• No results found

Sociaal ondernemerschap : gewenst of onbekend? : kwalitatief onderzoek naar het beoordelingskader van de Rabobank en de gemeente Rotterdam voor sociale ondernemingen gericht op re-integratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociaal ondernemerschap : gewenst of onbekend? : kwalitatief onderzoek naar het beoordelingskader van de Rabobank en de gemeente Rotterdam voor sociale ondernemingen gericht op re-integratie"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN

GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Afdeling Politicologie

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Naam: Natalie de Roos Studentnummer: 6083455 nataliederoos@gmail.com Politicologie (Bestuur & Beleid)

Bachelorproject: ‘Spanningen rond burgerparticipatie’ Beoordelaars: Erik Besseling & Jan Schrijver

28 Juni 2013

Sociaal Ondernemerschap:

Gewenst of onbekend?

Kwalitatief onderzoek naar het beoordelingskader van de Rabobank en de

gemeente Rotterdam voor sociale ondernemingen gericht op re-integratie.

(2)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos Vo o rwoord 1

Voorwoord

Drie maanden geleden ben ik begonnen met deze scriptie om mijn bachelor Politicologie af te kunnen ronden. De keuze voor het onderwerp was gevallen op de “Spanningen rondom Burgerparticipatie”. Hiervoor heb ik gekozen, omdat ik van mening was dat mijn interne specialisatie Bestuur en Beleid goed aan zou sluiten op dit onderwerp. Er zijn veel verschillende vormen van burgerparticipatie te onderscheiden, maar ik heb samen met mijn medestudent Margreet Clemens, gekozen om het relatief nieuwe fenomeen van sociaal ondernemerschap te onderzoeken. Margreet Clemens heeft zich in haar onderzoek gericht op de organisatie van de sociale onderneming, maar deze scriptie gaat over de reactie op sociaal ondernemerschap vanuit publieke en private instellingen die opereren in de omgeving van de sociaal ondernemer. Nu, een drietal maanden later, kan ik concluderen dat ik blij ben met mijn keuze voor dit onderwerp. Mijn inzicht in de reactie op burgerparticipatie vanuit het openbaar bestuur en private instellingen is dankzij dit onderzoek sterk vergroot. Voor dit eindresultaat wil ik graag een aantal mensen bedanken, want zonder hen was deze scriptie nooit van de grond gekomen. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken naar Margreet Clemens voor de vruchtbare samenwerking ten tijde van het proces. Ten tweede gaat mijn dank uit naar de medewerkers van de gemeente en de Rabobank Rotterdam die zich beschikbaar hebben gesteld voor een interview. Daarnaast spreek ik mijn dank uit naar Leo van Loon, de oprichter van de Buzinezzclub Rotterdam, die bereidt is geweest zijn onderneming als voorbeeldcasus te laten gelden voor dit onderzoek. Tot slot wil ik graag Eric Besseling en Jan Schrijver bedanken voor hun begeleiding gedurende het proces.

Natalie de Roos, Amsterdam, Juni 2013

(3)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos Sa m en vatt in g 2

Samenvatting

Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken lag er een wens om onderzoek te doen naar sociaal ondernemerschap. Deze specifieke vorm van burgerinitiatief is een relatief nieuw fenomeen in Nederland. In het bijzonder de reactie van publieke en private instellingen op sociaal ondernemerschap is onbekend en om die reden relevant voor onderzoek. Wordt er toegevoegde waarde aan een sociaal ondernemer toegekend of is hier tot op heden nog geen visie over? Mogelijk heeft dit onderzoek een bijdrage geleverd aan de visie van publieke en private instellingen op sociaal ondernemerschap.

De Buzinezzclub Rotterdam is de sociale onderneming die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is aangedragen voor dit onderzoek. Dit is een sociaal ondernemer die zich richt op re-integratie op de arbeidsmarkt van jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Hiermee begeeft de Buzinezzclub zich op het terrein van publieke dienstverlening, daarom is de gemeente Rotterdam één van de relevante actoren om te onderzoeken. Daarnaast is de Rabobank Rotterdam gekozen als onderzoeksobject, want dit is een belangrijke financier voor de Buzinezzclub. Aan de hand van mondelinge en schriftelijke bronnen is geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: ‘In hoeverre maken de gemeente en de Rabobank Rotterdam onderscheid in de beoordeling tussen sociaal ondernemers en reguliere ondernemers die zich richten op re-integratietrajecten?’ Om dit te onderzoeken gelden drie fundamentele waarden,

legitimiteit, betrokkenheid en rendement, als bouwsteen voor dit onderzoek. Maken de gemeente en de Rabobank onderscheidt tussen deze waarden als het gaat om sociaal ondernemerschap of kennen zij dezelfde waarde toe aan reguliere ondernemingen?

Op basis van semigestructureerde interviews met medewerkers van de desbetreffende actoren en beleidsstukken is de conclusie tweeledig van aard. De gemeente Rotterdam heeft vrijwel geen visie op sociaal ondernemerschap. Re-integratietrajecten besteden zij uit aan de partij die op de meeste effectieve, efficiënte en kostenbesparende manier de meeste uitstroom naar de arbeidsmarkt kan genereren. Het is hierin niet relevant of dit een sociaal re-integratiebureau is of een regulier integratiebureau. Mogelijk ligt dit aan het feit dat de gemeente Rotterdam vrijwel geen visie of kader heeft omtrent sociaal ondernemerschap. Rabobank Rotterdam heeft echter een duidelijke visie op sociaal ondernemerschap en ziet de meerwaarde van een sociaal ondernemer gelegen in maatschappelijke betrokkenheid en op de lange termijn maatschappelijke rendement.

(4)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos In h o u d so p gav e 3

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1. INLEIDING ...4 1.1. PROBLEEMSTELLING ... 4

1.2 DATA & METHODE ... 5

1.3 VALIDITEIT VERSUS BETROUWBAARHEID ... 7

1.4 RELEVANTIE ... 7

HOOFDSTUK 2. THEORETISCH KADER ...9

2.1. SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP ... 9

2.2. PUBLIEKE WAARDEN ... 11

HOOFDSTUK 3. PUBLIEK, PRIVAAT EN SOCIAAL IN ROTTERDAM ... 15

3.1 GEMEENTE ROTTERDAM ... 16

3.2 RABOBANK ROTTERDAM ... 17

HOOFDSTUK 4. SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP BEOORDEELD ... 19

HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE ... 23

BIBLIOGRAFIE ... 26

LITERATUUR ... 26

WEBSITES ... 27

(5)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 1 . In leid in g 4

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1. Probleemstelling

Het openbaar bestuur is in de afgelopen decennia flink veranderd. De rol van de overheid verschuift langzaam van een regisserende overheid naar een meer faciliterende overheid (Oude Vrielink & Verhoeven, 2011: 379). De burger moet meer initiatieven nemen waarbij de overheid een meer stimulerende en ondersteunende rol dient te spelen in het beleidsproces. Met de intrede van de financiële crisis in 2008 is deze verschuivende en veranderende rol van de overheid alleen nog maar noodzakelijker geworden. De overheid heeft mede dankzij deze crisis onvoldoende middelen meer tot haar beschikking om alle publieke diensten te leveren die zij bij het ontstaan van de verzorgingsstaat naar zich toegetrokken heeft. Deze afbreuk van de publieke dienstverlening leidt tot grote onvrede bij de burgers over het functioneren van publieke instellingen, zoals scholen, centra voor werk & inkomen en zorg- en welzijnsinstellingen (Tonkens, 2006: 19). Door deze afbreuk van de publieke dienstverlening, met onvrede bij de burgers als gevolg, komen er steeds meer burgerinitiatieven tot stand op verschillende terreinen van publieke dienstverlening. De huidige crisis van de democratie schept kansen voor burgers, om in samenwerking met beleidsmakers en professionals, het initiatief te nemen voor maatschappelijke problemen in hun omgeving (Mathews zoals geciteerd in Specht, 2012: 31).

Een specifieke vorm van burgerinitiatief is de totstandkoming van sociale ondernemingen. Bij deze vorm van burgerinitiatief trekt een ondernemer zich een maatschappelijk probleem aan waarvoor geen passende oplossing wordt gegeven door de huidige publieke instellingen. De Buzinezzclub Rotterdam is een dergelijke sociale onderneming, die zich inzet voor “kansarme” jongeren zonder inkomen. Deze jongeren melden zich normaliter bij een gemeentelijke dienst om een uitkering aan te vragen of om een re-integratietraject te kunnen volgen. De uitkeringstrajecten zijn een bron van onvrede bij de burgers(BRON). Het zijn vaak inefficiënte trajecten die niet tot een duurzame oplossing leiden van die maatschappelijke probleem. De aanpak van de dienstverlenende organisaties, waaronder de gemeente, worden grotendeels als niet-adequaat gezien. Volgens vele burgers dragen deze trajecten niet bij aan een duurzame oplossing voor het probleem van jeugdwerkloosheid. De Buzinezzclub tracht deze problematiek op een adequatere en duurzamere manier aan te kunnen pakken. Jaarlijks worden bij deze sociale onderneming 100 jongeren uit die groep geholpen met het schrijven van een businessplan. Na een traject van drie tot zes maanden leggen deze jongeren het plan voor aan een jury, waar onder andere iemand van de Gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam zitting hebben. De jury brengt

(6)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 1 . In leid in g 5 een advies uit aan de jongere en biedt mogelijk een financiering om het businessplan tot uitvoering te laten brengen. In andere gevallen leidt het advies tot verdere begeleiding naar een passende baan of een vervolgopleiding.

Dit relatief nieuwe fenomeen van sociaal ondernemerschap brengt een andere kijk op de publieke dienstverlening met zich mee. Hoe wordt hierop gereageerd door de omgeving waarin deze sociale onderneming opereert? Het gaat hierbij mogelijk om dienstverlenende instanties en financiers die opereren in het veld van sociale ondernemingen. In de context van dit onderzoek gaat het erom hoe de Gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam omgaan met de Buzinezzclub op het gebied van re-integratietrajecten voor jongeren. Zijn deze actoren geneigd dergelijke initiatieven anders te beoordelen of kennen zij geen meerwaarde toe aan sociale ondernemingen? Om hierachter te komen wordt een antwoord gezocht op de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre maken de gemeente en de Rabobank Rotterdam onderscheid in de beoordeling tussen sociaal ondernemers en reguliere ondernemers die zich richten op re-integratietrajecten?

Er zal met behulp van de volgende deelvragen een antwoord worden gezocht op deze onderzoeksvraag.

1. Wat zijn huidige dominante theorieën en visies op sociale ondernemingen? 2. Welke publieke waarden spelen een rol bij sociaal ondernemerschap?

3. Hoe definiëren de gemeente en de Rabobank Rotterdam het begrip sociale onderneming? 4. Welke publieke waarden zijn te herleiden uit de definities van de actoren over sociaal

ondernemerschap als het gaat om re-integratie?

1.2 Data & Methode

Door een antwoord te vinden op deze onderzoeksvraag wordt mogelijk een beter begrip van de sociale werkelijkheid gecreëerd (Bryman, 2008: 366). Dit onderzoek is om die reden interpretatief, omdat het een interpretatie is van de sociale werkelijkheid over de actoren uit de omgeving van de sociale ondernemer. Vanuit verschillende theorieën over sociale ondernemingen en publieke waarden wordt er geprobeerd een verklaring te vinden voor de omgang van enkele actoren uit de omgeving van één specifieke sociale onderneming in Rotterdam: de Buzinezzclub. Er wordt dus gebruik gemaakt van deductie, want algemene theorieën worden toegepast op één specifieke casus (Bryman, 2008: 4). De

(7)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 1 . In leid in g 6 actoren uit de omgeving van de Buzinezzclub, Rabobank en Gemeente Rotterdam, worden onderzocht aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Door het gebruik van deze methode is het onderzoek kwalitatief van aard, want het onderzoek is gebaseerd op mondelinge en schriftelijke bronnen in plaats van op cijfers zoals bij kwantitatief onderzoek het geval is (Bryman, 2008: 366). Kortom, de onderzoeksvraag zal beantwoord worden aan de hand van een kwalitatief, deductief en interpretatief onderzoek.

De keuze voor de gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam, als de te onderzoeken actoren uit de omgeving van de Buzinezzclub, is te verantwoorden op basis van de driehoeksverhouding tussen staat, markt en maatschappij. De gemeente is immers een overheidsorgaan die de legitimiteit van het re-integratiebeleid dient te verantwoorden, de Rabobank is een mogelijke financier voor de Buzinezzclub. Naast deze twee actoren zijn er tal van andere actoren die zich in de omgeving van de Buzinezzclub ophouden, maar het is praktisch niet haalbaar om alle actoren in dit kwalitatieve onderzoek van slechts drie maanden mee te nemen. Om de actoren te kunnen onderzoeken zijn er semigestructureerde interviews afgenomen met een aantal medewerkers van de gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam. Deze medewerkers zijn per mail benaderd via Leo van Loon, de oprichter van de Buzinezzclub. Op deze manier is er zorg voor gedragen dat de juiste personen van de verschillende organisaties geïnterviewd zijn. De actoren, gemeente Rotterdam en Rabobank Rotterdam, en de medewerkers van deze instanties zijn niet random gekozen, maar zijn zorgvuldig geselecteerd omwille van hun relevante bijdrage en kennis over het maatschappelijke fenomeen van sociaal ondernemerschap en haar omgeving. Deze manier van rekrutering wordt wel aangeduid met purposive sampling (Bryman, 2008: 415). Bij de gerekruteerde medewerkers zijn semigestructureerde interviews afgenomen, omdat deze methode een grote mate van flexibiliteit heeft. Er wordt niet vooraf een vragenlijst opgesteld, maar is er een lijst met onderwerpen opgesteld die tijdens het interview aan bod dienen te komen. Deze relatief ongestructureerde manier van interviewen heeft als voordeel dat de geïnterviewde meerdere mogelijkheden heeft tot antwoorden en de interviewer kan doorvragen over het desbetreffende onderwerp. Naast deze flexibiliteit van semigestructureerde interviews heeft het ook een bepaalde continuïteit, want doordat de te bespreken onderwerpen vooraf opgesteld worden, zal de interviewer geen belangrijke vragen vergeten te stellen tijdens het interview (Bryman, 2008: 438-439).

(8)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 1 . In leid in g 7 1.3 Validiteit versus betrouwbaarheid

Validiteit en betrouwbaarheid zijn twee belangrijke criteria van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Bij de validiteit gaat het er grof gezegd om of er wordt gemeten wat men wil te weten wil komen met dit onderzoek. Deze vorm van validiteit wordt wel aangeduid als ‘meetvaliditeit’ (Bryman, 2008: 32). In dit onderzoek gaat het er dan om of de publieke waarden het beoordelingskader van de gemeente en de Rabobank Rotterdam het beste concept is om mogelijk verschil te meten tussen sociale en niet-sociale ondernemingen. De betrouwbaarheid van het onderzoek wordt gewaarborgd als het onderzoek bij herhaling dezelfde resultaten op zou leveren. Het onderzoek dient repliceerbaar te zijn om van een betrouwbaar onderzoek te kunnen spreken. Het is bij dit kwalitatieve onderzoek daarom van groot belang om stap voor stap uiteen te zetten welke keuzes de onderzoeker heeft gemaakt en welke verantwoording daaraan ten grondslag ligt. Enkel op deze manier is het mogelijk om een zo betrouwbaar mogelijk onderzoek uit te voeren (Bryman, 2008:31-32).De tweeledigheid van semigestructureerd interviewen zorgt voor een hoge validiteit, want doordat er op onderwerpen doorgevraagd kan worden, wordt er precies gemeten wat de interviewer wil weten. Deze methode is echter minder betrouwbaar dan valide, want herhaling is vrijwel onmogelijk, doordat er geen vaste vragen gesteld zijn. Daarnaast is de betrouwbaarheid moeilijk te waarborgen, omdat een andere onderzoeker met andere kenmerken mogelijk een andere vraagstelling hanteert, waardoor er andere meer of minder uitgebreide antwoorden worden vergaard. Daarbij is sociaal wetenschappelijk onderzoek dat kwalitatief van aard is, altijd minder betrouwbaar dan kwantitatief onderzoek, omdat het hierbij gaat om de interpretatie van de werkelijkheid op basis van beschreven concepten (Bryman, 2008: 31-32).

1.4 Relevantie

Met dit onderzoek wordt hopelijk een bijdrage geleverd aan het theoretisch begrip van sociaal ondernemerschap op gemeentelijk niveau. Mogelijk biedt het nieuwe wetenschappelijke inzichten en verklaringen over het beoordelings-en toetsingskader van de actoren uit de omgeving van sociaal ondernemers. Twee actoren in de omgeving van de Buzinezzclub Rotterdam worden onderzocht op hun beoordeling van sociale ondernemingen met betrekking tot re-integratietrajecten. Op basis van deze onderzoeksvraag wordt hopelijk een bijdrage geleverd aan nieuwe inzichten over de beoordeling van dergelijke actoren over sociaal ondernemerschap in Rotterdam. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is gelegen in het feit dat het een maatschappelijk verschijnsel betreft dat direct of indirect

(9)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 1 . In leid in g 8 iedereen aangaat. Leo van Loon, de oprichter van de Buzinezzclub, heeft zich het maatschappelijke probleem van jongeren met een uitkering aangegrepen om met zijn onderneming die specifieke groep jongeren een toekomstperspectief te bieden. Door de reactie, op een dergelijk burgerinitiatief als sociaal ondernemerschap, van de gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam te onderzoeken, kan het mogelijk een bijdrage leveren aan een andere of betere visie op sociaal ondernemerschap betreffende maatschappelijke vraagstukken. Dit heeft mogelijk als gevolg dat de aanpak van dergelijke maatschappelijke problemen in de toekomst beter kan.

In het volgende hoofdstuk zal de theoretische basis worden gelegd voor sociaal ondernemerschap en publieke waarden. In hoofdstuk 3 volgt vervolgens de casus beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de casus, de actoren uit de omgeving van de Buzinezzclub, geanalyseerd aan de hand van de mondelinge en schriftelijke bronnen. In Hoofdstuk 5 zal, aan de hand van de theorie en de resultaten van deze casus, de conclusie van het onderzoek worden gepresenteerd.

(10)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 9

Hoofdstuk 2. Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk wordt de theoretische grondslag voor dit onderzoek gelegd. Er zullen verschillende definities en theorieën over sociaal ondernemerschap uiteengezet worden. Enerzijds wordt het begrip algemeen gedefinieerd, anderzijds wordt het begrip toegespitst op re-integratie. In dit hoofdstuk zal tevens een theoretisch kader gelegd worden voor de publieke waarden waar de sociale ondernemingen zich op berusten.

2.1. Sociaal ondernemerschap

In de Nederlandse literatuur is tot op heden nog weinig geschreven over ‘sociale ondernemingen’. Er is wel een actief online platform voor sociaal ondernemerschap. Op dit platform wordt gesteld dat sociale ondernemers ondernemen om de wereld te verbeteren. De winst die zij maken met hun producten of diensten herinvesteren ze voor een groot deel weer in hun bedrijf en in de gemeenschap om hun maatschappelijk ideaal na te streven (Website social enterprise). In de internationale literatuur zijn echter meer uitgebreide definities van het begrip te vinden die tevens de theoretische basis zullen vormen voor dit onderzoek. Sociaal ondernemerschap wordt in dit onderzoek tweeledig gedefinieerd. In de eerste plaats wordt sociaal ondernemerschap in algemene zin uiteengezet. Ten tweede zal er een meer afgebakende definitie worden gegeven. Deze afgebakende definitie heeft betrekking op sociaal ondernemerschap in termen van re-integratie. Dit specifieke begrip is eveneens zeer relevant, omdat het immers een sociaal ondernemer betreft die zich richt op de re-integratie van jongeren tot 27 jaar.

Sociaal ondernemerschap wordt veelal gedefinieerd als een onderneming die op een marktgeoriënteerde economische wijze een sociaal doel wil verwezenlijken. Defourny en Nyssens omschrijven het als een innovatief antwoord op maatschappelijke problemen die zowel door de overheid als door de markt niet adequaat worden opgelost (Defourny en Nyssens, 2006: 6). In The emergence of social enterprise (2001) breidt Defourny deze definitie uit door eigenschappen van een sociale onderneming in kaart te brengen Er worden een zestal eigenschappen van een sociale onderneming uiteengezet. Ten eerste dient een sociale onderneming een maatschappelijk doel te hebben. Met een dergelijk initiatief moet een maatschappelijk probleem worden aangepakt en een publieke dienst worden verleend aan de maatschappij. Ten tweede realiseert een sociale onderneming het doel net als een private onderneming door de levering van een dienst of product. Een derde belangrijk kenmerk van de sociale onderneming is financiële zelfredzaamheid. De onderneming dient

(11)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 10 niet of nauwelijks afhankelijk te zijn van subsidies en giften, maar financiële middelen worden op basis van handel of mogelijke uitruil gegenereerd. Ten vierde dient de onderneming op sociale wijze bestuurd worden. Het gaat er dus om dat alle betrokkenen, zoals medewerkers en leveranciers, medezeggenschap hebben. Een vijfde aspect ligt in het verlengde van de vierde genoemde eigenschap. Naast het feit dat de onderneming op een sociale wijze bestuurd dient te worden, is het tevens noodzaak dat er sprake is van gelijkheid. Iedere betrokkene heeft een gelijke beslissingsbevoegdheid en is onafhankelijk van het kapitaal of het aandeel dat hij of zij heeft in de onderneming. Een zesde eigenschap van de sociale onderneming heeft betrekking op de winstuitkering. Er dient weinig tot geen winst uitgekeerd te worden aan individuen, maar de behaalde winst dient weer in het bedrijf te worden geïnvesteerd om zo het maatschappelijke doel, mogelijk beter of sneller, te kunnen verwezenlijken (Defourny, 2001: 16-18). Het platform ‘social enterprises’ stelt dat het om een nieuwe vierde sector gaat: sociale onderneming nemen immers een positie in tussen de overheid, de commerciële bedrijven en de non-profit organisaties (Website social enterprise).

Naast dit theoretisch begrip van sociaal ondernemerschap is er ook veel onderzoek gedaan naar sociaal ondernemerschap op het gebied van re-integratie op de arbeidsmarkt. De EMES is een netwerk van gerenommeerde universiteiten en onafhankelijk onderzoekers die bij willen dragen aan een Europees theoretische en empirisch kader over kwesties rondom de “derde sector” (Website EMES). De “derde sector omvat de sfeer tussen de markt en de staat. Hierbij ligt de nadruk op alternatieve projecten om nieuwe vormen van producten of dienstverlening aan te bieden die door niet-commerciële initiatieven wordt gecreëerd (Burger & Dekker, 2001: 7). Sociaal ondernemerschap wordt door de EMES onder de noemer “derde sector” geschaad. De onderzoeken die gericht zijn op sociaal ondernemerschap omtrent re-integratie duiden zij aan met “WISEs”: Work integration social enterprises. Davister, Defourny en Gregoire zijn onderzoekers die aangesloten zijn bij de EMES en hier onderzoek naar hebben gedaan. Zij stellen dat “WISEs” zelfstandige economische eenheden zijn die de re-integratie op de arbeidsmarkt proberen te bevorderen. Zij bieden professionele re-integratietrajecten aan mensen die moeilijkheden hebben met het participeren op de arbeidsmarkt. Elke “WISE” kan dit doel op een andere manier bereiken (Da Vister e.a.,2004: 3). De Buzinezzclub Rotterdam richt zich specifiek op de groep jongeren tussen de 18 en 27 jaar en begeleidt hen bij het schrijven van een businessplan voor een eigen onderneming.

(12)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 11 Er is nu een kader voor sociaal ondernemerschap op het gebied van re-integratie. Om te onderzoeken of de actoren uit de omgeving sociale ondernemers ook daadwerkelijk anders beoordelen dan reguliere ondernemingen, is het van belang om de achterliggende waarden van sociale ondernemingen te achterhalen. Om deze reden worden de publieke waarden van een onderneming in dit theoretisch kader opgenomen. Deze publieke waarden zijn ontleend aan het werk van Albert Jan Kruiter. Hij staat aan het roer van het ‘instituut voor publieke waarden’ (IPW). Vanuit dit instituut worden oplossingen gerealiseerd voor een betere en goedkopere publieke zaak (website IPW).

2.2. Publieke waarden

In de inleiding werd al geattendeerd op de impact van de financiële crisis op de rol van de overheid. Volgens Albert Jan Kruiter hebben de rigoureuze bezuinigingen ten gevolge van deze financieel-economische crisis grote publiek onvrede tot gevolg (Kruiter en Blokker, 2011, 23). Ten tijde van de verzorgingsstaat heeft de overheid steeds meer voorzieningen en diensten naar zich toegetrokken. De overheid nam de zorg van het algemene belang op zich, zodat de burgers zich op het individuele belang konden richten (Kruiter en Blokker, 2011: 29). De overheid heeft, mede dankzij de intrede van de financiële crisis, steeds minder middelen om publieke problemen op te lossen en moet veel publieke voorzieningen af te stoten. Zowel de staat, de markt als de burgers zijn vandaag de dag verantwoordelijk voor de publieke problemen en de oplossing daarvan ( Website publieke waarden). Volgens Arbert Jan Kruiter moet er een herwaardering komen van de publieke zaak en de samenwerking tussen de staat, de markt en de samenleving. Deze herwaardering is te ondervangen in verschillende publieke waarden. Om een antwoord te kunnen vinden op de vraag hoe actoren uit het publieke en private domein ondernemingen als de Buzinezzclub beoordelen moet er gekeken worden naar de verschillende publieke waarden die de actoren van belang achten. Aan de driehoek staat, markt en samenleving zijn drie algemene publieke waarden te koppelen. De staat vertegenwoordigt de legitimiteit van het beleid, de markt gaat uit van effectiviteit en efficiëntie en bij burgers gaat het om betrokkenheid. De sociale onderneming heeft specifieke eigenschappen, die eerder in dit hoofdstuk uiteengezet zijn, waardoor het onderscheidend is van een reguliere onderneming, maar hoe is het gesteld met de publieke waarden van een sociale onderneming? Deze waarden zullen wellicht fundamenteel anders gewogen worden dan bij een reguliere onderneming, maar wordt dit door de omgeving erkend? Die laatste vraag kan voor de gemeente en de Rabobank Rotterdam pas beantwoord worden als er een theoretisch fundament wordt gelegd voor de drie publieke waarden legitimiteit, betrokkenheid en rendement.

(13)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 12 Legitimiteit

Hoogerwerf en Herweijer beschrijven legitimiteit als de aanvaardbaarheid van het beleid door de betrokkenen (Hoogerwerf en Herweijer, 2008: 85). Hierbij gaat het om de mate waarin het beleid door de betrokkenen als gerechtvaardigd en acceptabel wordt beschouwd. Onder de betrokkenen verstaan zij niet alleen de organisaties die het beleid voorbereiden en bepalen, maar ook degenen die het beleid uitvoeren en de mensen op wie het beleid gericht is. Dit laatste aspect is zeer belangrijk voor de definitie van legitimiteit, want het beleid moet door de Buzinezzclub en door de actoren uit de omgeving van deze organisatie worden aanvaard. Het gaat vooral om de actoren uit de omgeving van de Buzinezzclub die tevens het beleid voorbereiden, bepalen en betrokken zijn bij de uitvoering ervan. Hoogerwerf en Herweijer stellen daarbij ook, dat bij de maatstaven voor de beoordeling van beleidsvoorstellen de aspecten van legitimiteit een belangrijke rol spelen. Deze aspecten omvatten de politieke haalbaarheid, het draagvlak, de passendheid van het voorstel binnen bestaand beleid en de financiële haalbaarheid van een dergelijk voorstel (Hoogerwerf en Herweijer, 2008: 85).

In ’De staat van de democratie’ (Van Engelen & Dhian Ho, 2004: 19) wordt legitimiteit uiteengezet aan de hand van drie verschillende fasen in de besluitvorming: input-, throughput- en outputlegitimiteit. Inputlegitimiteit legt de nadruk op de steun voor het initiatief of de beslissing. Hierbij gaat het om de steun van de burgers voor de gezagsdragers en het heersende systeem en om de representatie van belangen en voorkeuren van degenen die worden geraakt door een nieuw initiatief of beslissing. De throughputlegitimiteit gaat het om het besluitvormingsproces zelf. De besluitvorming rondom de bepalingen van een initiatief dienen rechtmatig en redelijk te gebeuren. De outputlegitimiteit heeft betrekking op de responsiviteit van het beleid. Het gaat hierom de mate waarin de uitkomst overeenkomt met de wensen en preferenties van de beleidsobjecten.

Betrokkenheid

De civil society is de Engelse term voor de ‘’betrokken maatschappij’’. Veel politieke en sociale denkers veronderstellen dat een sterke civil society wordt gekenmerkt door een maatschappij met een rijk vrijwilligersleven, grote verscheidenheid aan organisaties en grote betrokkenheid onder de burgers. Binnen de civil society gaat het erom wat jij voor de maatschappij en de overheid kan betekenen en niet wat zij voor jou kunnen doen (Bovens ea, 2007: 332). Deze definitie van betrokkenheid is belangrijk om in het vizier te houden, want de Buzinezzclub propageert als sociale onderneming betrokken te zijn door zich in te zetten voor het maatschappelijke probleem van jongeren die moeten re-integreren. Dekker en

(14)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 13 De Hart (1999: 305) geven aan dat betrokkenheid vaak in verband wordt gebracht met het vertrouwen dat burgers in elkaar en in publieke instituties hebben. Deze opvatting van betrokkenheid wordt vaak geschaard onder de noemer “sociaal kapitaal”. Hierbij gaat het om netwerken, gedeelde normen en wederzijds vertrouwen tussen de deelnemers. Dit sociaal kapitaal draagt bij aan een effectievere samenwerking tussen de deelnemers bij het nastreven van een gemeenschappelijk doel. Betrokkenheid in de definitie van sociaal kapitaal is belangrijk voor de analyse van de resultaten van dit onderzoek voor sociaal ondernemerschap.

Rendement

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) omschrijft rendement als de opbrengst van een financieel product. Het rendement wordt berekend door de opbrengst van een product te delen door de inleg (Website AFM). Dit is de definitie in rekenkundige zin van het woord, maar in de bestuurs- en beleidskunde wordt ook vaak het begrip maatschappelijk rendement aangehaald en omvat het meer dan enkel dit rekenkundige uitgangspunt. Jan Rotmans noemt in zijn werk ‘In het oog van de orkaan’ het maatschappelijk rendement zelfs één van de nieuwe waarden voor de transitie naar een duurzaam Nederland. De beweging in onder andere de werkwijze van de overheid, van regisseren naar faciliteren, vormt één van de zaadjes naar een duurzaam Nederland (Rotmans, 2012). Dit geeft al aan dat het niet enkel en alleen over de financiële meerwaarde moet gaan, maar ook om de maatschappelijke opbrengsten en het maatschappelijk nut. Deuten en De Kam (2005: 7) stellen dat maatschappelijk rendement immers een beeld geeft van de geleverde prestatie ten opzicht van de benodigde investering. Door inzichtelijk te maken dat de maatschappelijk of sociale ondernemer op efficiënte wijze een toegevoegde waarde levert aan de maatschappij, wordt er draagvlak gecreëerd voor de activiteiten waarmee hij zich bezig houdt. Zij onderscheiden drie dimensies van maatschappelijk rendement: de institutionele dimensie, de maatschappelijke dimensie en de dimensie van ondernemerschap. De institutionele dimensie gaat om de relatie tussen onderneming en de overheid. De overheid streeft naar een optimale inzet van het vermogen van ondernemingen en de aanpak van maatschappelijke problemen. Als er een betere definitie komt van maatschappelijk rendement dan kunnen sociale ondernemingen hun maatschappelijke bijdrage, en mogelijke meerwaarde, beter aantonen aan de publieke en private actoren uit de omgeving van de sociale ondernemer. De maatschappelijke dimensie gaat over de relatie tussen de onderneming en de maatschappij. Door een beter begrip van maatschappelijk rendement kan de sociale ondernemer beter uitleggen wat de toegevoegde waarde is van zijn onderneming in de maatschappij. Dit heeft wederom tot gevolg dat de relatie tussen

(15)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 2 . T h eo re tisch K ad er 14 ondernemer en maatschappij wederom versterkt wordt en dat is voor een sociale onderneming van groot belang. De derde is de dimensie van het ondernemerschap een dimensie, die door een beter inzicht in het maatschappelijk rendement kan verbeteren. Een betere kennis van maatschappelijk rendement kan immers gebruikt worden om het functioneren van de onderneming te verbeteren en mogelijke nieuwe investeringsmogelijkheden te onderzoeken (Deuten en de Kam, 2005:7). Theoretisch gezien is voornamelijk het maatschappelijk rendement van belang voor dit onderzoek over sociaal ondernemerschap, maar een basale financiële definitie is ook nodig om begrip van de maatschappelijke vorm te krijgen. Daarbij zullen de resultaten uit moeten wijzen of maatschappelijk rendement door de desbetreffende actoren wordt erkend of dat hun visies enkele en alleen gericht zijn op de financiële aspecten van rendement.

Deze publieke waarden zijn bij een burgerinitiatief als sociaal ondernemerschap van groot belang. Welke waarden spelen bij welke actor een belangrijke rol in de hedendaagse aanpak van publieke en maatschappelijke problemen? Zien deze actoren het verschil in waarden terug bij een sociale onderneming of wordt er geen onderscheid gemaakt met een reguliere onderneming?

(16)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 3 . P u b lie k, P riva at en S o ciaal in Ro tt erda m 15

Hoofdstuk 3. Publiek, Privaat en Sociaal in Rotterdam

Zoals eerder aangegeven hangt vandaag de dag steeds meer af van de burgers als het gaat om publieke dienstverlening. De inkrimping van het aanbod van publieke diensten vanuit de overheid geldt ook voor re-integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. In 2009 werd de, inmiddels alweer afgeschafte, Wet Investeren in Jongeren (WIJ) aangenomen, die voor jongeren tot 27 het recht op de algemene bijstand verving door het recht op een werkleeraanbod. Deze afschaffing veronderstelt indirect meer burgerparticipatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid (Blokker, 2012:1). De Buzinezzclub is een sociale onderneming die de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om jongeren tot 27 jaar een dergelijk re-integratietraject aan te kunnen bieden.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken is geïnteresseerd in de manier waarop huidige publieke en private instellingen reageren op nieuwe burgerinitiatieven aangaande de publieke dienstverlening. Dit onderzoek draagt mogelijk bij aan een antwoord op de omgang met nieuwe burgerinitiatieven als sociaal ondernemerschap. De Buzinezzclub Rotterdam is één van die sociaal ondernemers die zich richt op het aanbod van re-integratietrajecten van jongeren. Deze onderneming is afhankelijk van het huidige beleid over re-integratie en van financiële middelen om ervoor te zorgen dat de onderneming geaccepteerd wordt en kan voortbestaan. De gemeente Rotterdam en de Rabobank Rotterdam zijn

twee belangrijke actoren uit de omgeving van de Buzinezzclub die deze sociale onderneming moeten accepteren en mogelijk ondersteunen. Om erachter te komen in hoeverre en op welke manier zij een dergelijk initiatief steunen als de Buzinezzclub in Rotterdam wordt er in dit hoofdstuk uiteengezet hoe deze twee actoren eruit zien en welk beleid zij voeren voor sociaal ondernemers en re-integratietrajecten.

Voordat de actoren in beeld worden gebracht dient er een opmerking geplaatst te worden over de huidige re-integratietrajecten van de Buzinezzclub. Het geval is dat er in 2013 geen traject gestart is bij de Buzinezzclub Rotterdam voor de re-integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. Dit heeft echter geen consequenties voor dit onderzoek, want tot 2012 heeft de gemeente Rotterdam wel jongeren doorverwezen naar de Buzinezzclub om een re-integratietraject te volgen (interview P. Wiese).

(17)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 3 . P u b lie k, P riva at en S o ciaal in Ro tt erda m 16 3.1 Gemeente Rotterdam

De gemeente Rotterdam is op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) verantwoordelijk voor de re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering die bij het UWV staan geregistreerd als werkloze werkzoekenden. Hieronder valt tevens de groep jongeren onder de 27 jaar waar de Buzinezzclub zich op richt. Een re-integratietraject verloopt binnen de gemeente in een aantal stappen. Een bijstandsgerechtigde meldt zich bij het Werkplein. Dit Werkplein is een samenwerkingsverband tussen Nederlandse gemeenten en het UWV WERKbedrijf. In de gemeente Rotterdam melden bijstandsgerechtigde jongeren tussen de 18 en 27 jaar zich ook bij het Werkplein voor een eerste intake. Het Werkplein voor deze specifieke groep is het Jongerenloket en valt onder de afdeling Jeugd Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam. Op basis van deze intake bij het jongerenloket wordt een diagnose gesteld voor de desbetreffende cliënt. In overleg met deze jongere kan het jongerenloket een integratietraject worden aangeboden (Website JOS Rotterdam). Het integratietraject mag de gemeente zelf uitvoeren, maar zij mag het ook uitbesteden aan een re-integratiebedrijf (Website Gemeenteloket SZW). Waar het hier om gaat is of er een verschil in beoordeling bestaat tussen een mogelijke aanbesteding van reguliere re-integratiebedrijven en sociale re-integratiebedrijven zoals de Buzinezzclub.

In het beleidskader Werk & Re-integratie 2011-2014 heeft de gemeente Rotterdam haar doelstellingen geformuleerd als het gaat om re-integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. De hoofddoelstelling wordt hierin als volgt gedefinieerd: (..) “zo veel mogelijk Rotterdammers – die een uitkering van de Gemeente Rotterdam ontvangen – economische zelfstandigheid verkrijgen en uitstromen uit de uitkering. Elke klant is – ook als betaald werk (nog) niet binnen het bereik ligt – actief door een nuttige bijdrage aan de stad te leveren. Tegelijkertijd werken zij aan hun ontwikkeling. Dat noemen we Full Engagement” (Rotterdam Werkt!, 2011: 11). In de periode van 2011-2014 dienen 10.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers uitgestroomd zijn naar betaald werk. Hier wordt echter niet bij vermeld hoeveel de uitstroom voor de groep jongeren tussen de 18 en 27 jaar dient te zijn. De gemeente geeft echter wel aan dat de jongeren uit de doelgroep WIJ onder één van de prioritaire groepen vallen. Dit is de groep jongeren tussen de 18 en de 27 jaar die niet leren en niet werken en die om die reden voor hulp bij de gemeente aankloppen. (Rotterdam Werkt!, 2011: 12). In deze nota spreekt de gemeente nog over de WIJ, omdat deze pas in 2012 is afgeschaft en de nota afkomstig is uit 2011. Deze discrepantie geeft aan dat de toenemende “afbreuk” van publieke dienstverlening ook geldt voor de gemeente Rotterdam. In het beleidskader komt echter niets ter sprake over het verloop van de

(18)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 3 . P u b lie k, P riva at en S o ciaal in Ro tt erda m 17 re-integratie voor deze groep jongeren en de term “WISE”, of een begrip dat onder gelijke noemer zou vallen, komt evenmin aan bod.

Dit betekent niet dat de Gemeente Rotterdam niets met burgerinitiatieven doet, want er bestaat wel degelijk een online initiatievenplatform van de gemeente Rotterdam. Via dit platform hoopt de gemeente marktpartijen of maatschappelijke organisaties te bereiken voor een mogelijke samenwerking op het terrein van re-integratie. Door de inkrimping van het budget is er naast samenwerking ook vraag naar nieuwe, en vooral effectieve, initiatieven om mensen aan werk te helpen of mee te laten doen in de stad. Op dit platform worden rendement, consistentie met beleidsdoelen en duurzaamheid als criteria vermeld voor initiatieven die men wil indienen. Hierbij is het relevant te vermelden dat het rendement de belangrijkste van de drie pijlers is. Het doel van het initiatief moet leiden tot uitstroom van de werkzoekende uit de uitkering. Tot slot wordt op dit initiatievenplatform een hele relevante spanning in kaart gebracht rondom burgerinitiatieven. Door de grote bezuinigingen op het Participatiebudget van de gemeente, van waaruit re-integratietrajecten worden gefinancierd, zijn de mogelijkheden voor de inkoop van re-integratietrajecten flink ingeperkt. Er wordt enkel en alleen nog incidenteel ingekocht door middel van een Europese aanbesteding. Dit geeft een enorme spanning rondom burgerinitiatieven zoals sociaal ondernemerschap. Door bezuinigingen verleent de overheid steeds minder publieke diensten. Het budget voor re-integratie is daardoor ook sterk afgenomen en de Wet Investering in Jongeren is sinds 2012 afgeschaft. Dit heeft als gevolg dat de gemeente Rotterdam door middel van een initiatievenplatform een oproep doet aan private en maatschappelijke partners om te helpen het probleem aan te pakken, maar geld voor nieuwe initiatieven op het gebied van re-integratie is er vervolgens niet, want er kan slechts heel incidenteel vanuit Europa een aanbesteding worden gedaan (Website initiatievenplatform). Deze spanning geeft aan dat de overheid een meer faciliterende rol krijgt in plaats van een regisserende rol, maar daar stellen ze vervolgens vrijwel geen middelen voor beschikbaar. Kortom, er bestaat een spanning tussen burgerinitiatieven en de rol van heersende actoren als de overheid.

3.2 Rabobank Rotterdam

De Rabobank Rotterdam is één van de private partners van de Buzinezzclub. Dit verantwoord wederom de keuze van de Rabobank Rotterdam als actor. De Rabobank Rotterdam heeft voor 2013 een budget van 6 ton voor maatschappelijke projecten. De bank financiert projecten die de wijkeconomie stimuleren, die ondernemerschap in Rotterdam stimuleren en maatschappelijke projecten gericht op

(19)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 3 . P u b lie k, P riva at en S o ciaal in Ro tt erda m 18 duurzaamheid (interview A. Van Klink). De Buzinezzclub valt onder één van de maatschappelijke projecten die ondernemerschap stimuleert in Rotterdam. In het jaarverslag van 2012 van de Rabobank Nederland geeft Dr. Piet Moerland, de voorzitter raad van bestuur Rabobank, aan dat duurzaam en maatschappelijk ondernemen ‘license to operate’ is geworden voor bedrijven. Dit leidt immers tot meer vertrouwen van de leden en de klant. In 2013 moet het bij de Rabobank dan ook allemaal draaien om maatschappelijke betrokkenheid, transparantie en verantwoording (Website Jaarverslagen Rabobank). Op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid is er een wereldwijd programma opgezet die gebaseerd is op een aantal thema’s. Het voornaamste doel van dit programma is de betrokkenheid van de medewerkers van de Rabobank te vergroten door middel van een vrijwilligerswerkprogramma. Dit doet de Rabobank Rotterdam eveneens voor de Buzinezzclub in Rotterdam. Werknemers van de Rabobank Rotterdam geven onder andere workshops aan de jongeren van de Buzinezzclub om kennis over te dragen, maar ook om de jongeren in aanraking te laten komen met mensen die wel participeren op de arbeidsmarkt (interview A. Van Klink). Tot slot is het belangrijk te realiseren dat de Rabobank Rotterdam partner is van de Buzinezzclub, omdat deze club ondernemerschap stimuleert bij Rotterdamse Jongeren en niet om het feit dat het een re-integratietraject is. Re-integratie is immers niet één van de drie pijlers van de Rabobank voor investeringen in maatschappelijke projecten.

(20)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 4 . So cia al Ond er n em er schap be o o rd ee ld 19

Hoofdstuk 4. Sociaal Ondernemerschap beoordeeld

Aan de hand van de theorie, de interviews en de schriftelijk geraadpleegde bronnen wordt een analyse uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt deze analyse gepresenteerd. De onderzoeksvraag die aan het begin gesteld is luidde: ‘In hoeverre maken de gemeente en de Rabobank Rotterdam onderscheid in de beoordeling tussen sociaal ondernemers en reguliere ondernemers die zich richten op re-integratietrajecten?’. Op basis van onderstaande analyse wordt deze onderzoeksvraag beantwoord.

In hoofdstuk 2 is het theoretische fundament gelegd voor sociaal ondernemerschap. Tijdens de interviews met medewerkers van de gemeente Rotterdam werd duidelijk dat het een relatief nieuw fenomeen is zoals op het platform social enterprise werd aangegeven. Geen van de geïnterviewde had een duidelijke visie over sociaal ondernemerschap. ‘Een re-integratiebedrijf, dat zichzelf als sociaal ondernemer bestempelt, is voor ons niet anders dan een regulier, commercieel re-integratiebedrijf’ (interview P. Wiese). Hiermee werd gezegd dat bij de keuze voor een aanbesteding tussen verschillende re-integratiebureaus geen onderscheid gemaakt zou worden tussen die twee. Deze uitspraak heeft dus geen betrekking op de inhoud van sociaal ondernemerschap, want daarin kunnen ze wel degelijk verschillen. De Beleidsmedewerk Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tevens projectleider Stimuleren Cultureel Ondernemerschap. Dit verklaart zijn positieve houding ten aanzien van initiatieven als de Buzinezzclub, maar ook in het gesprek met kwam geen duidelijke eigenschappen of verschillen van sociale ondernemers aan bod ten aanzien van reguliere ondernemingen. In de geanalyseerde beleidsdocumenten van de gemeente wordt wel gesproken over samenwerkingsverbanden nu er sprake is van inkrimpende budgetten bij de gemeente Rotterdam, maar voor sociaal ondernemerschap is reeds geen kader geschept. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de geïnterviewde hier tot op heden ook weinig visie op heeft. De Rabobank Rotterdam heeft als private actor een heel duidelijke visie op sociaal ondernemerschap. ’Sociale ondernemingen moet juist commercieel zijn, want daarmee wordt meerwaarde gecreëerd die vervolgens weer herinvesteerd kan worden in het bedrijf om zijn product of dienst te kunnen verbeteren’ (interview A. Van Klink). De herinvestering van de winst in het bedrijf maakt precies een mogelijk onderscheid tussen een sociale onderneming en een reguliere onderneming. Dit was de zesde eigenschap van een sociale onderneming ontleend aan Defourny.

Over het begrip ‘sociaal ondernemerschap’ is al differentiatie zichtbaar tussen beide actoren, want de gemeente Rotterdam is het om het even of het re-integratiebureau zichzelf aanprijst als sociaal

(21)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 4 . So cia al Ond er n em er schap be o o rd ee ld 20

ondernemer, maar bij de Rabobank Rotterdam is het wel degelijk van belang. Ondanks de definitie die de Rabobank duidelijk voor ogen heeft, hebben zij ook een ander beleid rondom sociaal en maatschappelijk ondernemen. Rabobank Rotterdam heeft immers een budget van 6 ton beschikbaar dat speciaal vrijgemaakt is voor maatschappelijk ondernemingen in Rotterdam die zich richten op de bevordering van de wijkeconomie, het stimuleren van ondernemerschap en projecten rondom duurzaamheid (interview A. Van Klink). Voor de gemeente Rotterdam is er een budget voor re-integratie van jongeren op de arbeidsmarkt, maar er is geen percentage van dat bedrag gereserveerd voor burgerinitiatieven als sociaal ondernemerschap.

Dit verrassende resultaat, dat beide actoren zich geheel anders opstellen ten aan zien van sociaal ondernemerschap, leidt ertoe dat er gekeken dient te worden naar de publieke waarden van een sociale onderneming en de reactie van de gemeente en de Rabobank Rotterdam hierop. Het is duidelijk geworden dat de gemeente Rotterdam een re-integratiebureau uitkiest dat het beste in het plaatje past en daarbij is het onbelangrijk of het een sociaal ondernemer is of niet. Voor de Rabobank geldt dit echter in veel mindere mate, want zij weten wat sociaal ondernemerschap is en dat het een nieuw fenomeen is dat op een innovatieve manier bij kan dragen aan de ontwikkeling en groei van de stad Rotterdam. Er is naast dit verschil ook een duidelijk verschil in opvatting over de publieke waarden van beide actoren naar voren gekomen tijdens de interviews. Doordat de gemeente Rotterdam geen visie heeft op sociaal ondernemerschap, wordt er vanuit de gemeente ook weinig tot geen extra waarde gehecht aan de publieke waarde van een sociale ondernemer. Ze maken bij de aanbesteding van een re-integratietraject geen onderscheid in een sociaal of een reguliere ondernemer dus het mogelijk verschil van publieke waarde kwam ook niet tot uiting. Voor alle interviews binnen de gemeente Rotterdam kwam enkel de term (financieel) rendement aan bod. Het is inmiddels duidelijke geworden dat er geen verschil wordt gemaakt in een sociale onderneming of een regulier integratiebureau en dat heeft te maken met de doelstelling die wordt nagestreefd door de gemeente. Jaarlijks moeten 10.000 Rotterdammers uitstromen naar een betaalde baan en dat kan het beste aan de hand van het meest efficiënte, effectieve en kostenbesparende integratietraject. Deze vorm van rendement omvat enkel en alleen het eerdere genoemde financieel rendement. Het maatschappelijk rendement wordt niet in ogenschouw genomen. Eén van de geïnterviewde beleidsmedewerkers gaf aan dat de resultaten van de Buzinezzclub op lange termijn zouden tegenvallen dus het bood geen duurzaam traject. Dit is interessant, want dit heeft dus enkel en alleen betrekken op het financieel rendement en het halen van de doelstelling. Als de uitstroomcijfers na een jaar niet stroken met de doelstelling is het doel immers

(22)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 4 . So cia al Ond er n em er schap be o o rd ee ld 21

niet gehaald en had een ander re-integratietraject wellicht meer rendement opgeleverd. Doordat de gemeente Rotterdam weinig tot geen begrip en/of meetinstrumenten heeft om het maatschappelijk rendement van een traject te bepalen is het een logisch gevolg dat er ook geen onderscheid wordt gemaakt tussen een sociale onderneming en een reguliere partij die een re-integratietraject aanbiedt. Voor de Rabobank Rotterdam is een heel andere publieke waarde van belang. Het geld wordt vrij gemaakt voor maatschappelijke projecten die niet gericht zijn op financieel rendement. Dit ligt wellicht niet in lijn der verwachting gezien de aard van de organisatie. De Rabobank is immers een marktpartij die streeft naar maximale winst. Voor dit specifieke potje geldt dit echter niet en wordt er met een ander oog naar ondernemingen gekeken. Betrokkenheid staat voorop bij sociale ondernemingen zoals de Buzinezzclub. Door het geven van workshops en de jongeren te begeleiden bij het schrijven een businessplan wordt betrokkenheid getoond dat mogelijk omslaat in vertrouwen. Op lange termijn, wanneer de jongeren zijn gaan participeren op de arbeidsmarkt, leidt dit wellicht tot rendement in de vorm van een hypotheek of ondernemerskrediet. In het interview met Van Klink werd echter duidelijk dat er in deze projecten wordt geïnvesteerd op basis van betrokkenheid en de focus wordt niet gelegd op het rendement. In dit betoog is dus meer de maatschappelijke vorm van rendement te ontdekken, want er wordt gekeken naar wat het op lange termijn oplevert. Daarbij vulde Van Klink aan: ‘ Op lange termijn kopen de jongeren dan wellicht een huis met een hypotheek bij ons, maar daarnaast draagt hun participatie bij aan een groeiende Rotterdamse economie’ (interview Van Klink). Dit citaat pas precies binnen het principe van het maatschappelijk rendement, zoals dat in een eerder hoofdstuk uiteengezet is aan de hand van de definitie van Deuten en De Kam (2005: 7).

De gemeente en de Rabobank Rotterdam veschillen nogal in hun beleid en visie over sociaal ondernemerschap. Voor de gemeente is het een relatief onbekend fenomeen en voor de Rabobank wordt er veel geïnvesteerd in nieuwe initiatieven als sociaal ondernemerschap. Het zijn in beginsel ook twee actoren die tegenover elkaar staan, de gemeente in het publieke domein en de Rabobank in het private domein. De publieke waarden van legitimiteit is in de visie van de gemeente ook niet dusdanig verschillend voor een reguliere of sociaal ondernemer. Het re-integratietraject moet voor de gemeente gewoon passen binnen het huidige beleid en dat geldt eveneens voor een sociaal ondernemer als de Buzinezzclub. Het initiatief van de Buzinezzclub moet dus passend en representatief zijn voor de belangen en voorkeuren van de gemeente en de groep jongeren die worden geraakt door dit nieuwe initiatief. De uitkomst van het re-integratietraject moet daarnaast aan de outputzijde voldoen aan de wensen en belangen van de gemeente en Rabobank Rotterdam. Hoogerwerf en Herweijer stelden dat

(23)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 4 . So cia al Ond er n em er schap be o o rd ee ld 22 bij de maatstaven voor de beoordeling van beleidsvoorstellen de aspecten van legitimiteit een belangrijke rol spelen. Deze aspecten omvatten de politieke haalbaarheid, het draagvlak, de passendheid van het voorstel binnen bestaand beleid en de financiële haalbaarheid van een dergelijk voorstel. Vanuit de gemeente Rotterdam werd duidelijk dat de resultaten van de Buzinezzclub op lange termijn tegenvallen, dus aspecten als haalbaarheid en passendheid van het voorstel binnen een bestaand beleid dat gericht is op rendement is vrijwel onmogelijk. De gemeente Rotterdam kent in feite geen verschil in kernwaarden van legitimiteit, betrokkeheid en rendement toe aan sociaal ondernemerschap. Een mogelijke verklaring hiervoor is de onbekendheid over een relatief nieuw fenomeen als sociaal ondernemerschap. Deze vorm van burgerinitiatieven gaan immers voorbij aan de “derde sector” en in de gemeente Rotterdam weten ze nog niet goed hoe ze daar mee om moeten gaan. De Rabobank Rotterdam daarentegen heeft een apart potje voor maatschappelijk ondernemen en heeft duidelijk een beeld van de meerwaarde van sociaal ondernemerschap. De betrokkenheid van een sociale onderneming zorgt op lange termijn voor rendement in financiële en maatschappelijke zin van het woord.

Samengevat is de onderzoeksvraag tweeledig te beantwoorden. De gemeente Rotterdam maakt geen onderscheid in de beoordeling van re-integratiebureaus. Sociaal ondernemers worden op basis van dezelfde waarden en doelen beoordeeld als reguliere ondernemingen. Een mogelijke verklaring hiervoor is de relatieve onbekendheid van deze nieuwe vorm van burgerinitiatieven. De Rabobank Rotterdam heeft als financier en partner van de Buzinezzclub een veel beter begrip van sociaal ondernemerschap. Het onderscheid is gelegen in de betrokkenheid en het maatschappelijk rendement dat het op lange termijn oplevert voor de stad Rotterdam. Deze waarden vinden zij dusdanig van belang dat zij een speciaal bedrag per jaar vrijmaken om dergelijk nieuwe burgerinitiatieven te ondersteunen.

(24)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 5 C o n clu sie 23

Hoofdstuk 5 Conclusie

De rol van de overheid is steeds minder dominant geworden. Mede dankzij bezuinigingen wordt er flink gekort op de publieke dienstverlening. Als reactie op deze verschuiving, van een dominante naar een faciliterende overheid, komen er steeds meer nieuwe vormen van burgerinitiatieven op. Een specifieke vorm hiervan is sociaal ondernemerschap. Een initiatief dat niet geschaard kan worden onder de “derde sector”, want het is een onderneming die winst maakt, maar tevens een publieke dienst verleend. Hoe wordt er in praktijk omgegaan met sociaal ondernemerschap die voorbij gaat aan de “derde sector” en als “vierde sector” wordt beschouwd?

Dit onderzoek is, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gericht op een sociaal ondernemer in Rotterdam, de Buzinezzclub, die zich bevindt op het terrein van re-integratie van jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Middels een kwalitatief onderzoek, waarin gebruik gemaakt is van mondelinge en schriftelijke bronnen, is een overheidsactor en een private actor onder de loep genomen betreffende hun visie over sociaal ondernemerschap. De keuze is gevallen op de gemeente Rotterdam, omdat dit immers de belangrijkste publieke actor is in de omgeving van de Buzinezzclub. Als private actor is de Rabobank Rotterdam gekozen, want dit is een belangrijke financier voor de Buzinezzclub, maar tevens een invloedrijke private instelling in Rotterdam. Er is onderzocht in hoeverre deze twee actoren onderscheid maken in de beoordeling van sociaal ondernemers en reguliere ondernemers die zich richten op re-integratietrajecten. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er een kader van drie belangrijke publieke waarden opgesteld om een mogelijke differentiatie in kaart te kunnen brengen tussen regulier en sociaal ondernemerschap. Dit is gedaan aan de hand van een aantal deelvragen die hieronder uiteengezet en beantwoord worden. Op basis van deze resultaten zal afsluitend de onderzoeksvraag beantwoordt worden.

Wat zijn de huidige theorieën en visies op sociale ondernemingen? Defourny is één van de wetenschappers die een zestal eigenschappen heeft geformuleerd die een ondernemer een sociaal ondernemer maakt. De belangrijkste kenmerken van deze zes eigenschappen zijn: een maatschappelijk doel nastreven en zoveel mogelijk van de gemaakte winst dient geherinvesteerd te worden in het bedrijf om het aanbod van de publieke dienst te verbeteren. WISEs zijn sociale ondernemingen die zich specifiek richten op de re-integratie op de arbeidsmarkt. Deze sociale ondernemingen proberen door het aanbieden van re-integratietrajecten de participatie van werklozen op de arbeidsmarkt te

(25)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 5 C o n clu sie 24 bevorderen. De Buzinezzclub kan ook onder de noemer WISE worden geschaad, omdat die zich op het terrein van re-integratie begeeft. Op basis van drie fundamentele publieke waarden, die ontleend zijn aan het Instituut van Publieke Waarden, is gekeken of de sociale onderneming zich onderscheidt ten aanzien van reguliere ondernemingen met betrekking tot deze waarden. Het gaat hier om legitimiteit, betrokkenheid en rendement. Deze waarden zijn te verantwoorden op basis van de driehoeksverhouding staat, markt, maatschappij die opeenvolgend elk van deze waarde vertegenwoordigen.

Op basis van dit theoretisch fundament zijn er semigestructureerde interviews afgenomen om erachter te komen hoe zij sociaal ondernemerschap definiëren. Hieruit is naar voren gekomen dat de gemeente Rotterdam weinig tot geen visie heeft over sociaal ondernemerschap. Dit in tegenstelling tot de Rabobank Rotterdam, want deze actor heeft een specifiek beleid gericht op maatschappelijk ondernemerschap en erkent het belang van de sociale onderneming op basis van enkele van de eigenschappen die Defourny heeft gesteld aan deze relatief nieuwe vorm van burgerinitiatief. Daarnaast zijn uit interviews en schriftelijke bronnen de waarden legitimiteit, betrokkenheid en rendement geanalyseerd. Concluderend is de gemeente Rotterdam fundamenteel gericht op rendement in de financiële zin van het woord. De overige waarden worden niet als meerwaarde toegekend voor een sociale onderneming. De Rabobank Rotterdam heeft echter een veel bredere visie over sociaal ondernemerschap en ziet betrokkenheid en maatschappelijk rendement als fundamentele waarden van sociaal ondernemerschap in tegenstelling tot reguliere ondernemingen. Binnen de sociale onderneming als de Buzinezzclub heeft de Rabobank Rotterdam nauw contact met de jongeren die het re-integratietraject volgen om ze op die manier kennis te laten maken met de arbeidsmarkt. Op basis van deze kennisoverdracht kan er op lange termijn wellicht rendement gecreëerd worden voor zowel de Rabobank als voor de groei en economische ontwikkeling van de stad Rotterdam.

Op basis van deze resultaten is de onderzoeksvraag tweeledig te beantwoorden. De gemeente Rotterdam maakt tot op heden geen onderscheid tussen sociale re-integratiebedrijven, zoals de Buzinezzclub, en reguliere re-integratiebedrijven. Zij kennen geen specifieke meerwaarde toe aan één of meer van de publieke waarden. Zolang een re-integratietraject op de meeste efficiënte, effectieve en kostenbesparende manier bijdraagt aan de doelstelling voor de uitstroom van werkzoekend is het hen om het even of dit een regulier of sociaal re-integratiebedrijf is. De Rabobank Rotterdam maakt wel degelijk onderscheid in de sociale ondernemingen of reguliere ondernemingen. Zij hebben zelfs een

(26)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos H o o fd stu k 5 C o n clu sie 25 bepaald budget per jaar dat zij aan mijn maatschappelijke projecten besteden om bij te kunnen dragen aan het maatschappelijke belang. Op basis van maatschappelijke betrokkenheid en maatschappelijk rendement erkennen zij de meerwaarde van sociale ondernemingen.

Tot slot, vanuit de optiek van de gevestigde orde, waarin de overheid legitimiteit waarborgt, de markt gericht is op rendement en de burgers betrokkenheid moeten zijn, is er een spanning voelbaar. Door de intrede van de financiële crisis en de tendens naar een doe-democratie zijn de opkomst van burgerinitiatieven geen uitzonderingen op de regel meer. Sociaal ondernemerschap moet van haar onbekende karakter naar een wenselijkheid worden getransformeerd. Hopelijk heeft dit onderzoek een steentje bijgedragen aan de visie op sociaal ondernemerschap en haar omgeving.

(27)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos Bib lio grafi e 26

Bibliografie

Literatuur

Blokker, E. (2012) Society must be defended. Sociaal bestek 1-4.

Bovens,M.A.P. e.a. (2007) Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. Kluwer: Alphen aan den Rijn.

Bryman, A. (2008) Social Research Methods. Oxford Univerity Press: Oxford.

Burger, A. en Dekker, P. (2001) Noch markt, noch staat. De Nederlandse non-profitsector in vergelijkend perspectief. Sociaal Cultureel Planbureau.

Engelen, E.R. en Sie Dhian Ho, M. (2004) De staat van de democratie: Democratie voorbij de staat. Amsterdam University Press. Amsterdam.

Da Vister, C. e.a. (2004) Work integration social Enterprises in the European Union: An overview of existing models. EMES 4 (4): 3-29.

Defourny, J. (2001) The emergence of social enterprise. New York: Routledge.

Defourny, J. & Nyssens, M. (2006) Defining social enterprise. Social enterprises at the crossroads of market, public policies and civil society. New York: Routledge.

Dekker, P en Hart, J de (1999)Het sociaal kapitaal van de Nederlandse kiezer. Tijdschrift voor sociologie 20 (3-4): 303-331.

Deuten, J. en Kam, G. de. (2005) Weten van Renderen. Nieuwe wegen om het maatschappelijk rendement van woningcorporaties zichtbaar te maken. Publicatie SEV Programma.

Hoogerwerf, A. en Herweijer, M. (2008) Overheidsbeleid. Een inleiding in de beleidswetenschap. Kluwer: Alphen aan den Rijn.

Kruiter, J. en Blokker, E. (2011) In ons belang. Pleidooi voor publieke waarden. Amsterdam: Van Gennep. Oude Vrielink, M. en Verhoeven, I. (2011) Burgerinitiatieven en de bescheiden overheid. Beleid en maatschappij 4.

Rotmans, J (2012) In het oog van de orkaan. Uitgeverij Aeneas.

Sociale Zaken & Werkgelegenheid gemeente Rotterdam (2011) Beleidsnota Rotterdam werkt!

Specht, M.(2012) De pragmatiek van burgerparticipatie. Hoe burgers omgaan met complexe vraagstukken omtrent veiligheid, leefbaarheid en stedelijke ontwikkeling. Amsterdam, Proefschrift VU Tonkens, E. (2006) De bal ligt bij de burger. Burgerschap en publieke moraal in een pluriforme,

(28)

Sociaal Ondernemerschap: Gewenst of onbekend? Natalie de Roos Bib lio grafi e 27 Websites ‘Website Gemeenteloket SZW http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-en-inkomen/re-integratie/gemeentelijke-taken.html )laatst geraadpleegd 23-06)’

‘Website Publieke waarden:

http://publiekewaarden.nl/home/wie-zijn-wij/aj.aspx (laatst geraadpleegd: 20-06-2013)’ ‘Website social enterprise:

http://www.social-enterprise.nl/ (laatst geraadpleegd: 14-06-2013)’

‘Website AFM:

http://www.afm.nl/nl/consumenten/producten/belegging/kennis/rendementen.aspx laatst geraadpleegd 23-06)’

‘Website EMES

http://www.socialeconomy.eu.org/spip.php?rubrique541 (laatst geraadpleegd 25-06-2013)’ ‘Website JOS Rotterdam

http://www.jos.rotterdam.nl/smartsite.dws?id=128 (laatst geraadpleegd 16-06-2013)’

‘ Website initiatievenplatform

http://www.rotterdam.nl/initiatievenplatform(laatst geraadpleegd 25-06-2013)’ ‘Website jaarverslagen Rabobank

http://www.jaarverslagenrabobank.nl/FbContent.ashx/downloads/Jaarverslag_2012_rabobank_groep.p df (laatst geraadpleegd 20-06-2013)’

Interviews

‘Interview P. Wiese, beleidsmedewerker Jongerenloket Rotterdam, 8 mei 2013’ ‘Interview O. Douenburg, beleidsadviseur gemeente Rotterdam, 28 mei 2013’

‘Interview A. Cok, Beleidsmedewerk Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeente Rotterdam, 11 juni 2013’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en

De raadscommissie voor Bestuur, Veiligheid en Middelen van Rotterdam, namens wie ik in het Radeninitiatief plaatsgenomen heb, was voorstander van het initiatief om als raadsleden mee

Alle ontvangen zienswijzen en reacties worden op de website www.mrdh.nl gepubliceerd met een overzicht van de standpunten per gemeente per onderwerp.. Zo heeft u

We bevelen aan dat de sport- verenigingen, Rotterdam Sportsupport, organisaties in de sociale sector en het Rotter- damse sociale beleid doorgaan met de ontwikkeling

In de nieuwe Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein, die in juli uitkwam, leest u de antwoorden op deze vragen en meer..

1. Er is ook geen afwijking op een specifieke postcode: het hoogste aantal is 3 stempassen binnen 1 postcode. Daarom wordt inzake dit gebied geen verdieping toegepast; de

Naar mijn bescheiden mening ontbreekt het aan een deugdelijk plan van aanpak, de gezondheidsrisico’s zouden beter In beeld moeten komen, er dient een landelijke inventarisatie

Zoals bekend is onze gemeente indirect aandeelhouder van Stedin Netbeheer BV, Wi] menen echter ook een rechtstreeks belang te hebben bij de ontwerp methodebesluiten.. Onze