• No results found

Een verbod op platformanonimiteit in de Europese Unie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een verbod op platformanonimiteit in de Europese Unie"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een verbod op platformanonimiteit in de Europese Unie

Datum: 24 juli 2020 Naam: Thijs Rutenfrans

Email: thijsrutenfrans@gmail.com Studentnummer: 11043539 Studie: Informatierecht

(2)

Menig licht zal in het geheel niet ontstoken worden, wanneer degeen, die het ontsteekt, zich altijd bekend moet maken. Zeer dikwijls zijn er omstandigheden, waarin heilige plichten het verzwijgen van den naam des schrijvers vorderen, en niet zelden zijn zij, die hun naam moeten verbergen, de eenigen, die in staat zijn de nuttige waarheid aan het licht te brengen – Cornelis Willem Opzoomer, 1843

(3)

Abstract

In deze scriptie staat de vraag centraal of een verbod op platformanonimiteit er bestrijding van

hate speech een toegestane beperking op de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten,

bloggers en populaire sociale mediagebruikers kan zijn.

Over anonimiteit en pseudonimiteit is de laatste jaren veel te doen. Verschillende prominenten in de Europese Unie hebben te kennen gegeven af te willen van anonimiteit op online sociale mediaplatforms om het fenomeen hate speech te bestrijden. Sebastian Kurz, de Bondskanselier van Oostenrijk heeft de daad bij het woord gevoegd en een wetsvoorstel ingediend om

anonimiteit op online sociale mediaplatforms aan banden te leggen. In deze scriptie zal naar voren komen dat het verbod veel bezwaren met zich meebrengt voor de vrijheid van

meningsuiting van burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers

(burgerjournalisten). Juist nu de persvrijheid in sommige landen in de Europese Unie achteruit holt en het publieke debat overgevoelig lijkt, kan deze groep er belang bij hebben zich onder een pseudoniem op online sociale mediaplatforms aan te melden.

De rol die internet, en, meer specifiek, online sociale mediaplatforms hebben gespeeld in het democratiseren van het publieke debat en de rol die burgerjournalisten hierin spelen zal worden toegelicht aan de hand van rechtspraak van het EHRM en concrete voorbeelden van deze platforms zelf. Vervolgens zal aan de hand van de rechtspraak van het EHRM gekeken worden in hoeverre burgerjournalisten een waakhondfunctie toekomt op grond van artikel 10 EVRM.

Aan de hand van het verband tussen anonimiteit en uitingsvrijheid in de Nederlandse

geschiedenis en in de Europese Unie zal geprognosticeerd worden wat de implicaties zijn van een verbod op platformanonimiteit voor de vrijheid van meningsuiting voor burgerjournalisten.

De onderzoeksvraag zal worden beantwoord aan de hand van een evenredigheidstoets: nagegaan zal worden of het verbod op platformanonimiteit geschikt is om het nagestreefde doel, de

bestrijding van hate speech, te bereiken, of het niet verder gaat dan nodig is en of er minder vergaande alternatieven voorhanden zijn.

(4)

2

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1 - Introductie onderwerp en probleemstelling 3

Hoofdstuk 1 – Verbod op platformanonimiteit: een conceptueel kader 8

1.1 - Het Oostenrijkse voorstel 8

1.2. - Begripsbepaling 10

1.2.1. Anonimiteit en pseudonimiteit ... 10

1.2.2. - Online sociale mediaplatforms ... 12

Hoofdstuk 2 - In hoeverre komt burgerjournalisten op online sociale mediaplatforms een waakhondfunctie toe onder artikel 10 EVRM? 13 2.1. Online sociale mediaplatforms als de globale infrastructuur voor de vrijheid van meningsuiting ... 13

2.2. Burgerjournalistiek op online sociale mediaplatforms ... 15

2.2.1. Twitter ... 19

2.2.2. Reddit ... 20

Hoofdstuk 3 - Implicaties verbod op platformanonimiteit voor de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten 22 3.1. Anonimiteit en uitingsvrijheid in de geschiedenis ... 22

3.2. Anonimiteit en uitingsvrijheid in de Europese Unie ... 25

3.3. Implicaties van een verbod op platformanonimiteit voor de burgerjournalistiek ... 29

4. Is een verbod op platformanonimiteit proportioneel aan het nagestreefde doel, het bestrijden van hate speech? 32 4.1. Geschiktheid ... 32

4.1.1. Toepassingsgebied ... 33

4.1.2. Effectiviteit ... 34

4.2 Proportionaliteit ... 36

(5)

3 Inleiding

Is een verbod op platformanonimiteit ter bestrijding van hate speech een toegestane beperking op de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers?

1 - Introductie onderwerp en probleemstelling

Anonimiteit en pseudonimiteit1 op online sociale mediaplatforms (online sociale mediaplatforms) is een fenomeen dat in verband wordt gebracht met slecht, onbeleefd en manipulatief gedrag. Voorstanders van een verbod op platformanonimiteit stellen dat wanneer gebruikers de mogelijkheid ontnomen wordt zich anoniem of pseudoniem op een onlineplatform begeven, dit tot veiligere online-omgevingen zal leiden. Zij stellen dat verantwoording centraal moet staan op het internet en dat mensen die zich schuldig maken aan wangedrag geïdentificeerd moeten kunnen worden.

Omgekeerd wordt anonimiteit en pseudonimiteit op online sociale mediaplatforms door velen als essentieel component van de vrijheid van meningsuiting gezien. Het geeft gebruikers namelijk de mogelijkheid zich te uiten zonder angst voor represailles vanuit de overheid of hun sociale omgeving.

Anonimiteit en pseudonimiteit op online sociale mediaplatforms is al enige tijd onderwerp van debat en verschillende stemmen gaan op om anonimiteit op sociale media aan banden te leggen. CDA’er Esther de Lange, Europarlementariër van de grootste fractie van het Europees Parlement, de Europese Volkspartij, vroeg de Europese Commissie onlangs te onderzoeken hoe online anonimiteit kan worden ‘aangepakt’. Ook haar fractievoorzitter Manfred Weber wil sociale mediagebruikers verplichten om zich met hun echte naam aan te melden. 2 De president van Frankrijk, Emmanuel Macron, stelde in zijn speech bij de openingsceremonie van het jaarlijkse

1 Anoniem zijn houdt in beginsel in dat een boodschap of handeling niet te herleiden is naar een gebruikt

pseudoniem of naar de daadwerkelijke persoon die hiervoor verantwoordelijk is. Het gebruiken van een pseudoniem houdt in dat een boodschap of handeling in beginsel slechts te herleiden valt naar een alias (schuilnaam). Deze begrippen worden uitgebreider omschreven bij de begripsbepaling in hoofdstuk 2.

(6)

4 Internet Governance Forum in Parijs dat ‘onze overheden niet langer de stromen haat zullen accepteren afkomstig van anonieme accounts.3

De bondskanselier van Oostenrijk, Sebastian Kurz, wil ook af van platformanonimiteit4. Hij heeft de daad bij het woord gevoegd: op 10 april 2019 diende zijn kabinet het wetsvoorstel ‘zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid op internet’ in. Dit wetsvoorstel ontneemt gebruikers de mogelijkheid om zich anoniem aan te melden op bepaalde online sociale mediaplatforms teneinde ´respectvol gedrag van sociale mediagebruikers te bevorderen en juridische claims tegen hen die zich schuldig maken aan wangedrag te vergemakkelijken´. Alhoewel het voorstel in de wet zelf niet rept over ‘hate speech’, hebben de verantwoordelijke minister Gernot Blümel van Europese Zaken, Kunst, Cultuur en Media en bondskanselier Sebastian Kurz meerdere malen te kennen gegeven dat het wetsvoorstel is ingegeven door de wens anonieme gebruikers die zich schuldig maken aan hate speech te traceren en identificeren.5 In deze scriptie zal daarom onderzocht worden of een verbod op platformanonimiteit ter bestrijding van hate speech een toegestane beperking is op de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers.

Overheden in verschillende Europese landen maken zich in toenemende mate zorgen over hate

speech.6 Dit begrip heeft geen officiële definitie maar komt neer op een breed scala aan zeer

negatieve uitingen. Het wordt door een Aanbeveling van het Comité van Ministers beschreven als:

‘’all forms of expression which spread, incite, promote or justify racial hatred, xenophobia,

antisemitism or other forms of hatred based on intolerance, including intolerance expressed by aggressive nationalism and ethnocentrism, discrimination and hostility against minorities, migrants and people of immigrant origin’’.

3 IGF 2018 Speech by French President Emmanuel Macron.

4 L. Kayali, ‘Austria’s bid to end online anonymity triggers crackdown fears’, 6 februari 2019, hierna: Kayali 2019. 5 O. Moody, ‘Austrians to lose anonymity online under anti-abuse law’, The Times, 25 april 2019, hierna Moody

2019;Kayali 2019.

6 Duitsland kent sinds 1 januari 2018 de ‘Netwerkdurchsetzungsgesetz’, oftewel de NetzDG wet. De wet ziet op een

breed scala aan verboden uitingen en het verplicht online sociale mediaplatforms deze 24 uur na kennisgeving te verwijderen. Zie: H. Tworek & P. Leerssen. "An Analysis of Germany’s NetzDG Law." Transatlantic High Level Working Group on Content Moderation Online and Freedom of Expression Series, April 15 (2019), Frankrijk.

(7)

5 Op de conferentie ‘Freedom of expression: still a precondition of democracy?’ van de Raad van Europa werd er stilgestaan bij de tweeledige functie van anonimiteit op internet:7 ‘Anonimiteit kan

een waardevol schild zijn voor klokkenluiders, maar ook de identiteit verhullen van hen die zich van onwettig taalgebruik bedienen.’8 Het ongeremdere gedrag dat men online laat zien in vergelijking met de echte wereld wordt in de psychologische literatuur aangeduid als het ´online disinhibitie-effect´.9 Dit effect wordt versterkt door anonimiteit of pseudonimiteit en kan negatief uitwerken wanneer het zorgt voor agressief en negatief gedrag dat men in de echte wereld niet zou laten zien. 10 Een positieve uitwerking van het effect is dat burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers, die zich niet zelden anoniem op online sociale mediaplatforms begeven, ongeremd en zonder angst voor repercussies hun taak kunnen uitvoeren. Anonimiteit zou dus wellicht bij kunnen dragen aan een effectievere uitoefening van de vrijheid van meningsuiting van deze actoren.

2 - Opzet en afbakening

Nagegaan zal worden a) in hoeverre burgerjournalisten op online sociale mediaplatforms een ´waakhondfunctie´ onder artikel 10 EVRM toekomt, en b) wat de implicaties van het verbod zullen zijn voor hun vrijheid van meningsuiting en c) in hoeverre het verbod op platformanonimiteit proportioneel is aan het nagestreefde doel, de bestrijding van hate speech.

‘Platform’ in het woord ‘platformanonimiteit’ ziet in deze scriptie op de online sociale mediaplatforms Twitter en Reddit. Deze online sociale mediaplatforms staan centraal nu zich hier veel burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers bevinden. Voor deze drie actoren is gekozen omdat aan hen op grond van rechtspraak van het EHRM mogelijk extra bescherming toekomt onder artikel 10 EVRM.

7T. McGonagle, "Freedom of expression: still a precondition for democracy?." (2015), p. 14. 8 Idem.

9 N. Lapidot-Lefler, and A. Barak. "Effects of anonymity, invisibility, and lack of eye-contact on toxic online

disinhibition." Computers in human behavior 28.2 (2012), p. 434, hierna: Barak 2012.

(8)

6 Facebook en Instagram hebben weliswaar meer gebruikers, maar deze worden vooral gebruikt om (persoonlijke) relaties op te bouwen en in mindere mate om het publieke debat te voeren.11 Hier

zou een verbod dus minder ingrijpend zijn: de vrijheid van meningsuiting heeft namelijk het grootste gewicht bij uitlatingen die gedaan zijn in het kader van het publiek debat.

Om de hoofdvraag te beantwoorden zullen vier deelvragen beantwoord worden. Zoals hiervoor besproken wordt het wetsvoorstel voor een verbod op platformanonimiteit dat in Oostenrijk is gedaan als uitgangspunt genomen. Het voorstel is namelijk recent (2019), en er zijn geen andere vergelijkbare concrete initiatieven in Europa. De scriptie wordt echter niet vanuit Oostenrijks perspectief geschreven, maar vanuit het perspectief van de Europese Unie (EU) als geheel; er wordt dus geanticipeerd op een verbod op platformanonimiteit in de gehele EU. Dit is niet irreëel: uit documenten verkregen met een beroep op de Eurowob blijkt dat er op 3 februari 2020 een discussie over ‘anonimiteit en aansprakelijkheid van platforms’ in het Europees Parlement is gehouden. Als oplossing voor verschillende problemen gerelateerd aan deep fakes en verantwoording worden onder meer authentic pseudonyms en ‘verified pseudonimity’ als oplossingen aangedragen.12

In het eerste hoofdstuk zal dit Oostenrijkse voorstel uiteengezet worden. Ook zullen de begrippen anonimiteit, pseudonimiteit en online sociale mediaplatforms omschreven en afgebakend worden.

In hoofdstuk twee zal de positie van burgerjournalisten in de literatuur en rechtspraak van het EHRM beschreven worden en zal worden nagegaan in hoeverre zij een mogelijke ‘waakhondfunctie’ toekomen onder artikel 10 EVRM.

In het derde hoofdstuk zal beschreven worden welke implicaties een verbod op platformanonimiteit op de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers zal hebben. Om hier achter te komen zal kort de aanzienlijke rol worden toegelicht die anonieme geschriften hebben gespeeld bij de totstandkoming van de Nederlandse democratie. Er zijn belangrijke parellellen te trekken tussen de verboden anonieme publicaties van toen en het dreigende verbod op platformanonimiteit van nu. Vervolgens zal met

(9)

7 behulp van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) gekeken worden in hoeverre anonimiteit in Europa in verband gebracht wordt met de vrijheid van meningsuiting. Hiervoor zullen ook aanbevelingen van de Raad van Europa en de Verenigde Naties geraadpleegd worden.

Aan de hand van de beschikbare literatuur uit de psychologie zal dieper ingegaan worden op het versterkte online disinhibitie-effect dat zich voordoet wanneer men zich anoniem op een platform begeeft. Met dit effect in het achterhoofd zal de waarde van anonimiteit en pseudonimiteit op platforms voor bloggers, burgerjournalisten en populaire sociale mediagebruikers in kaart worden gebracht en in het verlengde daarvan het effect dat een verbod op platformanonimiteit zal hebben op de vrijheid van meningsuiting van deze actoren.

In hoofdstuk vier zal worden nagegaan of het verbod op platformanonimiteit proportioneel is aan het nagestreefde doel; de bestrijding van hate speech. Eerst zal gekeken worden naar de geschiktheid van het verbod. Aan de hand van een aantal onderzoeken naar de invloed van online anonimiteit op negatieve uitingen zal onderzocht worden of een verbod op platformanonimiteit online platforms zal verlossen van hate speech. Nu in Zuid-Korea een dergelijk verbod van kracht is geweest, zal aan de hand van de beschikbare literatuur de gevolgen aldaar met gepaste voorzichtigheid naar analogie worden gebruikt om de effectiviteit van een mogelijk verbod in de EU te prognosticeren. Hierna volgt een korte conclusie.

(10)

8 Hoofdstuk 1 – Verbod op platformanonimiteit: een conceptueel kader

1.1 Het Oostenrijkse voorstel

In de probleemstelling zijn verschillende oproepen beschreven van prominente Europese politici om ‘iets’ te doen aan platformanonimiteit, toch is het Oostenrijkse wetsvoorstel het enige concrete wetsvoorstel in de Europese Unie. Hierom zal in deze scriptie het Oostenrijkse wetsvoorstel als uitgangspunt genomen worden.13 De wet is nooit aangenomen omdat het kabinet-Kurz, dat het wetsvoorstel had ingediend, is gevallen. Op het moment van schrijven wordt er gewerkt aan een nieuw wetsvoorstel.

Zoals hiervoor benoemd, is de ratio van het wetsvoorstel het bevorderen van respectvol gedrag van sociale mediagebruikers en het vergemakkelijken van juridische claims tegen hen die zich schuldig maken aan wangedrag, maar hebben de indieners meerdere malen te kennen gegeven dat het wetsvoorstel is ingegeven door de wens om gebruikers die zich schuldig maken aan hate speech te traceren en identificeren.14 De Oostenrijkse minister van Europese Zaken, Kunst, Cultuur en Media Gernot Blümel stelt dat de ‘wettelijke vereisten die gelden in de analoge wereld ook moeten gelden in de digitale wereld en [dat] een verbod op platformanonimiteit een stap in die richting [is]’.15

Het wetsvoorstel genaamd ‘zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid op het internet’ is van toepassing op online sociale mediaplatforms die aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

- Meer dan 100.000 geregistreerde gebruikers hebben - Jaarlijks meer dan 500.000 euro omzetten

- Meer dan 50.000 euro perssubsidies ontvangen

Oostenrijkers moeten bij het aanmelden op een onlineplatform hun voor- en achternaam en adres (NAW) opgeven bij de platformbeheerder. Op het platform zelf zijn pseudoniemen toegestaan. De platformbeheerder moet de NAW-gegevens op verzoek aan de overheid of derden verstrekken.

14 Moody 2019, Kayali 2019.

15 M. Al-Yousef, ‘Government seeks to Eliminate Internet Anonymity – With Severe Penalties’, DerStandard, 18

(11)

9 ‘De overheid’ in de vorige zin omvat de politie, aanklager en rechtbank die een concreet vermoeden hebben dat de gebruiker in kwestie betrokken is bij een misdrijf.16 Derden moeten op

‘geloofwaardige wijze beweren dat de identiteit van de gebruiker een onmisbare voorwaarde is voor privévervolging wegens laster, smaad of belediging, dan wel voor een civiele zaak wegens aantasting in de eer en goede naam van de derde.’17 Nu deze scriptie ziet op de bestrijding van hate speech, zullen deze eisen die zien op smaad en laster, onbehandeld blijven.

Op de online sociale mediaplatforms rust de verantwoordelijkheid dat de gegevens van gebruikers kloppen. Online sociale mediaplatforms moeten een vertegenwoordiger aanstellen die verantwoordelijk is voor de afgifte van de gegevens van gebruikers. Het niet nakomen van deze verplichtingen kunnen online sociale mediaplatforms een boete van 1 miljoen euro opleveren.18 De aangestelde vertegenwoordiger kan bij niet naleving tot 100.000 beboet worden.19

Een bijlage bij het wetsvoorstel hint op het gebruik van tweestapsverificatie met mobiele nummers. Sinds het begin van 2019 worden alle simkaarten in Oostenrijk namelijk geregistreerd met een identiteitskaart. Blümel heeft in een interview gesteld dat ‘Mobile Connect’ hiervoor gebruikt kan worden. Deze dienst beschrijft zichzelf als ‘een veilige universele identiteitsservice voor authenticatie, autorisatie en identiteitsverificatie’ en is ontwikkeld door de internationale belangenvereniging van mobiele netwerkaanbieders GSMA.

Het ‘verbod op platformanonimiteit’ zoals neergelegd in de hoofdvraag, ziet dus op het feit dat gebruikers bij registratie op een onlineplatform zich moeten identificeren met naam en adres. Wel mogen gebruikers, eenmaal op het onlineplatform, zich daar onder een pseudoniem begeven. Voor de meeste andere gebruikers ben je onder een pseudoniem dus lastig te identificeren. De meeste, want gebruikers kunnen elkaar, afhankelijk van hun eigen voorzorgsmaatregelen en uitingen op

16 OSCE, 'Legal Review of the Austrian Federal Act for Diligence and Responsibility Online’, 23 mei 2019, p. 9.

Hierna: OSCE 2019.

17 Idem. 18 Idem, p. 10. 19 Idem.

(12)

10 het platform, ook identificeren. 20 Dit heet op het internet doxing.21 ‘Platformanonimiteit’ in deze

scriptie ziet dus niet op anonimiteit of pseudonimiteit in de strikte zin van het woord zoals het in sommige literatuur wordt aangeduid: ‘anonimiteit als de staat van het niet-identificeerbaar zijn’22.

1.2. - Begripsbepaling

1.2.1.Anonimiteit en pseudonimiteit

Anonimiteit komt van het Griekse woord anonumos, dat ‘naamloosheid’ betekent, en pseudoniem komt van ‘pseudonymon’, dat ‘valse naam’ betekent.

Anton Ekker maakt in zijn proefschrift: ‘Anoniem communiceren: van drukpers tot weblog’ onderscheid tussen relatieve en absolute anonimiteit en relatieve en absolute pseudonimiteit.23 Van absolute anonimiteit of peudonimiteit is sprake als een boodschap of handeling niet herleidbaar is tot de persoon die hier verantwoordelijk voor is. Van relatieve anonimiteit of pseudonimiteit is sprake als het praktisch gezien nog mogelijk is om de ware identiteit van het verantwoordelijke individu te achterhalen.24

Het woord anonimiteit in ‘platformanonimiteit’ ziet op relatieve en absolute pseudonimiteit. Op de hierna te beschrijven platforms Reddit en Twitter zijn gebruikers namelijk relatief of absoluut

pseudoniem. Pseudoniem omdat zij bij registratie een pseudoniem hebben gekozen en berichten,

foto’s en video’s herleidbaar zijn tot deze permanente alias.

Gebruikers zijn relatief pseudoniem ten opzichte van de overheid; zij zijn in beginsel te traceren en te identificeren als zij bijvoorbeeld een misdrijf begaan en de officier van justitie een IP-adres

20 Als gebruikers bijvoorbeeld in een willekeurig bericht hun echte email plaatsen, zijn ze (makkelijker) te

identificeren. Als een gebruiker een pseudoniem kiest die hij of zij ook gebruikt op een andere website waarop hij of zij met zijn of haar echte email geregistreerd staat, ben je ook te identificeren.

21 Doxing komt van de zinsnede ‘dropping documents’. Oxord dictionary beschrijft het als ‘search for and publish private or identifying information about a particular individual on the Internet, particularly with a malicious intent.

Het betreft dus het de-anonimiseren van een gebruiker. Zie ook: Douglas, ‘Doxing: a conceptual analysis’, Ethics Inf Technol (2016).

22 A. Pfitzmann, M. Köhntopp, ‘Anonymity, Unobservability and Pseudonymity – A Proposal for Terminology’ in:

Designing Privacy Enhancing Technologies: Proceedings / International Workshop on Design Issues in Anonymity and Unobservability, Berkely, CA, USA, 2000, p. 2.

23 Ekker, A. H. (2006). Anoniem communiceren: van drukpers tot weblog : een onderzoek naar de grondrechtelijke

bescherming van anonieme openbare communicatie. Den Haag: Sdu Uitgevers. p. 24, hierna Ekker 2006.

(13)

11 opvraagt bij het platform in kwestie. 25 De internetprovider van de gebruiker kan doorgaans dit

IP-adres koppelen aan de naam, het IP-adres en de woonplaats van de gebruiker.

Gebruikers kunnen in sommige gevallen ook absoluut pseudoniem ten opzichte van de overheid zijn: het is namelijk mogelijk dat het platform niet over een IP-adres beschikt dat te herleiden is tot de verantwoordelijke persoon, omdat de gebruiker in kwestie zijn IP-adres heeft verhuld door gebruik te maken van het TOR-netwerk of VPN-diensten.26 Ook zonder IP-adres verhullende software is identificatie niet altijd mogelijk: IP-adressen zijn eindig en het komt geregeld voor dat het aantal beschikbare IP-adressen kleiner is dan het aantal verbonden apparaten. Meerdere gebruikers maken dan gebruik van hetzelfde IP-adres, wat identificatie bij onrechtmatig of illegaal gedrag een stuk lastiger maakt.27 Het WODC-rapport ‘Mogelijkheden voor identificatie individuele internetgebruikers aan de hand van IP-adres’ concludeert dat identificatie van abonneehouders op basis van IP-adres op de Nederlandse vaste netwerken goed mogelijk is, maar dat bij mobiele netwerken de mogelijkheden voor identificatie op basis van IP-adres sterk verschillen tussen mobiele operators. ‘Bij één operator is 1 op 1 identificatie mogelijk wanneer de gebruikte bronpoort bekend is, zo niet, dan is identificatie mogelijk tot tussen 84 en 84.000 abonnees. Dit leidt tot problemen bij opsporingsinstanties’.28 Hiermee is dus gezegd dat er wel

degelijk iets verandert bij een verbod op platformanonimiteit: 87% van de Nederlanders en 65% van de inwoners van de Europese Unie maken gebruik van mobiel internet en zijn dus niet altijd even gemakkelijk te identificeren op basis van hun IP-adres.29 In deze scriptie wordt er van

uitgegaan dat de conclusie van het WODC in grote lijnen overeenkomt met andere landen in de Europese Unie.

Alhoewel er in deze scriptie gesproken wordt van ‘absolute anonimiteit of pseudonimiteit’, wordt in de informatie- en communicatietechnologie aangenomen dat daadwerkelijke absolute

26 Zie voor meer informatie over eenduidige identificatie op basis van IP-adres: WODC, ‘Mogelijkheden voor

identificatie op internet op basis van IP adres’, (2018), vanaf p. 21 in het bijzonder. Hierna: WODC 2018.

27 WODC 2018, p. 17. 28 WODC 2018, p. 71.

(14)

12 anonimiteit (bijna) onmogelijk is.30 De mate van anonimiteit of pseudonimiteit hangt samen met

hoeveel tijd en geld autoriteiten willen investeren in identificatie van een bepaalde gebruiker.

Het hiervoor besproken Oostenrijkse wetsvoorstel laat de mogelijkheid om pseudoniemen óp de platforms te gebruiken onverlet. Gebruikers blijven dus, behoudens gevallen van doxing en eventuele civiele procedures31, relatief pseudoniem ten opzichte van hun medegebruikers.

Wel zullen door deze wet gebruikers die zich nu relatief of absoluut pseudoniem op het platform begeven hun pseudonimiteit verliezen ten opzichte van het onlineplatform waar zij zich op begeven. Zij moeten hun naam, adres en woonplaats immers laten verifiëren door het platform.

Ten opzichte van de overheid geldt dat relatief en absoluut pseudonieme gebruikers hun pseudonimiteit verliezen vanaf het moment dat het platform de NAW-gegevens aan de overheid verstrekt.

1.2.2. - Online sociale mediaplatforms

Met ‘online sociale mediaplatforms’ wordt in deze scriptie gedoeld op de online sociale mediaplatforms Reddit en Twitter. Zoals eerder genoemd worden deze platforms in mindere mate gebruikt om sociale connecties op te doen maar meer voor het verspreiden van informatie over tal van onderwerpen. Op beide platforms huizen verschillende actoren die extra bescherming toekomt op grond van artikel 10 EVRM zoals burgerjournalisten en bloggers.

Beide platforms zouden door hun omzet en gebruikersaantallen onder het Oostenrijkse wetsvoorstel vallen. De schaal, de hoedanigheid van gebruikers en de categorieën van onderwerpen van deze platforms maken dat een verbod op platformanonimiteit juist hier een zware inmenging in de vrijheid van meningsuiting kan constitueren. Aan de hand van de rechtspraak van het EHRM en de literatuur zal nagegaan worden in hoeverre burgerjournalisten een waakhondfunctie hebben en dus extra bescherming toekomt onder artikel 10 EVRM. Vervolgens

30 C. Vishik & G. Finocchiaro. "Degrees of anonymity in today's computing environments: decomposing complex

processes for anonymity analysis." Proceedings of the Sixth Annual Workshop on Cyber Security and Information Intelligence Research. 2010, p. 1.

31 Zie bijvoorbeeld HR Lycos/Pessers en HvJ EU 29 januari 2008 zaak C-275/06 (Productores de Música de España (Promusicae)/Telefónica de España SAU).

(15)

13 zal een overzicht geschetst worden van de karakteristieken en inhoud en van beide platforms. Ten slotte zal aan de hand van rechtspraak van het EHRM en literatuur nagegaan worden in hoeverre de platforms en actoren bescherming onder artikel 10 EVRM verdienen.

Hoofdstuk 2 - In hoeverre komt burgerjournalisten op online sociale mediaplatforms een waakhondfunctie toe onder artikel 10 EVRM?

2.1. Online sociale mediaplatforms als de globale infrastructuur voor de vrijheid van meningsuiting

Sociale mediaplatforms hebben in zekere zin het publieke debat gedemocratiseerd. Iedereen met een laptop met internetverbinding kan gelijkwaardig participeren op de ideeënmarkt. In deze paragraaf zal de significantie van het internet en online sociale mediaplatforms voor het publieke debat en in het verlengde daarvan, de vrijheid van meningsuiting worden besproken. Vervolgens zal de keerzijde hiervan aan bod komen: de ongebreidelde toegang van iedereen met een laptop en internetverbinding tot sociale mediaplatforms zorgt niet alleen voor vruchtbare discussies over maatschappelijke onderwerpen, ook bedreigingen en haat zijn aan de orde van de dag.

Zoals eerder vermeld komt burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers mogelijk een waakhondfunctie toe die vergelijkbaar is met de pers. Aan de hand van het verloop van de rechtspraak van het EHRM zal besproken worden onder welke omstandigheden dit het geval is. Aansluitend zullen de karakteristieken van de online sociale mediaplatforms Twitter en Reddit kort in hun algemeenheid worden besproken, waarop het gewicht van deze platforms voor (burger)journalisten uiteengezet zal worden.

Sommige auteurs duiden de grote sociale mediaplatforms als ‘de globale infrastructuur voor de vrijheid van meningsuiting’.32 Hoewel het EHRM zich nog niet expliciet heeft uitgelaten over de rol van sociale mediaplatforms in relatie tot artikel 10 EVRM heeft het in Times Newspapers Ltd v. UK gesteld dat het internet een belangrijke rol speelt in het verbeteren van de toegang tot nieuws

(16)

14 en het faciliteren van de verspreiding van informatie in het algemeen.33 In Yildirim stelde het Hof

tevens dat het internet een van de belangrijkste middelen is geworden waarmee individuen hun recht op vrijheid van meningsuiting en informatie kunnen uitoefenen.34 In Mouvement Raelien

Suisse stelde rechter Pinto de Albuquerque in een dissenting opinion dat het internet ‘het meest

open en dynamische netwerk in de geschiedenis is en een wereldwijde marktplaats van ideeën’.35

Artikel 10 EVRM beschermt naast de uitingsvrijheid ook ‘de vrijheid om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen’. Niet alleen de inhoud van een uiting komt bescherming toe, maar ook het gebruikte communicatiemiddel.36 Artikel 10 EVRM is dan ook van toepassing op het internet als communicatiemiddel en de standaardpositie van het EHRM is dan ook dat artikel 10 EVRM en de bijbehorende jurisprudentie gelijkwaardig van toepassing zijn op het internet, behoudens geleidelijke aanpassingen om te voldoen aan het continu veranderende communicatiedomein.37

Zoals besproken heeft de laagdrempeligheid van het verspreiden van informatie op sociale media ook een keerzijde. Haat, bedreigingen en grove beledigingen zijn aan de orde van de dag. Toen in een interview in de NRC vier bekende Nederlanders gevraagd werd wat hun voornaamste redenen waren om Twitter de rug toe te keren antwoordden zij: ‘haat, waaronder scheldpartijen, pesterijen, bedreigingen en seksisme’.38 Hoewel de vrijheid van meningsuiting ook van toepassing is op informatie en ideeën die beledigend zijn, shockeren of verontrusten, geldt dat niet voor hate

speech.

De keerzijde van de anonieme verspreiding van hatelijke uitingen kwam aan bod in het mijlpaalarrest Delfi.39 In dit arrest had een Estlandse digitale krant een artikel geschreven over een ijsweg die plaats moest maken voor een nieuwe route van een veermaatschappij. Onder het artikel verschenen anonieme, hatelijke reacties gericht aan de aandeelhouder van de veermaatschappij.

33 EHRM 10 maart 2009 (Times Newspapers Ltd/Verenigd Koninkrijk), r.o. 27. 34 EHRM 18 december 2012 (Ahmet Yildirim/Turkije), r.o. 48.

35 EHRM 13 juli 2012 (Mouvement Raëlien Suisse/Zwitserland), dissenting opinon Pinto de Albuquerque. 36 EHRM 22 mei 1990 (Autronic/Zwitserland), r.o. 47.

37 Zie N. Vajić and P. Voyatzis, “The internet and freedom of expression: a ‘brave new world’ and the ECtHR's

evolving case-law” in J. Casadevall et al (eds) Freedom of Expression - Essays in honour of Nicolas Bratza, President of the European Court of Human Rights (Oisterwijk: Wolf Legal Publishers, 2012), zoals geciteerd in: J. Rowbottom, ‘In the Shadow of the Big Media: Freedom of Expression, Participation and the Production of Knowledge Online’, p. 1.

38 L. Nieber, ‘Vaarwel Twitter. Ik laat het riool aan de ratten’, NRC, 5 september 2019. 39 EHRM 16 juni 2015 (Delfi AS/Estonia).

(17)

15 Het Hof overwoog dat ‘door gebruikers gegenereerde expressieve activiteiten op het internet een platform bieden voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting die zijn weerga niet kent.’40

Naast deze voordelen doen zich ook bepaalde gevaren voor, vervolgde het Hof. ‘Duidelijk illegale uitingen zoals laster, het aanzetten tot haat en geweld kunnen binnen enkele seconden het wereldwijde web op worden geslingerd en blijven soms permanent online.

2.2. Burgerjournalistiek op online sociale mediaplatforms

Burgerjournalisten, bloggers en populaire sociale mediagebruikers in online context verwijzen naar ´gewone´ gebruikers op het internet die zich wel bezighouden met journalistieke activiteiten, maar niet voor hun beroep. Dit kan plaatsvinden op (eigen) weblogs, in de krant of op online sociale mediaplatforms. In sommige literatuur wordt het fenomeen erg breed gedefinieerd en valt het enkel delen van video-, foto- en tekstberichten en het reageren op nieuws en andere gebruikers ook onder burgerjournalistiek.41

Het onderscheid tussen de drie termen (burgerjournalisten, bloggers en populaire mediagebruikers) is lastig te maken nu de activiteiten van deze actoren veelal in elkaar overlopen. In deze scriptie worden de begrippen gezamenlijk gedefinieerd als gebruikers van online sociale mediaplatforms die onafhankelijk van de traditionele media zelf journalistieke inhoud creëren. Deze inhoud kan bestaan uit actualiteit, duiding of opinie.

Waakhondfunctie burgerjournalistiek

Artikel 10 EVRM garandeert dat ‘een ieder recht [heeft] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen’.42 Alhoewel de pers niet expliciet wordt genoemd in het artikel, heeft het Hof middels zijn rechtspraak de pers toch een speciale positie toegekend. Het heeft er onder meer voor gezorgd dat onder artikel 10 EVRM journalisten beschermd worden bij nieuwsgaring en onderzoeksjournalistiek, een afdwingbaar recht op toegang tot overheidsdocumenten hebben en

40 Delfi r.o. 110.

(18)

16 vergaande bescherming toekomen bij het geheim houden van hun bronnen.43 In Barthold kende

het Hof de pers als eerste de rol als ‘informatieverstrekker’ en ‘publieke waakhond’ toe.44 Het is

haar taak om kwesties van algemeen belang aan te kaarten en het publiek heeft het recht om deze informatie te ontvangen.45

De media dragen bij aan de democratische participatie van burgers nu zij burgers in staat stellen kennis te nemen van het verloop van de democratie en hier kritiek op te leveren en mee te denken.46 Het Hof kent dan ook geen of weinig beoordelingsruimte toe aan lidstaten wanneer de persvrijheid in het geding is.47

Ook NGO’s, actiegroepen en individuen kunnen tot op zekere hoogte genieten van de extra bescherming die de pers toekomt. In Steel & Morris, waarin twee leden van het anarchistisch-activistisch collectief London Greenpeace (niet te verwarren met de internationale milieuorganisatie) beboet waren omdat zij zich middels flyers lasterlijk zouden hebben uitgelaten over fastfoodketen McDonalds, oordeelde het Hof dat het in het publieke belang is dat kleine groepen en individuen buiten de ‘mainstream’ zoals London Greenpeace bijdragen aan het publieke debat door het verspreiden van informatie en ideeën die gaan over kwesties van algemeen belang.48

Vier jaar later ging het Hof nog een stapje verder in Társadág.49 In dit arrest werd een Hongaarse burgerrechtenorganisatie als ‘social watchdog’ aangemerkt en werd een schending van artikel 10 EVRM geconstateerd nu de organisatie een verzoek om inzage van overheidsdocumenten werd geweigerd door de Hongaarde overheid. De verwezenlijking van een functie van de pers, het

43 Zie bijvoorbeeld ECtHR 17 February 2015, Guseva v. Bulgaria, ECtHR Grand Chamber 8 November 2016,

Magyar Helsinki Bizottság v. Hungary, en ECtHR Grand Chamber 27 March 1996, Goodwin v. Verenigd

Koninkrijk, zoals allen geciteerd in D. Voorhoof, "Investigative journalism, access to information, protection of sources and whistleblowers." Promoting dialogue between the European Court of Human Rights and the media freedom community. European Centre for Press and Media Freedom, 2017. 33-60, Hierna: Voorhoof 2017.

44 EHRM 25 maart 1985, nr. 8734/79, (Barthold/Bondsrepubliek Duitsland), r.o. 58. 45 Observer and Guardian v UK, r.o. 59, Sunday Times r.o. 66.

46 M. Oosterveld, & M. Oostveen. "Van ‘public watchdog' naar 'public watchblog': het EHRM en journalistieke

weblogs." Mediaforum 25 (2013), p. 146, hierna: Oosterveld & Oostveen 2013.

48 Steel & Morris v. UK, r.o. 89.

(19)

17 creëren van een forum voor publiek debat, is namelijk niet voorbehouden aan de media of professionele journalisten.50

In 2011 nam het Comité van Ministers van de Raad van Europa een Aanbeveling aan ‘over de nieuwe notie van media’.51 Deze aanbevelingen zijn niet bindend, maar wel invloedrijk.52 Het EHRM is een levend instrument en de Raad van Europa geeft aanbevelingen en adviezen waarmee vooruitgelopen kan worden op ‘normatieve leemtes’ in de rechtspraak van het EHRM.53 In de Aanbeveling worden de media geprezen als het meest belangrijke instrument voor de vrijheid van meningsuiting in de publieke sfeer nu zij burgers in de gelegenheid stellen hun recht op het zoeken en ontvangen van informatie uit te oefenen. De Aanbeveling vervolgt met te stellen dat ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie zorgen voor ongekende niveaus van interactie en betrokkenheid van gebruikers, wat nieuwe kansen biedt voor democratisch burgerschap. Het Comité van Ministers beveelt lidstaten dan ook aan om een nieuwe, brede notie van media aan te nemen en ervoor te zorgen dat regelgeving wat betreft de vrijheid van meningsuiting actueel gemaakt wordt voor deze nieuwe actoren, zoals gebruikers en bloggers. Wel stelt de Aanbeveling dat wanneer bloggers als ‘media’ gezien willen worden en van de bijbehorende privileges willen genieten, zij zich ook in voldoende mate moeten houden aan journalistieke ethische normen, die bijvoorbeeld zijn vastgelegd in een gedragscode.54

Meer duidelijkheid over de positie van burgerjournalisten wordt verschaft in het baanbrekende arrest Magyar Helsinki Bizottság.55 Ook hier ging het om een Hongaarse burgerrechtenorganisatie die toegang tot overheidsdocumenten wilde. Het Hof besloot hier dat artikel 10 EVRM was geschonden ‘wegens een weigering door de Hongaarse autoriteiten om toegang te verlenen tot informatie’. Het overwoog, net als in Társasag, ‘dat het creëren van een publiek debat niet alleen voorbehouden is aan de pers maar ook aan NGO’s, wier activiteiten een essentieel onderdeel vormen van een geïnformeerd publiek debat’. Het vervolgde door te stellen dat ‘wanneer een NGO

50 Társaság a Szabadságjogokér/Hongarije, r.o. 27

51 Aanbeveling CM/Rec(2011)7 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (21 september 2011), On a

new notion of media, par. 71. Hierna: Aanbeveling CM/Rec(2011)7.

52Oosterveld & Oostveen 2013, p. 150; McGonagle 2012, p. 338. 53 McGonagle 2012, p. 338.

54 Aanbeveling CM/Rec(2011)7.

(20)

18 de aandacht vestigt op zaken van algemeen belang deze een rol als publieke waakhond uitoefent die vergelijkbaar is met die van de pers. NGO’s komt daarom op grond van het Verdrag een rol als ‘sociale waakhond’ toe met een soortgelijke bescherming als de pers.

Het Hof kiest hier dus net als in Társaság voor een functionele benadering door te stellen dat het een belangrijke overweging is of de entiteit of persoon die toegang tot informatie wil dit doet met de bedoeling om het publiek te informeren, en dat de waakhond-rol dus niet alleen voorbehouden is aan de pers en NGO’s.56 Dit hogere beschermingsniveau geldt ook voor academici en schrijvers over kwesties van algemeen belang.57 Het Hof sluit af door de belangrijke rol die het internet speelt bij het verbeteren en vergemakkelijken van de toegang van het publiek tot nieuws te erkennen en daarom de functie van ´bloggers en populaire gebruikers´ van sociale media gelijk te stellen met die van ‘publieke waakhonden’ wat betreft de bescherming onder artikel 10 EVRM.58

De vraag rest wat het Hof met ´bloggers en populaire gebruikers´ van sociale media bedoelt. Vallen hier slechts gebruikers onder die met op regelmatige basis stukken publiceren en een hele schare volgers achter zich hebben of zouden ook zij, die ‘ad hoc’ burgerjournalist zijn geworden, door bijvoorbeeld getuige te zijn geweest van een nieuwswaardige gebeurtenis en hier verslag van te doen, hieronder vallen? Afgaande op de hiervoor besproken ‘functionele benadering’ van het Hof bij het recht op toegang tot informatie, welke overigens ook gehanteerd wordt bij bijvoorbeeld bronbescherming59, zou betoogd kunnen worden dat het Hof vooral zal kijken naar de

daadwerkelijke activiteiten die een persoon uitvoert en minder naar zijn of haar officiële hoedanigheid. Als een gewone Twittergebruiker opeens in een heftige demonstratie verzeild raakt en hier verslag van doet, en dus ‘persfuncties uitvoert in het publieke belang’60, is hij of zij dus mogelijk op dát moment burgerjournalist en komt hem of haar dan ook wat betreft die verslaggeving de rol van publieke waakhond toe.

57 Magyar Helsinki Bizottság, r.o. 167. 58 Magyar Helsinki Bizottság, r.o. 168.

59 Aanbeveling CM/Rec(2000)7 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (8 maart 2000), On the right

of journalists not to disclose their sources of information, zoals geciteerd in Oosterveld & Oostveen, p. 152, zie ook G.A.I. Schuijt, ‘De juridische relevantie van de begrippen “journalist” en “journalistieke werkzaamheden,”

Mediaforum 2008-5, p. 192.

(21)

19 2.2.1. Twitter

Twitter is een onlineplatform waarop men video’s, foto’s en berichten van 280 karakters kan plaatsen. Het heeft meer dan 320 miljoen actieve gebruikers en het platform wordt gebruikt om informatie te verspreiden en in mindere mate om relaties op te bouwen. Dit valt af te leiden uit de lage mate van reciprociteit op het platform: in tegenstelling tot platforms zoals Facebook of LinkedIn vereist het volgen of gevolgd worden op Twitter geen wederkerigheid.61 Bijna 80% van de gebruikersparen is niet wederkerig.62

Twitter’s hashtag systeem (#) maakt het mogelijk om in het openbaar conversaties te voeren met een groot aantal gebruikers over een specifiek onderwerp. Men kan zich op een bepaalde hashtag abonneren, bijvoorbeeld #rtldebat, om zo alle tweets over het eerste televisiedebat voor de Provinciale Statenverkiezingen in 2019 te ontvangen.63 Het creëert in feite een ‘adhoc community waarin gebruikers kunnen communiceren over het hashtag onderwerp zonder dat men elkaar hoeft te volgen op het platform.’64

Burgerjournalistiek

25% van alle 150.000 geverifieerde Twitter accounts heeft een journalistiek karakter.65 In een enquête waarin gevraagd werd welk onlineplatform het meest waardevol is voor journalisten koos 83% van de respondenten Twitter. Door het grote aantal gebruikers is er bij belangrijke gebeurtenissen altijd wel iemand met een Twitter account ter plaatse en het platform wordt dan ook veel gebruik voor breaking news.66 Het verschaft media en (burger)journalisten de mogelijkheid om live-verslaggeving te doen van gebeurtenissen zoals rechtszaken, rampen en evenementen. Journalisten hebben interactie met burgers en gebruiken het om in contact te komen met mogelijke bronnen. Ook gebruiken sommige redacties van traditionele media Twitter om te

61Kwak, Haewoon, et al. "What is Twitter, a social network or a news media?." Proceedings of the 19th

international conference on World wide web. 2010, p. 591.

62 Idem, p. 593

63 A. Bruns & J. Burgess, ‘Researching News Discussion on Twitter’, Journalism Studies, 13:5-6, 2012, p. 804,

hierna Bruns 2012.

64 Idem.

65 Geverifieerde Twitter accounts worden door Twitter aangemerkt als account van algemeen belang. Hieronder

vallen o.a. gebruikers op het gebied van muziek, acteren, mode, politiek, religie, journalistiek, media, sport en het bedrijfsleven. https://help.twitter.com/nl/managing-your-account/about-twitter-verified-accounts

66 Broersma, Marcel, en Graham 2012. ‘‘Social Media As Beat: Tweets As News Source during the 2010 British and

(22)

20 kijken wat er speelt door te kijken welke hashtag er veel gebruikt wordt.67

Burgerjournalistiek

Op 14 mei 1960 schreef de Amerikaanse journalist A.J. Liebling in een artikel genaamd ‘The Wayward Press: Do you belong in journalism?’ de fameuze woorden: Freedom of the press is

guaranteed only to those who own one. Het internet heeft journalistiek gedemocratiseerd; iedereen

kan relatief eenvoudig een blog of website maken. Twitter heeft dit nog makkelijker gemaakt. Er hoeft slechts een account te worden aangemaakt en men kan verslag doen, meningen ventileren en misstanden aankaarten.

Bloggers en burgerjournalisten werken vaak zelfstandig en zijn niet of in mindere mate afhankelijk van advertentie-inkomsten en zijn daarom bij uitstek geschikt om zienswijzen van minderheden en door de media onderbelichte zaken naar voren brengen. Denk bijvoorbeeld aan het Deense dagblad ‘Jyllands-Posten’ dat twaalf cartoons waarop de profeet Mohammed afgebeeld stond publiceerde en de daaropvolgende terughoudendheid van media om ze te herdrukken. Op Twitter circuleerden ze vrij.

2.2.2. Reddit

Reddit is een sociale mediawebsite met meer dan 330 miljoen actieve gebruikers. Het is een forum dat bestaat uit door gebruikers zelf aangemaakte subreddits. Dat zijn subdomeinen binnen Reddit zelf die over een zeer breed scala aan onderwerpen gaan. Gebruikers kunnen hier zelf berichten, afbeeldingen, video’s en links plaatsen. Er zijn momenteel ongeveer 138.000 actieve subreddits. De moderators van de subreddit – de gebruikers die het subreddit hebben aangemaakt of gebruikers die door deze mensen als beheerder zijn aangesteld – stellen regels en handhaven deze zelf. De administrators, beheerders van Reddit die daar ook werkzaam zijn, handhaven de officiële Reddit regels ook wanneer de moderators dit niet doen. Zo werden er in juni 2020 nog 2000 subreddits van de site verbannen.68 Op berichten wordt gestemd door gebruikers; berichten die

upvotes krijgen worden zichtbaarder en berichten die veel downvotes krijgen worden minder

zichtbaar. Reddit functioneert dus als een democratisch platform voor het verspreiden van

67 Bruns 2012, p. 802.

68 N. Pesce, ‘Reddit bans ‘The_Donald’ and ‘ChapoTrapHouse’ among 2,000 online communities in huge purge’, Marketwatch, 29 juni 2020.

(23)

21 informatie over elk denkbaar onderwerp. De subreddits stellen de gebruikers in staat om over verschillende onderwerpen mee te praten, niet beperkt door grenzen in plaats of in tijd. Gebruikers kunnen zich registreren met slechts een gebruikersnaam en wachtwoord. De gebruikersnaam fungeert als pseudoniem.

2.3. Reddit – burgerjournalistiek

Ook op Reddit wordt gecrowdsourced door burgerjournalisten. Neem bijvoorbeeld de subreddit /r/SyrianCivilWar. Deze subreddit beschrijft zichzelf als ‘news, analysis, discussion and

investigative journalism of the conflict in Syria along with the regional and global ramifications’.

Het subreddit heeft 28 moderators en 61 vertalers die niet-Engelse video-, audio- en tekstbronnen vertalen. Het forum is verantwoordelijk voor het online tijdschrift The Week in Review dat in pdf-vorm wordt uitgegeven. Het tijdschrift bevat gedetailleerde kaarten met gevechtslinies, informatieve illustraties en diepgaande analyses over de crisis aldaar.69 Het leunt op de wijsheid van de massa, door gebruikers gegenereerde inhoud en publieke bronnen. 70

Waarnemers stellen dat de subreddit en het tijdschrift in kwestie over betere informatie beschikten dan veel traditionele media.71 Er zijn nog talloze andere voorbeelden van subreddits die de wijsheid

van de massa gebruiken voor serieuze onderzoeksjournalistiek. Deze zijn niet allemaal zo succesvol als /r/SyrianCivilWar. Neem bijvoorbeeld de heksenjacht die begon op de subreddit /r/findbostonbombers nadat moslimterroristen in 2013 bommen hadden laten afgaan bij de marathon in Boston. Enkele uren na de aanslag dachten de burgerjournalisten de aanslagpleger geïdentificeerd te hebben als Sunil Tripathi, een 22-jarige jongeman die al een maand als vermist was opgegeven door zijn ouders. Zijn foto stond al snel op verschillende nieuwswebsites en zijn ouders werden overladen met interviewverzoeken.72 Even later bleek dat de jongen onschuldig was en al een tijdje dood was. Hij had zelfmoord gepleegd.

69Mitchell, S. S., & Lim, M. (2018). Too crowded for crowdsourced journalism: Reddit, portability, and citizen

participation in the Syrian crisis. Canadian Journal of Communication, 43(3), p. 406.

70 Reddit, /r/syriancivilwar, ‘The Week in Review – Aleppo in review’ 19 januari 2019, zie:

https://www.reddit.com/r/syriancivilwar/comments/5mnf4c/the_week_in_review_aleppo_in_review/.

71 M. Ingram, ´Lessons in the crowdsourced verification of news from Storyful and Reddit’s Syria forum´, Gigaom,

17 december 2013.

72 A. Shontell, ‘What It’s Like When Reddit Wrongly Accuses Your Loved One Of Murder’, Business Insider, 26

(24)

22 Hoofdstuk 3 - Implicaties verbod op platformanonimiteit voor de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten

In dit hoofdstuk wordt nagegaan welke implicaties een verbod op platformanonimiteit zal hebben voor de vrijheid van meningsuiting van burgerjournalisten, bloggers en sociale mediagebruikers. Eerst zal de aanzienlijke rol die anonimiteit in de Nederlandse geschiedenis heeft gespeeld aan bod komen, vervolgens zal in 3.2. aan de hand van de rechtspraak van het EHRM, Aanbevelingen van de Raad van Europa en VN-rapporten steun voor het verband tussen anonimiteit en de vrijheid van meningsuiting gezocht worden. In paragraaf 3.3. zullen de implicaties van een verbod op platformanonimiteit op de vrijheid van meningsuiting voor burgerjournalisten behandeld worden.

3.1. Anonimiteit en uitingsvrijheid in de geschiedenis

In deze paragraaf zal beknopt beschreven worden welke rol anonimiteit in de Nederlandse geschiedenis heeft gespeeld. Anonimiteit was vroeger nauw verbonden met de persvrijheid; boekverboden werden in veel gevallen gelijktijdig met anonimiteitsverboden opgelegd. Anton Ekker heeft in het hoofdstuk ‘Anonieme geschriften in Nederland’ in zijn proefschrift ‘Anoniem communiceren: van drukpers tot weblog’ een chronologische analyse van anonieme geschriften in de Nederlandse geschiedenis gemaakt. Deze paragraaf zal voor een groot deel gebaseerd zijn op zijn bevindingen.

Een paar maanden nadat in 1581 het Plakkaat van Verlatinghe werd getekend waarin Filips II werd afgezet als heerser over bepaalde provincies van de Habsburgse Nederlanden, vaardigt Willem van Oranje een plakkaat uit waarin het verboden wordt te publiceren zonder vooraf toezicht van de autoriteiten. Ook moet de naam van de drukker en auteur te alle tijden worden vermeld.73 Algemene anonimiteitsverboden zouden in de 17e en 18e eeuw nog veel vaker worden

uitgevaardigd.74 De verboden waren niet effectief: in de 16e eeuw zou ongeveer 60% van het totale

73 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, ‘1600-1700: Getemperde vrijheid I’, geraadpleegd op:

http://www.iisg.nl/exhibitions/censorship/1600-1700-nl.php

74 G.W. Schimmel, Beschouwingen over de periodieke pers in verband met de verantwoordelijkheid der

drukpersdelicten (diss. Amsterdam UvA), Amsterdam: Muller & Co. 1882, p. 3, zoals geciteerd in Ekker 2006, p. 90.

(25)

23 aantal pamfletten over binnenlandse aangelegenheden zonder naam van de auteur of drukker verschijnen.75

Aan het Volk van Nederland

‘’Aan het volk van Nederland’’ was vermoedelijk het invloedrijkste pamflet in de Nederlandse geschiedenis. Het verscheen (anoniem, uit angst voor represailles van de Stadhouder76) in de nacht van 25 tot 26 september 1781 en bevatte een scherp onderbouwd klaagschrift waarin uitgebreid ingegaan werd op zaken als de vrijheid van meningsuiting en democratie.77 In het pamflet werd beschreven hoe de stadhouders hun eigen en het Engelse belang lieten prevaleren boven het belang van het Nederlandse volk.78 Het volk zou zich via de pers moeten laten informeren en alleen de vrijheid van meningsuiting zou ervoor kunnen zorgen dat het volk zich van misstanden op de hoogte kan stellen. Persvrijheid zou onmisbaar zijn voor de vorming van de publieke opinie en voor het uitoefenen van controle op de politieke macht. 79 De auteur, honderd jaar later geïdentificeerd als Joan Derk van der Capellen tot den Pol, was een Overijsselse politicus. 80 Hij wordt gezien als de grootvader van de Nederlandse patriottenbeweging; een beweging die zich onder andere inzette voor democratische verkiezingen, de vrijheid van meningsuiting en in het verlengde daarvan, de drukpersvrijheid.81 Het pamflet werd na verspreiding meteen verboden en

er werd een beloning uitgeloofd voor het aangeven van de anonieme auteur.82 Toch was het kwaad al geschied: het pamflet had volgens politiek historicus Ewoud Klei een enorme politieke impact en was uitermate belangrijk voor de vorming van de Nederlandse democratie. Het boekje wordt uiteindelijk viermaal herdrukt en er verschijnen verschillende vertalingen van.83 Anton Ekker stelt

75 I. Weekhout, Boekencensuur in de Noordelijke Nederlanden, Den Haag: Sdu 1998, p. 108-109, zoals geciteerd in

Ekker 2006, p. 90.

76 Ekker 2006, p. 91. Deze angst klinkt door in zijn pamflet: “Hebt gij, o Willem, niet door ons hele land Uw spionnen, aanbrengers en verklikkers, die zich in alle gezelschappen weten in te dringen en ons van de genoegens van een gulle openhartige samenleving beroven? Zijt gij ’t niet, die onze hele natie daardoor vreesachtig,

achterhoudend en geveinsd gemaakt hebt en haar rondborstig, eenvoudig en oud-Hollands karakter en bestaan hebt bedorven? Door wiens toedoen, o vorst, zijn zelfs de briefwisselingen niet meer .heilig?”

77 J. D. van der Capellen tot den Pol, ‘Aan het volk van Nederland’, Elsevier. 78 Idem.

79 J. van Eijnatten, "Van godsdienstvrijheid naar mensenrecht. Meningsvorming over censuur en persvrijheid in de

Republiek, 1579-1795." BMGN-Low Countries Historical Review 118.1 (2003), p. 15.

80 Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Aan het volk van Nederland (ed. W.F. Wertheim en A.H. Wertheim-Gijse

Weenink). Heureka, Weesp 1981, p. 7, geraadpleegd op

https://www.dbnl.org/tekst/cape004aanv01_01/cape004aanv01_01.pdf.

81 Peter Bak, Gedonder in de sociale. Vijftig jaar sociaal-culturele wetenschappen aan de Vrije Universiteit

1963-2013, p. 15.

82 E. Klei, ‘Aan het Volk van Nederland: na ruim 200 jaar nog steeds actueel’, Elsevier, 7 juni 2016. 83 Ekker 2006, p. 92.

(26)

24 tevens in zijn proefschrift dat het goed mogelijk is dat het pamflet een belangrijke impuls heeft gegeven aan het in gang zetten van een maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van anonieme geschriften.84

Kort na het verschijnen van het pamflet van Joan Derk verschijnt er namelijk een boekje genaamd: ‘Consideratiën in hoeverre het verbieden van naamloze geschriften dienstig is, en welke daaronder

begrepen moeten worden’.85 In dit boekje vraagt het Groningse genootschap ‘Amore Patriæ’ zich af of het het algemeen belang ten goede zou komen om de vrijheid van schrijven en drukken te beteugelen of dat deze in haar geheel vrij gelaten zou moeten worden.86 In het boekje wordt het pamflet Aan het Volk van Nederland als ‘opruiend geschrift’ bestempeld. Er wordt betoogd dat geschriften die geen ander oogmerk hebben dan gerespecteerde mensen belachelijk te maken, regeringen verdacht doen voorkomen of nadeel aan de maatschappij of haar leden toebrengt niet anoniem gepubliceerd mogen worden.87

Een jaar later verschijnt hier een anonieme reactie op: getiteld: ‘De vryheid der drukpers, onafscheidelyk verknogt aan de vryheid der Republiek’. Het geschrift verwerpt het voorgestelde verbod op anonieme opruiende geschriften. De auteur stelt dat hoe erg de anonieme laster ook is, de ‘minste beteugeling der Drukpers’ zal het gezag de mogelijkheid geven kritische geschriften als opruiend aan te merken.88

Deze paragraaf heeft laten zien dat de vrijheid van meningsuiting, en in het verlengde daarvan de persvrijheid van oudsher een sterke band heeft met het recht om anoniem te publiceren. De hiervoor beschreven censuurbepalingen en anonimiteitsverboden hadden alle ten doel de

84 Ekker 2006, p. 91.

85 Genootschap Amore Patriæ, Consideratien, in hoe verre het verbieden van naamlooze geschriften dienstig is, en

welke daar onder moeten begreepen worden, 1781, p. 6, zoals geciteerd in Ekker 2006.

86 Idem. 87 Idem.

88 Doch indien wy dit misbruik, hoe haatelyk, hoe ongelukkig voor hem, die onschuldig wordt aangevallen, tegen

een ander misbruik, dat uit de minste beteugeling der Drukpers voort kan vloeyen, vergelyken, dan behoeven wy, myn Vriend! niet lang stil te staan, of wy zien de schade naar myne zyde overhellen; en uws Vriends gevoelen wordt, myns oordeels, te ligt bevonden. Laten wy uwen Vriend slegts vragen: wie beslissen zal, zo 'er een geschrift uitkomt, of dit geschrift tot de zulken behoore, die hy onder de derde Klasfe plaatste, dat is, onder de Lasterschriften enz., dan of het onder de tweede Klasfe plaats verdiene, dat is, onder de zulken, die gerigt zyn om de Regenten en de rest van het Volk te verlichten? en hy zal my ongetwyffeld ten antwoord geven: de Regenten zelve, zulken die aan het hoofd van den Staat zitten, of wie dezen hier toe mogelijk stellen.’’, uit Vryheid der Drukpers 1782, p. 24, zoals geciteerd in Ekker 2006, p. 94.

(27)

25 kerngedachte van de vrijheid van meningsuiting met voeten te treden: critici die in het publieke belang de zittende macht, toentertijd de kerk en autoritaire leiders, de mond te snoeren. De vraag rijst of de auteur van het invloedrijke ‘Aan het Volk van Nederland’, de Overijsselse politicus Joan Derk van der Capellen, op het moment dat hij het anonieme pamflet verspreidde en zich hard maakte voor democratie en vrijheid van meningsuiting geen rol als publieke waakhond toekwam; hij creëerde immers een forum voor publiek debat over een onderwerp van algemeen belang. Zoals gezegd waren de anonimiteitsverboden weinig effectief: Ekker noemt het ontbreken van een centraal gezag en centrale wetgeving als mogelijke reden hier voor.89 Dit heeft mogelijk bijgedragen aan de grote invloed die Van der Capellens brief heeft gehad. De burgerjournalisten in de 21e eeuw zullen hier helaas niet van profiteren.

3.2. Anonimiteit en uitingsvrijheid in de Europese Unie

Zoals in de vorige paragraaf beschreven, wordt het anonimiteitsverbod al eeuwen gezien als inperking van de vrijheid van meningsuiting. Ook in de afgelopen decennia is door de Europese Unie, de Raad van Europa en de Verenigde Naties het een en ander gezegd over de significantie van anonimiteit voor de vrijheid van meningsuiting.

Europese Unie

Zo stelde de werkgroep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens van het directoraat-generaal interne markt90, dat toeziet op de consequente toepassing van het gegevensbeschermingsrecht, in een aanbeveling op 25 februari 1997 aan de Europese Commissie dat ‘het identificeren en beschrijven van lezers en gebruikers van informatiediensten waarschijnlijk de bereidheid van personen vermindert om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken’.91 Diezelfde werkgroep gaf op 3 december 1997 in een aanbeveling getiteld ´Anonimiteit op Internet´ aan dat anonimiteit essentieel is bescherming voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting op internet.92 Wel zijn er volgens de

89 Ekker 2006, p. 90.

90 Dit is thans het Europees Comité voor gegevensbescherming dat toeziet op een consequente toepassing van regels

voor gegevensbescherming in de Europese Unie.

91 Aanbeveling 1/97, ‘Wetgeving inzake gegevensbescherming en de media, Directoraat-Generaal Interne Markt,

25 februari 1997, p.5

(28)

26 werkgroep terechte zorgen over schadelijke en illegale inhoud op online nieuwsgroepen, prikborden en andere discussiefora.93 De werkgroep noemt als mogelijke oplossing hiervoor het

identificeerbaar maken van alle gebruikers op deze platforms. Wel plaatst het vraagtekens bij de proportionaliteit en uitvoerbaarheid van zo´n maatregel.94

Raad van Europa

Vijf jaar later wordt het belang van anonimiteit voor de vrijheid van meningsuiting ook in de Raad van Europa erkend. Op 28 mei nam het een verklaring aan, getiteld ´de vrijheid van communicatie op het internet.95 In de verklaring worden lidstaten herinnerd aan hun verplichting om de uitings- en informatievrijheid als fundamentele rechten te beschermen. De verklaring overweegt dat er een balans moet worden gevonden tussen het respecteren van de wil van internetgebruikers om niet hun identiteit bekend te maken en de noodzaak voor wetshandhaving om hen die verantwoordelijk zijn voor strafbare feiten op te sporen.

Het zevende en laatste grondbeginsel van de verklaring stelt dat lidstaten de wil van internetgebruikers om niet hun identiteit bekend te maken moeten respecteren.96 De toelichting bij het grondbeginsel stelt dat internetgebruikers een valide reden kunnen hebben om hun identiteit niet te onthullen wanneer zij uitspraken op het internet doen en dat wanneer zij verplicht worden dit te doen dit een excessieve beperking zou zijn van hun vrijheid van meningsuiting.97 Ook zou

zo’n verplichting de samenleving potentieel waardevolle informatie en ideeën ontnemen.98 Ook

de handleiding c.q. aanbeveling getiteld ‘Guide to human rights for internet users’ van de Raad van Europa uit 2014 stelt dat internetgebruikers er voor moeten mogen kiezen om hun identiteit niet te onthullen door bijvoorbeeld gebruik te maken van een pseudoniem.99 Wel moeten die gebruikers er zich van bewust zijn dat lidstaten maatregelen kunnen nemen om achter de identiteit van een specifieke pseudonieme gebruiker te komen.100

93 Idem, p. 6 94 Idem.

95 Recommendation CM/Rec(2003), Declaration on freedom of communication of the internet with explanatory

memorandum.

96 Idem, principle 7. 97 Idem, p. 8. 98 Idem.

99 Recommendation CM/Rec (2014)6, 'Guide to human rights for internet users’, p. 4, p. 21. 100 Idem.

(29)

27 Verenigde Naties

Het VN-rapport uit 2013 over de bevordering en bescherming van de vrijheid van opinie en meningsuiting van speciale rapporteur Frank la Rue stelt dat anonimiteit van communicatie een van de meest significante vormen van vooruitgang is die het internet mogelijk heeft gemaakt en het individuen in staat stelt zichzelf te uiten zonder angst voor vergelding of veroordeling.101 Hetzelfde rapport stelt twee jaar later, in 2015, dat staten anonimiteit op internet zouden moeten beschermen nu deze de vrijheid van meningsuiting op belangrijke wijze faciliteert.

EHRM

Het EHRM erkent al geruime tijd het verschoningsrecht van journalisten en het chilling effect dat een bevel tot onthulling van de identiteit van een bron kan hebben op de uitoefening van de persvrijheid.102 Toch gaat het in deze zaken vooral om de bescherming van de vrijheid van meningsuiting van de journalist zelf en in mindere mate om die van de anonieme bron.103

Toch lijkt het EHRM het belang van anonimiteit voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting van internetgebruikers wel te erkennen. In het hiervoor besproken Delfi arrest haalt het Hof de hiervoor besproken verklaring van de Raad van Europa aan en stelt het dat het zich bewust is van de wensen van internetgebruikers hun identiteit niet te onthullen bij het uitoefenen van hun recht op vrijheid van meningsuiting. 104 Toch stelt het dat de keuze van Delfi om

niet-geregistreerde gebruikers reacties te laten plaatsen een bepaalde verantwoordelijkheid met zich meebrengt.

In de latere uitspraak van de Grote Kamer worden deze overwegingen niet herhaald. Wel haalt ook de Grote Kamer de verklaring van de Raad van Europa aan én de hiervoor besproken ‘Guide to human rights for internet users’.105 Toch kiest het Hof er voor om de Estlandse wet die de digitale krant Delfi aansprakelijk maakt voor de anonieme hatelijke reacties die onder artikelen verschijnen

101 Human Rights Council, “Report of the Special Rapporteur on the promotion and protection of the right to

freedom of opinion and expression, Frank La Rue,” 17 April 2013, p. 7.

102 EHRM 27 maart 1996 (Goodwin/Verenigd Koninkrijk), r.o. 19, 39

103 Ekker 2006, p. 118. In Sanoma Uitgevers t. Nederland zegt het Hof wel dat ‘orders to disclose sources have a

potentially detrimental impact, not only on the source(..)’ Toch wordt niet geëxpliciteerd dat dit nadelige effect de vrijheid van meningsuiting van de anonieme bron aantast.

104 EHRM 10 oktober 2013 (Delfi AS/Estland), r.o. 40. 105 EHRM 16 juni 2015 (Delfi AS/Estland), r.o. 47.

(30)

28 niet als schending van artikel 10 EVRM aan te merken, terwijl het heel goed mogelijk is dat deze aansprakelijkheid er voor zorgt dat nieuwssites zoals Delfi geen anonieme reacties meer zullen toelaten uit vrees voor aansprakelijkheid. Vooral kleinere platforms die geen geld hebben om de reacties uitgebreid te screenen zullen vermoedelijk het zekere voor het onzekere nemen.

In het arrest Digital Rights Ireland verklaarde het HvJ EU de Dataretentierichtlijn ongeldig.106 De richtlijn verplichtte aanbieders van openbare communicatienetwerken en elektronische communicatiediensten verkeers- en locatiegegevens ten minste zes maanden te bewaren voor het opsporen van ernstige criminaliteit.107 Het HvJ EU verklaarde de richtlijn in strijd met artikel 7108 en 8109 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest) nu de richtlijn van toepassing is op álle personen die gebruik maken van elektronischecommunicatiediensten110, geen verband vereist tussen de gegevens die bewaard moeten worden en een bedreiging van de openbare veiligheid111 en geen onderscheid tussen gegevens maakt en geen regels over gebruik stelt.112

In overweging 28 stelt het HvJ EU dat het niet is ‘uitgesloten dat de bewaring van de betrokken gegevens een invloed heeft op de wijze waarop abonnees of geregistreerde gebruikers die in deze richtlijn bedoelde communicatiemiddelen gebruiken en derhalve op de wijze waarop zij hun door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde vrijheid van meningsuiting uitoefenen. Het HvJ EU komt helaas niet toe om de richtlijn uitgebreid aan artikel 11 Handvest te toetsen. Toch is het interessant dat het HvJ EU in deze overweging in essentie het chilling effect beschrijft dat bij gebruikers en abonnees kan optreden wanneer dienstverleners hun gegevens bewaart met oog op latere identificatie. Deze overweging wordt herhaald in het Tele2 Sverige arrest waarin het ook ging om dataverzameling ten behoeve van de openbare veiligheid.113 In de volgende paragraaf zal hier nader op worden ingegaan.

106 HvJ EU 8 april 2014 (Digital Rights Ireland). 107 Dataretentierichtlijn, artikel 1, 6 en 7.

108 Artikel 7 Handvest: ‘De eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven’. 109 Artikel 8 Handvest: ‘De bescherming van persoonsgegevens’.

110 Digital Rights Ireland, R.o. 57. 111 Digital Rights Ireland, R.o. 59.

112 Digital Rights Ireland, R.o. 60-62, uit: H. Hijmans, "De ongeldigverklaring van de dataretentierichtlijn: een

nieuwe stap in de bescherming van de grondrechten door het Hof." (2014), p. 248.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

AT: buitenlandse dienstverleners zijn uitsluitend in de volgende activiteiten toegelaten: verpleegkundigen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, diëtisten

(12) Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de

Als antwoord op de vraag die haar soms gesteld wordt 'of ze het wel voor de cliënt doet of voor zichzelf', geeft Koek-Michels aan dat ze met alles wat ze inzet, of dat nou

houdende opdracht aan de centrale administrateur van het EU-transactielogboek om in het EU- transactielogboek de wijzigingen aan te brengen in de

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie

(5) Op basis van de ontwerplijst die met instemming van elke van de betrokken lidstaten door de Commissie is opgesteld en waarop ook de gebieden met prioritaire

“De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle door de autoriteiten van de lidstaten van de opgegeven waarden; zij

(23) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de bestrijding van de drie voornaamste over- draagbare ziekten in het kader van de armoedebestrij- ding, met name in