• No results found

De impact van narratief versus non-narratief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De impact van narratief versus non-narratief"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE IMPACT VAN NARRATIEF VERSUS NON-NARRATIEF

Masterthesis Graduate School of Communication

Naam: Celine Elsenhout Studentnummer: 10126554 Studie: Communicatiewetenschap, track Persuasieve Communicatie

Begeleider: Gert-Jan de Bruijn Datum: 27 juni 2014

(2)

1 Samenvatting

Het gegeven dat het aantal Nederlanders dat een soa heeft opgelopen is toegenomen baart de overheid zorgen, het gaat namelijk om de nationale gezondheid. De overheid probeert door allerlei overheidscampagnes de kennis over de gevolgen van onveilig vrijen kenbaar te maken. Echter wordt men zich steeds meer bewust van het feit dat de zender van de

boodschap hen wil overtuigen tot het doen van een aankoop of het veranderen van hun

gedrag. Zodra men zich hiervan bewust is wil men zichzelf hiertegen beschermen, dit gebeurt door het bieden van weerstand tegen de boodschap. Er zijn inmiddels tal van onderzoeken uitgevoerd om er achter te komen op welke wijze de zenders van de boodschap de weerstand van de ontvangers kan doen laten afnemen. Wat echter nog niet onderzocht is, is welk effect anticipated regret op de relatie tussen het gebruik van een narratief en de intentie om veilig te vrijen heeft. Aan de hand hiervan is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

OV: In hoeverre heeft het lezen van een narratief effect op de intentie om veilig te vrijen, vergeleken met het lezen van een non-narratief? En speelt de mate van anticipated regret een rol? Uit de resultaten is gebleken dat het effect van een narratief op de intentie om veilig te vrijen niet significant hoger was dan het effect van een non-narratief. Tevens bleek dat een verhaal met anticipated regret niet tot een significant sterkere intentie om veilig te vrijen leidde dan een verhaal zonder anticipated regret. Ten slotte werd er geconcludeerd dat er ook geen significant interactie-effect werd gevonden voor de combinatie type narratief en type anticipated regret. Ondanks het uitblijven van het vinden van significante effecten werd er wel een trendeffect gevonden van type narratief en type anticipated regret. Dit trendeffect vertoonde geheel onverwachte resultaten, het gebruik van een non-narratief zonder

anticipated regret bleek het meest persuasieve effect op de intentie om veilig te vrijen te hebben. Dit blijkt exact het tegenovergestelde te zijn van de verwachtingen die voorafgaand aan het onderzoek zijn opgesteld.

(3)

2 Inhoudsopgave

Inleiding………....3

Theoretisch kader………5

Intentie veilig vrijen.………5

Persuasion knowledge………..7 Entertainment Education………..8 Narratief………9 Anticipated regret………....12 Conceptueel model………..15 Methode………...15 Design………..…15 Participanten……….16 Materialen……….17 Measurements………...17 Procedure………..…19 Resultaten……….20 Schalen………...20 Manipulatiecheck………...21 Controlevariabelen……….…………23 Hypotheses……….23 Conclusie………...25 Discussie………26

Implementaties voor toekomstig onderzoek………..27

Literatuurlijst………...29

(4)

3 De invloed van narratief versus non-narratief op de intentie om veilig te vrijen.

De meeste Nederlanders zijn hoogst waarschijnlijk wel bekend met de

televisiecommercial van Dance4life, waarin internationaal topmodel Doutzen Kroes vertelt dat zij hiv-positief is. Ze vervolgt door te vertellen dat dit niet haar verhaal is, maar dat van iemand die niet in staat is om het zelf te vertellen. Het meisje waar het verhaal eigenlijk over gaat durfde uiteindelijk toch niet met haar verhaal naar buiten te treden, omdat zij bang was dat het niet goed zou vallen in haar omgeving. Met de campagne Mijn verhaal wil Dance4life hiv bespreekbaar maken. Er zijn echter nog steeds veel verhalen die niet verteld worden, zelfs niet in Nederland. Dance4life-ambassadrice Doutzen Kroes spreekt namens jongeren die dit zelf niet durven vanwege vooroordelen en taboes.

Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (soa’s) blijven anno nu een veel voorkomend onderwerp in de Nederlandse media. Zo komt uit de gegevens van de Thermometer Seksuele Gezondheid 2012 naar voren, dat er een toename van 7% ten opzichte van 2011 blijkt te zijn van het aantal Nederlanders dat een soa-test laat uitvoeren. Het feit dat meer Nederlanders zich laten testen zou een positieve ontwikkeling kunnen zijn, er blijkt echter ook sprake te zijn van een toename van het aantal aangetroffen soa’s. In 2011 had van gemiddeld 14% van de personen die zich lieten testen, tenminste één iemand een soa, dit is inmiddels toegenomen tot 15% (“Thermometer seksuele gezondheid”, 2013). Het feit dat het aantal aangetroffen soa’s is toegenomen benadrukt dat het zeer relevant is om dit onderwerp onder de aandacht te

brengen, het is namelijk een kwestie van de nationale gezondheid.

De Nederlandse overheid subsidieert om deze reden diverse organisaties die zich focussen op de preventie van soa’s, zoals Soa Aids Nederland en Hiv Vereniging Nederland. Deze organisaties hebben over de jaren heen diverse campagnes gevoerd om jongeren bewust te maken van de risico’s van onveilig vrijen, waaronder via verschillende printcampagnes,

(5)

4 radiocampagnes en televisiecampagnes. Echter worden mensen zich steeds meer bewust van het feit dat de zender van de boodschap hen wil overtuigen tot het doen van een aankoop of het veranderen van hun gedrag. Deze mate van bewust zijn wordt persuasion knowledge genoemd en is één van de redenen van het ontstaan van weerstand bij de ontvanger tegenover de boodschap. Nog een reden voor deze weerstand is dat de ontvangers de overtuigingspoging als een bedreiging van hun vrijheid zien, ze willen zelf keuzes maken en niet beïnvloedt worden. De laatste reden voor het ontstaan van weerstand is de persoonlijke kenmerken, sommige individuen zijn van nature wantrouwend en sceptisch ten opzichte van informatie waaraan ze worden blootgesteld. Deze heersende weerstand maakt het voor zender lastig om hun doel te kunnen verwezenlijken, zij maken om deze reden gebruik van diverse strategieën om weerstand te verlagen. De strategie die in dit onderzoek centraal staat is het gebruik van een narratief om een educatieve boodschap te verhullen, dit houdt in dat een educatieve boodschap verwerkt wordt in een verhaallijn, scene of aflevering van een

entertainmentprogramma of een ander entertainmentplatform.

Over de jaren heen zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd over de effecten van verschillende soa-campagnes (Noar, Palmgreen, Chabot, Dobransky, & Zimmerman, 2009). De mate waarin individuen anticipated regret ervaren betreft het onderwerp veilig vrijen, heeft een belangrijke invloed op de intentie om veilig te vrijen. Wat echter nog niet onderzocht is, is welk effect anticipated regret op de relatie tussen het gebruik van een narratief en de intentie om veilig te vrijen heeft. Het gebrek aan literatuur over de zojuist beschreven combinatie van variabelen heeft tot de volgende onderzoeksvraag geleidt: OV: In hoeverre heeft het lezen van een narratief effect op de intentie om veilig te vrijen, vergeleken met het lezen van een non-narratief? En speelt de mate van anticipated regret een rol?

(6)

5 De beantwoording van de onderzoeksvraag is bovendien essentieel voor de

Nederlandse overheid en gezondheidsinstanties. De resultaten van dit onderzoek kunnen immers inzicht bieden in welke strategie of combinatie van strategieën het beste gebruikt zou kunnen worden om de gedragsintenties om veilig te vrijen te versterken.

Theoretisch kader Intentie veilig vrijen

Intentie is een veelvuldig onderzochte variabele binnen de communicatiewetenschap. Intentie is namelijk een belangrijke voorwaarde voor gedragsverandering. Naast het

veranderen van de overtuigingen en de attitudes is het veranderen van gedrag het uiteindelijke doel van persuasieve communicatieboodschappen. Volgens de Persuasion Matrix van

McGuire (1964) kunnen de ontvangers van een boodschap enkel overtuigd worden als zij overtuigd worden om een aantal stappen te doorlopen. Gedragsverandering is volgens McGuire (1964) een product van de volgende stappen: aandacht, begrip, attitude, intentie, gedrag en gedragsbehoud. Intentie is hierbij dus een belangrijke uitkomstmaat.

De intentie om een specifieke gedraging uit te voeren, in dit geval het veilig vrijen, is volgens de Theory of Planned Behavior de directe voorspeller van deze gedraging (Ajzen, 1991). De intentie wordt op zijn beurt weer beïnvloedt door de attitude ten opzichte van dit gedrag, de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole. Bij de subjectieve norm draait het om de perceptie van een individu van wat andere individuen vinden van het wel of niet uitvoeren van een specifieke gedraging en in hoeverre hij aan de verwachtingen van anderen in zijn omgeving wil voldoen. Bij de waargenomen gedragscontrole draait het om in hoeverre iemand het als moeilijk of gemakkelijk beoordeelt om de gedraging uit te voeren (Ajzen, 1991). De attitude ten opzichte van veilig vrijen, wordt volgens de theorie beïnvloedt door de overtuiging van de gevolgen van het uitvoeren van het gedrag en de evaluatie van de

(7)

6 gevolgen. Met andere woorden hoe denkt men over de consequenties van veilig vrijen en wat is hun mening over de gevolgen van veilig vrijen.

Volgens het Health Belief Model dient een individu ervan overtuigd te zijn dat hij door het huidige gedrag kans heeft om een soa op te lopen met als gevolg serieuze

gezondheidsproblemen, alvorens hij zal overwegen om het aanbevolen gezondheidsgedrag uit te voeren. Daarnaast dient degene er zeker van te zijn dat de voordelen van het uitvoeren van het aanbevolen gedrag opwegen tegen de nadelen. Zodra het individu de voor- en nadelen goed tegen elkaar af heeft gewogen, zal hij gaan afwegen of hij zijn gedrag wel of niet zal veranderen (Witte & Morisson, 1994).

Het feit dat het aantal personen dat een soa heeft opgelopen toe is genomen baart de overheid zorgen, het gaat namelijk om de nationale gezondheid. De overheid probeert door allerlei overheidscampagnes de kennis over de gevolgen van onveilig vrijen kenbaar te maken. Hierbij is de attitude de belangrijkste determinant die overheidsinstanties door middel van diverse campagnes proberen te beïnvloeden, om zo de intentie om veilig te vrijen te stimuleren met als uiteindelijk doel dat men ook daadwerkelijk veilig zal vrijen (gedrag). Echter kan de overheid nog zo actief zijn in het geven van voorlichting, er blijken toch mensen te zijn die zich bewust zijn van de risico’s, maar evengoed onveilig vrijen. Een verklaring voor het bewust veilig vrijen is dat het gebruik van een condoom meestal niet een prioriteit is, men vindt de daad zelf belangrijker en het ervaren van een prettig gevoel tijdens de daad. Een tweede verklaring voor het bewust onveilig vrijen is de persoonlijke spannings-behoefte (Zuckerman, 2007). Individuen die een hoge spannings-behoefte hebben aan spanning, zoeken bewust risico op, het geeft hen een kick. Het is een extra uitdaging om deze individuen te overtuigen van de relevantie van het veilig vrijen, als dit überhaupt mogelijk is.

(8)

7 Persuasion Knowledge

Zoals in de inleiding al kort aangehaald is, is men steeds meer op de hoogte van de overtuigingspogingen van bedrijven. Men heeft steeds sneller door dat de zender van de boodschap het doel heeft hen te overtuigen tot het doen van een aankoop of het veranderen van hun gedrag. Deze mate van bewust zijn wordt persuasion knowledge genoemd.

Persuasion knowledge wordt gedefinieerd als “De persoonlijke kennis over de gebruikte tactiek in een overtuigingspoging” (Friestad & Wright, 1994). Men gebruikt en ontwikkelt persuasion knowledge, omdat men gemotiveerd is om geldige attitudes te behouden. Om deze attitudes te kunnen behouden dient men informatie te beoordelen op door het gebruik van hun kennis. Daarnaast gebruikt men persuasion knowledge om te kunnen omgaan met

overtuigingspogingen, met andere woorden om controle te hebben op het gevolg. Persuasion knowledge ontwikkelt zich gedurende het leven, de ontwikkeling van persuasion knowledge is afhankelijk van iemands cognitieve vaardigheden en ervaring met overtuiging. Zodra

persuasion knowledge wordt geactiveerd vindt er een change of meaning-principle plaats, waarbij de ontvanger een andere betekenis geeft aan de boodschap nu hij door heeft dat het een overtuigingspoging betreft. Dit wordt gevolgd door detachment, oftewel het letterlijk afstand nemen van de boodschap (Friestad & Wright, 1994).

Persuasion knowledge is één van de reden voor het ontstaan van weerstand bij de ontvanger van de boodschap zodra hij doorkrijgt dat de zender het doel heeft om hem te overtuigen.

Het begrip weerstand wordt omschreven als:

-“Het vermogen om een persuasieve aanval te weerstaan” (McGuire,1964). -“ Een reactie tegen verandering” (Knowles & Linn, 2004).

(9)

8 Nog een reden voor het ontstaan van weerstand bij de ontvanger is dat de ontvanger de

overtuigingspoging als een bedreiging van zijn vrijheid ziet, men wil zelf keuzes maken en niet beïnvloedt worden. De laatste reden voor het ontstaan van weerstand is de persoonlijke kenmerken en ervaringen, sommige individuen zijn van nature wantrouwend en sceptisch ten opzichte van informatie waaraan ze worden blootgesteld. De ontvanger heeft als doel het verhogen van weerstand en het verminderen van overtuiging. De ontvanger weerstaat overtuiging doormiddel van selectieve aandacht tonen voor (onderdelen van) de boodschap, vermijding van de boodschap of het vormen van tegenargumenten (Knowles & Linn, 2004). Deze heersende weerstand maakt het voor de zender lastig om zijn doel te kunnen verwezenlijken. Het doel van de zender is namelijk juist het overkomen/verminderen van weerstand en om overtuiging te verhogen. De zender probeert weerstand te overkomen door garanties te geven, tweezijdige boodschappen te gebruiken, af te leiden van de weerstand of door het gebruik van nieuwe subtiele advertentieformats. Tijdens dit onderzoek ligt de focus op het gebruik van nieuwe subtiele advertentieformats om een boodschap meer te verhullen en zo de weerstand van de ontvanger ten opzichte van de boodschap te verlagen.

Entertainment Education

Zenders kunnen ervoor kiezen om hun boodschap op verschillende manieren naar hun doelgroep communiceren. Men kan besluiten om de boodschap feitelijk te vermelden, oftewel op een non-narratieve manier. Of men kan ervoor kiezen om de boodschap op een verhalende manier te communiceren, oftewel op een narratieve manier. Het communiceren van de

boodschap door middel van een narratief is een vorm van Entertainment Education.

Entertainment Education is een veel gebruikte strategie waarbij gezondheidsboodschappen en educatieve boodschappen geïntrigeerd worden in populaire entertainment media, met als doel het op een positieve beïnvloeden van bewustzijn, kennis, attitudes en /of gedrag (Kaiser Family Foundation, 2004).

(10)

9 Entertainment Education is een goed voorbeeld van de eerder besproken nieuwe subtiele advertentieformats die door zenders gebruikt worden om de weerstand van de

ontvanger te overkomen. Entertainment Education boodschappen worden veelvuldig gebruikt voor het beïnvloeden van de kennis en houding ten opzichte van diverse onderwerpen zoals Hiv preventie, condoomgebruik, huiselijk geweld en andere sociale kwesties. Met de Social Learning Theory van Bandura (1977) als basis, wordt er bij Entertainment Education een idee, zoals familie uitbreiding, door middel van drama gepresenteerd in een amuserende context en worden er lessen gegeven over de beloningen van een nieuw gedrag en de nadelen van een oude gedraging. Volgens de Social Learning Theory leert men van een goed voorbeeld, zoals een ouder of een rolmodel in het echte leven, maar ook als dit een karakter is.

Er is ontzettend veel onderzoek gedaan naar de effecten van Entertainment Education. Zo is het verwerken van een boodschap over condoomgebruik in de bekende comedyserie Friends onderzocht (Collins, Elliott, Berry, Kanouse, & Hunter, 2003) en het verwerken van een verhaallijn over Hiv in de wereldberoemde dramaserie The Bold & The Beautiful

(Kennedy, O’Leary, Beck, Pollard, & Simpson, 2004). Deze en andere onderzoeken tonen aan dat de verwerking van pro sociale boodschappen in vermakende televisieprogramma’s het bewustzijn en de attitudes van de betreffende onderwerpen kan beïnvloeden. Er wordt zelfs gesteld dat Entertainment Education op een effectievere manier attitudes en gedrag kan beïnvloeden dan de traditionele persuasieve boodschappen, door minder weerstand op te roepen ten opzichte van de in een narratief verwerkte persuasieve boodschap. Zo stellen onderzoekers dat de verwerking van sociaal verantwoordelijke boodschappen in vermakelijke media een potentiële krachtige methode is om seksueel gedrag te beïnvloeden. De reden hiervoor is dat het promoten van specifiek gedrag op deze wijze minder opvalt dan via een reclame van de overheid, waardoor de kans kleiner is dat men weerstand zal bieden ten opzichte van de boodschap (Brown & Walsh-Childers, 2002, p. 459). Bovendien wordt het

(11)

10 potentieel van Entertainment Education om weerstand te verminderen ook op theoretisch gebied bevestigd (Bandura, 2004; Slater & Rouner, 2002).

Narratief

De Entertainment Education strategie die in dit onderzoek centraal staat is het gebruik van een narratief. Bij het gebruik van een narratief kiest de zender van de boodschap ervoor om een educatieve boodschap te verhullen, dit betekent dat een educatieve boodschap verwerkt wordt in een verhaallijn, scene of aflevering van een entertainmentprogramma of een ander entertainmentplatform. Het doel van een narratieve boodschap is het promoten van gezonde gedragingen door middel van emotioneel aantrekkelijke informatie, bijvoorbeeld door de persoonlijke ervaringen van één of meer individuen te tonen. Het tegenovergestelde van een narratief is een non-narratief, hierbij wordt de feitelijke educatieve boodschap gecommuniceerd zonder deze in een verhaal te verwerken. Een voorbeeld hiervan zijn de overheidscampagnes betreffende veilig vrijen (Knowles & Linn, 2004).

Er zijn vier aspecten van een narratief die de mate van verwerking van de boodschap door de ontvanger beïnvloeden, namelijk transportatie, identificatie, waargenomen gelijkenis en sociale interactie. Overheidsinstanties en andere organisaties trachten hun boodschap via verscheidene mediakanalen te verspreiden om een groot bereik te generen. Een belangrijk aspect van deze media is dat de inhoud de ontvanger dient mee te nemen naar een andere wereld, een alternatieve wereld (Green, Brock & Kaufman, 2004). Dit beschreven proces van het opgaan in een verhaallijn die buiten de eigen realiteit van een individu valt, wordt

transportatie naar een narratieve wereld genoemd (Green & Brock, 2000; Green & Brock, 2002). Transportatie betreft dus de mate waarin een persoon opgaat in het verhaal en daarbij de werkelijkheid uit het oog verliest. De werking van transportatie is gebaseerd op het opgaan in de narratieve wereld, amusement door de gunstige wijze van mediablootstelling en de omstandigheden die de mate van amusement kunnen vergroten of verkleinen.

(12)

11 Transportatie is een belangrijk aspect om identificatie te stimuleren. Volgens Green en Brock (2000) wordt de kans dat men zich sneller kan identificeren met een personage

namelijk vergroot wanneer men helemaal opgaat in het verhaal. De definitie van identificatie is volgens Cohen (2001) als volgt: “Een emotioneel en cognitief proces waarbij een kijker de rol van het personage in het narratief op zich neemt. De kijker vergeet zijn eigen realiteit en wordt tijdelijk het personage, hij neemt daarbij de perspectieven van het personage over”. Identificatie omschrijft dus in hoeverre een persoon zich als het personage voelt, met andere woorden in hoeverre de persoon zich kan identificeren met het personage. Het

identificatieproces omvat vier dimensies namelijk: empathie (gedeelde gevoelens met het personage), cognitief (het delen van het perspectief van het personage), motivatie

(internalisatie van de doelen van het personage) en absorptie (het verlies van zelfbewustzijn tijdens de blootstelling, Cohen, 2001). Cohen beweert dat identificatie een voorwaarde is voor het verkrijgen van mediaeffecten, media zullen alleen effect hebben als men zich kan

identificeren met de personages in de boodschap.

Bij waargenomen gelijkenis draait het om de gemeenschappelijke kenmerken die een persoon waarneemt tussen zichzelf en het personage in de boodschap. De gelijkenis kan verwijzen naar fysieke attributen, demografische variabelen, overtuigingen, persoonlijkheid of waarden. Gelijkenis is een cognitieve schatting van wat iemand gemeen heeft met een

personage, terwijl identificatie zich kenmerkt door gedeelde emoties, empathie en het verlies van zelfbewustzijn. Bij waargenomen gelijkenis behoudt iemand zijn eigen perspectief terwijl hij oordeelt over een personage, terwijl men bij identificatie de rol van het personage

overneemt en gebeurtenissen als een personage ervaren. Het laatste aspect van een narratief is sociale interactie, hierbij wordt het personage een onderdeel van het dagelijks leven van de consument. De consument weet veel over het personage, terwijl het personage niets van de consument weet, dit is vergelijkbaar met de band tussen een beroemdheid en fans. Hoe meer

(13)

12 een narratief de zojuist genoemde aspecten bezit en oproept des te positiever dit voor de verwerking van het narratief is (Moyer‐Gusé & Nabi 2010). Zo stelt Bandura (1986) dat zowel identificatie als waargenomen gelijkenis met een personage het effect van een narratief kan versterken.

Uit het onderzoek van Moyer-Gusé en Nabi (2010) blijkt dat het verwerken van educatieve content in een narratief de weerstand bij de ontvangers van de boodschap verlaagt, ontvangers zien dit type boodschappen namelijk als minder persuasief dan feitelijke

boodschappen. Meerdere onderzoekers pleiten ervoor om een narratief te gebruiken vanwege het feit dat de verhalen een mentale voorstelling in het hoofd van de ontvanger stimuleren. Daarnaast vermindert het gebruik van een narratief de behoefte van de ontvanger om

tegenargumenten te vormen ten opzichte van de boodschap(Green, Brock & Kaufman, 2004). De Extended Elaboration Likelihood Model (E-ELM) stelt bovendien dat wanneer kijkers opgaan in de dramatische elementen van een entertainmentprogramma, zij minder de behoefte hebben om tegenargumenten formuleren ten opzichte van de boodschap (Moyer‐Gusé & Nabi 2010). Uit onderzoeken komt dus naar voren dat het gebruik van een narratief voor een positievere attitude ten opzichte van de boodschap zorgt dan het gebruik van een non-narratief. Op basis van de bovenstaande bevindingen wordt verwacht dat een narratief een overtuigender effect zal hebben dan een non-narratief. Aan de hand hiervan is de volgende hypothese opgesteld:

H1: Een narratief heeft een sterker positief effect op de intentie van jongeren om veilig te vrijen, dan een non-narratief.

Anticipated regret

De intentie om een specifieke gedraging uit te voeren blijkt gestimuleerd te kunnen worden door het concept anticipated regret. Anticipated regret betreft de overtuigingen die

(14)

13 een persoon heeft over of hij wel of geen gevoelens van spijt of boosheid zal ervaren als gevolge van het wel of niet uitvoeren van een bepaald gedrag (Rivis, Sheeran, & Armitage 2009). Anticipated regret is een emotie die vaak is onderzocht in onderzoeken over

beslissingstaken (Connolly & Zeelenberg, 2002). Deze emotiesoort blijkt invloed uit te oefenen op diverse keuzegedragingen (Zeelenberg, 1999). Zo stellen Sheeran en Orbell (1999) dat een hoge mate van anticipated regret mensen kan helpen om hun intenties te vertalen naar gedrag, omdat het niet uitvoeren van hun intentie geassocieerd kan worden met een negatief gevoel.

In de meta-analyse van Sandberg & Conner (2008) zijn verschillende onderzoeken bekeken die wilden ontdekken of anticipated regret een verhogend effect had op het

voorspellen van intentie en gedrag, nadat er rekening gehouden was met de andere variabelen die intentie bepalen (attitude, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole). De

meerderheid van deze onderzoeken zich focusten op risicogedrag op seksueel gebied, wat positief is voor dit huidige onderzoek. De resultaten van het onderzoek van Sandberg & Conner (2008) tonen dat er een sterke relatie blijkt te zijn tussen anticipated regret en intentie. Anticipated regret speelt een significante rol in de voorspelling van de specifieke intentie om veilig te vrijen. Hoe hoger de anticipated regret, hoe meer de intentie om veilig te vrijen toeneemt. Anticipated regret is zelfs een betere voorspeller voor intentie gebleken dan de variabelen uit de Theory of Planned Behavior. Tevens blijkt anticipated regret een goede voorspeller te zijn van toekomstige gedragingen. Gedragingen in het verleden blijkt de sterkste voorspeller te zijn van zowel intentie als gedrag. Er kan dus geconcludeerd worden dat het opnemen van anticipated regret in de Theory of Planned Behavior leidt tot een verbetering van de voorspelling van intentie. Aan de hand van deze bevindingen is de volgende hypothese opgesteld:

(15)

14 H2: De aanwezigheid van anticipated regret in een verhaal leidt tot een sterkere intentie om veilig te vrijen dan wanneer anticipated regret niet aanwezig is.

Voorgaande onderzoeken hebben duidelijk vaker het effect van anticipated regret onderzocht op intenties, echter is er een gebrek aan onderzoek betreft welk effect deze emotiesoort op de relatie tussen het gebruik van een narratief en de intenties om veilig te vrijen heeft. Op basis van het feit dat zowel een narratieve boodschap als anticipated regret afzonderlijk de intentie om veilig te vrijen verhogen, verwachten we dat anticipated regret het effect van een narratieve boodschap op de intentie kan versterkten. Daarnaast blijkt uit

onderzoek dat een ander persuasief element, namelijk een counterfactual, het effect van narratieve informatie versterkt. Het verwerken van een counterfactual, dit betreft het omschrijven van iets dat niet gebeurd is maar had of zal kunnen gebeuren onder andere

omstandigheden, in een boodschap vergroot namelijk de persuasieve impact van een narratief. (Tal‐Or, Boninger, Poran, & Gleicher, 2004). Er is dus bewijs dat een narratieve boodschap interacteert met andere elementen in de boodschap en wel op zo een wijze dat het narratief nog persuasiever wordt, aan de hand van dit gegeven verwachten we dat anticipated regret ditzelfde effect zal hebben. Anticipated regret zal om de zojuist genoemde redenen als een mogelijke moderator worden meegenomen in dit onderzoek. Verwacht wordt dat individuen die een hoge mate van anticipated regret hebben van het niet hebben van veilige seks een hogere intentie zullen hebben om veilig te vrijen. Aan de hand hiervan zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H3a: Een narratief plus anticipated regret leidt tot het meest persuasieve effect op de intentie om veilig te vrijen vergeleken met een narratief zonder anticipated regret, een non-narratief zonder anticipated regret en een non-narratief met anticipated regret.

(16)

15

Anticipated regret

H3b: Een non-narratief met anticipated regret heeft een even sterk persuasief effect op de intentie om veilig te vrijen als een narratief zonder anticipated regret.

Conceptueel model

Het conceptueel model dat bij dit onderzoek gebruikt zal worden en dat getoetst zal worden, ziet er compleet met de hypotheses aangegeven als volgt uit:

Methode

Design

In dit onderzoek werd het effect van een narratieve boodschap versus een non-narratieve boodschap op de intentie om veilig te vrijen onderzocht doormiddel van een experiment. Tevens werd er onderzocht of de variabele anticipated regret dit effect zou kunnen versterken of verzwakken. Het experimentele design van dit onderzoek was een 2 (narratieve tekst versus non-narratieve tekst) x 2 (hoge mate van anticipated regret versus lage mate van anticipated regret). Het ging om een 1-factorieel between-subjects design met

Narratief

vs

Non-narratief

Intentie veilig vrijen

H1

H3a

H2

(17)

16 vier condities: in de eerste conditie kregen de participanten een narratief te lezen (Nar). In de tweede conditie kregen de participanten een narratief met anticipated regret te lezen

(Nar+AR). In de derde conditie kreeg men een non-narratief te lezen (N-nar) en in de vierde conditie kreeg men een non-narratief met anticipated regret te lezen (N-nar+AR). De afhankelijke variabele intentie tot veilig vrijen werd achteraf gaand aan de experimentele condities gemeten aan de hand van een vragenlijst. Afsluitend werd de manipulatiecheck door middel van een vragenlijst gecontroleerd.

Participanten

Dit onderzoek is uitgevoerd onder 149 jongeren tussen de 18 en 30 jaar, van deze responses zijn er 42 verwijderd. Het gaat hierbij om 5 participanten die niet binnen de doelgroep vielen en 37 participanten die het onderzoek niet voltooid hadden. Voor dit onderzoek zijn uiteindelijk 107 complete responses verzameld. De steekproef bestond in totaal uit 71 vrouwen (66,4%) en 36 mannen (33,6%). De gemiddelde leeftijd van de participanten is 23,56 jaar (M= 24; SD= 3,28, Range=12). De participanten werden in het experiment random toegewezen aan één van de vier condities (Nar, Nar+AR, nar of N-nar+AR). Voor het experiment zijn de participanten op leeftijd geselecteerd. De doelgroep van dit onderzoek is jongeren, volgens de Europese regelgeving worden jongeren

gedefinieerd als 15 tot 30 jarige individuen (Europa.eu, 2006). Aangezien dit onderzoek seksuele content bevat, het gaat namelijk om soa’s als gevolg van onveilig vrijen, is er echter enkel met jongeren vanaf 18 jaar gewerkt omdat er anders toestemming van de ouders nodig zou zijn voor hun deelname (Europa.eu, 2006). De participanten zijn via social media en email benaderd door middel van de aankondiging (zie Appendix A) en mochten het onderzoek op een zelf uitgekozen locatie uitvoeren.

(18)

17 Materialen

Tijdens het onderzoek kregen de participanten een narratief, een narratief met anticipated regret, een non-narratief of een non-narratief met anticipated regret te lezen krijgen in Qualtrics. Alle teksten die in het experiment gebruikt zijn, zijn een combinatie van deels verzonnen verhalen en bestaande informatie die via het internet is verzameld, door gebruik van de zoektermen: Aids, Hiv, campagne, Dance for life, gezondheidscampagne.

Measurements

Anticipated regret. Bij anticipated regret wordt gemeten hoe zeer iemand gevoelens van spijt denkt te zullen ervaren indien zij in dit geval een soa zullen oplopen als gevolg van onveilig vrijen. Dit onderdeel is gemeten door middel van twee stellingen, de eerste stelling is gebaseerd op onderzoek van Ziarnowski (2009) en luidt als volgt: “Hoeveel spijt zou je hebben als je op kort termijn een soa zou oplopen als gevolg van onveilig vrijen?” Waar proefpersonen op een schaal van 1 (weinig spijt) tot 5 (veel spijt) moesten antwoorden. Daarnaast werd dit onderdeel gemeten aan de hand van een tweede stelling gebaseerd op de Theory of Planned Behavior van Ajzen (1985, 1991): “Hoe zou je je voelen na het hebben van onveilige seks?” De participanten konden hierop aan de hand van een drie semantische

differentiaalschaal antwoorden: aangenaam-onaangenaam, fijn-verschrikkelijk, goed-slecht. De antwoorden op deze schaal bepaalden samen de mate van anticipated regret (M = 4,08, SD = 0,99, a = 0,96). Een hoge score betekent dat een persoon veel spijt zal ervaren als hij of zij een soa op zou lopen als gevolg van onveilig vrijen en een lage score betekent dat een persoon weinig spijt zal ervaren als hij of zij een soa op zou lopen als gevolg van onveilig vrijen.

Intentie veilig vrijen. Bij intentie veilig vrijen wordt gemeten hoe zeer iemand na het lezen van een narratief van plan is om vanaf dat moment veilig te gaan vrijen. Dit onderdeel

(19)

18 werd gemeten aan de hand van drie stellingen gebaseerd op de Theory of Planned Behavior van Ajzen (1985, 1991) de eerste stelling is: “Ik ben van plan om veilig te zullen vrijen met toekomstige sekspartners” De tweede stelling is: “Ik ben er zeker van dat ik vanaf nu veilig zal vrijen.” En de derde stelling luidt: “Het is waarschijnlijk dat ik vanaf nu veilig zal vrijen.”

Daarnaast werd dit onderdeel door een stelling gemeten die de intentie tot veilig vrijen aan de hand van de intentie tot het hebben van interpersoonlijke communicatie over veilig vrijen meet, deze laatste stelling luidt: “Ik denk dat ik het onderwerp veilig vrijen

(condoomgebruik) met een toekomstige sekspartner zal bespreken.” Waar participanten op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens) moesten antwoorden. De score op intentie veilig vrijen werd berekend door het gemiddelde van de vier stellingen te nemen (M = 4,15, SD = 1,06, a = 0,92). Een hoge score betekent dat een persoon de intentie heeft om vaker veilig te vrijen en een lage score betekent dat een persoon nauwelijks tot geen intentie heeft om veilig te vrijen.

Tekstrelevantie. Bij tekstrelevantie werd de participanten vier stellingen betreffende de tekstrelevantie voorgelegd, om vervolgens te bekijken of deze variabele correleert met de afhankelijke variabele, intentie om veilig te vrijen. De eerste stelling is: “Ik vind de tekst persoonlijk”, de tweede stelling luidt: “ Ik vind de tekst feitelijk”, gevolgd door de derde stelling: “Ik voel me betrokken bij het verhaal” en de laatste stelling: “Ik voel me betrokken bij het personage/de personages.” Waar participanten op een schaal van 1(helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens) moesten antwoorden. De score op tekstrelevantie werd berekend door het gemiddelde van de vier stellingen te nemen (M = 2,86, SD = 1,01, a = 0,75).

(20)

19 Procedure

Dit onderzoek is in de vorm van een online experiment uitgevoerd. Op het moment dat de participanten met het onderzoek begonnen werden zij in het beginscherm verwelkomd en werd uitgelegd uit welke onderdelen het onderzoek is opgebouwd en hoeveel tijd het in beslag neemt. Vervolgens kregen de participanten een informed consent formulier te lezen waarin men werd gewezen op het feit dat participanten anoniem blijven en dat de deelname vrijwillig is. Participanten dienden aan te geven of ze akkoord gaan met deelname aan het onderzoek (zie appendix B). Daarna werd geïnformeerd naar het geslacht en de leeftijd van de

participanten om vast te stellen of zij mogen deelnemen aan het onderzoek. Als bleek dat een respondent niet in de leeftijdscategorie 18 tot 30 jaar zat, werd het onderzoek afgebroken.

Vervolgens kregen de participanten willenkeurig het narratief, het narratief met anticipated regret, het non-narratief of het non-narratief met anticipated regret te lezen krijgen (zie appendix C). Na het lezen van één van de vier teksten kregen alle participanten een aantal stellingen te zien die hun intentie om veilig te vrijen en de mate van anticipated regret bepaalden. Om af te sluiten werd de manipulatiecheck nog gecontroleerd aan de hand van enkele stellingen. Daarna belandden de participanten bij het eindscherm waar zij bedankt werden voor hun deelname en door konden klikken naar het laatste scherm met de debriefing (zie appendix D). Hierin werd uitgelegd wat het doel van het experiment is en werd vermeld dat de materialen niet getoond werden om bepaalde ideeën of gedragingen te promoten, maar om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Afsluitend werd verzocht dat de

participanten niet met medestudenten over het onderzoek praten om te voorkomen dat hun reactie vooraf beïnvloed zou kunnen worden.

(21)

20 Resultaten

Schalen

Om de schalen anticipated regret, intentie tot veilig vrijen en de schaal tekstrelevantie (controle variabele) te kunnen bekijken zijn verschillende items samengevoegd en is er naar de M, SD en α van de schalen gekeken. Voor de schaal anticipated regret zijn de items SpijtA_1 tot en met SpijtB_3 samengevoegd. Na het uitvoeren van een Principal Components Analysis is gebleken dat alle vier de items, gebruikt om anticipated regret te meten, één factor vormen (EV = 2,8; R2 = 0,70). Voor de schaal intentie tot veilig vrijen zijn de items Intentie_1 tot en met Intentie_4 samengevoegd. Uit de Principal Components Analysis is gebleken dat alle vier de items samen één factor vormen (EV = 3,1; R2 = 0,77). Voor de schaal

tekstrelevantie zijn de items Tekstrelevance_1 tot en met Tekstrelevance_4 samengevoegd, uit de analyse bleek dat deze vier items samen één factor vormen (EV = 2,1; R2 = 0,52).

Vervolgens is na de factoranalyse tevens de betrouwbaarheid van alle drie de schalen bekeken door middel van een betrouwbaarheidsanalyse. Bovendien is er gecontroleerd of de betrouwbaarheid van de schalen verhoogd zou kunnen worden door één of enkele items te verwijderen. De vier items behorende bij de schaal spijt bleken samen een betrouwbare schaal te vormen (α = 0,86; M = 16,98, SD = 3,19), die verhoogd kon worden door een item te verwijderen. Door item één (“Hoeveel spijt zou je hebben als je op korte termijn een soa zou oplopen als gevolg van onveilig vrijen”) te verwijderen is α verhoogd tot 0,96. De drie

overgebleven items vormen samen een zeer betrouwbare schaal. De vier items behorende bij de schaal intentie tot veilig vrijen blijken tevens een zeer

betrouwbare schaal te vormen (α = 0,90; M = 16,42, SD = 4,20). De betrouwbaarheid van deze schaal kon verhoogd worden door een item te verwijderen. Door item vier (“Ik denk dat ik het onderwerp veilig vrijen (condoomgebruik) met een toekomstige sekspartner zal

(22)

21 wederom een zeer betrouwbare schaal.

De vier items behorende bij de schaal tekstrelevantie blijken samen een onbetrouwbare schaal te vormen (α = 0,50; M = 12,25, SD = 3,11), die gelukkig verhoogd kon worden door een item te verwijderen. Door item drie (“Ik vind de tekst feitelijk”) weg te halen is α

verhoogd tot 0,75. De drie overgebleven items vormen samen een redelijk betrouwbare schaal. Nadat de schalen op de betrouwbaarheid waren gecontroleerd, werden de schalen aangemaakt waarbij de aangegeven items buiten beschouwing zijn gelaten wanneer dit ten goede zou komen aan de betrouwbaarheid van de deelschalen.

Manipulatiecheck

Om te controleren of de manipulatie van een narratieve tekst versus een non-narratieve tekst succesvol was, werd er een manipulatiecheck uitgevoerd. Dit werd gedaan door de participanten acht stellingen betreffende tekstaffect aan de participanten voor te leggen. De eerste stelling is: “Ik voel me positief”, de tweede stelling is: “ik voel me negatief”, gevolgd door: “Ik voel me goed” en de vierde stelling: “ik voel me slecht”. De volgende reeks bestaat uit de vijfde stelling: “De persoon/personen ervaart/ervaren spijt”, stelling zes: “De

persoon/personen voelt/voelen zich goed” gevolgd door de zevende stelling: “De

persoon/personen voelt/voelen zich positief” en de allerlaatste stelling: “De persoon/personen voelt/voelen zich fijn”. Waar participanten op een schaal van 1(helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens) moesten antwoorden. De score op tekstaffect werd berekend door het gemiddelde van de acht stellingen te nemen (M = 3,19, SD = 0,58, a = 0,66). Om op een juiste manier met de schaal voor de manipulatiecheck te kunnen werken dienden er eerst twee items omgeschaald te worden, om een duidelijke interpretatie van de score mogelijk te maken. De items “Ik voel me slecht” en “Ik voel me negatief” (tekstaffect_2 en tekstaffect_4 ) zijn omgeschaald via de optie transform into different variables tot de items Tekstaffectnew1 en Tekstaffectnew2.

(23)

22 Vervolgens is net als voor de andere schalen eerst een factoranalyse en een

betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Als eerste is voor de manipulatiecheck schaal gekeken of alle items wel op één factor laden. Voor deze schaal zijn de items TekstaffectA_1,

TekstaffectA_3, Tekstaffectnew1, Tekstaffectnew2 en TekstaffectB_1 tot en met

TekstaffectB_4 samengevoegd. Na het uitvoeren van de Principal Components Analysis is gebleken dat de acht items op 2 factoren laden. Het feit dat niet alle items op één factor laden is niet enorm van belang voor een manipulatiecheck, dus werden de items gewoon

meegenomen voor verdere analyses.

Tevens is de betrouwbaarheid voor de manipulatiecheck schaal bekeken. De acht items die samen de schaal voor de manipulatiecheck vormen, komen bij elkaar gevoegd tot een onbetrouwbare schaal (α = 0,54; M = 26,24, SD = 3,93) die verhoogd kon worden door een item te verwijderen. Door item drie (“De persoon/personen ervaart/ervaren spijt”) te verwijderen is α verhoogd tot 0,66. De zeven overgebleven items vormen een redelijk betrouwbare schaal.

Vervolgens is de manipulatiecheck voor narratief versus non-narratief uitgevoerd door middel van een onafhankelijke t-toets. Aan de hand van de resultaten valt te concluderen dat een narratieve tekst niet significant verschilde (M = 3,08, SD = 0,60) van een non-narratief (M = 3,30, SD = 0,54), t (105) = 1,97, p = 0,052, CI = [-0,00, 0,44].De manipulatie bleek

hierdoor niet geslaagd te zijn.

Tevens is er een manipulatiecheck voor anticipated regret versus geen anticipated regret uitgevoerd door middel van een onafhankelijke t-toets. Aan de hand van de resultaten valt te concluderen dat de tekst met anticipated regret niet significant verschilde (M = 3,15, SD = 0,62) van een tekst zonder anticipated regret (M = 3,22, SD = 0,55), t (105) = 0,63, p = 0,528, CI = [-0,15, 0,29] Men heeft het verschil niet kunnen zien tussen een tekst met

(24)

23 anticipated regret en een tekst zonder anticipated regret, de manipulatie bleek niet te zijn geslaagd.

Controle variabelen

Om te controleren of de uitkomsten van dit experimentele onderzoek te verklaren zouden kunnen worden door verschillen tussen personen, zoals hun leeftijd, in plaats van de te verwachte verschillen aan de hand van de manipulaties, is een extra controle nodig. Voor dit onderzoek is door middel van een bivariate correlatieanalyse gekeken of er een verband was tussen de verschillende controle variabelen en de afhankelijke variabele, de intentie om veilig te vrijen. Als eerste werd de variabele geslacht geanalyseerd, uit de analyse is gebleken dat er geen significante correlatie was tussen de afhankelijke variabele intentie veilig vrijen en de controle variabele geslacht (p = 0,10).

Vervolgens werd de controle variabele leeftijd bekeken, uit de analyse kwam naar voren dat er geen significante correlatie was tussen de afhankelijke variabele intentie veilig vrijen en de controle variabele leeftijd (p = 0,52). Als laatste werd de controle variabele tekstrelevantie geanalyseerd, uit de resultaten van de bivariate correlatieanalyse is gebleken dat er geen significante correlatie was tussen de afhankelijke variabele intentie veilig vrijen en de controle variabele tekstrelevantie (p = 0,50). Voor alle drie de controle variabelen geslacht, leeftijd en tekstrelevantie geldt dus een niet significant verband met de intentie om veilig te vrijen, om deze reden hoeft er voor deze variabelen niet gecontroleerd te worden.

Hypotheses

Om de hoofdvraag van dit onderzoek; In hoeverre heeft het lezen van een narratief effect op de intentie om veilig te vrijen, vergeleken met het lezen van een non-narratief? En speelt de mate van anticipated regret een rol? te kunnen beantwoorden dienden de opgestelde hypotheses getoetst te worden door middel van een univariate variantieanalyse

(25)

24 (UNIANOVA). Uit de analyse kon geconcludeerd worden dat de groepen ongeveer van een gelijke grootte zijn, dit betekende dat de univariate variantieanalyse gebruikt mocht worden. De univariate variantieanalyse werd uitgevoerd met de condities narratief plus non-narratief (TypeNarr) en de condities wel anticipated regret plus geen anticipated regret (TypeAR) als onafhankelijke variabelen en de intentie veilig vrijen (Intentietotaal) als afhankelijke

variabele.

Bij de eerste hypothese werd verwacht dat het effect van een narratief op de intentie om veilig te vrijen hoger zou zijn dan dat van een non-narratief. Uit de univariante analyse is gebleken dat er geen significant hoofdeffect was van het type narratief (F (1,103) = 1,16, p = 0,283, Mnarratief = 4,04, SD =1,12; Mnon-narratief = 4,26, SD = 1,00) op de intentie om veilig te

vrijen (Intentietotaal). Om deze reden werd hypothese 1 verworpen. Bij de tweede hypothese werd verwacht dat een verhaal met anticipated regret zou leiden tot een sterkere intentie om veilig te vrijen dan een verhaal zonder anticipated regret. Uit de analyse kwam naar voren dat er geen significant hoofdeffect werd gevonden van het type anticipated regret (F (1,103) = 1,07, p = 0,303, Manticipated regret = 4,04, SD =1,05; Mnon-anticipated regret = 4,24, SD = 1,08) op de

intentie om veilig te vrijen. Om deze reden werd hypothese 2 ook verworpen.

Vervolgens werd er gekeken of er een interactie-effect gevonden kon worden tussen het type narratief en het type anticipated regret. Uit de univariate variantieanalyse is gebleken dat er ook geen significant interactie-effect is gevonden voor de combinatie type narratief en type anticipated regret (F (1,103) = 3,01 p = 0,086) op de intentie om veilig te vrijen. Hierom werden hypothese 3a en hypothese 3b verworpen. Hoewel er statistisch gezien geen sprake is gebleken van een (heel) significant interactie-effect, is er wel sprake van een relevant effect (η2 = 0,28). Aan de hand hiervan valt te concluderen dat er wel gesproken kan worden van een trendeffect (p < 0,10), welke klein van aard is gebleken (η2 > 0,20). Er kan dus gesteld worden dat er een (voorzichtige) interactie is gebleken tussen het type narratief en het type

(26)

25 anticipated regret. In de onderstaande grafiek (figuur 1) is zichtbaar dat het gebruik van een non-narratief zonder anticipated regret het meest persuasieve effect heeft op de intentie om veilig te vrijen. Dit blijkt exact het tegenovergestelde te zijn van de verwachtingen die voorafgaand aan het onderzoek zijn opgesteld.

Figuur 1Grafiek trendeffect.

Conclusie

Met het huidige onderzoek is getracht meer inzicht te verschaffen in hoeverre het lezen van narratief, non-narratief, narratief met anticipated regret of een non-narratief met

anticipated regret invloed heeft op de intentie van jongeren tussen de 18 en 30 jaar om veilig te vrijen en of de mate van anticipated regret een rol speelt. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het lezen van een narratief niet leidde tot een hogere intentie om veilig te vrijen dan bij het lezen van een non-narratief. Er was geen significant hoofdeffect van type tekst op de intentie om veilig te vrijen, waardoor deze verwachting helaas niet is uitgekomen. Tevens is uit het onderzoek gebleken dat een verhaal met anticipated regret niet tot een sterkere intentie

3 3,2 3,4 3,6 3,8 4 4,2 4,4 4,6 Non-Narratief Narratief Intentie veilig vrijen

Type narratief

Trendeffect type narratief en type anticipated

regret

Non-anticipated regret Anticipated regret

(27)

26 om veilig te vrijen leidde dan een verhaal zonder anticipated regret. Er was dus geen sprake van een significant hoofdeffect van type anticipated regret op de intentie om veilig te vrijen. Deze verwachting is eveneens niet uitgekomen. Als laatste werd getoetst of het type

anticipated regret interacteerde met het type tekst. Er bleek geen sprake te zijn van een (heel) significant interactie-effect van de combinatie van type narratief met type anticipated regret op de intentie om veilig te vrijen, om deze reden werden beide hypotheses niet aangenomen. Echter werd er wel een trendeffect ontdekt, waardoor er over een voorzichtige interactie gesproken werd. Er is gebleken dat het gebruik van een non-narratief zonder anticipated regret het meest persuasieve effect heeft op de intentie om veilig te vrijen. Dit bleek juist het tegengestelde te zijn van de verwachtingen die voorafgaand aan het onderzoek zijn opgesteld. Het niet uitkomen van de verwachtingen kwam niet overeen met de uitkomsten van

voorgaande onderzoeken betreffende de positieve effecten van Entertainment Education en anticipated regret op gedragsintentie.

Discussie

Het uitblijven van het vinden van significante effecten kan veroorzaakt zijn door een aantal van de tekortkomingen in de huidige studie. Eén van de beperkingen in dit onderzoek is het gebrek aan tijd om het onderzoek uit te voeren. In totaal beperkte de beschikbare tijd voor de gehele onderzoeksperiode zich tot slechts een paar maanden. Doordat er een tijdslimiet was konden er slechts een beperkt aantal participanten worden benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Een volgende beperking is het feit dat de participanten het onderzoek op hun smartphone probeerden uit te voeren. Qualtrics is hier niet geschikt voor en bovendien zal het uitvoeren van het experiment op een smartphone de resultaten ook nadeliger kunnen beïnvloeden, een tekst is toch minder goed te lezen en men zal meer afgeleid zijn door hun omgeving. Het feit dat men wel al op hun smartphone inlogde maar het onderzoek niet op deze wijze konden voorzetten, zorgde ervoor dat mensen het onderzoek niet afmaakten,

(28)

27 hierdoor diende hun deelname verwijdert te worden. Tevens dienden er een aantal deelnames verwijdert te worden omdat deze participanten niet aan de leeftijdseis voldeden. In totaal dienden er 42 participanten verwijdert te worden. Door het tijdsgebrek en door het afvallen van participanten, is er een beperkte sample overgebleven waardoor generalisatie lastig is gebleken.

Nog een beperking van het onderzoek is het feit dat de vier verschillende teksten wegens tijdgebrek niet ge-pretest konden worden. Zo kon er bijvoorbeeld gecontroleerd worden of men een narratief als meer narratief dan een non-narratief beoordeelden. Bovendien bleek dat de manipulaties niet zijn gelukt, de narratieve tekst verschilde niet significant van de non-narratieve tekst en de tekst met anticipated regret verschilde niet significant van de tekst zonder anticipated regret. Daarnaast was er geen voor- of nameting van de gedragingen betreft het veilig vrijen uitgevoerd. Als laatste zorgt het feit dat er ook geen voormeting betreft de intentie tot veilig vrijen, noch een langdurige nameting is uitgevoerd dat het niet mogelijk was om te zien of deze intentie beïnvloed werd. Hoewel er geen significante effecten werden aangetroffen, bleek er wel sprake van een trendeffect van type narratief en type anticipated regret te zijn. Dit trendeffect vertoonde geheel onverwachte resultaten, het leek namelijk het geval te zijn dat het gebruik van feiten (non-narratief) zonder emotie (non-anticipated regret) het meest succesvolle effect had op de intentie om veilig te vrijen. Het uitblijven van een significant interactie-effect is waarschijnlijk ook te wijten aan het zeer beperkte sample.

Implementaties voor toekomstig onderzoek

Toekomstig onderzoek naar de invloed van het effect van het lezen van een narratief, een narratief met anticipated regret, een non-narratief of een non-narratief met anticipated regret op de intentie om veilig te vrijen en de rol van anticipated regret, zou kunnen worden aangevuld door een onderzoek over een groter tijdsbestek en onder meer participanten uit te

(29)

28 voeren. In toekomstig onderzoek dienen de vier teksten ge-pretest te worden, dient er een voor- en nameting van de intentie om veilig te vrijen gedaan te worden en dient het huidige gedrag betreffende veilig vrijen vooraf vastgesteld te worden, om de kwaliteit van het onderzoek te verhogen. Tevens blijkt uit de Persuasion matrix van McGuire (1964) dat attitude nog een stap voorafgaat aan intentie, in een vervolgstudie is het raadzaam om deze variabele toe te voegen.

(30)

29 Literatuurlijst

Ajzen, I. (1985). From intentions to action: A theory of planned behavior. In J. Kuhl & J. Beckman (Eds.), Action control: From cognitions to behaviors (pp. 11-39). New York: Springer.

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179-211. doi:10.1016/0749-5978(91)90020-T Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action. Englewood Cliffs, NJ:

Prentice-Hall.

Bandura, A. (2004). Social cognitive theory for personal and social change by enabling media. In A. Singhal, M. J. Cody, E. M. Rogers, & M. Sabido (Eds.), Entertainment-education and social change: History, research, and practice (pp. 75-96). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.

Brown, J. D., & Walsh-Childers, K. (2002). Effects of media on personal and public health. In J. Bryant & D. Zillmann (Eds.), Media effects: Advances in theory and research (pp. 453-488). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.

Cohen, J. (2001). Defining identification: a theoretical look at the identification of audiences with media characters. Mass Communication and Society, 4(3), 245-264.

doi:10.1207/S15327825MCS0403_01 Collins, R. L., Elliott, M. N., Berry, S. H., Kanouse, E. E., & Hunter, S. B. (2003).

Entertainment television as a healthy sex educator: The impact of condom efficacy information in an episode of Friends. Pediatrics, 112(5), 1115-1121.

doi:10.1542/peds.112.5.1115

Connolly, T. and Zeelenberg, M. (2002). Regret in decision making. Current Directions in Psychological Science, 11(6), 212-216. doi:10.1111/1467-8721.00203

(31)

30 November 2006 establishing the ‘Youth in Action’ programme for the period 2007 to 2013’. Official Journal of the European Union. Retrieved from

http://eurlex.europa.eu

Friestad, M., & Wright, P. (1994). The persuasion knowledge model: How people cope with persuasion attempts. Journal of consumer research, 21, 1-31. Retrieved from

http://www.jstor.org Gardner, E. L. (2010). Ease the resistance: The role of narrative and other-referencing in

attenuating psychological reactance to persuasive diabetes messages. (Doctoral dissertation, University of Missouri-Columbia). Green, M.C. and Brock, T.C. (2000). The role of transportation in the persuasiveness of

public narratives. Journal of personality and Social Psychology, 79(5), 701-721. doi:10.1037/0022-3514.79.5.701 Green, M.C., & Brock, T. C. (2002) In the mind's eye: Imagery and transportation into

narrative worlds. In M. C. Green, J. J. Strange, & T. C. Brock (Eds.), Narrative impact: Social and cognitive foundations (pp. 315-341). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates, Inc.

Green, M.C., Brock, T.C. and Kaufman, G.F. (2004). Understanding media enjoyment: The role of transportation into narrative worlds. Communication Theory, 14(4), 311-327. doi:10.1111/j.1468-2885.2004.tb00317.x Kaiser Family Foundation. (2004). Entertainment education and health in the United States.

Retrieved from http://kff.org

Kennedy, M. G., O’Leary, A., Beck, V., Pollard, W. E., & Simpson, P. (2004). Increases in calls to the CDC national STD and AIDS hotline following AIDS-related episodes in soap opera. Journal of Communication, 54(2), 287-301.

(32)

31 Knowles, E. S., & Linn, J. A. (Eds.). (2004). Resistance and persuasion. Mahwah, NJ:

Lawrence Erlbaum Associates, Publishers.

McGuire, W.J. (1964). Inducing resistance to persuasion: Some contemporary approaches. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology (pp. 191-229). New York, NY: Academic Press. Moyer‐Gusé, E., & Nabi, R. L. (2010). Explaining the effects of narrative in an entertainment

television program: Overcoming resistance to persuasion. Human Communication Research, 36(1), 26-52. doi:10.1111/j.1468-2958.2009.01367.x Noar, S. M., Palmgreen, P., Chabot, M., Dobransky, N., & Zimmerman, R. S. (2009). A

10-year systematic review of HIV/AIDS mass communication campaigns: Have we made progress? Journal of Health Communication, 14(1), 15-42.

doi:10.1080/10810730802592239 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2013, April 8). Thermometer seksuele

gezondheid. Retrieved from http://www.rivm.nl Rivis, A., Sheeran, P. and Armitage, C.J. (2009). Expanding the affective and normative

components of the theory of planned behavior: a meta-analysis of anticipated affect and moral norms. Journal of Applied Social Psychology , 39(12), 2985-3019.

doi:10.1111/j.1559-1816.2009.00558.x Sandberg, T. and Conner, M. (2008). Anticipated regret as an additional predictor in the

theory of planned behaviour: A meta-analysis. British Journal of Social Psychology, 47(4), 589-606. doi:10.1348/014466607X258704 Sheeran, P. and Orbell, S. (1999). Augmenting the theory of planned behavior: Roles for

anticipated regret and descriptive norms. Journal of Applied Social Psychology, 29(10), 2107-2142. doi:10.1111/j.1559-1816.1999.tb02298.x Slater, M. D., & Rouner, D. (2002). Entertainment-education and elaboration likelihood:

(33)

32 Understanding the processing of narrative persuasion. Communication Theory, 12(2), 173-191. doi:10.1111/j.1468-2885.2002.tb00265.x

Witte, K. & Morrison, J. (1995). Intercultural and cross-cultural health communication: Understanding people and motivating healthy behaviors. In R. L.Wiseman (Ed.), Intercultural communications theory (pp. 216-246). Thousand Oaks, CA: Sage Publications. Zeelenberg, M. (1999). Anticipated regret, expected feedback and behavioral decision

making. Journal of Behavioral Decision Making, 12(2), 93-106.

doi:10.1002/(SICI)1099-0771 (199906)12:2<93::AID-BDM311>3.0.CO;2-S

Zuckerman, M. (2007). The sensation seeking scale V (SSS-V): Still reliable and valid.

Personality and Individual Differences, 43(5), 1303-1305. doi:10.1016/j.paid.2007.03.021

(34)

33 Appendix

Appendix A

Aankondiging

Beste vriend/vriendin, kennis of familielid,

Bij deze wil ik je graag uitnodigen om anoniem aan mijn onderzoek mee te werken waarin je voor en na het lezen van een tekst een paar vragen gaat beantwoorden. Het onderzoek zal slechts 10 minuten van je tijd in beslag nemen en door je deelname zorg je ervoor dat ik kan afstuderen aan de Universiteit van Amsterdam.

Het onderzoek is via de onderstaande link te vinden:

Qualtrics link: https://qtrial2014.az1.qualtrics.com/SE/?SID=SV_83bJ8s9I3U1UsrH

Alvast bedankt voor je medewerking! Mocht je op de hoogte gehouden wil worden van de resultaten kan je je emailadres opgeven bij opmerkingen na de vragenlijsten.

Groetjes Celine

Appendix B

Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodigingsmail voor dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten gebruikt worden in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Celine Elsenhout (celine.elsenhout@student.uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me

(35)

34 wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens de Graduate School of Communication via graduateschoolofcommunication@uva.nl.

√ ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek

Appendix C

Narratief

Had ik maar niet onveilig gevreeën. Karin (25):

Josh en ik leerden elkaar kennen toen we tegelijk aan een nieuwe opleiding begonnen in een grote stad. Vanaf het eerste moment konden we het meteen goed met elkaar vinden en hadden onwijs veel lol. We werden verliefd en waren vanaf dat moment onafscheidelijk. Het leek allemaal een sprookje de beginperiode. Totdat Josh na 3 jaar verliefd werd op een ander. Kapot was ik ervan, hoe kon dit gebeuren en waarom moest dit juist mij overkomen? Hoeveel we er ook over spraken en ik hem smeekte om niet bij me weg te gaan, hij was vastbesloten om met haar verder te gaan.

Gebroken als ik was stortte ik me in het uitgaansleven, waar ik samen met een vriendin die erg van stappen houdt flink de beest uithing om maar niets te hoeven voelen. Ik danste avond na avond en vluchtte in drank om mijn verdriet te verdoven. In die tijd ontmoette ik veel mannen, maar hoe hard ik ook probeerde ik kon op zulke momenten alleen maar aan Josh denken. De maanden vlogen voorbij en hoe meer we richting de zomerperiode gingen en de leuke strandfeesten onderdeel werden van onze partyscène, hoe meer ik een opgewekt gevoel kreeg dat ik over Josh heen begon te komen.

Op een avond ontmoette ik Paul, een leuke vlotte en tikkeltje ondeugende jongen. Paul danste de hele avond met me en zorgde ervoor dat ik continue van een drankje voorzien was. Toen het tijd werd om naar huis te gaan zei hij dat ik ook wel met hem mee kon gaan als ik wilde. Totaal ongepland besloot ik dat dit de ultieme manier was om Josh te vergeten en ging met hem mee. Eenmaal bij hem thuis beland begon Paul me vrijwel meteen te zoenen en uit te kleden. We belandden op zijn bank en hij mompelde wat over dat hij geen condooms in huis had, maar dat hij zich laatst nog heeft laten testen. Ik zei dat ik toch aan de pil was en voor ik het wist hadden we seks.

(36)

35 De volgende ochtend kon ik mijn nare onderbuik gevoel maar niet negeren. Ik voelde me vies en naïef. Paul sliep nog en ik ben zo snel als ik kon het huis uit gevlucht. In de periode die toen volgde werd mijn drang om te stappen een stuk minder, ik begon me te richten op de dingen die er echt toe doen, zoals mijn studie. Deze nieuwe instelling werd beloond, ik haalde goede cijfers en had nog maar 1 jaar te gaan. Ik voelde me sinds tijden weer gelukkig.

Tot 3 maanden geleden. Ik had al een tijdje last van hoofdpijn en misselijkheid, maar begon ook last van huiduitslag te krijgen. Tijdens een bezoekje aan de dokter, werd mij na het afgaan van meerdere oorzaken verteld dat dit veelvoorkomende symptomen zijn van Hiv. De dokter stelde me gerust door te zeggen dat we uit voorzorg een test zouden doen en ik niet van het ergste geval uit moest gaan. Ik liet bloed afnemen voor het lab en wacht nu de uitslag af.

Narratief met anticipated regret

Had ik maar niet onveilig gevreeën. Karin (25):

Josh en ik leerden elkaar kennen toen we tegelijk aan een nieuwe opleiding begonnen in een grote stad. Vanaf het eerste moment konden we het meteen goed met elkaar vinden en hadden onwijs veel lol. We werden verliefd en waren vanaf dat moment onafscheidelijk. Het leek allemaal een sprookje de beginperiode. Totdat Josh na 3 jaar verliefd werd op een ander. Kapot was ik ervan, hoe kon dit gebeuren en waarom moest dit juist mij overkomen? Hoeveel we er ook over spraken en ik hem smeekte om niet bij me weg te gaan, hij was vastbesloten om met haar verder te gaan.

Gebroken als ik was stortte ik me in het uitgaansleven, waar ik samen met een vriendin die erg van stappen houdt flink de beest uithing om maar niets te hoeven voelen. Ik danste avond na avond en vluchtte in drank om mijn verdriet te verdoven. In die tijd ontmoette ik veel mannen, maar hoe hard ik ook probeerde ik kon op zulke momenten alleen maar aan Josh denken. De maanden vlogen voorbij en hoe meer we richting de zomerperiode gingen en de leuke strandfeesten onderdeel werden van onze partyscène, hoe meer ik een opgewekt gevoel kreeg dat ik over Josh heen begon te komen. Op een avond ontmoette ik Paul, een leuke vlotte en tikkeltje ondeugende jongen. Paul danste de hele avond met me en zorgde ervoor dat ik continue van een drankje voorzien was. Toen het tijd werd om naar huis te gaan zei hij dat ik ook wel met hem mee kon gaan als ik wilde. Totaal ongepland besloot ik dat dit de ultieme manier was om Josh te vergeten en ging met hem mee. Eenmaal bij hem thuis beland begon Paul me vrijwel meteen te zoenen en uit te kleden. We belandden op zijn bank en hij

mompelde wat over dat hij geen condooms in huis had, maar dat hij zich laatst nog heeft laten testen. Ik zei dat ik toch aan de pil was en voor ik het wist hadden we seks.

(37)

36 De volgende ochtend kon ik mijn nare onderbuik gevoel maar niet negeren. Ik voelde me vies en naïef. Paul sliep nog en ik ben zo snel als ik kon het huis uit gevlucht. In de periode die toen volgde werd mijn drang om te stappen een stuk minder, ik begon me te richten op de dingen die er echt toe doen, zoals mijn studie. Deze nieuwe instelling werd beloond, ik haalde goede cijfers en had nog maar 1 jaar te gaan. Ik voelde me sinds tijden weer gelukkig.

Tot 3 maanden geleden. Ik had al een tijdje last van hoofdpijn en misselijkheid, maar begon ook last van huiduitslag te krijgen. Tijdens een bezoekje aan de dokter, werd mij na het afgaan van meerdere oorzaken verteld dat dit veelvoorkomende symptomen zijn van Hiv. De dokter stelde me gerust door te zeggen dat we uit voorzorg een test zouden doen en ik niet van het ergste geval uit moest gaan. Ik liet bloed afnemen voor het lab en wacht nu de uitslag af. In deze zenuwslopende periode schieten er allerlei gedachtes door mijn hoofd. Hoe kon ik zo een risico hebben genomen met een jongen die ik amper kon en waar ik geen eens een relatie mee had. Waarom heb ik niet gewoon veilig gevreeën, zo veel moeite kost het toch niet om een condoom te pakken. Wat als ik iets heb en aan zware medicijnen moet en per dag moet aankijken hoe het met m’n symptomen gaat. De enige gedachte die steeds terug komt is had ik maar, had ik maar veilig gevreeën dan zat ik nu niet in de stress.

Non-Narratief

RIVM: weer toename chlamydia

Van onze wetenschapsredactie - 07/04/14, 00:00

(38)

37

Bloedafname voor een hiv-test ANP

Het aantal mensen met een soa is opnieuw gestegen. 15 procent van de mensen die zich afgelopen jaar bij de soa-centra meldden, had een geslachtsziekte, meldt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM). Dat is 1 procent meer dan in 2011.

Het aantal mensen dat zich liet testen, nam toe met 7 procent tot 121.178, ondanks de strengere selectiecriteria van een aantal GGD's voor mensen boven de 25 jaar.

Vooral het aantal chlamydia-gevallen bij hetero's is gestegen en ook het aantal mensen met gonorroe is toegenomen. Het aantal nieuwe hiv-besmettingen onder homoseksuele mannen is juist gedaald. Onder hetero's bleef het aantal nieuwe hiv-besmettingen gelijk.

Opvallend

Het RIVM noemt de sterke stijging van de agressieve chlamydia-variant lgv opvallend. In 2011 vonden de GGD's nog 69 gevallen, afgelopen jaar waren dat er 184. Lgv is een ziekte die voornamelijk voorkomt onder homo's die met hiv besmet zijn. Als lgv niet behandeld wordt, leidt het tot zwellingen in de lymfeklieren en zweren in de darmen.

Het aantal mensen dat zich laat testen op soa's neemt al jaren toe. Om die reden testen GGD's sinds vorig jaar mensen boven de 25 jaar alleen nog als ze tot een risicogroep behoren of klachten hebben.

Criteria

Toch is het aantal mensen dat zich liet testen opnieuw gestegen. Volgens het RIVM hanteren nog niet alle GGD's de strengere criteria en laten steeds meer jongeren zich testen. Die

(39)

38 worden ook binnen de nieuwe criteria nog allemaal toegelaten, al worden ze in eerste instantie alleen op chlamydia getest.

De GGD's hebben geen totaaloverzicht van het aantal mensen dat een soa heeft. Jaarlijks laten bijna evenveel mensen zich testen bij de huisarts als bij de soa-klinieken van de GGD's.

Non-narratief met anticipated regret

RIVM: weer toename chlamydia

Van onze wetenschapsredactie - 07/04/14, 00:00

Bloedafname voor een hiv-test ANP

Het aantal mensen met een soa is opnieuw gestegen. 15 procent van de mensen die zich afgelopen jaar bij de soa-centra meldden, had een geslachtsziekte, meldt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM). Dat is 1 procent meer dan in 2011.

Het aantal mensen dat zich liet testen, nam toe met 7 procent tot 121.178, ondanks de strengere selectiecriteria van een aantal GGD's voor mensen boven de 25 jaar.

(40)

39 Vooral het aantal chlamydia-gevallen bij hetero's is gestegen en ook het aantal mensen met gonorroe is toegenomen. Het aantal nieuwe hiv-besmettingen onder homoseksuele mannen is juist gedaald. Onder hetero's bleef het aantal nieuwe hiv-besmettingen gelijk.

Opvallend

Het RIVM noemt de sterke stijging van de agressieve chlamydia-variant lgv opvallend. In 2011 vonden de GGD's nog 69 gevallen, afgelopen jaar waren dat er 184. Lgv is een ziekte die voornamelijk voorkomt onder homo's die met hiv besmet zijn. Als lgv niet behandeld wordt, leidt het tot zwellingen in de lymfeklieren en zweren in de darmen.

Het aantal mensen dat zich laat testen op soa's neemt al jaren toe. Om die reden testen GGD's sinds vorig jaar mensen boven de 25 jaar alleen nog als ze tot een risicogroep behoren of klachten hebben.

Criteria

Toch is het aantal mensen dat zich liet testen opnieuw gestegen. Volgens het RIVM hanteren nog niet alle GGD's de strengere criteria en laten steeds meer jongeren zich testen. Die

worden ook binnen de nieuwe criteria nog allemaal toegelaten, al worden ze in eerste instantie alleen op chlamydia getest.

Uit een onderzoek van de GGD uitgevoerd onder mensen die zich hebben laten testen blijkt dat 89% van de participanten spijt had van de beslissing om onveilig te vrijen. De mensen die na de test geen soa bleken te hebben gaven aan dat het hen een hoop stress en angstgevoelens heeft gekost om de test toe doen en de uitslag af te wachten. De mensen die wel een soa bleken te hebben die behandelbaar is, gaven aan dat ze de lichamelijke ongemakken en de schaamte als erg naar ervaren. De mensen die een ernstige soa zoals Hiv hebben opgelopen geven aan dat ze de rest van hun leven moeten boeten voor die ene verkeerde beslissing. Appendix D

De debriefing

Het onderwerp van dit onderzoek is de invloed van het lezen van een narratieve boodschap, een narratieve boodschap met anticipated regret, een non-narratief of een non-narratief met anticipated regret op de intentie om veilig te vrijen. Met behulp van de vragenlijsten is gemeten of het lezen van één van de vier type teksten invloed had op jouw intentie om veilig te vrijen.

Zolang dit onderzoek nog loopt wil ik je vragen om niet over de inhoud van dit onderzoek met te praten met bekenden. Als men namelijk voorafgaand aan dit onderzoek al bekend is met de aard van het onderzoek, is het mogelijk dat zij beïnvloed worden en op een andere manier reageren dan ze normaal zouden doen. Alvast bedankt voor je medewerking.

(41)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Since it is predicted that anhedonic participants will have a higher sense of presence, and therefore experience the effort as more intense, it is expected that they will choose

• Het onderzoek introduceert door te vertellen dat hij of zij geen thema’s heeft die aan bod moeten komen tijdens het gesprek maar dat de respondent zelf mag vertellen over zijn

Als deze rites de passage bij elkaar worden gevoegd zijn er verschillende fasen hierbinnen te zien: het afscheid en de liminale fase thuis(4.3.1), scheiding van huis(4.3.2),

During the first round, some variations in tape and substrate temperature were visible, apart from the observed spikes, that may be ascribed to variations in laser absorption of

De mediatieanalyses leverden gedeeltelijke steun op voor hypothese 1 (het einde van het verhaal (ongelukkig versus gelukkig) heeft, via transportatie, invloed op

Verder is in dit onderzoek gekeken naar het effect van het gebruik van een narratief en naar het verschil tussen het effect van een fotonovelle en het effect van

Het Milieu- en Natuurplanbureau voerde een ecologische evaluatie uit van het agrarisch natuurbeheer zoals dat is vastgelegd in het Programma Beheer en de regeling Staatsbos-

The segregation of land use refers to a regulation implemented by the Apartheid government in which certain areas were allocated to Black people, in which they may lived