• No results found

The syntax of relativization - Samenvatting in het Nederlands (Summary in Dutch)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The syntax of relativization - Samenvatting in het Nederlands (Summary in Dutch)"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

The syntax of relativization

de Vries, M.

Publication date

2002

Link to publication

Citation for published version (APA):

de Vries, M. (2002). The syntax of relativization. LOT.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

Samenvattingg in het Nederlands (Summary in Dutch)

Ditt proefschrift handelt over de grammatica van betrekkelijke bijzinnen - in andere woorden:: de syntaxis van relativisatie.1 Een voorbeeld van zo'n zinsconstructie is gegevenn in (1):

(1)) Joop las de roman die Jaap hem gegeven had.

Hierr is die Jaap hem gegeven had de relatiefzin en de roman het antecedent waar dezee bij hoort; het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de roman. De gehelee relatiefconstructie de roman die Jaap hem gegeven had is in dit voorbeeld het lijdendd voorwerp in de hoofdzin.

Relatievee zinnen hebben altijd al de aandacht getrokken van taalweten-schappers,, en niet zonder reden. Ze zijn interessant vanuit het oogpunt van de syntaxiss (grammatica), de semantiek (betekenis) en de typologie (classificatie). Als eenn voorbeeld waarom dat zo zou zijn, zal ik hier kort bespreken wat ik in de introductiee - hoofdstuk 1 - "het probleem van de spil" heb genoemd.

Watt betrekkelijke bijzinnen onderscheidt van andere bijzinnen is dat er een directt verband is tussen een element in de relatiefzin en in de hoofdzin. Sterker geformuleerd:: er is een spil die een rol speelt in beide (deel)zinnen. Een illustratie hiervann is de zin in (2):

(2)) Joop leest nooit boeken die Jaap hem aanraadt.

Dezee complexe zin is samengesteld uit de twee eenvoudige zinnen in (3): (3)) a. Joop leest nooit boeken.

b.. Jaap raadt hem boeken aan.

Tochh is (2) duidelijk meer dan een eenvoudige optelling van deze twee onderdelen. Hett woord boeken is hier de spil die beide zinnen met elkaar verbindt. Maar hoe kan éénn woord nu twee functies tegelijk hebben? En wat is eigenlijk zijn positie in de zin?? Zit het in de hoofdzin of in de bijzin? Merk hierbij twee dingen op. Ten eerste iss het lijdend voorwerp in de hoofdzin (2) niet boeken, maar boeken die Jaap hem

aanraadt.aanraadt. Ten tweede zit er een 'gat' in de bijzin. (Ze zei dat...) Jaap hem aanraadt

iss geen Nederlands, want er ontbreekt een lijdend voorwerp. (Ze zei dat...) Jaap hem

boekenboeken aanraadt is wel goed. In (2) staat boeken echter op een hele andere plek in

dee zin; bovendien is er een element bijgekomen: het betrekkelijk voornaamwoord

die. die.

Dezee samenvatting is met name bedoeld voor niettaalkundigen. Vakgenoten stellen wellicht ook -enn meer - belang in de introductie en conclusie bij dit boek en bij de afzonderlijke hoofdstukken.

(3)

Err moet dus een speciale procedure zijn die verklaart hoe de zin in (2) gevormd kann worden. Een mogelijke afleiding is de volgende. Stel dat die de positie inneemt vann het lijdend voorwerp in een bijzin. Vervolgens verhuist die naar het begin van dee bijzin. Tenslotte wordt deze bijzin aan het lijdend voorwerp in de hoofdzin geplakt.. Dit is weergegeven in (4).

(4)) a. (Ze zei dat...) Jaap hem die aanraadt. ->

b.. (...) die Jaap hem aanraadt. -» c.. Joop leest nooit boeken die Jaap hem aanraadt.

DieDie verwijst naar boeken en de bijzin wordt nu geïnterpreteerd als een betrekkelijke

bijzin.. De verhuizing van die naar het begin van de bijzin in (4b) is minder ad hoc dann het misschien lijkt. Deze kan namelijk in verband worden gebracht met vooropplaatsingg van vraagwoorden, zoals in (hij vroeg...) wie Jaap hem zou

aanraden. aanraden.

Hoee zou zo'n afleiding verlopen met betrekking tot het Engelse equivalent in (5),, waar een betrekkelijk voornaamwoord ontbreekt?

(5)) Joop never reads books Jaap recommends to him.

Misschienn is er een leeg (d.w.z. onuitgesproken) element [0] dat de plaats van het lijdendd voorwerp in de bijzin opvult, zoals weergegeven in (6):

(6)) Joop never reads books [0] Jaap recommends to him.

tt I

Ergenss is dit vreemd, want de deelzin Jaap recommends [0] to him op zichzelf is ongrammaticaal.. Daarom zou men een andere mogelijke afleiding in overweging kunnenn nemen. Stel dat books als lijdend voorwerp in de bijzin wordt gegenereerd. Vervolgenss wordt het naar voren verplaatst; het geheel kan dan worden ingevoegd alss het lijdend voorwerp in de hoofdzin. Zie (7):

(7)) a. (...) Jaap recommends books to him. -» b.. (...) books Jaap recommends to him. -> c.. Joop never reads books Jaap recommends to him.

Alss dit juist is, kan de afleiding van de Nederlandse zin worden heroverwogen. Volgenss dit scenario zou het volgende gebeuren: die plus boeken wordt gegenereerd alss het lijdend voorwerp in de bijzin, beide verhuizen naar het begin (en boeken gaat vooropp staan), en het geheel wordt het lijdend voorwerp in de hoofdzin; zie (8). (8)) a. (...) Jaap hem die boeken aanraadt. -»

b.. (...) boeken die Jaap hem aanraadt. -> c.. Joop leest nooit boeken die Jaap hem aanraadt.

(4)

( S U M M A R YY EST D U T C H ) 355 5 Dezee analyse staat bekend als de "promotie-theorie". De spil boeken promoveert als hett ware van de bijzin naar de hoofdzin. Ik kom hierop terug.

Hett bovenstaande verhaal laat in versimpelde vorm een aantal dingen zien. Er zijnn verschillende strategieën om het probleem van de spil aan te pakken. A priori is hett dan ook niet verbazingwekkend dat verschillende talen verschillende oplossingenn hanteren. Het Nederlands en Engels lijken veel op elkaar, maar hieronderr zal ik laten zien dat de structuur van talen uit andere taalfamilies drastisch kann verschillen van het Nederlands. Niettemin kan op een bepaald abstractieniveau dee afleiding van betrekkelijke bijzinnen in verschillende talen met elkaar in verband wordenn gebracht Zo is hierboven de afleiding van de Nederlandse zin in (4) naar het Engelss gegeneraliseerd in (6). Omgekeerd is de afleiding in (7) naar het Nederlands gegeneraliseerdd in (8). Welke oplossing de juiste is, is onderwerp van discussie. In ditt proefschrift beargumenteer ik uitgebreid dat een analyse in de trant van (7) en (8) correctt is.

Hieronderr zal ik kort aanduiden waar de verschillende hoofdstukken van dit proefschriftt over gaan. Het geheel is onderverdeeld in twee delen. Het eerste (hoofdstukk 2 t/m 5) behandelt verschillende aspecten van de syntaxis en de typologie vann betrekkelijke bijzinnen (en de interactie tussen deze). Het tweede (hoofdstuk 5 t/mm 8) bevat drie studies met een algemener karakter, maar met de nadruk op relativisatie.. Kort samengevat zijn de primaire doelen van dit onderzoek de volgende: :

een systematische en toegankelijke classificatie van relatiefconstructies samen tee stellen, als achtergrond voor dit en toekomstig onderzoek (H2);

de verscheidene concurrerende syntactische theorieën over relativisatie uitgebreidd te evalueren (H3);

een gedetailleerde beschrijving te verschaffen van de syntaxis van de verschillendee types relatiefconstructies (H4/5);

een onafhankelijk gemotiveerde oplossing te bieden voor potentiële problemen diee tot op heden nog niet bevredigend zijn behandeld (vanuit het perspectief vann de promotie-theorie); deze zijn:

-- de syntaxis van uitbreidende betrekkelijke bijzinnen (H6); -- extrapositie (achteropplaatsing) van betrekkelijke bijzinnen (H7); -- de grammatica van '^ossessieve relatiefeinnen" (H8).

Hoofdstukk 2 behandelt de classificatie (en terminologie) van relatiefconstructies.

Dezee is gebaseerd op informatie uit 172 talen uit verscheidene taalfamilies (zie Appendixx E). Voor de aardigheid laat ik zien dat als alle microvariatie wordt meegeteld,, men in theorie meer dan vierduizend types kan onderscheiden. Van meer belangg zijn natuurlijk de hoofdsoorten. Naar de betekenis kan men er drie onderscheiden: :

(9)) a. Het papier dat hier ligt, is bedoeld om weg te gooien. [beperkend] b.. Dit papier, dat ik hier gisteren neergelegd heb, is

(5)

c.. Je zou een container kunnen vullen met het

papierr dat er hier verspild wordt. [kwantitatief} Dee beperkende relatiefzin zoals in (9a) legt een restrictie op aan de interpretatie van

hett antecedent. Dit roept een contrast op: alleen het papier dat hier ligt is bedoeld om wegg te gooien, niet het papier dat ergens anders ligt. Een uitbreidende relatiefzin zoalss in (9b) geeft extra informatie over het antecedent. Er is geen sprake van een contrastt met eventueel ander papier. Uit recent onderzoek blijkt dat er nog een derde hoofdtypee is. Ik noem het hier kwantitatief. In (9c) gaat het om de hoeveelheid papierr die verspild wordt. Er is geen contrast met ander papier, dus de relatiefzin is niett beperkend. Hij is ook niet uitbreidend, want de informatie in de bijzin is niet extra,, maar essentieel voor de betekenis.

Naarr de grammatica kan men vier hoofdsoorten onderscheiden: de postnominale,, de prenominale, de circumnominale en de correlatieve betrekkelijke bijzin.. Deze komen maar zelden tegelijkertijd in een taal voor. Het Nederlands kent alleenn de postnominale. Dat wil zeggen dat de relatiefzin volgt op het antecedent, zoalss in (10).

(10)) Zij zag de hoed die de man had laten liggen.

Vertaaldd in Nederlandse woorden zien de andere types - met dezelfde betekenis - er (ongeveer)) als volgt uit:

(11)) a. < Zij zag (die) de man had laten liggen de hoed. > [prenominaal]

b.. < Zij zag de man had (de) hoed laten liggen. > [circumnominaal]

c.. < Welke hoed de man had laten liggen, zij zag die. > [correlatie/] Hett prenominale type in (11a) komt bijvoorbeeld in het Chinees voor, het

circumnominalee zoals in (11b) in het Quechua, en het correlatieve zoals in ( l i c ) in hethet Hindi.

Verderr is van belang de zogenaamde "vrije relatiefzin", oftewel een betrekkelijkee bijzin met ingesloten antecedent, zoals in wie zoet is krijgt lekkers. Hierinn kan wie omschreven worden met degene/iedereen die of de/elke persoon die. Ookk de niet-Nederlandse hoofdtypes in (11) kennen vrije relatiefzinnen.

Inn hoofdstuk 3 worden verschillende mogelijke syntactische theorieën over relativisatiee besproken. De (generatieve) syntaxis in het algemeen heeft als doel om dee regels te formuleren op basis waarvan woorden aan elkaar kunnen worden geplaktt tot zinnen. Dit formele systeem moet algemeen genoeg geformuleerd zijn omm bruikbaar te zijn voor alle menselijke talen, maar specifiek genoeg om de bouwstenenn te verschaffen waarmee een concrete taaiconstructie correct kan worden gegenereerdd en waarmee de essentiële verschillen tussen talen kunnen worden afgeleidd Ik heb laten zien dat verschillende theorieën over relatiefzinnen (waaronder dee gangbare standaardanalyse), die veelal opgesteld zijn aan de hand van West-Europesee talen, de exotischere types zoals in (11) niet goed af kunnen leiden. De promotie-theoriee daarentegen is juist wel goed generaliseerbaar naar deze types. Dezee verdient daarom de voorkeur.

(6)

( S U M M A R YY I N D U T C H ) 357 7

Behalvee de afleiding van verschillende grammaticale types zijn er ook andere criteriaa die de promotie-theorie (waarbij, zoals boven vermeld, het antecedent uit de bijzinn naar de hoofdzin promoveert) ondersteunen. Een voorbeeld is het volgende. In hett algemeen geldt dat een verwijswoord zoals zichzelf moet volgen op zijn antecedentt Je zegt dan ook Paul/hij bekeek zichzelf in de spiegel en niet zichzelf

bekeekbekeek Paul/hem in de spiegel. Zie nu echter (12), met een betrekkelijke bijzin:

(12)) De verhalen over zichzelf "die Paul hoorde, waren pure leugens.

Hierr gaat zichzelf aan Paul vooraf, wat op het eerste gezicht merkwaardig is. Volgenss de promotie-theorie is (12) afgeleid zoals in (13), vergelijkbaar met (8) hierboven.. De verhalen over zichzelf ïs dan eerst het lijdend voorwerp in de bijzin. Inn (13c) wordt de hele relatiefconstructie het onderwerp van de hoofdzin.

(13)) a. (dat...) Paul die verhalen overzichzelfhoorde. -» b.. (...) de verhalen over zichzelf die Paul hoorde. -> c.. De verhalen over zichzelf die Paul hoorde, waren pure leugens.

Merkk op dat in (13a), het eerste stadium van de afleiding, zichzelf volgt op Paul, zoalss vereist. Later wordt dan de bijzin omgebouwd tot een relatiefconstructie binnenn een hoofdzin. Zonder de promotie-theorie - dus de transformatie van (13a) naarr (13b) - wordt het bijzonder moeilijk om te verklaren waarom dit een correcte zinn is en, niet te vergeten, waarom het omgekeerde onmogelijk is (de verhalen over

PaulPaul die zichzelf hoorde... kan niet).

Hoofdstukk 4 is een gedetailleerde uitwerking van de promotie-theorie. Deze is

noodzakelijkerwijss vrij technisch van aard en daarom moeilijk toegankelijk voor niet-syntactici.. Het achterliggende idee is dat elke stap van de afleiding van relatiefconstructiess afgedwongen wordt, doordat allerlei onafhankelijk gedefinieerde elementenn in de grammatica-opbouw gecontroleerd moeten worden. Dergelijke elementenn zijn bijvoorbeeld naamvallen, getals-, geslachts- en persoons-overeenkomst,, vraagwoordkenmerken, enz. Een voorbeeld dat hierboven al even genoemdd is, is het volgende. Elk betrekkelijk voornaamwoord heeft een vraagwoord-achtigg kenmerk. Dit kan alleen aan het begin van de (deel)zin gecontroleerdd worden en dat drijft de promotie van het betrekkelijk voornaamwoord pluss het antecedent aan. Een ander voorbeeld is de naamval van het lidwoord en de zelfstandig-naamwoordgroepp die het antecedent vormt. Deze moet in overeen-stemmingg zijn, en dat dwingt af dat de woorden 'naast elkaar' komen te staan. (Let well dat dit een vereenvoudigde weergave is. Een grammatica werkt in termen van hiërarchie,, niet van lineaire opeenvolging.)

Allee talen maken gebruik van dezelfde bouwstenen om relatiefconstructies te maken,, maar tegelijkertijd vormen deze bouwstenen (micro)parameters. Dat wil zeggenn dat het controlemechanisme anders reageert op zo'n parameter als die anders iss ingesteld. Dit zorgt voor de variatie zoals aangegeven in (11) hierboven.

Hoofdstukk 5 gaat over de grammatica en classificatie van betrekkelijke

voornaamwoordenn en aanverwante "relatieve elementen". Het (standaard) Nederlandss maakt alleen gebruik van betrekkelijke voornaamwoorden, maar een

(7)

verwantee taal als het Engels biedt al meer keuzes. Zie bijvoorbeeld de zinnen in (14),, die precies hetzelfde betekenen.

(14)) a. Joop never reads books which Jaap recommends to him. b.. Joop never reads books that Jaap recommends to him. c.. Joop never reads books Jaap recommends to him.

WhichWhich in (14a) is een betrekkelijk voornaamwoord; that in (14b) is een voegwoord

datt betrekkelijk gebruikt wordt; en (14c) toont zogenaamde nul-relativisatie, waarbij err helemaal geen relatief element wordt gebruikt.

Inn verschillende dialecten van de Germaanse talen, maar ook in oudere stadia vann bijvoorbeeld het Nederlands en Engels, kan zowel een betrekkelijk voornaam-woordd als een voegwoord worden gebruikt. In Nederlandse woorden:

(15)) < Joop leest nooit boeken die dat Jaap hem aanraadt. >

Err is dus een positie voor betrekkelijke voornaamwoorden aan het begin van een (deel)zinn en een voegwoordpositie die daarop volgt. Volgens mijn meorie worden beidee altijd gebruikt, maar het verschilt per taal of (en hoe) dat lexicaal zichtbaar is.

Watt betreft relatieve elementen zijn er nog meer strategieën. In bijvoorbeeld hethet Hebreeuws wordt gebruik gemaakt van "resumptieve" voornaamwoorden. In Nederlandsee woorden zou dat er uitzien als in (16):

(16)) < Joop leest nooit boeken Jaap hem ze aanraadt. >

Hierr neemt een persoonlijk of demonstratief voornaamwoord in de relatiefzin de normalee plaats van het 'gat' in. In dit voorbeeld is dat het lijdend voorwerp.

Dee laatste strategie die ik hier wil noemen, is het gebruik van een speciale werkwoordsuitgang,, zoals in het Hopi. In Nederlandse woorden:

(17)) < Joop leest nooit boeken Jaap hem aanraadt-REL. >

Hoee dit in de syntaxis behandeld moet worden is nog onvoldoende onderzocht. Inn hoofdstuk 6 worden uitbreidende ("appositieve") betrekkelijke bijzinnen besproken.. Ik heb een lijst met eigenschappen samengesteld waarin ze verschillen vann beperkende relatiefzinnen, en ook een lijst met misverstanden in de wetenschappelijkee literatuur, waarin ten onrechte wordt beweerd dat er bepaalde verschillenn zijn. Een voorbeeld van een eigenschap waarin ze duidelijk verschillen is datt een uitbreidende relatiefzin kan verwijzen naar een hele zin (dit is onmogelijk voorr een beperkende):

(18)) De drie wijze mannen adviseerden het aftreden van de commissie, wat een juistee beslissing was.

(8)

( S U M M A R YY I N D U T C H ) 359 9

Eenn voorbeeld van een misverstand is dat wel beweerd wordt dat uitbreidende relatiefzinnenn niet achterop geplaatst kunnen worden, in tegenstelling tot beperkende relatieff zinnen. Het voorbeeld in (19) toont eenvoudig dat dit wel kan.

(19)) a. Ik heb met Jaap, die blond haar heeft, gesproken. -> b.. Ik heb met Jaap gesproken, die blond haar heeft.

Overr de syntaxis van uitbreidende relatiefzinnen zijn de meest uiteenlopende dingen beweerd.. Volgens mij is er een duidelijk verband tussen uitbreidende relatiefzinnen enn gewone apposities zoals Jaap, die blonde vent. Appositie in het algemeen kan behandeldd worden als specificerende coördinatie. Voor de duidelijkheid: coördinatie betekentt het aan elkaar plakken van zinnen of zinsdelen met de voegwoorden en, of off maar. De structuur van Jaap, die blond haar heeft kan dan als volgt worden geparafraseerd: :

(20)) Jaap, en wel hij die blond haar heeft.

Hierinn geeft en wel de specificerende verbinding aan. Merk op dat binnen het specificerendee deel een soort vrije relatiefzin staat: hij die blond haar heeft. Het voornaamwoordd hij verwijst naar Jaap. De relatie tussen hij en de relatiefzin is beperkendd Uit dit alles volgt dat de syntaxis die vastgesteld is voor beperkende relatiefzinnenn (inclusief de promotie-theorie) kan worden gegeneraliseerd naar uitbreidende.. Het verschil zit m de speciale context waarbinnen een uitbreidende relatiefzinn wordt gebruikt (i.t.t. een beperkende), namelijk als specificerend conjunct.. Specificerende coördinatie zelf is een grammaticaal concept met een algemeneree strekking (zie ook het volgende hoofdstuk). Hoe deze het best kan wordenn behandeld in de syntaxis is een vraag apart. De heb voorgesteld om hiervoor gebruikk te maken van een derde dimensie in de syntactische structuur.

Hoofdstukk 7 gaat over extrapositie van zinsdelen, en van betrekkelijke

bijzinnenn in het bijzonder. Verschillende theorieën hierover worden geëvalueerd aan dee hand van een serie eigenschappen die hiermee samenhangen. Een voorbeeld is hethet gegeven dat een antecedent en een relatiefzin wel kunnen worden gescheiden doorr achteropplaatsing (extrapositie), maar niet door vooropplaatsing (topicalisatie): (21)) Zij heeft de man die een bos bloemen droeg gezien -»

a.. Zij heeft de man gezien die een bos bloemen droeg.

b.. * Die een bos bloemen droeg heeft zij de man gezien. <uitgesloten> Niet-taalkundigenn vragen zich waarschijnlijk zelden af waarom (21b) niet kan, maar striktt genomen is het een logische mogelijkheid waarvan verklaard moet worden waaromm die uitgesloten is in natuurlijke taal.

Eenn ander voorbeeld is (22), waarin het antecedent is ingebed in het zinsdeel tussenn haken.

(22)) De detective heeft [Jaaps beschrijving van de man die hij zocht] genoteerd. -» Dee detective heeft [Jaaps beschrijving van de man] genoteerd die hij zocht.

(9)

Opp het eerste gezicht is het vreemd dat er een relatie kan zijn tussen het diep ingebeddee antecedent de man en de geëxtraponeerde relatiefzin. (Plastisch gezegd: hoee kan de bijzin uit zo'n diepe put springen?) Ter vergelijking: zichzelf'm een vergelijkbaree positie kan niet verwijzen naar een antecedent (de vrouw) buiten de haken: :

(23)) * De vrouw heeft [Jaaps beschrijving van zichzelf] genoteerd. <uitgesloten> Uiteraardd kan zichzelf "wel op Jaap binnen de haken terugslaan.

Dee syntaxis van extrapositie heeft m.i. ook met specificerende coördinatie te maken.. De parafrase van zij heeft de man gezien die een bos bloemen droeg is dan alss in (24):

(24)) Zij heeft de man gezien, en wel de man die een bos bloemen droeg (gezien). Hett predikaat de man gezien wordt nader gespecificeerd door in het tweede conjunct eenn relatiefzin toe te voegen. In de syntactische structuur is de man dus twee maal aanwezig.. In de uitspraak wordt alles wat herhaald is weggelaten:

(25)) Zij heeft de man gezien, en wel de man die een bos bloemen droeg (gezien). Ditt procédé is onafhankelijk van relativisatie. Allerlei zinsdelen kunnen worden geëxtraponeerd,, bv. een comparatiefzin zoals in ze heeft meer gegeten dan ze op

kon.kon. De eigenschappen die samenhangen met extrapositie van relatiefzinnen moeten

dann ook terug te voeren zijn op de theorie voor extrapositie in het algemeen. Dat wordtt ondersteund door het feit dat andere geëxtraponeerde zinsdelen zich vergelijkbaarr gedragen (zie de appendix bij hoofdstuk 7). De analyse voor relativisatiee zoals voorgesteld kan dan ook gehandhaafd blijven, zij het dat die in het gevall van extrapositie optreedt binnen een speciale syntactische context. Dit is vergelijkbaarr met de oplossingsstrategie voor appositie die verdedigd is in hoofdstukk 6. Indien dit juist is, komen de bezwaren tegen de promotie-theorie die well geopperd zijn in de wetenschappelijke literatuur, te vervallen.

Hoofdstukk 8, tenslotte, handelt over bezittelijke structuren, voornamelijk in dee Germaanse talen. Er zijn vele grammaticale manieren om een bezittelijke relatie aann te duiden. Zie (26):

(26)) a. de eer van de man b.. zijn eer

c.. Joops eer d.. Joop zijn eer e.. het zijne

f.. 's lands wijs, 's lands eer g.. de commissaris der koningin

<< perifrastische genitief > << bezittelijk voornaamwoord > << Saxische genitief >

<< adnominale possessieve datief> << zelfstandige possessief >

<< prenominale morfologische genitief > << postnominale morfologische genitief > Dee laatste twee zijn verouderd in het Nederlands.

(10)

( S U M M A R YY I N D U T C H ) 361 1 Ikk denk dat al deze mogelijkheden syntactisch aan elkaar gerelateerd zijn. De abstractee basis waarvan de andere afgeleid zijn is de perifrastische genitief in (26a). Dee implementatie hiervan impliceert een controlemechanisme met betrekking tot al dann niet aanwezige syntactische kenmerken zoals possessie/ en genitief die tegelijkertijdd als microparameters dienen.

Eenn aantal van de mogelijkheden hierboven is terug te vinden in het gebruik vann possessieve relatiefzinnen:

(27)) a. Hij begroette een man van wie ik de naam niet ken. b.. Hij begroette een man wiens naam ik niet ken. c.. Hij begroette een man wie zijn naam ik niet ken.

Dee constructie in (27a) bevat een perifrastische genitief, die in (27b) een morfologischee genitief en die in (27c) een bezittelijk voornaamwoord plus een possessievee datief. In combinatie met de promotie-theorie voor relativisatie levert dit eenn tamelijk ingewikkelde - maar verdedigbare- syntactische afleiding op.

Onderdeell van die afleiding is een fenomeen dat bekend staat onder de merkwaardigee naam pied piping. (Deze is afgeleid van de Engelse term Pied Piper, waarmeee de rattenvanger van Hameien wordt bedoeld.) Pied piping wil zeggen dat eenn woordgroep verplaatst wordt die groter is dan strikt genomen nodig is of lijkt (dee rest wordt dus meegelokt). In de zin "Met welke liefhebber van opera heb je gedineerd?"" is bijvoorbeeld niet alleen het vraagwoord naar voren verplaatst, maar dee hele voorzetselvoorwerpgroep. In de zinnen "Waar denk je aan?" versus "Waaraann denk je?" kan men kiezen tussen pied piping of prepositie-stranding (dw.z.. geen pied piping). In relatiefzinnen zoals (27b) is - volgens de promotie-theoriee - de woordgroep man wiens naam gepromoveerd, waarbij pied piping wordt toegepast. .

Piedd piping moet m.i. gezien worden als het gevolg van het verplaatsen van syntactischee kenmerken naar een hiërarchisch hoger gelegen positie. Vanwege bepaaldee restricties op dit soort verplaatsingen is pied piping vaak afhankelijk van dee aanwezigheid van een voorzetsel. Dat verklaart het mysterieuze contrast tussen (28a)) - onacceptabel - en (28b) - correct.

(28)) a. * Ik ken d e m a n d vader van wiens vrouw je hebt uitgenodigd, b.. De ken de man met de vader van wiens vrouw je hebt gesproken.

Merkk op dat de woordgroep die 'zware pied piping' ondergaat in feite groter is in (28b)) dan in (28a).

Dee conclusie luidt dat de grammatica van relativisatie, mits ontleed in de syntactischee componenten zoals beargumenteerd, generaliseerbaar is naar alle types vann relatiefzinnen. De verschillen tussen de types kan worden toegeschreven aan grammaticalee kenmerken die als (micro)parameter dienen en aan de specifieke syntactischee context waarin een bepaalde relatief zin wordt gebruikt.

(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Carfilzomib Combined With Thalidomide and Low-dose Dexamethasone for Remission Induction and Consolidation in Newly Diagnosed Transplant Eligible Patients With Multiple Myeloma: 8 vs

Bij de start van de teelt is behoorlijk wat natrium in het water aanwezig, maar door gebruik van goed gietwater en goede meststoffen loopt de concentratie gedurende de teelt

Omdat de voor- delen voor werkgevers op langere termijn onze- ker zijn en de nadelen van werknemers evident, slaat de balans voor de samenleving duidelijk naar de negatieve

The possible (deconvolved) spectra found (with a different value of components in the model) is used to match with a high resolution library.. For the spectral search in the

Based on the shocked ambient medium and synchrotron morphology we propose that Kepler has a ‘diabolo’-like morphology, in which a band of CSM emission with an angle of 40∘ with

Omdat dat nog een tijd gaat duren, zullen ze niet op tijd zijn om oma te waarschuwen dat het dinertje niet in Station Zuid is maar bij opa en oma zelf. En dan krijgen ze

Omdat de voor- delen voor werkgevers op langere termijn onze- ker zijn en de nadelen van werknemers evident, slaat de balans voor de samenleving duidelijk naar de negatieve

Niet alleen incidentele voorwerpen maar ook hele col- lecties werden door Humbert verworven zoals de Etruskische collectie Corazzi uit Cortona, die de eerste Etruskische