• No results found

Biologie herexamen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Biologie herexamen"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 MINISTERIE VAN ONDERWIJS,

WETENSCHAP EN CULTUUR

UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

VAK : BIOLOGIE

DATUM : DONDERDAG 30 JULI 2015

TIJD : 7.45 – 9.45 u.

Aantal opgaven bij dit vak : 40 (32 MC en 8 open vragen) Aantal pagina’s : 15

Aantal pagina’s antwoordenblad : 1

Hulpmiddelen : Kladpapier

Controleer zorgvuldig of alle pagina’s in goede volgorde aanwezig zijn. Neem in geval van afwijking onmiddellijk contact op met een surveillant.

N.B. 1. Tenzij anders wordt vermeld is er sprake van normale situaties en gezonde organismen.

2. Zowel het werkblad als de opdrachten worden ingeleverd! Het beantwoorden van de MC vragen geschiedt als volgt:

Kies één antwoord uit de vier antwoorden die aangegeven zijn met de letters A, B, C en D. Het goede of het best passende antwoord wordt op het bijbehorend scoreblad aangekruist met ballpoint.

Eén in eerste instantie verkeerd gekozen antwoord wordt alsvolgt hersteld:

A B C D Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Alleen alternatief C wordt dan gehonoreerd.

De open vragen dienen kort en duidelijk beantwoord te worden op hetzelfde werkblad. Normering Examen Havo 2015 32 MC vragen x 2 = 64 punt

8 Open vragen = 26 punt Basispunten = 10 punt 100 punt Cijfer = 32 x 2 + 26 + 10

10

(2)

2 1.Een tomatenplant draagt felrode vruchten die oorspronkelijk groen van kleur waren.

Welke verandering van de plastiden is hiervan de oorzaak? A. Chloroplasten zijn overgegaan in chromoplasten. B. Chromoplasten zijn overgegaan in chloroplasten. C. Leukoplasten zijn overgegaan in zetmeelkorrels. D. Zetmeelkorrels zijn overgegaan in chromoplasten.

2. Hieronder staan 4 beweringen over een druppel bloed dat in gedestilleerd water wordt gebracht.

Welke bewering is juist?

In gedestilleerd water

A. zullen de rode bloedcellen schrompelen.

B. gaan de rode bloedcellen water opnemen door osmose.

C. wordt de osmotische waarde in de bloedcel hoger dan die in het externe milieu. D. zullen de rode bloedcellen opzwellen en turgescent worden.

3. Welke bewering over de anafase is juist? Tijdens de anafase van de A. meiose II worden de chromatiden uit elkaar getrokken.

B. meiose I worden de chromatiden uit elkaar getrokken. C. mitose liggen de chromatiden in het equatoriaal vlak.

D. mitose verdwijnt het kernmembraan om de gespiraliseerde chromosomen.

4. Hieronder staan 2 beweringen over het hormoon thyroxine:

1. Een te hoge thyroxine – spiegel in het bloed bij de mens leidt tot vermagering en rusteloosheid.

2. Bij een tekort aan thyroxine in het bloed bij de mens kan dwerggroei ontstaan. Welke bewering(en ) is ( zijn ) juist?

A. Alleen bewering 1 is juist. B. Alleen bewering 2 is juist. C. Bewering 1 en 2 zijn beide juist. D. Bewering 1 en 2 zijn beide onjuist.

5. Bij mannen vindt de vorming van zaadcellen plaats in ... A. de bijballen.

B. de zaadblaasjes. C. de spermaleiders. D. de teelballen.

(3)

3 6. Bij een pad vindt metamorfose plaats onder invloed van een bepaald hormoon.

Hoe heet dit hormoon?

En welk hormoon regelt de metamorfose bij een vlinder?

Metamorfose vindt plaats bij

een pad o.i.v. van het hormoon een vlinder o.i.v. het hormoon

A thyroxine thyroxine

B juveniel juveniel

C thyroxine ecdyson

D ecdyson thyroxine

7. Hieronder staan 4 beweringen over modificatie en mutatie. Welke bewering is niet juist?

A. Modificaties zijn niet erfelijk.

B. Een modificatie is een verandering in het fenotype. C. Mutaties komen meestal niet tot uiting in het fenotype. D. Een tatoeage op de huid wordt gerekend tot een mutatie.

8. Bij marmotten is het allel voor rode vacht (R) dominant over het allel voor gele vacht (r). Wanneer in het genotype van een embryo niet minstens éénmaal het dominante allel voorkomt, sterft het in een heel vroeg stadium.

Twee heterozygote marmotten met rode vacht paren een aantal keren met elkaar. Zij krijgen een groot aantal jongen.

Hoeveel jongen zullen in de F1, naar verwachting, heterozygoot zijn?

En welke fenotypen kunnen wij verwachten in de nakomelingschap?

Verwachte aantal heterozygoten in de F1 Verwachte fenotypen in de nakomelingschap

A 50% rood en geel B 33% rood en geel C 67% alleen rood D 67% alleen geel

9. Bij bepaalde katten is het allel voor zwart haar (G) dominant over dat voor rood haar (g). Het allel voor krullend haar (F) is dominant over dat voor sluik haar (f).

In de F1 ontstaan de volgende nakomelingen in de verhouding

zwart krullend : zwart sluik : rood krullend : rood sluik = 1 : 1 : 1 : 1

Wat zijn de genotypen van de ouders? A. GgFF en ggff

B. GgFf en GgFf

C. ggFF en GGff of ggFF en Ggff D. ggFf en Ggff of GgFf en ggff

(4)

4 10. Processen die deel uitmaken van de stikstofkringloop zijn:

denitrificatie, nitrificatie, rotting en synthese van eiwitten.

Door welk (e) van deze processen komt N2 uit de lucht in de voedselketen terecht?

Door... A. denitrificatie. B. nitrificatie. C. rotting.

D. synthese van eiwitten.

11. In een experiment worden twee bladeren een zonneblad en een schaduwblad, van een boom onderzocht. Zonnebladeren ontwikkelen zich uit knoppen waarop veel licht valt en

schaduwbladeren ontwikkelen zich uit knoppen die zich in de schaduw bevinden. In genoemd experiment wordt het verband bepaald tussen de verlichtingssterkte en de opname van CO2 uit de lucht. De resultaten zijn in de grafieken hieronder. Aangenomen mag

worden dat de intensiteit van de dissimilatie onafhankelijk is van de verlichtingssterkte.

Is bij verlichtingssterkte P de fotosyntheseactiviteit in zonnebladeren kleiner dan , gelijk aan of groter dan die in de schaduwbladeren?

De fotosyntheseactiviteit in zonnebladeren is A. groter.

B. gelijk. C. kleiner.

D. niet van dien aard om een uitspraak over te doen.

12. Deze Woestijnspringmuis leeft in woestijnen en is alleen’s nachts actief. Als hij overdag actief zou zijn, zou hij meer water verliezen. Hij kan jarenlang, zonder te drinken, uitsluitend van droge zaden leven. Deze zaden bevatten slechts 4 % water en dat is voor de dieren niet voldoende om het dagelijkse waterverlies aan te vullen.

(5)

5 Twee leerlingen geven elk een reden aan waarom deze Woestijnspringmuis overdag niet actief is.

Ll 1: Omdat de temperatuur overdag meestal veel hoger is dan ’s nachts zal de muis meer water verliezen.

Ll 2: De luchtvochtigheid is overdag lager dan ’s nachts met als gevolg dat de muis overdag meer water zal verliezen.

Welke leerling heeft gelijk? A. Alleen leerling 1. B. Alleen leerling 2.

C. Beide leerlingen hebben gelijk. D. Geen van beiden hebben gelijk.

13. Lemkiwisi is een plant die vaak groeit op bermplanten, zoals grassen en liemswied

( zie afbeelding hieronder). De plant heeft de vorm van draden, die oranjegeel van kleur zijn. Lemkiwisi haalt met behulp van boorwortels, voedingszouten en organische stoffen uit de gastheerplant.

Is de lemkiwisi dan een halfparasiet? Waarom?

A. Nee, omdat die wel kan fotosynthetiseren.

B. Ja, omdat het geen wortels heeft om zouten op te nemen maar kan verder wel fotosynthetiseren.

C. Nee, het parasiteert volledig op de gastheer omdat het geen voedingszouten uit de bodem kan opnemen en ook niet kan fotosynthetiseren.

(6)

6 14. Hieronder volgen 4 beweringen:

1. De milieuproblemen hebben als voornaamste oorzaak de enorme bevolkingstoename gekoppeld aan de veranderde wijze van leven.

2. De goudzoekers in het binnenland van Suriname dragen in grote mate bij aan water - en bodemvervuiling.

3. In Paramaribo is er nauwelijks sprake van luchtvervuiling.

4. Verhoging van het CO2 gehalte in de lucht van een bepaald gebied kan bijdragen tot het

verminderen van het broeikaseffect.

Welke bewering(en) is ( zijn ) juist ? A. Alleen 1

B. Alleen 1 en 2 C. Alleen 2, 3 en 4. D. Alleen 3 en 4.

15. In de tekening hieronder zijn drie typen zenuwcellen getekend.

In welke richting, P of Q, in zenuwcel type 1 worden de impulsen geleid? Van welke typen zenuwcellen komen uitlopers in een ruggemergzenuw voor?

Impulsen worden geleid in In een ruggemergzenuw uitlopers van A richting P type 2 en 3

B richting Q type 1 en 3 C richting P type 1 en 2 D richting Q type 1 en 2

(7)

7 16. Hieronder volgen drie beweringen:

1. Reflexen in hoofd en hals komen onder invloed van de grote hersenen tot stand.

2. Bij de kniepeesreflex zijn de uitlopers van de sensorische zenuwcellen direct aangesloten op de uitlopers van motorische zenuwcellen.

3. Bij het schrijven van een brief zijn alleen de motorische centra van de hersenen actief. Welke bewering(en) is (zijn ) juist?

A. Alleen bewering 1. B. Alleen bewering 2. C. Alleen bewering 2 en 3. D. 1, 2 en 3.

17.

Medicijngebruik leidt vaak tot ongelukken.

Gebruikers van medicijnen hebben vaak niet door wat de bijwerkingen ervan zijn als ze in de auto stappen en onderschatten het gevaar. Hierdoor zal het aantal verkeersdoden als gevolg van onverstandig medicijngebruik in de komende jaren sterk stijgen. Het gaat dan vooral om medicijnen tegen slapeloosheid, angst en stress; slaapmiddelen, pijnstillers, middelen tegen depressies en middelen tegen hoge bloeddruk. Over het algemeen leidt het gebruik van

genoemde medicijnen tot trage en stuntelige reacties, suffigheid, onscherp zien en roekeloosheid. In het krantenartikel hierboven zijn de gevaren van medicijngebruik weergegeven.

Uit dit artikel blijkt dat genoemde medicijnen de meeste invloed hebben op A. de grote hersenen.

B. het ruggenmerg. C. de hersenstam. D. de kleine hersenen.

18. Hieronder staan vier beweringen:

1. Het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel stimuleert de beweging van de zaadcellen in de baarmoeder.

2. Een bepaalde reflexbeweging komt meestal sneller tot stand dan dezelfde gewilde beweging. 3. Reflexbewegingen kunnen niet worden onderdrukt.

4. De receptoren voor de pupilreflex zitten op het netvlies. Welke beweringen zijn juist?

A. Alleen 2 en 4. B. Alleen 2 en 3. C. Alleen 1 en 2. D. Alleen 1 en 3.

(8)

8 19. Vier studenten tekenen schematisch een deel van een oog van de mens. Zij tekenen van dit deel een doorsnede in de situatie waarin met het oog een voorwerp op 40 cm afstand scherp wordt waargenomen. In de tekeningen zijn o.a. de accomodatiespier (a), de lensbandjes (lb) en de lens (l) weergegeven.

In welke van de tekeningen hiernaast is deze situatie juist weergegeven?

In tekening

A. 1 B. 2 C. 3 D. 4

20. In welk deel bewaart de plant hiernaast het meeste reserve voedsel?

In de .... A. wortels B. stengel C. bladeren D. bloemen.

21. In de tekening hiernaast is een deel van een lengte doorsnee van de stam van een manjaboom getekend.

Welk weefsel van een manjaboom is hiernaast met nummer 1 aangegeven?

Welke stoffen worden via dit weefsel getransporteerd? Nummer 1 geeft aan Dit weefsel transporteert

A houtvaten anorganische stoffen

B houtvaten organische stoffen

C bastvaten anorganische stoffen

(9)

9 22. Sarah is al twee weken verkouden. De afgelopen

twee dagen heeft ze ook hevige oorpijn en wordt verwezen naar de KNO (keel, neus en oor) arts. De KNO arts constateert dat Sarah otitis media (oorontsteking) heeft.

Hij prikt een gaatje in haar trommelvlies om het pus eruit te laten lopen.

Nevenstaande afbeelding geeft een doorsnede van het oor weer. Vier delen zijn genummerd.

Met welk nummer is het deel aangegeven dat bij Sarah vol zit met pus?

Het deel dat vol zit met pus, is aangegeven met nummer

A. 1 B. 2 C. 3 D. 4

23. Water zit in alle dranken, maar ook in groenten en fruit. Waarom is het belangrijk om veel water te drinken? Het is een belangrijke

A. bouwstof, die eveneens een rol speelt bij de regeling van de lichaamstemperatuur.

B. brandstof, die veel energie oplevert bij het sporten.

C. bouwstof, die chemische processen in het lichaam versnelt. D. brandstof, die een warmte-isolerende functie heeft.

24. Chayenne, Zahira en Scrappy doen de volgende uitspraken:

Chayenne:

Bij het inbrengen van een paracetamol zetpil, vindt de opname van de bestanddelen plaats in de endeldarm en die komen direct in de holle ader terecht.

Zahira:

Als iemand diarhee heeft, moet de persoon veel water drinken om uitdroging te voorkomen.

Scrappy:

In de dikke darm van de mens produceren bacteriën het enzym cellulase, dat zorgt voor de vertering van cellulose in plantaardige voedselresten.

Wie heeft (hebben) gelijk? A. Alleen Chayenne

B. Chayenne en Zahira C. Alleen Zahira

(10)

10 25. Miguel van Assen, een Surinaamse atletiekster, is de nieuwe Youth Olympic kampioen van de hink-stap -sprong.

Voordat hij aan een wedstrijd begint, staat hij rustig bij de startblokken en haalt diep adem.

In nevenstaande afbeelding zijn er twee standen van het middenrif aangegeven.

Welke spieren trekken zich samen tijdens de diepe inademing? Hoe verandert het middenrif van Miguel tijdens de diepe inademing?

De spieren die zich samentrekken zijn de… Het middenrif gaat van… A. binnenste tussenribspieren en de halsspieren stand 1 naar stand 2 B. buitenste tussenribspieren stand 1 naar stand 2 C. middenrif-, hals- en buitenste tussenribspieren stand 2 naar stand 1 D. binnenste en buitenste tussenribspieren stand 2 naar stand 1 26. Een bootsmannetje (imago) kan ook onder water leven.

( zie nevenstaande tekening).

Het bootsmannetje neemt tussen de haren op zijn lichaam een luchtbel mee onder water.

In welke richting diffunderen zuurstof- en koolstofdioxide moleculen?

Zuurstof moleculen diffunderen…

Koolstofdioxide

moleculen diffunderen… A. vanuit de luchtbel naar de

tracheeën.

vanuit de tracheeën naar de luchtbel.

B. vanuit de tracheeën naar de luchtbel.

vanuit de luchtbel naar de tracheeën.

C. vanuit het omringende water rechtstreeks naar de

tracheeën.

vanuit de tracheeën rechtstreeks naar het omringende water. D. vanuit de luchtbel naar het

omringende water.

vanuit het omringende water rechtstreeks naar de luchtbel.

(11)

11 27. In nevenstaande afbeelding zijn

vijf delen in een bloeddruppel geschetst.

Over welk deel is de informatie juist?

A. Deel 1 heeft een celkern waarin hemoglobine voorkomt.

B. Deel 2 vervoert voedings- stoffen, zoals glucose, vetten en zouten.

C. Deel 3 vervult samen met fibrinogeen een functie bij het fagocyteren.

D. Bij bloedarmoede is er een tekort aan deel 4.

28. In nevenstaande afbeelding is een haarvatennet met aan- en afvoerend bloedvat schematisch weergegeven. Over deze afbeelding worden er vier beweringen gedaan:

1. In deel R stroomt het bloed sneller dan in deel Q. 2. De bloeddruk in deel Q is hoger dan in

deel P.

3. De wand van deel P is dik en elastisch.

4. In deel Q is de stroomsnelheid het kleinst, hetgeen een goede uitwisseling van stoffen bevordert.

Welke beweringen zijn juist? A. Bewering 1, 2 en 3. B. Bewering 3 en 4. C. Bewering 1, 3 en 4. D. Bewering 2 en 4.

29. Twee studenten doen de volgende uitspraken over oxyhemoglobine: Student 1: Het bloed dat door de nierslagader stroomt, is donker rood.

Student 2: In de haarvaten van de maag vindt de omzetting van oxyhemoglobine in hemoglobine plaats.

(12)

12 A. Alleen student 1.

B. Alleen student 2. C. Beiden hebben gelijk. D. Geen van beiden.

30. De afbeelding hiernaast geeft de bouw van een nier schematisch weer.

In welk deel vindt ultrafiltratie plaats? Is er bij ultrafiltratie sprake van actief- of passief transport?

Ultrafiltratie in deel

Bij ultrafiltratie sprake van

A. 1 passief transport B. 2 passief transport C. 3 actief transport D. 1 actief transport

31. Martha heeft voor een operatie cito bloed nodig. Het is haar eerste bloedtransfusie.

Er is bloed beschikbaar van drie donoren, nl:

Donor 1 met bloedgroep ARh-, Donor 2 met bloedgroep AB Rh+, Donor 3 met bloedgroep O Rh +

Na bloedonderzoek blijkt dat Martha alleen van donor 3 bloed kan ontvangen.

Welke bloedgroep heeft Martha?

Aan welke patiënten zou Martha bloed kunnen geven indien zij een donor zou zijn?

Bloedgroep van Martha Martha kan bloed doneren aan iemand met bloedgroep:

A. ARh+ ARh-, B

Rh-B. ORh- ARh-, BRh-, AB

Rh-C. ABRh+ ARh+

(13)

13 32. De vierjarige Ramon is gebeten door een labariaslang (zeer giftig).

Hij moet zo snel als mogelijk worden ingespoten met antiserum anders kan hij sterven. Gelukkig krijgt hij op de SEH het serum ingespoten en na een paar weken geneest hij langzaam van de gevolgen van het gif.

Zijn vader zegt dat Ramon gelukkig voor zijn hele leven immuun is tegen het gif van zeker de labariaslangen.

Zijn moeder is het niet mee eens omdat zij denkt dat Ramon, na afbraak van de resterende antistoffen in het serum in zijn lichaam, weer kwetsbaar is voor het gif van de labariaslang. Wie heeft of hebben gelijk?

A. Alleen zijn vader. B. Alleen zijn moeder. C. Beiden hebbben gelijk. D. Beiden hebben ongelijk. Open vragen:

33. Hieronder is een bepaalde bloem getekend.

A. Is deze bloem een insectenbloem? Verklaar je antwoord. 1 ½ pt B. Op deze bloem vindt dubbele bevruchting plaats. 2 pt

Schrijf de kernen op die bij de twee verschillende bevruchtingen met elkaar versmelten. 34. Leg duidelijk uit waarom er op Brownsberg geen goud gewonnen mag worden. 3 pt

(14)

14 35. Aarti hoort haar moeder roepen en daarna een luide knal in de keuken.

Welk geluid veroorzaakt een hogere impulssterkte in de gehoorzenuw van Aarti? Verklaar je antwoord. 2 pt

36. Noem 3 belangrijke verschillen op tussen het hormoonstelsel en zenuwstelsel. 1½ pt 37.Bij sommige vlindersoorten is het allel voor zwarte kleur (G) dominant over het allel voor grijze kleur (g).

Het allel voor brede vleugels (B) is dominant over dat voor vleugelstompjes (b). De genen voor hun lichaamskleur en vleugelvorm liggen in hetzelfde chromosomenpaar.

Een zwart vrouwtje met brede vleugels, dat voor beide eigenschappen homozygoot is, wordt gekruist met een grijs mannetje met vleugelstompjes. De F1 nakomelingen planten zich

onderling voort.

Toon aan de hand van een kruisingsschema wat de kans is op een nakomeling met grijze vleugels en vleugelstompjes in de F2. 4 pt.

38. In onderstaande afbeelding wordt schematisch de bouw van een stukje van de dunne darm weergegeven. Drie delen zijn genummerd.

A. In welk deel worden vetten, die uit grote vetzuurmoleculen zijn gevormd, opgenomen? 1 pt

(15)

15 39 A. Nevenstaande afbeelding stelt een

dwarsdoorsnede voor van het hart. Er zijn vier delen genummerd. Met welk nummer is het deel

aangegeven waarin het zuurstofarme bloed het eerst terechtkomt?

Leg je antwoord uit. 2pt

B. In welk deel komt ingeademde nicotine (uit sigarettenrook) het eerst terecht? Leg je antwoord uit. 2 pt

40 A. Welke rol speelt de lever bij het constant houden van het glucose gehalte van het bloed? Motiveer je antwoord. 2 pt

B. Leg uit in welk aanvoerend bloedvat van de lever het glucosegehalte sterk kan variëren? 2 pt

(16)

16

Antwoordformulier

Datum: 30 juli 2015

Naam:____________________ Ex. Nr.______ Klas:_______ Cijfer:

1 ½ pt 33A. ... ... 2 pt 33B... ... 3 pt 34... ... ... ... 2 pt 35... ... ... ... 1 ½ pt 36... ... ... ... 4 pt 37... ... ... ... ... ... 1 pt 38 A. In deel... 3 pt 38 B... ... ... 2 pt 39 A... ... 2 pt 39 B... ... 2 pt 40 A... ... 2pt 40 B. In... ... ... A B C D 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 A B C D 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 A B C D 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 A B C D 31 32

(17)

17 Herexamen HAVO: donderdag 30 juli 2015

Correctiemodel Mc.vragen 1. A 9. D 17. D 25. C 2. B 10. B 18. A 26. A 3. A 11. A 19. C 27. B 4. C 12. C 20. C 28. C 5. D 13. C 21. D 29. B 6. C 14. B 22. B 30. A 7. D 15. D 23. A 31. B 8. C 16. B 24. D 32. B Open vragen:

33 A. Nee, het is een windbloem omdat het onopvallende kleuren heeft; meeldraden en stamper steken buiten de bloem uit. 1 ½ pt

B. Versmelting voortplantingskern met poolkernen: 3n of triploïd weefsel of kiemwit 1pt Versmelting voortplantingskern met eicel: zygote 1pt

34. Het is een beschermd gebied; natuurreservaat voor dieren en planten anders verlies je diversiteit van planten en dieren en genetisch materiaal. 3 pt

35. Geen van ze omdat de impulssterkte bij alle zenuwcellen gelijk is. 2 pt 36. Verschillen: 1 ½ pt

1. Hormonen werken langzaam en langdurig: zenuwstelsel kort en snelle werking 2. Hormonen worden door het bloed vervoerd; impulsen gaan via zenuwen. 3. Hormonen zijn chemisch van aard; impulsen worden electrisch gestuurd. 37. G: zwarte kleur g: grijze kleur B: brede vleugels b: vleugelstompjes P1: zwart, breed X grijs, vleugelstompjes

G B g b

G B g b Gesl.cel: G B g b

F1: G B → genotypen 100% zwartbreed → fenotypen 2 pt

g b

P2: G B x G B g b g b gesl.c: G B, g b G B, g b

(18)

18

F2: G B G B g b G B : g b : g b

1 : 2 : 1 Verhouding fenotypen: zwartbreed: grijsstomp

3 : 1

Kans op een nakomeling met grijze vleugelstompjes ¼ 2 pt

38 A. In deel 1 1pt

38 B. Er vindt selectieve opname plaats van voedingsstoffen vandaar dat er intensieve

dissimilatie geschiedt en er veel mitochondriën zijn voor het vrijmaken van energie. 3 pt 39 A. In deel 1 omdat in de rechterboezem bloed instroomt uit de onderste en bovenste holle ader en in deze bloedvaten stroomt bloed dat al door het lichaam is geweest en de meeste zuurstof aan organen heeft afgestaan. 2 pt

39 B. In deel 3 omdat in de linkerboezem bloed van de longen via de longaders stroomt naar het hart. In het haarvatennet van de longen wordt de nicotine opgenomen. 2 pt

40 A. De lever haalt overtollige en afvalstoffen uit het bloed of voegt bepaalde stoffen toe aan het bij een tekort vb. glucose bij overschot uit het bloed gehaald en opgeslagen als glycogeen maar bij gebrek aan glucose wordt glycogeen omgezet in glucose en dan aan het bloed toegevoegd. 2 pt

40 B. In de poortader omdat na opname van voedingsstoffen uit het darmkanaal deze via genoemde ader in de lever terechtkomen. Na een koolhydraatrijke maaltijd zal de glucoseconcentratie hoog zijn maar na een koolhydraatarme maaltijd is de glucose concentratie juist laag. 2 pt

Cijfer = 32 x 2 + 26 + 10 10

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thans staat de afdeling klinische chemie van het VUmc aan de vooravond van de in gebruik neming van een mo- dulair analysesysteem, wat ons niet alleen in staat moet stellen om de

Echter als je berekent hoe enorm veel lucht de dieren inademen, gecombineerd met de lage luchttemperaturen, dan blijkt dat rendieren in staat zijn om voldoende koele lucht in

– Granulocyt (fagocyteren van bacteriën) – Monocyt (aspecifieke afweer). – T-lymfocyt (specifieke afweer) – B-lymfocyt

 door aders stroomt het bloed van de organen terug naar het hart.  de wanden van aders zijn dunner dan slagaders en

Er staat namelijk niet: “Alleen vlees met zijn bloed zult gij niet eten”, maar “alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten”.. Over een plant wordt in de

Sensationeel: In bloed drijft zo veel rond, dat je je afvraagt, hoe alles ruimte heeft. Vul de woorden

Zo zijn in de haarvaten van de lever de openingen tussen de endotheelcellen relatief groot, terwijl deze in de hersenen op de meeste plekken zeer klein zijn en voorzien van..

In het schema in afbeelding 13 is de opname in het bloed, de afgifte aan de lever en de verwerking van glucose, tri-acylglycerol (TAG) en vetzuren (VZ), zoals die in periode