, p > .05, PSWQ, b = .017, t(47) = 0.134, p > .05. Daarnaast blijkt een verandering in mindful awareness (FFMQ) van voormeting naar nameting geen predictor te zijn voor verbetering in executieve functies (BRIEF-A), b = -.056, t(47) = -0.264, p > .05, en piekeren (PSWQ), b = .046, t(47) = 0.373, p > .05. Echter blijkt mindful awareness wel een significante voorspeller voor de stijging van aandachtcontrole (ACS) van voormeting – follow up, b = .254, t(47) = 2.611, p < .01.

Tabel 8. Ongestandaardizeerde coëfficiënten van de effecten (voormeting – nameting) van mindful awareness (FFMQ) en zelfcompassie (SCS) als predictors voor verandering (voormeting naar follow-up) in de variabelen aandachtcontrole (ACS), executieve functies (BRIEF-A) en piekeren (PSWQ).

Predictor mindful awareness Predictor zelfcompassie

B SE t B SE t Aandachtcontrole (ACS) .25 .1 2.61* .1 .1 1.007 Executieve functies (BRIEF-A) -.06 .21 -.26 -.03 .21 -.13 Piekeren (PSWQ) .05 .12 .37 .02 .12 .13

Note. ACS = Attention Control Scale; BRIEF-A = Behavior Rating Inventory of Executive Function Adult version; PSWQ = Penn State Worry Questionnaire.

* p < .05

Discussie

In dit onderzoek werden de effecten van een vijfweekse mindfulness meditatietraining en een actieve bewegingtraining onderzocht bij participanten uit de normale populatie. Het effect van beide trainingen op een vijftal variabelen (aandacht, executieve functies, piekeren, mindful awareness en zelfcompassie) werd onderzocht door middel van een RCT met een

(33)

32 pretest, posttest en follow-up test. De resultaten kunnen samengevat worden als volgt: 1. actieve beweging en mindfulness meditatie hadden beide een positief effect op alle variabelen; 2. het behaalde effect was na vijf weken nog steeds zichtbaar; 3. mindful awareness bleek een betere predictor voor aandachtcontrole dan zelfcompassie.

Voorafgaand aan het onderzoek was de verwachting dat beide trainingen positief effect zouden hebben op de vijf variabelen, maar dat actieve beweging meer effect zou hebben dan de mindfulness meditatie op aandachtcontrole. Uit de resultaten bleek dat er geen verschillen waren tussen beide condities op de vijf variabelen. Echter, als naar de

effectgroottes werd gekeken, bleek mindfulness meditatie een groter effect te hebben op aandachtcontrole en piekeren. Actieve beweging daarentegen, bleek in het geval van mindful awareness en zelfcompassie een groter effect te hebben dan mindfulness meditatie.

Uit de toetsing van de aannames bleek echter dat de participanten uit de actieve bewegingsconditie significant meer tijd hadden besteed aan de training dan de participanten uit de mindfulness meditatieconditie. Wanneer gecorrigeerd werd voor dit verschil (oftewel wanneer gekeken werd naar het equal dose sample), bleek de actieve bewegingconditie niet verbeterd te zijn op aandacht, executieve functies en piekeren, terwijl dit in de mindfulness meditatieconditie wel het geval was. Op de andere twee variabelen (mindful awareness en zelfcompassie) bleken beide condities verbeterd. Daarnaast bleek na corrigeren voor

trainingsminuten dat actieve beweging een groot effect heeft op mindful awareness, terwijl dit in de mindfulness meditatieconditie om een middelgroot effect gaat. Deze resultaten

impliceren dat, hoewel mindfulness meditatie en actieve beweging beide effectieve interventies blijken te zijn, er met mindfulness meditatie een groter effect op een aantal variabelen (aandacht, executieve functies en piekeren) te behalen is met minder

trainingsminuten. Daarmee is mindfulness meditatie een kosten- en tijdseffectievere

interventie dan actieve beweging. Dit bleek tevens uit de analyse waarbij is gecorrigeerd voor het feit dat niet alle deelnemers de volledige 35 dagen hebben geoefend. Er werd daarom gekeken naar de deelnemers die 23 dagen of meer hadden geoefend. Hieruit bleek dat de actieve bewegingsconditie, in navolging van de vorige analyse, niet was verbeterd op aandachtcontrole en executieve functies.

Daarnaast bleek uit dit onderzoek dat de deelnemers in geen van de gevallen van nameting naar follow-up meting verbeterden of verslechterden. Dit lijkt erop te wijzen dat het effect van beide trainingen na afloop stabiel aanhoudt. Echter is in dit onderzoek alleen gekeken naar het aanhoudende effect na vijf weken. Het is dus niet duidelijk hoe lang dit effect aanhoudt na afloop van training.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

No specific literature on the effectiveness of correctional programs for sexual and violent offenders of ethnic minorities in the Netherlands was found.. Research results on R&amp;R

What must be stressed here is that our Constitution embodies an objective, normative value system; it embodies 'fundamental constitutional value[s] for all areas of the law

RQWVORWHQNDQZRUGHQYDQGHJDQJEDUHSXOS+LHUYRRUPRHW HHQDSDUWHDIYRHULQVWDOODWLHZRUGHQJHwQVWDOOHHUG'HNRVWHQKLHUYDQVWDDQQLHWLQYHUKRXGLQJ WRWKHWYROXPHYDQGHVWURRP

We explored influences on attack frequency in the 6 months before follow-up and on attack freedom for age, sex, education level, and duration until diagnosis; probability of

a) All maintenance fees will be recovered from electricity cost savings. This implies that the proposed maintenance agreement will always be cash-flow positive. b) No

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden. Downloaded

&lt;40% zonder klinisch hartfalen of symptomen van ischemie. Zij hadden allen een MI 3 tot 16 dagen voor randomisatie doorgemaakt. In de TRACE trial werd de effectiviteit

jongvolwassenen die kanker op de kinderleeftijd hebben overleefd en predictors die samenhangen met (gedeeltelijke) werkloosheid of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid of