• No results found

Fycologische notities, 1. Sphacelaria plumigera in Zeeland. (Phycological notes, 1. Sphacelaria plumigera in the province of Zeeland)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fycologische notities, 1. Sphacelaria plumigera in Zeeland. (Phycological notes, 1. Sphacelaria plumigera in the province of Zeeland)"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

81

Fycologische Notities, 1, Sphacelaria plumigera in Zeeland

door

C. den Hartog

(Hydrobiologisch Instituut, afd. Delta-onderzoek, Yerseke)

In augustus 1950 werden door de deelnemersvan hetkampvan de

Strand-werkgemeenschap op verscheidene plaatsen langs de zuiddijk van Schouwen fraaie veervormig vertakte bruinwiertjes gevonden. Hoewel hetmeegebrachte materiaal steriel was, werd hetgedetermineerdalsChaetopteris plumosa (Lyngb.) Kütz. (KOSTER, 3). Twijfel aan de juistheid van deze determinatie ontstond

pas, toenik inapril 1954bij Vlissingen eengrootaantalexemplaren verzamelde van een overeenkomstig bruinwier, maar nu rijkelijk voorzien van

unilocu-lairesporangiën (DEN HARTOG, 1). Derangschikking van de sporangiën op korte pedicellen

langs de primaire zijtakken maakteduidelijk, dat ik niet te doen had met Sphacelaria plumosa Lyngb. [= Chaetopteris plumosa (Lyngb.) Kütz.], maarmet de nogweinig bekende S.plumigera Holmes, in Grevillea

11, 1883, p. 141. In de late wintervan 1962 werd het bruine veertjeswier op Schouwenteruggevonden, nu met talrijke uniloculaire sporangiën. Ook dit materiaal behoorde zonder twijfel tot S.plumigera. De soort S.plumosa kan hierdoor uitonze flora wordengeschrapt.

De verschillentussen S.plumigera en S.plumosa zijn evident. S.plumigera draagt haar uniloculairesporangiën

opéén cellange pedicellen opdeprimaire zijtakken, welke de alg het veervormig uiterlijk verlenen. S.plumosa daaren tegen draagt haar sporangiën op speciale korte secundaire zijtakjes, stichi-diëngenaamd, welke uit de rhizoidale schors rond de hoofdasontspringen.

(2)

82

Ook in vegetatieve toestand kunnen beide soorten onderscheiden worden. Bij S. plumigera wordt de rhizoidalecortex rond de hoofdasgevormd door naarbenedengroeiende rhizoiden, afkomstig van diametraaltegenover elkaar, in het vlak van de primaire distichezijtakken gelegen cellen. Bij S.plumosa echter nemenalle cellen rond de hoofdas deelaande vorming van de cortex. Ditkenmerk, ontdekt door SAUVAGEAU (4, p. 113, fig. 22), is door WAERN(6,

p. 405-409; 7,p. 99-100) enTAYLOR (5, p. 122) toegepast voor het determi-nerenvan steriel materiaalvan de Oostzee ende Atlantische kust van Noord-Amerika. Daar de planten evenwel dikwijls dicht bezet zijn met diatomeeën

en protozoën-kolonies, is het niet altijd eenvoudig van dit kenmerk gebruik te maken.

Overzicht van de vindplaatsen.

De nummers van de vindplaatsen komen overeen met de nummers op de verspreidingskaart (fig. 1).

1. Schouwen, Dreischor, dijk langs de Grevelingen; slechts enkeleplantjes bij de spring-eblijn, 7 maart 1962.

2. Schouwen, Westbout, zeer talrijk in het hoogste deelvan het sublittoraal, 20-26

aug. 1950, 26 febr. 1962.

3. Schouwen, dijk bij de Cauwersinlaag, algemeen in het hoogste deel van het sublittoraal, 20-26

aug. 1950.

4. Tholen, Gorishoek, bij zeerlage waterstandenige exemplaren droogvallend, 28 febr. 1962.

5. Noord-Beveland, Katse Hoek, vrij talrijk in devegetatie vanLaminaria sac-charina (L.) Lamour., 9 maart 1962.

Fig. 1.Verspreiding van in Zeeland. De dikke zwartelijnenvormen

de binnenwaartse begrenzingvan heteuhalinicum. Sphacelaria plumigera

(3)

83

6. Noord-Beveland, pier bij de vissershaven van Colijnsplaat, zeer algemeen

bij de laagwaterlijn en dieper, 9 maart 1962.

7. Noord-Beveland, pier bij de AnnaFrisopoldertennoordenvanKamperland; enkeleexemplaren

opmet zand overspoelde stenen bij delaagwaterlijn, 27 febr. 1962.

8. Walcheren, Vlissingen, op steenvelden en veen ten oosten van de

Nolle-dijk, zeer algemeen bij de springlaagwaterlijn, 4april 1954, 6 maart 1962.

Oecologie.

Sphacelaria plumigerakomt slechtsvoor in hethoogste gedeelte vanhet sub-littoraalenin het allerlaagste deelvanhet eulittoraal. Slechtsgedurende spring-eb vallen de hethoogst groeiende plantjes droog. Allevindplaatsen in Zeeland hebben metelkaar gemeen, dat het substraat min ofmeer is overdekt door

een dunlaagje sediment, dat kan variërenvanfijn slib totzand. Over het al-gemeen prefereert S. plumigera rustige plaatsen. Op meer aan de branding blootgestelde plaatsen, als de Westbouten de pier bij de Anna Frisopolder vindenwedesoortimmeropde luwsteplekken. De aldaar voorkomende zand-overspoeling is evenwel een indicatie voor het ruwere milieu. S. plumigera komt voor in verscheidene wierassociaties, doch het meest frequent is ze in het Polysiphonieto-Chaetomorphetum, de uit fijne boompjes- en struikalgen

samengestelde associaties in hetlaagwaterlijngebied, waarin Ceramium rubrum (Huds.) Ag., Cladophora rupestris (L.) Kütz., Chaetomorpha aerea(Dillw.)

Kütz., Polysiphonia nigrescens (Sm.)Grev.enPhyllophora membranifolia (Good.

etWoodw.) J.Ag. in Zeeland demeest abundante soorten zijn. Bij Dreischor, deCauwersinlaag en Gorishoek vond ik de soort bovendien in het Codieto-Hypoglossetum, een sublittoralegemeenschap, waarin Codiumfragile (Sur.) Har. domineert,en vergezeld wordtvan Hypoglossum woodwardiiKütz., Dic-tyota dichotoma(Huds.) Lamour.en Griffithsia devoniensis Harv. Bij Katse Hoek werd S.plumigera hoofdzakelijk aangetroffen in de

ondergroei vaneen

vegetatie vanLaminariasaccharina, welke hetCodieto-Hypoglossetum aldaar meer enmeer verdringt.

Hoewel S.plumigera in deOostzee, zij hetsteriel, in brak watervoorkomt, beperkt de soort zich in het Deltagebied geheel tot het euhalinicum, dat be-grensd wordt door de gemiddelde isohalinevan 16,5 °/

00 Cl' bij hoog water

(DEN HARTOG, 2). Lagerechloridewaardenkunnenvoorkomen, speciaal in voor-en najaar, doch deze verlagingen in

zoutgehalte schijnen de vitaliteitvan de soort niettebeïnvloeden. Ofschoon desoortoverblijvend is,is de reproductie-periode beperkt totde late winteren het voorjaar. Alle materiaal verzameld in februari, maart en april was voorzien van uniloculaire sporangiën; de in

augustus verzameldeplanten waren steriel. Pluriloculairegametangiën zijn niet bekend van dezesoort.

Geographische verspreiding.

S.plumigera behoorttot de kleine groepvan soorten, dielangs de kust van

West-Europa noch een noordelijke, nocheenzuidelijke verspreiding hebben. De soort komt voor in Wales en langs de Engelse zuidkust, doch langs de Franse kust werdze totnu toenietaangetroffen. In hetNoordzeegebied werd

(4)

desoortgevondenopHelgoland, in de Firth of Forthenhet Zeeuwse Deltage-bied, terwijl verder het autochthone voorkomen is vastgesteld in deOslofjord en aan de Zweedseen Deensezijde van hetKattegat. In de Oostzee komen al-leenlosliggende, sterieledwergvormen voor;deze wordennogtotbij deAlands eilandengevonden. Daarnaast is éénopgavebekend vande Amerikaanse kust in Massachusetts.

Literatuur

84

1. C. DEN HARTOG,Theepilithical algal communitiesoccurringalongthecoastof the Nether-lands. Wentia 1, 1959, p. 1-241.

2.

,

Diefaunistische Gliederung im südwest-niederlandischen Deltagebiet. Int.Revue ges. Hydrobiol. 46, 1961, p. 407-418.

3. J.TH. KOSTER, Rareor otherwise interestingmarine Algaefrom the Netherlands. Acta Bot. Neerl. 1, 1952, p. 201-215.

4. C.SAUVAGEAU, Remarcjues surles Sphacélariacées (suite). Journ. de Bot. 15, 1901, p. 105-116.

5. W.R.TAYLOR, Marine Algaeof the Northeastern coast ofNorth America,ed. 2, 1957.

6. M. WAERN, Remarks onsomeSwedish Sphacelariaceae. Svensk Bot. Tidskr. 39, 1945, p. 396-418.

7.

, Rocky-shore Algae

in the Öregrund Archipelago. Acta Phytogeogr. Suec. 30, 1952.

Summary

Sphacelaria plumigera Holmes is reported from8 localities intheprovince of Zeeland (Netherlands).Thedifferences between thisspeciesand S.plumosa Lyngb., withwhich ithas beenconfounded,are

given, and its habitat is described. Thespecies occursin theupper part of the sublittoral and the lowestpartofthe eulittoral,and is uncovered only duringthespring ebb. It shows apreference for sheltered localities and has beenfound in the following algal

communities:Polysiphonieto-Chaetomorphetum, Codieto-Hypoglossetum, and in the vege-tation of Laminaria saccharina. Thespeciesis limited totheeuhalinicum anddoesnotoccur

in the brackishwaters oftheestuaries. Unilocularsporangia havebeen found inFebruary, MarchandApril.Finally thegeographicdistribution of thespeciesis recorded.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gelet op het voorgaande delen wij u mede, dat wij het door u vastgestelde plan tot verbetering van de gezet- te steenbekleding op het dijktraject Baarland-, Zuid-, Everinge-,

aarirneldinqsnotitie inzake de verbetering van de steenbekleding van het dijkvak Westkapelse Zeedijk,:::§3t "em Westkapelle ingezonden, met het verzoek om na te gaan of voor

U kunt de werkzaamheden daarom uitvoeren uitdrukkelijk op de wijze zoals beschreven in de Passende beoordeling Gat van Westkapelle, zonder dat daar een vergunning als bedoeld in

Op 3 maart 2011 ontvingen wij uw brief waarin u vraagt of voor het doen van een experiment met een nieuw type bodemstabiliserend materiaal een vergunning Natuurbeschermingswet

Aan Rijkswaterstaat Zeeland, pia Kanaalweg 1 te Middelburg, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,

Bij het gebruik maken van deze ontheffing moet zoveel mogelijk vrije doorgang worden verleend aan het (brom)fietsverkeer en dient een rijsnelheid van maximaal 40 km/u te

Bij uw brief van 1 juli 2010, kenmerk 2010006849 heeft u het projectplan inzake het verbeteren van de ge- zette steenbekleding van het dijkvak Wevers- en Flaauwersinlaag,

Tevens zullen belanghebbenden in de gelegen- heid worden gesteld een zienswijze ten aanzien van uw verzoek naar voren te brengen.. • De vergunningen zullen op grond van de Wet op