• No results found

Geluk zit in de kleine dingen van het leven!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geluk zit in de kleine dingen van het leven!"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geluk zit in

de kleine

dingen van

het leven!

Naam: Nikki van der Linden

Docent: Mevr. W. Hilverda

Datum: 13 april 2012

(2)

Inhoudsopgave

2

Samenvatting

3

Voorwoord

4

Inleiding

5

Hoofdstuk 1: Wat is gelukkig zijn volgens het christelijk geloof?

9

Hoofdstuk 2: Hoe wordt in de maatschappij gedacht over geluk?

10

Wordt geluk bepaald door financiële rijkdom?

Hoofdstuk 3: Hoe zorg je voor een effectieve communicatie met jonge

12

kinderen?

Hoofdstuk 4: In gesprek met een verhaal.

13

Inzichten en conclusies

14

Levensbeschouwelijke activiteiten in de praktijk

16

Reflectie

22

Literatuurlijst

24

(3)

Samenvatting

In dit onderzoek is een antwoord gezocht op de volgende vraag: Wat is geluk volgens het christendom en de maatschappij en hoe kan ik daar met kinderen over in gesprek gaan?

Volgens het christendom kan de mens alleen geluk ervaren wanneer hij in harmonie leeft met zijn medemens. Het genieten van rijkdom op aarde mag met mate en wanneer het wordt gedeeld met anderen.

Naast religie worden in de maatschappij veel andere geluksmakers genoemd; van sociale contacten tot een goed opleidingsniveau. De landen waar burgers eigen keuzes mogen maken zijn gelukkiger dan landen zonder eigen vrijheid. Ondanks het feit dat je in een 'gelukkig' land woont, is geluk geen kwestie van constante pieken. Gelukkig zijn zou je kunnen omschrijven als een langdurige periode tevreden zijn met jezelf en je leven. Geld is in deze maatschappij een gemakkelijk hulpmiddel en voor degene die arm is maakt geld gelukkig. Echter geld alléén maakt niet gelukkig, het zal in combinatie moeten met andere geluksmakers.

Ten aanzien van de communicatie met een groep kinderen over een levensbeschouwelijk onderwerp zijn er een aantal voorwaarden; respecteer het pratende kind, toon interesse, stel vragen, geef positieve feedback en geef non-verbale reacties.

Ook de kinderen zijn erachter gekomen dat je vaak pas echt gelukkig bent, wanneer er meerdere mensen zijn om in vrede mee samen te spelen/werken/leven. Mede door het verhaal van de 'Barmhartige Samaritaan' uit de Bijbel. Wanneer je zorgt voor anderen zul je niet alleen zelf gelukkig zijn, maar ook de ander gelukkig maken.

Kinderen noemen ook veel verschillende geluksmakers, ze zijn alleen van een

kleinschaleriger niveau. Zoals de titel al zegt: 'Geluk zit in de kleine dingen van het leven." Dat geld en materiële rijkdom niet altijd gelukkig werd voor de kinderen heel concreet na het verhaal over prinsesje Petronella uit de methode 'Schatkist'. Het prinsesje had alles in veelvoud, maar wat ze echt graag wilde hebben was een vriendje om mee te spelen. In mijn reflecties is te lezen hoe ik sommige zaken bij een volgend thema anders zou aanpakken, dat zijn leermomenten. Toch heeft dit onderzoek mij een hoop nieuwe inzichten gegeven en mooie handvatten om mee te nemen in de dagelijkse praktijk. Op het gebied van vakinhoud en didactiek is me opgevallen dat het voor jonge kinderen gemakkelijk is te refereren aan een verhaal/context en gebruik te maken van visueel en concreet materiaal. Het vertellen in korte zinnen en simpele woorden, maakt dat het voor de kinderen te behappen is. Op organisatorisch gebied is aan te raden verschillende werkvormen te hanteren, dit stimuleert de flexibiliteit en interesse van de kinderen. Ten tweede geeft het kinderen de mogelijkheid om hun talentvolle kant te laten zien. Ten aanzien van de

interpersoonlijke en pedagogische competentie ben ik me bewust geworden van het belang van vertrouwen, iedere dag het beste eruit halen en tijd maken voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen.

Specifiek op het gebied van godsdienst en levensbeschouwing ben ik gegroeid in het verwerken van een godsdienstig verhaal in mijn onderwijsaanbod, ik stimuleer kinderen in gesprek te gaan met een verhaal, ik bevorder de ontwikkeling van een levensbeschouwelijke visie en geef hen waarden en normen mee.

(4)

Voorwoord

Dit onderzoek is voortgekomen uit een afstudeeropdracht van Avans Hogeschool. Het doel van dit onderzoek was om me zowel vanuit de theorie als vanuit de praktijk in een

levenbeschouwelijk onderwerp ter verdiepen, om uiteindelijk competenter te worden op het gebied van levensbeschouwing en godsdienst. Daarnaast is ook gewerkt aan de

pedagogische, vakinhoudelijk & didactische en organisatorische competentie. In dit

onderzoek wordt een antwoord gezocht op de vraag: Wat is geluk volgens het christendom en de maatschappij en hoe kan ik daar met kinderen over in gesprek gaan?

(5)

Inleiding

Wie ben ik als leraar?

Ik ben een enthousiaste leerkracht, die persoonlijke aandacht heeft voor het individu en probeert het beste uit een kind te halen. Dit doe ik door kritisch naar methodes te kijken en zelf lessen te veranderen/ontwerpen die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Ik probeer het in een betekenisvolle context te zetten, dit is overigens niet altijd mogelijk, sommige zaken moeten kinderen nu eenmaal leren.

Voor mij is het belangrijk dat niet alleen taal en rekenen aan bod komen, maar ook de creatieve vakken (beeldend, drama, dans, muziek), wereldoriënterende vakken

(aardrijkskunde, geschiedenis, verkeer, levensbeschouwing/godsdienst) en als laatste vakken die aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Zo kunnen kinderen zich van een andere kant laten zien en mogelijke talenten ontdekken.

Als leerkracht vind ik het van belang dat het pedagogisch klimaat in de klas op orde is, zo niet dan kan er niet goed geleerd worden. Ingrediënten hiervoor zijn humor, een luisterend oor en wederzijds respect. Duidelijke afspraken liggen hieraan ten grondslag. Zo creeër ik bij de kinderen het bewustzijn en de verantwoordelijkheid die ze kunnen dragen.

Tenslotte is het van belang dat ouders en leerkrachten nauw met elkaar samenwerken. Zodra deze samenwerking niet goed verloopt, zal de ontwikkeling van het kind niet optimaal zijn. Een goede communicatie is hierbij dus van belang.

Ik laat mij inspireren door meerdere personen in mijn omgeving. Eén van die personen zijn mijn ouders en dan met name mijn moeder. Met mijn broertje heeft op de basisschool al verschillende 'problemen' gehad. Mijn moeder deelt haar mening en hierdoor kan ik me steeds beter verplaatsen in ouders. Daarnaast laat ik me ook inspireren door mijn

klasgenoten en collega's in de stageschool. Dat kan op veel verschillende gebieden; een vernieuwende aanpak, een creatieve oplossing etc.

Waar sta ik op het gebied van godsdienst/ levensbeschouwing?

Mijn moeder heeft ons laten dopen en Communie laten doen. Toch zijn wij niet streng gelovig opgevoed, mede door mijn niet gelovige vader. Persoonlijk geloof ik dat er iets tussen hemel en aarde bestaat en dat “iets” durf ik een God te noemen. Wel ben ik van mening dat je niet naar de kerk hoeft om te geloven. Geloven doe je zelf. Overigens geloof ik niet in verschillende goden. Ik denk dat zowel de christenen, als de moslims, de boeddhisten etc. uiteindelijk in een 'persoon' willen geloven waar ze steun uit kunnen putten. Het zal mij niets verbazen als die 'persoon', zowel God, Allah en Boeddha in één is. Iedere godsdienst geeft er alleen een andere naam aan. Ik zie het geloof in de hedendaagse tijd en hecht daar mijn eigen waarde aan.

Wat zijn mijn leervragen?

Hoewel ik op de middelbare school zes jaar lang het vak 'Levensbeschouwing' heb gehad, is mij nooit gevraagd na te denken over wat ik wil leren vanuit die literatuur. Wat wil ik eigenlijk leren? Waarom wil ik dat graag weten? Wat verwacht ik ermee te kunnen doen tijdens het geven van mijn onderwijs?

Verhalen voorlezen is een mooie manier om kinderen te laten nadenken over een bepaald onderwerp. Vandaar dat ik voor de volgende leervraag heb gekozen:

- Hoe kan ik een godsdienstig verhaal verwerken in mijn onderwijs om competenter te worden op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?

(6)

Ik heb een grote interesse in het praten/filosoferen met kinderen. Ik vind het fantastisch wanneer een jong kind met een verklaring komt over een onderwerp waar volwassenen misschien al jaren over na denken. Met name de gedachte die zich achter die verklaring heeft afgespeeld. Hier zou ik meer mee willen doen:

- Hoe kan ik met kinderen praten/filosoferen over levensbeschouwelijke onderwerpen om mijn pedagogische en didactische kennis te vergroten?

Tenslotte zou ik meer aandacht willen besteden aan het geven van levensbeschouwelijke activiteiten. Hier doe ik in mijn huidige onderwijs nog niet veel mee, naast de methode 'Trefwoord':

- Hoe kan ik een levensbeschouwelijk onderwerp uitdiepen in een aantal activiteiten om vakinhoudelijk en organisatorisch competenter te worden?

(7)

Mijn ervaring:

Bijna een jaar geleden ben ik met PABO-studenten uit Nederland twee weken naar Ethiopië geweest om daar het onderwijs te bekijken. Op de middelbare school heb ik mij jarenlang ingezet via de organisatie Zip Your Lip voor kinderen in Afrika. Sinds die tijd werd het verlangen om zelf een keer naar Afrika te gaan steeds groter.

Ik vind het nog steeds lastig om mijn herinnering aan de reis naar Ethiopië te beschrijven. Het is een mengeling van verschillende emoties en gedachten:

Wat is het hier mooi!

Wat verschilt het leven in Afrika veel van het leven in de Westerse wereld.

Het is een cliché, maar wat zijn kinderen hier nog van nature gelukkig met bijna niets (de eerste levensbehoeften).

Leerkrachten hebben hier status.

Iedereen hoort erbij!

Het lijkt wel of je terug in de tijd gaat; oude vrachtwagentjes, niet altijd

stroom en al snel koud water uit de kraan. Maar wat zeuren we, voor een

gemiddelde Ethiopiër zijn deze zaken al een luxe.

Wat is het warm!

Hoewel geld ook hier een rol speelt, is het lang niet zo belangrijk als in onze materialistische maatschappij.

Kinderen kunnen kind zijn, wanneer het werk op het land gedaan is.

In Nederland kennen wij zoveel verschillende mensen, hier zijn blanken nog een attractie.

Dit zal ik nooit meer vergeten!

Het materialisme neemt toch langzaam zijn intrek door af en toe

verbinding te hebben met het internet en een aantal Ethiopische

studenten hebben een oud mobieltje.

Studenten van de Ethiopische PABO, de TTC, bereiden hun lessen

voor met een soortgelijk lesbereidingsformulier. Ik ben onder

de indruk.

Geloof in je dromen en maak ze waar!

Zowel leerkracht als leerling wil graag leren.

Geen hectiek, de mensen hier kennen rust.

Ik leef!

(8)

Terug uit Ethiopië werd ik weer in het drukke en haastige leven van Nederland

meegenomen; school, werk, stage en verplichtingen. Er lijkt geen ontkomen aan. Toch heb ik gezien hoe het wel kan, daar zouden wij in Nederland en de westerse wereld nog wat van kunnen leren. Ik heb best even in een dipje gezeten en geregeld denk ik nog; Waarom doen we allemaal zo moeilijk?! Verbeteren en vernieuwen is goed. Maar ga je doel niet voorbij met onnodig veel administratie, regels en eisen! Natuurlijk zijn er ook veel bijzondere en positieve momenten geweest, momenten van waardering, momenten van verschillen in

geluksbeleving. Dit laatste zie ik als een interessant onderwerp voor mijn onderzoek.

Onderzoeksvraag:

Wat is geluk volgens het christendom en de maatschappij en hoe kan ik daar met kinderen over in gesprek gaan?

Geluk is een breed begrip en kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken: - Godsdienstig/levensbeschouwelijk: Wat is gelukkig zijn volgens het christelijk geloof? - Maatschappelijk: Hoe wordt in de maatschappij gedacht over geluk? Wordt geluk bepaald door financiële rijkdom?

- Vakinhoudelijk & didactisch: Hoe zorg je voor een effectieve communicatie met jonge kinderen?

De reden dat ik heb gekozen voor de levensbeschouwelijk invalshoek is, omdat ik

nieuwsgierig ben hoe het christendom tegen dit onderwerp aankijkt. Vanuit de maatschappij zou ik graag willen weten waar men allemaal gelukkig van wordt en of er theorieën zijn over hoe je gelukkig worden zou kunnen stimuleren. De laatste deelvraag heb ik gekozen

vanwege mijn interesse over de gedachtegangen van kinderen en hoe ik daarover met hen in gesprek kan.

(9)

Hoofdstuk 1:

Wat is gelukkig zijn volgens het christelijk geloof?

Volgens Rietkerk (2001) is geluk in het Oude Testament de volheid van het leven; het genieten van een vrouw, kinderen, bezit, eer, wijsheid, vroomheid, een lang leven etc. De Schepper (2006) vult aan dat sommige christenen kiezen om in soberheid te leven, maar hierdoor niet minder gelukkig zijn. Het is immers niet slecht om rijkdom te hebben, zo lang je maar in dankbaarheid van God ervan geniet; deel met anderen en bind je niet aan het bezit. Wat de Schepper hier duidelijk maakt is precies wat ik en velen anderen hebben gezien in Ethiopië. Ze verbinden zich niet aan bezit en leven in onze ogen in soberheid, maar zij zijn hierdoor niet minder gelukkig dan wij. Volgens Comte-Sponville (2009) wordt in het Nieuwe Testament de nadruk gelegd op de liefde. Een liefde die accepteert en niet oordeelt. Een liefde zoals God de mensen lief zou hebben. Zo zou de mens alleen het geluk kunnen vinden wanneer je in harmonie leeft met je medemens (www.theosofie.net). Het is voor mij gemakkelijk om aan te nemen, dat wanneer er weinig problemen zijn in de omgang met de medemens je als mens meer geluk ervaart. Stel je voor dat je iedere dag een met een aantal

personen onenigheid hebt, daar wordt je alles behalve gelukkig van. Misschien zelfs wel bang of schuw voor de mensheid. Rietkerk (2001) vult aan dat de kern van de christelijke geluksbeleving is het symbolisch ontvangen van de glimlach van God, het goede in het leven. Vandaar dat sommige christenen bidden voor het eten, zij zien daarin een stukje van Gods liefde. Tevens zou geluk niet gezien moeten worden als doel van het leven, God zal je het geluk schenken wanneer je zijn scheppingen op de goede manier gebruikt. Hoewel ik deze visie op het aardse leven begrijp, vraag ik me af hoe het zit met het Hemelse Koninkrijk. Is dit ook niet een stukje van Gods geluk? De Klijn (2011) beaamt dat de hemel een deel is van de christelijke

geluksbeleving. Wanneer je bij Jezus kan horen en uiteindelijk naar de hemel mag, zul je ultiem geluk ervaren.

Wetenschapper Ruut Veenhoven (1994) kijkt vanuit zijn theorie anders tegen religies aan. Hoewel religie troost kan bieden, blijft het volgens hem een 'doekje voor het bloeden'. Geluk zou meer met andere zaken uit de maatschappij te maken hebben, dit brengt me op de volgende vraag.

(10)

Hoofdstuk 2:

Hoe wordt in de maatschappij gedacht over geluk?

Wat is voor onze maatschappij een kenmerk van geluk? Wanneer ik naar voorbeelden zoek, blijken deze heel uiteenlopend te zijn. Voor de een is geluk het kopen van nieuwe schoenen of het hebben van geld, voor de ander een witte kerst of het luisteren naar de vogels in de tuin en voor een derde persoon betekent geluk het hebben van zo min mogelijk pech en het samen oud worden met je partner (www.tboek.nl).

Ik begin me af te vragen hoe gelukkig wij Nederlanders zijn. In vergelijking met andere landen kennen wij, ondanks de crisis, ook welvaart. Maar zijn we ons daarvan bewust? Volgens Veenhoven (1999) zijn we in Nederland gelukkig, omdat onze maatschappij het minimale nodige biedt; eten, drinken, veiligheid, overzichtelijkheid, rechtszekerheid, vrijheid. Daarnaast hebben wij een 'verlengde jeugd'. Dat wil zeggen dat kinderen de volwassenheid niet betreden op hun 18e levensjaar, maar rond hun 25e wanneer ze zijn uitgestudeerd. Denemerken zou volgens deze site1 het gelukkigste land van Europa zijn. Wat zou hen zou

gelukkig maken? Dat is o.a. een gelijke inkomensverdeling, keuzevrijheid en een goed opleidingsniveau. Hier uit kun je opmaken dat je met de besturing van een land met deze aspecten rekening zou moeten houden, wil je gelukkige burgers hebben. Het is dan ook niet moeilijk te begrijpen als Veenhoven (1999; 1994) vertelt dat Japan, Rusland en Afrika veel ongelukkiger zijn. In die landen wordt er voor je gekozen, je hebt minder eigen vrijheid en je eigen smaak zal dus minder ontwikkelen dan in het westen.

Ondanks onze maatschappij ervaar ik toch niet dagelijks een overweldigend geluksgevoel. Veenhoven (1994) beaamt dat geluk geen kwestie van constante pieken is. De mens beleeft ook kicks aan onveiligheid, we hebben dus ook behoefte aan onvoorspelbaarheid. Gelukkig zijn ben je dus niet onder iedere omstandigheid. Wat is een betere definitie?Gelukkig zijn zou je kunnen omschrijven als een langdurige periode tevreden zijn met jezelf en je leven. Daarin zou je weinig moeten piekeren en veel energie moeten hebben om te werken en leuke dingen te doen. De belangrijkste geluksfactor zijn sociale contacten. De grootste ongeluksbrengers zijn gezondheidsproblemen bij zichzelf en anderen, de dood van naasten en slecht weer (www.motivaction.nl).

Hoewel ik al meerdere verklaringen ben tegengekomen, vraag ik me af hoe de maatschappij denkt over geluk in combinatie met de financiën. Dit brengt me op de volgende vraag.

Wordt geluk bepaald door financiële rijkdom?

Volgens Rietkerk (2001) is de hele consumptie- en productiemaatschappij gericht op één doel: genieten. Hiermee zou geluk te koop zijn in onze maatschappij. Geld is dus een gemakkelijk hulpmiddel, maar maakt geld gelukkig?

Volgens Veenhoven (1994) maakt geld gelukkig voor wie arm is. In het algemeen zijn rijkere landen gelukkiger dan arme landen, maar geld alleen maakt niet gelukkig. Vanaf een bepaald inkomen blijkt dat geld niet gelukkiger maakt. Uit onderzoek van Graham (2009) blijkt ook dat Nederland één van de gelukkigste landen ter wereld is, veel gelukkiger dan het rijke VS. Factoren die volgens haar van invloed zijn; werkeloosheid, gezondheidszorg en onderwijs. Volgens Tideman (2007) zouden steeds meer mensen zich afvragen of ze wel echt gelukkig zijn. In Bhutan gaat men uit van het geluk en het menselijk welzijn. Zij hebben het Bruto Nationaal Geluk in plaats van het Bruto Nationaal Product. Een idee dat is ingegeven door het boeddhisme. Er zou dus meer

(11)

aandacht moeten zijn voor het geluk van mensen nu en in de toekomst (www.wetenschap24.nl).

Gelukkig zijn kun je volgens Veenhoven (1999) leren. Je moet aan de slag om te zorgen dat je zelf uit een negatieve spiraal komt. Je kunt gelukkiger worden van meer omgaan met vrienden, tijd nemen voor hobby's en zorgen voor een gezond, fit en uitgerust lichaam. Passiviteit en berusting zouden geluk juist tegenwerken (www.motivaction.nl). Ook dit is eigenlijk heel logisch. Wanneer je in de samenleving passief bent en geen mensen ontmoet zul je eerder een eenzaam bestaan leiden, terwijl juist sociale contacten ons veel geluk zou moeten brengen!

(12)

Hoofdstuk 3:

Hoe zorg je voor een effectieve communicatie met jonge kinderen?

Ik zou graag meer willen doen op het gebied van praten en filosoferen met kinderen.

Wanneer ik nu met kinderen praat doe ik dat op gevoel, hun niveau en evt. opgedane kennis van de afgelopen jaren. Toch was ik zeer benieuwd naar de handreikingen vanuit de

literatuur. Waar moet op gelet worden in de communicatie met jonge kinderen? De onderstaande aandachtspunten komen eigenlijk in al mijn gebruikte bronnen2 terug:

Non-verbale communicatie:

- Kijk het kind aan als het praat. - Praat niet door het kind heen.

- Geef non-verbale reacties d.m.v. lichaamstaal.

Toon interesse:

- Gebruik korte woorden als: tjee, goh, hm, oh? - Kort herhalen/samenvatten van het vertelde.

Stellen van vragen:

- Wat bedoel je precies?

- Kun je daar meer over vertellen? - Wat gebeurd er hierna?

Positieve feedback geven:

- Wat leuk dat je me dat vertelt. - Dat vind ik knap van jou!

- Heb je dat zelf bedacht? Wat leuk!

Hoewel ik denk veelal van bovenstaande zaken intuïtief al te doen, is het niet verkeerd ze op een rijtje te zien. Daarnaast heeft Sleeboom (2010) nog een aantal tips voor lastige

gesprekken: probeer heftige emoties niet te bagatelliseren. Wel kun je een moeilijk onderwerp/gesprek verlichten door oprechte humor en het ter beschikking hebben van materiaal. Wanneer met het materiaal wordt gewerkt, hoeven de gesprekpartners elkaar niet continu aan te kijken.Tevens werkt goede raad het beste wanneer je het presenteert als 'een idee' en niet als een advies. Van As (2010) voegt toe dat je met kinderen kunt werken via een overlegmodel3 bestaande uit vier stappen. Zo is het overzichtelijk voor beide

gesprekspartners.

Op welke manier je tegen een individu of groep praat is natuurlijk mede afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Vandaar dat ik me ook heb verdiept in de ontwikkeling van jonge kinderen t/m zes jaar.4

2As van, 2010; Sleeboom, 2010; Hertog de, 2007; Delfos, 2005; Delfos 2004-2000; Bodegraven van, 2002;

Jennings, 1982.

3De uitleg van het overlegmodel is te vinden in bijlage 1.

(13)

Hoofdstuk 4:

In gesprek met een verhaal.

Na het beschrijven van mijn onderwerp vanuit de literatuur, kies ik een verhaal uit de bijbel: 'De barmhartige Samaritaan'5. Dit verhaal is een parabel van Jezus, die met dit voorbeeld

probeert uit te leggen hoe je het eeuwige leven kunt krijgen door je naasten lief te hebben. De naastenliefde in dit verhaal sprak mij het meest aan; de Samaritaan doet iets voor een onbekend persoon die op dat moment zijn hulp nodig heeft. Uit de theorie blijkt dat liefde voor elkaar een belangrijk aspect is voor het ervaren van geluk. Evenhuis (1990) beaamt dit aspect. De beruchte Samaritaan is uiteindelijk degene die het gebod van liefde tot God en naasten vervult. In de middeleeuwse kunst is de barmhartige Samaritaan soms dan ook een beeld van de Messias. Ik vind het een mooie gelijkenis. De Samaritaan gedraagt zich zoals de Messias en God dat wensen, vandaar de verbeelding.

Ter Linden (2003) maakt een gelijkenis met een gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. Een Drentse boer vind 's ochtends in zijn land een regeringskoerier die 's nachts met de sprong uit een vliegtuig zijn been heeft gebroken. De boer geeft jaren later aan dat hij liever had gehad dat de koerier niet op zijn land had gelegen. Maar toen hij er eenmaal lag, lag hij er voor boer. De gelijkenis die hier wordt gemaakt, vind ik bijzonder. Het geeft me een nieuw inzicht; er ontstaat een keuze. De priester loopt door, de wetsgeleerde loopt door, maar de 'gewone' Samaritaan stopt net zoals de Drentse boer. Je kunt dus hoe klein je ook bent, de keuze maken om anderen te helpen.

Tenslotte sluit het verhaal aan bij mijn ervaring in Ethiopië. Zestig welvarende studenten uit Nederland maken de keuze om twee weken hun eigen leven te verlaten en te stappen in een andere wereld. Om als mensen elkaar beter te leren kennen, om kennis op te doen, om te helpen, om een ander wat geluk te brengen.

(14)

Inzichten en conclusies

Wat is geluk volgens het christendom en de maatschappij en hoe kan ik daar

met kinderen over in gesprek gaan?

Volgens het christendom kan de mens alleen geluk ervaren wanneer hij in harmonie leeft met zijn medemens. Het genieten van rijkdom op aarde mag met mate en wanneer het wordt gedeeld met anderen. (Godsdienstig/levensbeschouwelijk perspectief)

Naast religie worden in de maatschappij veel andere geluksmakers genoemd; van sociale contacten tot een goed opleidingsniveau. De landen waar burgers eigen keuzes mogen maken zijn gelukkiger dan landen zonder eigen vrijheid. Ondanks het feit dat je in een 'gelukkig' land woont, is geluk geen kwestie van constante pieken. Gelukkig zijn

zou je kunnen omschrijven als een langdurige periode tevreden zijn met jezelf en je leven. Geld is in deze maatschappij een gemakkelijk hulpmiddel en voor degene die arm is maakt geld gelukkig. Echter geld alléén maakt niet gelukkig, het zal in combinatie moeten met andere geluksmakers. (Maatschappelijk perspectief)

Wanneer je met kinderen in gesprek gaat, is het belangrijk de gesprekssfeer in de gaten te houden. Als het kind je niet vertrouwt, zal de communicatie niet effectief zijn. Bij jonge kinderen kun je het beste gemakkelijke woorden gebruiken en korte zinnen maken. Het kan helpen om materiaal te gebruiken tijdens een gesprek. Dan hoeven de gesprekspartners elkaar niet continu aan te kijken en is het ijs eerder gebroken. Uiteindelijk probeer je samen tot een conclusie of oplossing te komen. Wanneer het om een lastig onderwerp gaat, is het verstandig ouders in te lichten. (Vakinhoudelijk & didactisch perspectief)

Wat betekent dit literatuuronderzoek voor mij?

Vanuit de literatuur wordt steeds benadrukt hoe belangrijk het is om in harmonie met je medemens te leven en je naasten lief te hebben. Alleen zo zouden we écht geluk kunnen ervaren. Voor mijn onderwijs vind ik dit een belangrijke opmerking. Hoewel op sommige scholen de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling een ondergeschoven kindje is, blijkt maar hoeveel aandacht we ook daaraan moeten blijven schenken.

Uit de literatuur blijkt dat er veel verschillende geluksmakers in onze maatschappij zijn. Deze zijn per persoon heel verschillend en hebben zelfs iets te maken met de plaats waar je bent geboren en/of waar je woont. Het Nederlandse volk wordt nu eenmaal van andere zaken gelukkig dan een stam in Afrika. Voor mij betekent dit dat iedereen een eigen keuze heeft. Je mag zijn wie je wilt zijn en kiezen waar jij gelukkig van wordt. Zonder dat ik me teveel van de ideeën van anderen aantrek.

De informatie die ik heb gekregen op gebied van het praten met kinderen hebben mij vooral bevestiging gegeven. Tegelijkertijd is het ook goed om te weten dat wat je al vanuit je gevoel probeert te doen ook effectief is. De tips voor individuele gesprekken zijn eye-openers, zoals het gebruik van materiaal.

Van kleins af aan heb ik geleerd te sparen voor later. Ik kreeg cadeaus op verjaardagen en met Sinterklaas en kocht af en toe iets als ik daarvoor geld had gespaard. Zelf heb ik dit als fijn ervaren. Ik zag mijn bankrekening jaarlijks groeien en bedacht me wat ik daar later allemaal van zou kunnen doen; mijn rijbewijs halen, een reis naar Afrika of misschien voor een toekomstige kinderwagen. Daarnaast gaf het onafhankelijk zijn mij een goed gevoel. Toen ik mijn vriend ontmoette hoorde ik vol verbazing aan dat hij geen spaarrekening had. Hij had een bijbaantje en na een aantal maanden kocht hij iets van het geld waarvoor hij had gewerkt. Ik kon me niet voorstellen dat hij niet eens een klein bedrag achter de hand had. Inmiddels ben ik erachter gekomen, zoals ook uit de literatuur blijkt, dat geld niet alleen gelukkig maakt. Wist ik dit niet eerder? Natuurlijk wel! Ik heb me nooit op die manier

verbonden aan mijn spaargeld, maar ik vind het nog steeds een fijn idee om onafhankelijk te kunnen zijn. Wel ben ik me bewust geworden dat ik ook moet genieten! Hoewel het goed is aan de toekomst te denken en aan alle verplichtingen te moeten voldoen, leef je maar één keer. Het is zonde om dat geluk te laten varen!

(15)

Globale praktijkopzet

Algemene doelstelling:

De leerlingen hebben aan het einde van deze lesactiviteiten gewerkt aan de ontwikkeling van hun levensbeschouwelijke vaardigheden; verbeelden, redeneren, communiceren,

waarnemen en handelen. Dat wil zeggen dat de leerlingen aan het einde van deze

activiteiten kunnen benoemen hoe ze zichzelf en anderen gelukkig maken, ze kunnen het verschil maken tussen basisbehoeften en extra's, ze kunnen een levenbeschouwelijk verhaal op hun eigen leven betrekken, gezamelijk keuzes maken tussen ideeën en deze ook

uitvoeren.

Algemene beginsituatie:

De kinderen zitten op een katholieke basisschool, maar in de kleuterbouw wordt er naast de kerst- en paasviering weinig aandacht besteed aan godsdienst/levensbeschouwing. Er wordt soms voorgelezen uit 'Trefwoord'. Een aantal zaken ten aanzien van omgaan met elkaar, de normen en waarden, worden aangeboden in lessen uit de methode 'Leefstijl'.

Ten aanzien van geluk verwacht ik dat de leerlingen weten dat dit een positief woord is. Misschien kunnen een aantal leerlingen in eigen woorden uitleggen wat ‘geluk’ is. De leerlingen hebben nog niet eerder een specifiek thema over geluk gehad.

1. Introductie: Wat is geluk? Definitie: Iets waar je heel erg blij van wordt. Een individuele tekenactiviteit: Wat maakt mij gelukkig?

2. Kringgesprek: Bespreek de tekeningen. Waar kun je allemaal gelukkig van worden? Vergelijk de tekeningen van de kinderen met de tekeningen uit Afrika. Wat is het verschil?

3. Sorteeractiviteit in groepjes: Verdeel de spullen tussen dingen die je echt nodig hebt en leuke extra's. Klassikaal bespreken als de groepjes klaar zijn met sorteren.

4. Voorleesactiviteit: Vertel het verhaal van de Samaritaan. Waarom zou de gewonde man gelukkig zijn? Waarom zou de Samaritaan gelukkig zijn? Het helpen van anderen maakt jou gelukkig en degene die geholpen wordt gelukkig.

5. Kringgesprek & gesprek in groepjes: Hoe kun je zelf andere mensen gelukkig maken? Bespreek in de kring wat ieder groepje heeft bedacht, de kapitein van de groep vertelt het idee.

(16)

Levensbeschouwelijke activiteiten in de praktijk

Achter iedere lesactiviteit staat vermeld aan welke levensbeschouwelijke vaardigheden in die activiteit worden gewerkt.

Lesactiviteit 1 (Verbeelden en redeneren: benoemen van ervaringen)

Doel van de activiteit: De leerlingen denken vanuit een eigen ervaring na over de betekenis die zij geven aan 'gelukkig zijn' en kunnen dit verbeelden in een individuele tekening.

Beginsituatie: Ik verwacht dat de leerlingen weten dat ‘geluk’ positief is. Misschien kunnen een aantal leerlingen in eigen woorden uitleggen wat ‘geluk’ is. De leerlingen hebben nog niet eerder een specifiek thema over geluk gehad.

Materiaal: A4-papier, kleurpotloden. Werkvorm: In de kring/ individueel.

Introductie: Vraag de kinderen wat geluk is. Concludeer dat geluk iets is waar je heel erg blij van wordt.

Kern: Bespreek in de kring waar je gelukkig van kunt worden. De kinderen maken hierna een individuele tekening over iets waar zij persoonlijk gelukkig van worden.

Slot: Wat vonden de leerlingen van deze activiteit? Reflectie:

Ik zag de kinderen worstelen; ze weten wel wat het betekent om gelukkig te zijn. Het is alleen zo moeilijk te verwoorden. We concluderen dat geluk iets is waar je heel erg blij van wordt. Het doel van de activiteit is behaald, de kinderen zijn er actief mee bezig geweest. Het is me opgevallen dat het vertellen aan de hand van een gemaakte tekening voor jonge kinderen gemakkelijker is dan zonder houvast.

'spiderman' 'mijn vriendinnetje'

(17)

Lesactiviteit 2 (Redeneren: benoemen & argumenteren)

Doel van de activiteit: De leerlingen kunnen verschillen benoemen en beargumenteren tussen tekeningen uit Nederland en een tekening uit Afrika.

Beginsituatie: De kinderen hebben nagedacht over de definitie van geluk. De leerlingen hebben bedacht waar ze zelf gelukkig van worden en dit verbeeld in een tekening. Materiaal: Tekeningen van activiteit 1, een tekening van een Afrikaans kindje. Werkvorm: In de kring.

Introductie: Wat was geluk ookal weer? Laat de leerlingen de definitie nog eens herhalen en een paar voorbeelden noemen.

Kern: Een kindje in Afrika heeft ook een tekening gemaakt over zijn geluk. Laat de leerlingen de tekeningen uit de klas en die vanuit Afrika vergelijken. Zijn er overeenkomsten en

verschillen? Hoe zou dat komen? Hebben de kinderen in Afrika evenveel als wij hier in Nederland?

Slot: Concludeer dat iedereen gelukkig wordt van iets anders. Dit is mede afhankelijk van de plek waar je woont, bijvoorbeeld in Nederland of Afrika.

Reflectie:

De leerlingen zijn trots op de tekeningen die ze hebben gemaakt. Ze kunnen goed vertellen over de zaken die ze hebben getekend. Ze concluderen na het bekijken van een Afrikaanse tekening dat ze van elkaar verschillen. Wanneer ik vraag hoe dat zal komen, is er weinig respons. De vraag is blijkbaar te open. Als ik vraag of kinderen in Afrika evenveel hebben als wij in Nederland vertellen de leerlingen dat ze daar andere huizen hebben en een aantal kinderen hebben eens een doos vol met spulletjes gestuurd voor de arme kinderen. We concluderen dat iedereen gelukkig wordt van iets anders en dat dit mede afhankelijk is van de plek waar je woont, bijvoorbeeld in Nederland of Afrika. Mijn doel is behaald.

(18)

Lesactiviteit 3 (Redeneren: waarderen wat het leven biedt)

Doel van de activiteit: De leerlingen waarderen het leven in Nederland door onderscheid te kunnen maken tussen zaken die je écht nodig hebt om te blijven leven en zaken die leuk zijn om te hebben (extra's).

Beginsituatie: De leerlingen hebben ondervonden dat je van verschillende zaken gelukkig kunt worden. De leerlingen kunnen de verschillen zien tussen het geluk van kinderen in Afrika en van kinderen in Nederland.

Materiaal: Twee kleuren papier, stift, bijlage 3, Afrikaanse en Nederlandse tekening. Werkvorm: In de kring.

Introductie: Laat de kinderen vertellen wat we allemaal al over geluk hebben geleerd. (Definitie, voorbeelden van geluk, verschil Nederland/ Afrika). Concludeer dat kinderen in Afrika gelukkig worden van kleine dingen die je nodig hebt om te blijven leven: kleren, eten, een huis, de kerk etc.

Kern: Deel de plaatjes die je hebt uit aan een aantal kinderen. De kinderen mogen

tegelijkertijd hun plaatje neerleggen bij de basisbehoeften of bij de extra's. Bespreek als alle plaatjes zijn neergelegd of het klopt. Waarom wel/niet? Plak vervolgens de plaatjes op het goede vel.

Slot: Concludeer dat we in Nederland veel zaken hebben die nodig zijn om te leven, in Afrika is dat niet altijd het geval.

Reflectie:

Wat bij toeval goed aansluit bij deze activiteiten is het verhaal over het Prinsesje Petronella (Schatkist). Dit verhaal staat deze weken centraal. Het prinsesje heeft veel speelgoed, maar ze heeft één vriendje. Uiteindelijk blijkt dat ze veel gelukkiger wordt van dat ene vriendje in plaats van al dat speelgoed.

Het doel van deze activiteit is niet voor alle leerlingen behaald. Ik merk dat de lesstof van deze activiteit nog lastig is voor de leeftijdsgroep, alleen de sterke leerlingen begrepen het goed.

(19)

Lesactiviteit 4 (Communicatie: perspectiefwisseling)

Doel van de activiteit: De kinderen kunnen zich inleven in anderen (in dit geval personages) en benoemen waarom zij gelukkig zullen zijn.

Beginsituatie: De kinderen hebben ‘geluk’ al van verschillende kanten bekeken; definitie, eigen invulling van geluk, verschillen tussen Nederland en Afrika, verschil basisbehoeften en extra’s.

Materiaal: Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan uit 'Mijn eerste bijbel' van N. van der Zwan. De bewerkte versie voor kleuters staat in bijlage 4.

Werkvorm: Voorlezen.

Introductie: Korte herhaling van de lesstof van activiteit 3.

Kern: Vertel dat je de kinderen na het voorlezen gaat vragen waarom de mensen in het verhaal gelukkig zijn. Lees het verhaal van de Samaritaan voor.

Slot: Waarom zou de gewonde man gelukkig zijn? Waarom zou de Samaritaan gelukkig zijn? Concludeer dat je gelukkig wordt als je iemand kunt helpen, maar ook als je zelf geholpen wordt.

Reflectie:

Tot mijn verbazing weten de leerlingen de vragen te beantwoorden, zoals ik graag had gehoopt. De gewonde man is gelukkig, omdat hij wordt geholpen. De man die helpt (de Samaritaan) is gelukkig, omdat hij iemand heeft kunnen helpen. Mijn doelstelling is behaald. Ik merk dat het refereren naar een verhaal/ een context het voor de leerlingen gemakkelijker maakt om over een onderwerp te praten. Dat geldt zowel voor dit verhaal als voor het verhaal van prinsesje Petronella. Ze hoeven niet zelf de boodschap te verzinnen, maar kunnen de boodschap wel uit het verhaal halen.

Lesactiviteit 5 (Waarnemen: voelen en het leren omgaan met gevoel)

Doel van de activiteit: De leerlingen leren om te gaan met gevoelens en ervaringen door een levensbeschouwelijk verhaal op hun eigen leven betrekken en te bespreken.

Beginsituatie: De kinderen hebben het verhaal van de 'Barmhartige Samaritaan' gehoord en nagedacht waarom de Samaritaan en de gewonde man zich gelukkig voelde.

Materiaal:

-Werkvorm: In de kring.

Introductie: Laat de kinderen even het verhaal van de Samaritaan kort samenvatten. Wie deden er mee in het verhaal? Waarom voelden die personages zich gelukkig? Kern: Start het levensbeschouwelijk gesprek in de kring:

- Wie is er ook wel eens door iemand geholpen? - Wie heeft iemand anders wel eens geholpen? - Wat voor gevoel gaf dat?

- Was je ook gelukkig net als in het verhaal? - Wat betekent dat?

Slot: Het geeft dus een fijn gevoel om iemand te helpen. Wie zouden wij kunnen helpen? Daar gaan we het de volgende keer over hebben.

Reflectie:

Het doel van de activiteit is behaald. De kinderen reageren en vertellen verhalen over de keren dat ze iemand hebben geholpen of zijn geholpen. Over het algemeen komt er naar voren dat dit een blij gevoel geeft en dat de leerlingen het lief vinden wanneer ze door een ander worden geholpen. Voor de kinderen betekent dit dat je vooral door moet gaan met het helpen, want iedereen vind het fijn.

Wat me opviel tijdens deze opdracht is dat kinderen van deze leeftijd hulp goed in klein perspectief kunnen zien; 'Ja, toen opa me heb gehelpt met timmeren' of 'Troosten als iemand huilt'. Persoonlijk zie ik die kleine dingen als volwassene niet echt als hulp, maar iets dat je vanzelfsprekend doet. Wat fijn dat er dan kleuters zijn die je weer met beide benen op de

(20)

Lesactiviteit 6 (Communicatie en handelen: kunnen kiezen)

Doel van de activiteit: De leerlingen ontwikkelen hun communicatie met anderen door samen te kunnen kiezen tussen verschillende ideeën.

Beginsituatie: De leerlingen hebben het verhaal verder uitgediept en betrokken op hun eigen wereld. Ze hebben bedacht dat je niet alleen gelukkig kunt worden van spullen, maar ook van iemand helpen of zelf geholpen worden n.a.v. het verhaal van de Samaritaan.

Materiaal:

-Werkvorm: Overleggen in kleine groepjes/ in de kring.

Introductie: De vorige keer hebben we bedacht dat we elkaar moeten helpen. Wie zouden we willen helpen?

Kern: De leerlingen bespreken in groepjes van vier wat we met de klas kunnen doen om die ene persoon te helpen. Per groepje is één iemand de kapitein die zorgt dat iedereen aan het woord komt en later kan vertellen wat er is besproken. Na een paar minuten draait iedereen weer zijn stoel terug in de kring en bespreek je met de kapiteins wat er in het groepje is bedacht.

Slot: Kies van alle groepjes gezamelijk één idee/persoon die wij als klas gaan helpen. Reflectie:

De leerlingen in deze groep hebben nog niet eerder in groepjes met een kapitein gesproken. Bij de klassikale bespreking merk je dat de kapiteins het niet allemaal hebben begrepen. Ze moeten simpelweg nog wennen aan deze werkwijze. Voor de leerlingen in deze groep is het goed om te leren samenwerken en overleggen in groepjes. Dit gebeurd tot nu toe nog te weinig. Helaas, zijn de kinderen in de groepjes niet gekomen tot het kiezen van één persoon. Ze hebben het met elkaar besproken, maar vastgehouden aan hun eigen idee. Vandaar dat de kinderen ieder voor zich een bepaalde actie met een bepaalde persoon hebben bedacht. Zoals het helpen van klasgenoten, de juf, ouders, opa's en oma's, vriendjes etc.

Het doel is daarmee niet geheel bereikt. Ze hebben wel individueel gekozen om een

bepaalde persoon te helpen, maar niet in samenwerking met anderen. Achteraf gezien denk ik dat deze werkvorm niet van toepassing was op het doel. De werkvorm had beter eerst een aantal keer met gemakkelijke en concrete lesstof aan orde kunnen komen.

(21)

Lesactiviteit 7 (Handelen: durven uitvoeren)

Doel van de activiteit: De leerlingen durven een activiteit ter afsluiting van dit levensbeschouwelijk thema uit te voeren als een groep.

Beginsituatie: De leerlingen hebben ‘geluk’ van veel verschillende kanten bekeken (zie vorige activiteiten).

Materiaal: Nader te bepalen. Werkvorm: -

Introductie: Herhaal waarom je deze actie gaat uitvoeren voor deze persoon. Kern: Voer de actie uit.

Slot: Evalueer met de leerlingen hoe de actie is verlopen. Is het doel bereikt; voelt de klas en de geholpen persoon zich gelukkig?

Reflectie:

Hoewel het mij een leuk leek om gezamelijk een actieve afsluiting te hebben, kan dit op basis van activiteit 6 helaas niet doorgaan. De kinderen zijn in die activiteit niet gekomen tot één gezamelijke actie. Vandaar dat de kinderen ieder voor zich een bepaalde actie met een bepaald persoon hebben bedacht.

(22)

Reflectie

Wat heb je ontdekt over je onderzoeksvraag in theorie en praktijk?

'Wat is geluk volgens het christendom en de maatschappij en hoe kan ik daar met kinderen over in gesprek gaan?'

Wat mij opviel na de activiteiten zijn de grote overeenkomsten tussen theorie en praktijk; - Kinderen noemen ook veel verschillende geluksmakers, net zoals de maatschappij. Ze zijn alleen van een kleinschaleriger niveau. Zoals de titel al zegt: 'Geluk zit in de kleine dingen van het leven."

- Ook de kinderen zijn erachter gekomen dat je vaak pas echt gelukkig bent, wanneer er meerdere mensen zijn om in vrede mee samen te spelen/werken/leven. Mede door het verhaal van de 'Barmhartige Samaritaan' uit de Bijbel. Wanneer je zorgt voor anderen zul je niet alleen zelf gelukkig zijn, maar ook de ander gelukkig maken.

- Daarmee is meteen gezegd dat geld alleen dus niet gelukkig maakt, dit werd voor de kinderen heel concreet na het verhaal over prinsesje Petronella uit de methode 'Schatkist'. - Ten aanzien van de communicatie met een groep kinderen over een levensbeschouwelijk onderwerp zijn er een aantal voorwaarden; respecteer het pratende kind, toon interesse, stel vragen, geef positieve feedback en geef non-verbale reacties.

Hoe is de situatie ten aanzien van de algemene beginsituatie en de algemene doelstelling?

Het verschil met de algemene beginsituatie is dat de kinderen nu twee weken aandacht besteed hebben aan verschillende levensbeschouwelijke activiteiten. In april is nog een extra projectweek voor de gehele school ingezet n.a.v. het honderd jarig bestaan van de Basiliek in Oudenbosch. Geheel toevallig hebben we het toen een week lang gehad over 'Zieken verzorgen'. Een thema dat evenals geluk mooi aansluit bij het verhaal over de Barmhartige Samaritaan. Inmiddels weten de kinderen niet alleen dat geluk een positief woord is, maar kunnen het ook uitleggen en weten dat de invulling voor iedereen anders is.

Ten aanzien van de doelstelling hebben we een deel wel behaald en een deel nog niet behaald. De leerlingen kunnen benoemen hoe ze zichzelf en anderen gelukkig maken, ze kunnen zich inleven in anderen en een levenbeschouwelijk verhaal op hun eigen leven betrekken. De leerlingen zullen vooral het gezamelijk maken van keuzes en uitvoeren daarvan nog moeten ontwikkelen.

Wat zou ik anders doen t.a.v. de activiteiten?

In de reflectie per activiteit heb ik de sterke en zwakkere punten aangegeven. Toch zijn er nog twee zaken die ik tijdens een volgend levensbeschouwelijk thema anders zou

aanpakken:

- De afsluiting van dit thema is helaas niet geheel verlopen zoals ik had bedacht. Tijdens een volgend thema lijkt het me een uitdaging om af te sluiten met een tentoonstelling voor ouders en eventueel collega's en andere klassen. Hierin zou het proces zichtbaar kunnen worden door middel van bijvoorbeeld een aantal producten. Deze vorm zou niet alleen meer betrokkenheid bij ouders stimuleren, maar ook een creatievere inbreng van de kinderen. Ik heb gemerkt dat de kinderen een enorme houvast hadden aan het vertellen van hun geluksprikkel, na het maken van hun eigen tekening. Daarnaast waren de resultaten uiteenlopend, wat het erg verrassend maakt.

- Als er andere mogelijkheden waren geweest, had ik een andere tijd van het jaar genomen i.p.v. de periode van november en december. Het was ongunstig dat er een vakantie zat tussen de eerste en laatste activiteiten van het thema. Dit was momenteel niet mogelijk door het wisselen van groep en daarmee leeftijdscategorie.

- Boekentips (voor een volgend thema over geluk):

Wat is geluk?, Minke Tromp, voor 7 t/m 12 jaar.

(23)

Wat heeft dit onderzoek je geleerd over jezelf in de rol van leraar?

Het heeft me laten zien dat een klas een minimaatschappij is. Hoewel ze misschien nog niet zo uitgesproken zijn als volwassenen, hebben ze allemaal andere gedachten. Toch moeten de kinderen het met elkaar zien te redden in het klaslokaal, net zoals wij in de 'buitenwereld'. Door de situatie in de klas zo te beschouwen, is het begrijpelijk dat kinderen soms ook wat willen zeggen over hun eigen leefomgeving. Volwassenen hebben ook een idee over hun ideale maatschappij. Het heeft me geleerd om kinderen écht aan het woord te laten, om hen te zien als gesprekspartners. Daarbij heb ik als leraar een begeleidende en soms een sturende taak. Te veel vrijheid in het denkproces is voor jonge kinderen nog niet te behappen, zie activiteit zes.

Ik ben in staat om een godsdienstig verhaal te verwerken in een thema/ in mijn

onderwijsaanbod. Als leerkracht kan ik kinderen stimuleren na te denken over een verhaal en het op hun eigen ervaringen te betrekken. Hiermee wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van een levensbeschouwelijke visie van de kinderen. In die visie komen ideeën naar voren die ontstaan uit normen en waarden vanuit de thuissituatie, vrienden, maar ook vanuit de schoolsituatie. Door een levensbeschouwelijk thema uit te werken ben ik op gebied van vakinhoud, didactiek, pedagogiek en de organisatie competenter geworden. Het heeft me laten nadenken over wat, hoe, waar en wanneer de activiteiten plaats moesten vinden.

Wat betekent dit voor je verdere handelen?

- Voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen wil ik de tijd nemen. Ook hier zijn leermomenten nodig om het gewenste proces en resultaat te behalen, het gaat niet vanzelfsprekend.

- Iedereen mag een eigen keuze hebben en zijn wie ze willen zijn. Dit wil ik in de klas uitdragen en mogelijkheden geven om kinderen van hun talentvolle kant te laten zien. - Je leeft maar één keer dus geniet! Iedere dag het beste voor de kinderen eruit halen. Je weet nooit wat zich in het leven van de kinderen ineens kan wenden. Zo is er drie maanden geleden een leerling uit mijn klas door de kinderbescherming opgehaald zonder enige toelichting. Daarnaast is er ook een meisje tijdens het buitenspelen plotseling ontvoerd en seksueel misbruikt. Dat kun je niet voorzien, maar laat de klas dan een veilige, leuke en leerzame omgeving zijn iedere dag weer.

- Aandacht hebben voor verschillende werkvormen. Zo heb ik in dit onderzoek dat een tekening maken voor jonge kinderen een fijne manier van weergeven is en een houvast tijdens het vertellen over hun idee. Ten tweede heb ik ingezien dat je de tijd moet nemen om een nieuwe werkvorm te automatiseren, het liefst met gemakkelijke onderwerpen. Anders kunnen de kinderen het niet behappen.

- Refereren aan een context/verhaal werkt voor jonge kinderen goed. Daaruit kunnen ze een bepaalde boodschap halen. Zeker bij een levensbeschouwelijk onderwerp gebruik maken van visueel/concreet materiaal, zodat het voor de kinderen te begrijpen is.

- Vertrouwen staat hoog in het vaandel, altijd! Alleen dan kun je kinderen een veilige omgeving bieden en hen vragen hun eigen ideeën te delen.

(24)

Literatuurlijst

Boeken:

As van, N., & Janssens, J. (2010). Praten met kinderen, een boek voor ouders en andere

opvoeders. Apeldoorn: Garant.

Bodegraven van, N., & Kopmels, T. (2002). Kriebels in je hersens. Amsterdam: SWP. Deckers, D. (2006). Pedagoochelen, opvoedstress van vier tot zes. Baarn: Tirion.

Delfos, M.F. (2000-2004). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier

en twaalf jaar. Amsterdam: SWP.

Delfos, M.F. (2005). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en

twaalf jaar. Amsterdam: SWP.

Evenhuis, G. (1990). De bijbel dichterbij iedereen. Boxtel: Katholieke Bijbelstichting. Graham, C. (2009). Happiness around the world. New York: Oxford University Press. Hertog de, H. (2007). How2Talk2Kids, effectief communiceren met kinderen. Aalsmeer: How2Talk2Kids. De Nederlandse bewerking van: Faber, A., & Mazlish, E. (1999). How to

talk so kids will listen & listen so kids will talk. New York: Avon Books.

Jennings, R.L. (1982). Basic considerations in interviewing children. Iowa: Counseling and Assessment Service.

Linden ter, N. (2003). Het verhaal gaat... deel 6. Amsterdam: Uitgeverij Balans.

Nederlands Bijbelgenootschap & Katholieke Bijbelstichting. (2002). Groot Nieuws Bijbel. Heerenveen: Uitgeverij NBG.

Schepper de, J. (2004). Levensbeschouwing ontwikkelen. Hilversum: Kwintessens Uitgevers.

Schepper de, J. (2006). Wat christenen geloven. Tielt: Lannoo.

Tromp, M. (2009). Wat is geluk? Leidschendam: Biblion Uitgeverij en Leuven:

Davidsfonds/Infodok. De Nederlandse vertaling van: Brenifier, O. (2007). Le bonheur, c'est

quoi? Paris: Nathan.

Velthuijs, M. (2000). Klein-Mannetje vindt het geluk. Den Bosch: Malmberg. Zwan van der, N. (2003). Mijn eerste bijbel. Bath: Parragon Books.

Artikelen:

Aarts, D. (2010). Bruto nationaal geluk, www.wetenschap24.nl. Gevonden op 27 september 2011 op

http://www.wetenschap24.nl/programmas/labyrint/nieuws/2010/met-geluk-geboren/bruto-nationaal-geluk-.html.

Boo de, M. (1994). Geld maakt niet gelukkig, NRC-Handelsblad. Gevonden op 27 september 2011 op http://www2.eur.nl/fsw/research/veenhoven/interviews/NRC-Handelsblad_1994.pdf.

(25)

Comte-Sponville, A. (2009). Over wat een mens gelukkig maakt, www.newsstream.nl. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.newsstream.nl/filosofie1.html.

Rietkerk, W. (2001). Geluk bloeit pas op in de herstelde relatie met God, www.groei.org. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.groei.org/prod/dataweb/generate.asp? i=1113&t=y&l=y&s=print_artikel.xsl.

Tideman, S. (2007). Bruto Nationaal Geluk belangrijker dan BNP, www.bridgefund.nl. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.bridgefund.nl/pdf/diep071-p6063.pdf. Veenhoven, R. (1999). Geluk kun je leren, www2.eur.nl. Gevonden op 27 september 2011 op http://www2.eur.nl/fsw/research/veenhoven/interviews/Plus_1999.pdf.

Internet:

Christendom en moraliteit, Theosophical University Press Agency. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.theosofie.net/onlineliteratuur/techr/moraliteit.html. Wat is geluk?, www.tboek.nl. Gevonden op 27 september 2011 op

http://www.tboek.nl/gastenboek/watisgeluk.

Wat maakt ons gelukkig?, www.motivaction.nl. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.motivaction.nl/content/wat-maakt-ons-gelukkig.

Welke Europeanen zijn het gelukkigst?, www.vkbanen.nl. Gevonden op 27 september 2011 op http://www.vkbanen.nl/banen/artikel/Welke-Europeanen-zijn-het-gelukkigst/93077.html.

Citaten:

Klijn de, A. (2011). "Het ultieme geluk in het katholieke geloof is wanneer je bij Jezus kan horen en uiteindelijk naar de hemel mag."

(26)

Bijlagen

Bijlage 1: Het overlegmodel.

De eerste stap is het bespreken van het probleem. Luister naar de ander en geef je eigen mening over het probleem. Probeer daarbij 'actief te luisteren', oftewel geef in eigen woorden een korte samenvatting van de boodschap en de gevoelens van de ander. Bewaak een prettige gesprekssfeer.

De tweede stap is het bedenken van mogelijke oplossingen voor een probleem. Wanneer dit niet lukt of wanneer een vervelende sfeer ontstaat, is het mogelijk een pauze in te lassen of later op het bedenken van oplossingen terug te komen.

De derde stap is het kiezen van een oplossing en het maken van duidelijke afspraken over de uitvoering daarvan. Het kiezen gebeurt door samen de voor- en nadelen van alle oplossingen tegen elkaar af te wegen.

De vierde stap in bestaat uit het beoordelen van de gekozen oplossing: is het probleem naar ieders tevredenheid opgelost? Als dat niet het geval blijkt te zijn, is het van belang na te gaan waarom de oplossing niet gewerkt heeft. Dat inzicht kan van nut zijn bij het kiezen van een andere oplossing en het maken van nieuwe afspraken

.

(27)

Bijlage 2: Kenmerken van jonge kinderen t/m zes jaar.

Vierjarigen: nagelbijten en duimen zijn stressgewoonten. Dus wordt niet boos, maar probeer het kind van de duim/nagels af te leiden. Jonge kleuters hebben de behoefte hun energie kwijt te raken door veel te bewegen.

Vijfjarigen: Ze beginnen alles om zich heen beter te begrijpen, wel denken ze nog steeds magisch. Kleuters zijn soms té eerlijk, met deze opmerkingen kunnen ze jou of anderen pijn doen. Daar hebben ze het sociaal-emotionele inzicht nog niet voor.

Ze worden zich bewust van de kwetsbaarheid; het leven duurt niet eeuwig. Vaak gebeurd dit voor het eerst wanneer een opa/oma of huisdier overlijd.

Zesjarigen: de kinderen willen iets tastbaars om verantwoordelijkheid over te hebben, een groentetuintje is een leuk voorbeeld. Derdegroepers krijgen steeds meer gevoel voor seksualiteit. Het verschil tussen jongens en meisje wordt groter, 'pakkertje' is op het schoolplein een veel gespeeld spelletje.Door de groeispurt kun je van deze kinderen veel klunzigheid verwachten. Sporten biedt een kind op deze leeftijd doorzettingsvermogen, het bereiken van een doel en samenwerken.

Bordspelletjes zijn goed om fantasie, creativiteit en de sociaal-emotionele vaardigheden te stimuleren. Wees consequent in afspraken en regels, want kinderen willen weten wat er van hen verwacht wordt. 6

Gesprekken met kinderen:

Karaktertrekken en de opvoeding bepalen de gang van het gesprek.

Jonge kinderen en peuters hebben vaak een hechte band met bekende volwassenen. Bij kleuters zijn de ouders nog steeds de belangrijksten, maar leeftijdsgenootjes en opa's en oma's gaan een steeds grotere rol spelen. De waaromvraag wordt vaak gesteld en de waarheid van papa en mama is de enige echte voor jonge kinderen. Het besef komt dat volwassenen ook fouten kunnen maken.

Kinderen kiezen volwassenen waar ze goed mee kunnen praten en ze krijgen een identiteit. Jonge kinderen zijn gevoelig voor machtsmisbruik en onrechtvaardigheid. Neem niet een te snelle beslissing zonder te hebben overlegd.

Differentiatiefase (2,5 - 5 jaar): woorden vervoegen, meervouden, verkleinwoorden en neologismen. Neologismen is het verzinnen van onechte woorden. Bijvoorbeeld een loopijsje (ijshoorn) en zitijsje (ijscoupe).

Voltooiingsfase (5 - 10 jaar): Vanaf vijf tot zes jaar klinken zinnen normaal en is het mogelijk een goed gesprek te houden.

Kinderen leren taal door volwassenen te imiteren, maar ook doordat ouders de initiatieven van kinderen opmerken en daar actief op in gaan.

Gebruik bij peuters korte zinnen, pas het spreektempo aan en benadruk belangrijke

woorden. Praten over het hier en nu. Bij kleuters niet te complex woord- en zinsgebruik. Hier is al een beter tijdsbesef. Groep 3 is de taal geen struikelblok meer. Belangrijk is de manier van aanspreken en het gespreksonderwerp.

De preoperationele fase (2 - 7 jaar): De kinderen denken egocentrisch en kunnen zich meestal op één ding of persoon richten. Ze zien steeds meer verbanden: sesamstraat = eten klaar.

(28)

houden (vriendenboekje). Later noemen ze vooral eigenschappen, vaardigheden en eenvoudige emoties. Kinderen vanaf een jaar of elf denken na over zichzelf en hun gevoelens en praten daar met elkaar over --> zelfreflectie.

Peuters en kleuters lijken de wereld met hun gedachten en verlangens te kunnen

beïnvloeden, dit noemen we het magisch denken. Een kind kan aan levenloze voorwerpen menselijke eigenschappen toeschrijven. Je kunt uitleggen dat een tafel bijvoorbeeld niet kan denken, dus dat hij ook geen kwaad wil doen.

Peuters: drang tot imitatie en het opzoeken van grenzen (koppigheidsfase). Vriendjes komen bij het spelen vaker in beeld, het delen van het speelgoed blijft moeilijk. Ze leren met elkaar omgaan en complimenteren, hierdoor wordt het zelfvertrouwen gestimuleerd. Bij vermoeden van faalangst zal er contact tussen de ouders en school moeten plaatsvinden.

Kleuters: er ontstaat een voorkeur voor bepaalde kinderen die samen na school afspreken. Hierdoor doen ze nieuwe ervaringen op in andere gezinnen. (Fantasie)spel is om de wereld te ontdekken en op de eigen manier te verwerken.

In welke fase een kind is kun je door goed vragen en goed luisteren ondervinden.7

(29)
(30)

Bijlage 4: De tekst van 'De Barmhartige Samaritaan'. (Lucas 10: vers 25)

Van wie ben ik de naaste?

Er kwam een wetsgeleerde naar Jezus toe die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: 'Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?' Jezus zei tegen hem: 'Wat staat er in de wet? Wat leest u daar?' Hij antwoordde: 'Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en heel uw ziel, met inzet van al uw krachten en met heel uw verstand, en heb uw naaste lief als uzelf.' Toen zei Jezus: 'Dat is goed geantwoord; doe dat en u zult leven.' Maar de man wilde zichzelf rechtvaardigen en zei: 'En wie is dan mijn naaste?' Daarop zei Jezus: 'Er was eens een man die van Jeruzalem naar Jericho ging en door rovers werd overvallen. Ze beroofden hem en sloegen hem en lieten hem halfdood liggen. Nu kwam daar een priester langs, op weg naar Jericho. Hij zag hem liggen, maar ging met een boog om hem heen. Hetzelfde deed een Leviet, die daarlangs kwam; ook hij ging toen hij de man zag liggen, met een boog voorbij. Een Samaritaan die op reis was, kwam daar ook langs. Maar toen hij hem zag liggen, was hij met hem begaan. Hij ging naar hem toe, verzorgde zijn wonden met olie en wijn en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg waar hij voor hem zorgde. De volgende dag nam hij twee zilverstukken, hij gaf die aan de herbergier en zei: 'Zorg voor hem, en mocht u meer kosten maken, dan zal ik u betalen als ik terugkom!'

En Jezus besloot: 'Wat denkt u? Wie van deze drie is de naaste geweest van de man die in de handen viel van de rovers?' 'Degene die zich het lot van de man aantrok,' antwoordde de wetsgeleerde. En Jezus zei: 'Ga dan en doe als hij.' 8

Jezus was zo geliefd bij het volk, dat de religieuze leiders jaloers op hem werden. Ze wilden hem kwijt en sommigen wilden hem zelfs dood hebben. Anderen probeerden hem in de val te lokken met moeilijke vragen, zoals: 'Wat moet ik doen om het eeuwige leven te hebben?' 'Wat zegt de Wet van God dat je moet doen?' vroeg Jezus op zijn beurt aan een leider. 'Ik moet van God houden met heel mijn hart en kracht en geest,' antwoordde de man. 'En ik moet van mijn buurman houden als van mijzelf. Maar wat betekent dat? Wie is mijn

buurman?' Zoals gewoonlijk vertelde Jezus als antwoord een verhaal. 'Er was eens een man die van Jeruzalem naar Jericho reisde. Onderweg werd hij aangevallen door rovers. Ze sloegen hem en lieten hem voor dood liggen. Even later kwam er een priester langs. Toen hij de man zag, ging hij aan de andere kant lopen.' 'Daarna kwam er een wetsgeleerde langs,' vervolgde Jezus. 'Ook hij deed niets om de man te helpen en liep gewoon door.' 'Later kwam er een Samaritaan langs. Toen hij de man zag, had hij gelijk medelijden. Voorzichtig maakte hij de wonden van de man schoon. Daarna legde hij de man op zijn ezel en ging naar de dichtsbijzijnde herberg.' 'Toen de Samaritaan de volgende dag weer weg moest,' vertelde Jezus verder, 'gaf hij de herbergier wat geld en zei hij: Zorg goed voor deze man. Als ik hier weer kom, zal ik u alle extra kosten betalen.' 'De Samaritaan deed dit allemaal terwijl de gewonde man een Jood was. En hij wist dat de Joden de Samaritanen niet mogen.' Jezus keek naar de leider, die hem de vraag had gesteld en zei: 'Wie heeft zich volgens u al de echte buurman gedragen?' 'De goede Samaritaan,' antwoordde de man. 'Precies,' zei Jezus. 'Probeer op hem te lijken.'9

Op een dag stelde de leider van het volk een vraag aan Jezus: 'Wat moet ik doen om eeuwig te mogen leven en naar de hemel te gaan?' 'Wat zegt God dat je moet doen?' vroeg Jezus aan een leider. 'Ik moet van God houden met heel mijn hart,' antwoordde de man. 'En ik moet van mijn buurman houden als van mijzelf. Maar wat betekent dat? Wie is mijn buurman?' Jezus gaf geen antwoord maar vertelde een verhaal.

8 Nederlands Bijbelgenootschap & Katholieke Bijbelstichting. (2002). Groot Nieuws Bijbel. Heerenveen: Uitgeverij NBG.

(31)

'Er was eens een man die van Jeruzalem naar Jericho reisde. Onderweg werd hij

aangevallen door rovers. Ze sloegen hem en lieten hem gewond liggen. Even later kwam er een priester langs. Toen hij de man zag, ging hij aan de andere kant lopen.' 'Daarna kwam er een professor langs, ook hij deed niets om de man te helpen en liep gewoon door.' 'Later kwam er een Samaritaan langs. Toen hij de man zag, had hij medelijden. Voorzichtig maakte hij de wonden van de man schoon. Daarna legde hij de man op zijn ezel en ging naar de dichtsbijzijnde herberg.' Een herberg is een plek waar je kunt slapen en eten. 'De volgende dag moest de Samaritaan weg, hij gaf de man van de herberg wat geld en zei: Zorg goed voor de gewonde man. Als ik hier weer kom, zal ik u alles betalen.' De Samaritaan deed dit uit liefde voor andere mensen, terwijl hij de gewonde man niet kende. Toen vroeg Jezus: 'Wie heeft zich als een echte buurman gedragen?' 'De goede Samaritaan, die de onbekende man hielp,' antwoordde de leider. 'Precies,' zei Jezus. 'Probeer op de Samaritaan te lijken.'10

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jim- my Jam, die toen nog in de band Cohesion speelde, maar later op keyboards bij Flyte Tyme, herinnerde zich zijn tijd in de begelei- dingsband van het koor van junior

• Vaak komt de ontlasting na de operatie niet makkelijk op gang door de narcose en morfine.. Meestal is het nodig u een klysma te geven en medicatie

Wees voorzichtig, leef op ‘kousenvoeten’ zodat je niet ongewild mensen pijn doet.. Ook met woorden of met een kwade blik kan je mensen

kringloop - smaak - gasvormig - verdampt - sneeuw - formule - alle - zonder - vloeistof - atomen - niet. Water is een transparante,

Ik baseer mijn keuze en uitwerking van politieke principes op de overtuiging dat veel mensen ervoor kiezen om hun leven goed te doen zijn in plaats van verknoeid

In dit onderzoek is het effect is van een kortdurende interventie gebaseerd op Acceptance & Commitment Therapy op het waardegericht leven en welbevinden van de

[r]

28-1-2019 Etienne Vermeersch over leven en dood: “De euthanasiewet is een van de beste dingen die ik in mijn leven heb gedaan” |